Verordening (EEG) nr. 1872/84 van de Raad van 28 juni 1984 inzake communautaire acties voor het milieu
Verordening (EEG) nr. 1872/84 van de Raad van 28 juni 1984 inzake communautaire acties voor het milieu
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 1872/84 VAN DE RAAD
van 28 juni 1984
inzake communautaire acties voor het milieu
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat krachtens artikel 2 van het Verdrag de Gemeenschap onder meer tot taak heeft een harmonische ontwikkeling van de economische activiteiten binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie en een grotere stabiliteit te bevorderen;
Overwegende dat de Raad bij zijn verklaring van 22 november 1973 (4) een actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu heeft vastgesteld, dat is vervolgd en verlengd op 17 mei 1977 (5); dat de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 7 februari 1983 (6) hun goedkeuring hebben gehecht aan de algemene richtlijnen van een actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu (1982-1986);
Overwegende dat het, ter waarborging van een volledige concretisering van de in dit actieprogramma geformuleerde doelstellingen, van belang is dat de Gemeenschap financieel bijdraagt tot de realisering van bepaalde specifieke acties;
Overwegende dat de ontwikkeling van schone technologieën een hulpmiddel bij uitstek vormt om een preventieve beperking van de verontreiniging en een zuiniger gebruik van de natuurlijke hulpbronnen economisch zo rationeel mogelijk te verwezenlijken;
Overwegende dat van de ontwikkeling van deze technologieën een positieve invloed uitgaat op de innovatie en de werkgelegenheid;
Overwegende dat er aanleiding is om bepaalde resultaten van de communautaire programma's voor onderzoek en ontwikkeling in de sectoren van het milieu (7) en de grondstoffen (8) te exploiteren;
Overwegende dat het, naar de ervaring leert, nodig is de ontwikkeling van nieuwe technieken en methoden voor het meten en bewaken van de kwaliteit van het natuurlijke milieu te bevorderen;
Overwegende dat het van belang is dat de Gemeenschap kan bijdragen tot het behoud of herstel van ernstig bedreigde biotopen waar in gevaar verkerende soorten leven, overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de volgelstand (9);
Overwegende dat het van belang is dat de Gemeenschap binnen de grenzen van haar budgettaire mogelijkheden financiële steun verleent voor projecten op het gebied van schone technologieën en methoden voor het meten en bewaken van de kwaliteit van het natuurlijke milieu, alsmede voor acties tot behoud van beschermde natuurgebieden van communautair belang in het kader van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 79/409/EEG;
Overwegende dat het nodig is een Raadgevend Comité in te stellen dat de Commissie zal bijstaan in het kiezen van projecten waarvoor financiële steun kan worden gegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De Gemeenschap kan, overeenkomstig de hierna genoemde voorwaarden, financiële steun verlenen voor:
a) demonstratieprojecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe, schone technologieën, dat wil zeggen technologieën die weinig of geen verontreiniging met zich brengen en waarmee wellicht een zuiniger gebruik van natuurlijke hulpbronnen kan worden gemaakt, op de in bijlage I genoemde specifieke gebieden;
b) demonstratieprojecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe technieken en methodes voor het meten en bewaken van de kwaliteit van het natuurlijke milieu;
c) projecten van stimulerende aard die tot doel hebben bij te dragen tot het behoud of herstel van ernstig bedreigde biotopen waar in gevaar verkerende soorten leven en die van bijzonder belang zijn voor de Gemeenschap, ter toepassing van Richtlijn 79/409/EEG.
Projecten die onder andere communautaire programma's ressorteren, komen niet in aanmerking voor steun.
2. Het voor de uitvoering van de projecten noodzakelijk geachte bedrag wordt op 13 miljoen Ecu geraamd, waarvan 6,5 miljoen Ecu voor projecten als bedoeld in lid 1, sub a) en b), en 6,5 miljoen Ecu voor projecten als bedoeld sub c).
De kredieten worden op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen.
3. De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt ten hoogste 30 % van de kosten van de in lid 1, sub a), bedoelde projecten, ten hoogste 30 % van de kosten van de sub b) bedoelde projecten en ten hoogste 50 % van de kosten van de sub c) bedoelde projecten.
Artikel 2
1. Om voor financiële steun in aanmerking te komen moet ieder project van communautair belang zijn en van belang zijn voor de bescherming van het milieu en/of voor het beheer van de natuurlijke hulpbronnen.
2. De in artikel 1, lid 1, sub a), bedoelde projecten moeten:
- gebruik maken van innoverende technologieën of procédés waarvan de onderzoekfase als afgesloten kan worden beschouwd en die in de Gemeenschap nog niet beproefd of beschikbaar zijn;
- door hun demonstratiekarakter van zodanige aard zijn dat de bouw van andere inrichtingen van dezelfde soort die het milieu merkbaar ontlasten, wordt aangemoedigd;
- bij voorrang betrekking hebben op inrichtingen of procédés die het milieu sterk belasten door hun zeer omvangrijke of zeer gevaarlijke emissies waarbij tegelijkertijd moet worden gestreefd naar een geringer verbruik van de natuurlijke rijkdommen.
3. De in artikel 1, lid 1, sub b), bedoelde projecten moeten in de eerste plaats betrekking hebben op de belangrijkste verontreinigende stoffen in lucht, water en bodem, en bijdragen tot de harmonisering van de meetmethoden en tot de vergelijkbaarheid van meetresultaten binnen de Gemeenschap.
4. Voor de in artikel 1, lid 1, sub c), bedoelde projecten wordt financiële steun verleend afhankelijk van het belang van het gebied op communautair niveau en van de urgentie van de desbetreffende financiële steun.
Artikel 3
1. De verzoeken om financiële steun voor projecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub a) en b), die zijn opgesteld naar aanleiding van een aanbesteding die door de Commissie is voorbereid en in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt, worden aan de Commissie gericht met een kopie voor de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten en bevatten de in bijlage II genoemde inlichtingen.
2. De verzoeken om financiële steun voor projecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub c), worden door de Lid-Staten aan de Commissie gericht en bevatten de in bijlage III genoemde inlichtingen.
Artikel 4
1. Er wordt een Raadgevend Comité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
2. De Commissie raadpleegt het Raadgevend Comité met name over het volgende:
i) de algemene voorwaarden voor het indienen van verzoeken om financiële steun, als bedoeld in artikel 3;
ii) de voorbereiding van de in artikel 3, lid 1, genoemde aanbestedingen;
iii) verdere criteria voor het selecteren van de projecten waarvoor een verzoek om financiële steun wordt ingediend;
iv) de algemene niveaus van de voor de projecten te verlenen financiële steun;
v) de keuze van de projecten waarvoor overeenkomstig artikel 5 financiële steun wordt verleend;
vi) de regeling betreffende eigendom en verspreiding van de resultaten. Artikel 5
1. De Commissie neemt een besluit over het al dan niet verlenen van financiële steun voor projecten na raadpleging van het in artikel 4 bedoelde Raadgevend Comité en op basis van de door dit Comité uitgebrachte adviezen.
2. Het besluit van de Commissie wordt onverwijld medegedeeld aan het Europese Parlement, aan de Raad en aan de Lid-Staten. Het is van toepassing na een termijn van 20 werkdagen, indien geen enkele Lid-Staat de zaak tijdens deze termijn aan de Raad heeft voorgelegd.
3. Indien de zaak aan de Raad wordt voorgelegd, spreekt deze zich binnen 40 werkdagen na voorlegging met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit over het besluit van de Commissie, overeenkomstig artikel 148 van het Verdrag.
Artikel 6
Voor financiële steun overeenkomstig deze verordening komen in aanmerking natuurlijke personen of overeenkomstig de in de Lid-Staten geldende wettelijke bepalingen gevormde rechtspersonen, bij wie de verantwoordelijkheid voor het project berust.
Indien de oprichting van een rechtspersoon die met betrekking tot de uitvoering van een project handelingsbevoegd is, aanvullende lasten met zich brengt voor de deelnemende ondernemingen, kan dit project worden uitgevoerd door gewone samenwerking van natuurlijke of rechtspersonen. In dit geval wordt de aansprakelijkheid voor de uit de communautaire steun voortvloeiende verplichtingen geregeld in het met de Commissie te sluiten contract.
Artikel 7
De Commissie onderhandelt over en sluit de noodzakelijke contracten.
De persoon aan wie financiële steun door de Gemeenschap wordt verleend, dient bij de Commissie, jaarlijks of op verzoek van de Commissie, een verslag in over de uitvoering van de contractuele verplichtingen tegenover de Commissie en in het bijzonder over de stand der werkzaamheden in verband met het project en over de voor de uitvoering daarvan gemaakte kosten.
Artikel 8
De door de Gemeenschap toegekende voordelen mogen de mededingingsvoorwaarden niet wijzigen op een manier die onverenigbaar is met de beginselen die zijn vervat in de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.
Artikel 9
Indien de resultaten van het project commercieel worden geëxploiteerd kan de Gemeenschap terugbetaling van haar financiële bijdrage verlangen op de in het contract vast te stellen voorwaarden.
Artikel 10
De lijst van acties waarvoor communautaire financiële steun is verleend, wordt jaarlijks in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
Artikel 11
De Commissie dient bij het Europese Parlement en bij de Raad jaarlijks een verslag in over de toepassing van deze verordening.
Artikel 12
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing voor een periode van drie jaar.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Luxemburg, 28 juni 1984.
Voor de Raad
De Voorzitter
H. BOUCHARDEAU
(1) PB nr. C 30 van 4. 2. 1983, blz. 8.
(2) PB nr. C 128 van 16. 5. 1983, blz. 88.
(3) PB nr. C 176 van 4. 7. 1983, blz. 1.
(4) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1.
(5) PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1.
(6) PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1.
(7) PB nr. L 101 van 11. 4. 1981, blz. 1.
(8) PB nr. L 174 van 21. 6. 1982, blz. 23.
(9) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 1.
BIJLAGE I
SCHONE TECHNOLOGIEËN - TOEPASSINGSGEBIEDEN
1. Oppervlaktebehandeling
- vermindering van de belasting van lozingen met voor afbijten gebruikte oplosmiddelen (in het bijzonder chloorhoudende);
- lakprocédés waarbij weinig residuen ontstaan en terugwinning van oplosmiddelen bij industrieel lakken;
- galvaniseer- en vercadmiumprocédés waarbij weinig residuen ontstaan, ter vermijding van gemengd metaalhydroxydeslib (speciaal afval);
- vervanging van cadmium bij oppervlaktebehandelingen.
2. Lederindustrie
- vermindering van de belasting van lozingen met chroomzouten en organische residuen (in het bijzonder oliën en vetten), door wijziging van de procédés in de leerlooierijen;
- benutting van de vaste afvalstoffen.
3. Textielindustrie
- vermindering van de belasting van lozingen met moeilijk afbreekbare chemicaliën die bij de textielveredeling worden gebruikt (ontpappen, bleken, kleuren, voorbereiden voor het bedrukken, appreteren); gebruik van niet-vervuilende hulpstoffen.
4. Cellulose- en papierindustrieën
- vermindering van lozingen door verdere ontwikkeling van de kringloopproduktie in deze industrieën;
- minder vervuilende papierpapblekingsprocédés;
- weinig vervuilende ontsluitingsprocédés voor cellulose;
- ontwikkeling van ontinktingsprocédés.
5. Extractieve industrieën
- terugwinning en benutting van afvalstoffen.
6. Chemische industrie
- wijziging of vervanging van procédés, ter vermindering van de verontreiniging ten gevolge van produktieresiduen die chloorkoolwaterstoffen afkomstig van organochloorprocédés bevatten;
- ontwikkeling van residu-arme sulfoneerprocédés in de sector van de organische chemie, waarvan de afvalstoffen en lozingen uitermate gevaarlijk zijn;
- terugwinning en benutting van oplosmiddelen.
7. Landbouw- en voedingsmiddelenindustrie
- vermindering van de verontreiniging van lozingen door verbetering van kringloopproduktieprocessen, bij voorbeeld in suikerfabrieken en bij het vervaardigen van olie of margarine;
- destructoren;
- vermindering van de belasting van lozingen met ammonium en ammoniak;
- benutting en terugwinning van bijprodukten en afvalstoffen van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrieën.
BIJLAGE II
LIJST VAN DE INLICHTINGEN DIE IN HET KADER VAN ARTIKEL 3, LID 1, MOETEN WORDEN VERSCHAFT
- Een gedetailleerde beschrijving van het project en in het bijzonder de organisatie van het beheer ervan en de verwachte resultaten;
- de termijnen voor de uitvoering van het project;
- de aard en de omvang van de met het project verband houdende technische en economische problemen;
- de kosten van het project, de haalbaarheid en de beoogde wijze van financiering;
- de mate waarin de ervaring ter zake een aanmoediging kan vormen voor invoering op ruime schaal in de Gemeenschap van de techniek, het procédé of het produkt, de vooruitzichten voor algemene toepassing van die techniek, dat procédé of dat produkt en de voordelen die daaruit voor milieu en economie in hun geheel kunnen voortvloeien;
- elk ander gegeven op grond waarvan de gevraagde communautaire financiële steun kan worden gemotiveerd;
- de wijze waarop wordt beoogd de resultaten van dit project te verspreiden.
BIJLAGE III
LIJST VAN DE INLICHTINGEN DIE IN HET KADER VAN ARTIKEL 3, LID 2, MOETEN WORDEN VERSCHAFT
- Een gedetailleerde beschrijving van het project en in het bijzonder de organisatie van het beheer ervan en de verwachte resultaten;
- de termijnen voor de uitvoering van het project;
- de aard en de omvang van de problemen die met het project worden aangepakt;
- de kosten van het project, de haalbaarheid en de beoogde wijze van financiering;
- de mate waarin financiële communautaire steun nodig en urgent is voor de uitvoering van het project;
- elk ander gegeven op grond waarvan het verzoek kan worden gemotiveerd;
- de wijze waarop wordt beoogd de resultaten van het project te verspreiden.