Verordening (EEG) nr. 2059/84 van de Raad van 16 juli 1984 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 619/71 ten aanzien van hennep
Verordening (EEG) nr. 2059/84 van de Raad van 16 juli 1984 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 619/71 ten aanzien van hennep
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 2059/84 VAN DE RAAD
van 16 juli 1984
tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 619/71 ten aanzien van hennep
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1430/82 (2), inzonderheid op artikel 4, lid 4.
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1430/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1308/70 ten aanzien van hennep, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2058/84 (3), inzonderheid op artikel 2, lid 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 is bepaald dat de steun slechts wordt toegekend voor hennep die wordt geproduceerd met zaad van rassen die nader te bepalen waarborgen bieden ten aanzien van het gehalte aan bedwelmende stoffen in het geoogste produkt; dat daartoe artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1775/76 (8), moet worden gewijzigd, door te bepalen dat de steun slechts wordt toegekend voor hennep die wordt geproduceerd met gecertificeerd zaaizaad van rassen waarvoor is geconstateerd dat het gemiddelde gehalte aan tetrahydrocannabinol (THC) een bepaalde aanvaardbare grens niet overschrijdt; dat, met het oog op een goede werking van de steunregeling een lijst moet worden vastgesteld van rassen die aan de gestelde eisen voldoen;
Overwegende dat krachtens artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1430/82 de invoer van hennep, alsmede van zaaizaad en zaden van hennep moet worden verboden als die produkten niet voldoende waarborgen bieden ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid; dat daartoe een controle bij invoer van de betrokken produkten moet worden ingesteld;
Overwegende dat bovengenoemde maatregelen niet van invloed zijn op de beperkingen die zijn vastgelegd in de communautaire voorschriften betreffende de handel in zaaizaad van oliehoudende en vezelgewassen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 wordt vervangen door:
»1. De steun voor hennep wordt uitsluitend aan de teler toegekend. De steun wordt alleen toegekend voor hennep die wordt geproduceerd met gecertificeerd zaaizaad van rassen die voorkomen op een volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 op te stellen lijst. In de lijst worden alleen de rassen opgenomen waarvoor een Lid-Staat via analyse heeft geconstateerd dat het gewicht aan THC (tetrahydrocannabinol) ten opzichte van het gewicht van een monster dat op constant gewicht is gebracht, niet meer bedraagt dan:
- 0,5 % indien het de steun voor de verkoopseizoenen 1984/1985 tot en met 1986/1987 betreft;
- 0,3 % indien het de steun voor de daaropvolgende verkoopseizoenen betreft.
Bovenbedoeld monster bestaat uit het bovenste derde van een representatief aantal planten die willekeurig zijn geplukt aan het einde van de bloeitijd en waarvan de stelen en de zaden zijn verwijderd.
In afwijking van bovenstaande bepalingen wordt de steun voor het verkoopseizoen 1984/1985 toegekend aan telers die ten genoegen van de betrokken Lid-Staat aantonen dat de hennep is geproduceerd met zaaizaad van rassen die voorkomen op bovenbedoelde nog op te stellen lijst.
Tot die afwijking kan volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 eveneens worden besloten voor de daaropvolgende verkoopseizoenen indien niet voldoende gecertificeerd zaaizaad beschikbaar is.".
Artikel 2
Onverminderd door de Lid-Staten getroffen meer beperkende maatregelen:
1. mag ruwe hennep van post 57.01 van het gemeenschappelijk douanetarief van herkomst uit derde landen slechts worden ingevoerd als het bewijs wordt geleverd dat het gehalte aan THC niet hoger is dan het in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde gehalte;
2. mag uit derde landen alleen zaaizaad van hennep van post 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief worden ingevoerd van rassen die voorkomen op de nog op te stellen lijst als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71;
3. is bij invoer in de Gemeenschap van de onder 1 en 2 bedoelde produkten steeds een keuring vereist om na te gaan of aan de in dit artikel gestelde eisen is voldaan.
Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, geeft de Lid-Staat van invoer een keuringscertificaat af.
Artikel 3
Onverminderd door de Lid-Staten getroffen meer beperkende maatregelen:
1. wordt de machtiging tot invoer van hennepzaad van post 12.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief slechts verleend aan:
- onderzoekinstituten of -organen;
- natuurlijke personen of rechtspersonen die kunnen aantonen dat zij voldoende actief zijn in de betrokken sector;
2. geldt bij invoer van het onder 1 bedoelde zaad door de onder 1, tweede streepje, bedoelde personen een controlesysteem dat van toepassing blijft totdat het zaad een andere bestemming heeft gekregen dan inzaai;
3. stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de voorschriften die met het oog op de onder 2 bedoelde controle zijn vastgesteld, voordat die voorschriften worden toegepast. Indien die maatregelen ontoereikend zijn om het in artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1430/82 gestelde doel te bereiken, worden volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 wijzigingen vastgesteld die de betrokken Lid-Staat dient aan te brengen.
Artikel 4
De bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 1308/70.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 1984.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 16 juli 1984.
Voor de Raad
De Voorzitter
A. DEASY
(1) PB nr. L 146 van 4. 7. 1970, blz. 1.
(2) PB nr. L 162 van 12. 6. 1982, blz. 27.
(3) Zie blz. 5 van dit Publikatieblad.
(4) PB nr. L 72 van 26. 3. 1971, blz. 2.
(5) PB nr. L 199 van 24. 7. 1976, blz. 3.