Verordening (EEG) nr. 2394/84 van de Commissie van 20 augustus 1984 tot bepaling, voor de wijnoogstjaren 1984/1985 en 1985/1986, van de gebruiksvoorwaarden voor ionenwisselende harsen en tot vaststelling van de toepassingsbepalingen voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivemost
Verordening (EEG) nr. 2394/84 van de Commissie van 20 augustus 1984 tot bepaling, voor de wijnoogstjaren 1984/1985 en 1985/1986, van de gebruiksvoorwaarden voor ionenwisselende harsen en tot vaststelling van de toepassingsbepalingen voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivemost
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 2394/84 VAN DE COMMISSIE
van 20 augustus 1984
tot bepaling, voor de wijnoogstjaren 1984/1985 en 1985/1986, van de gebruiksvoorwaarden voor ionenwisselende harsen en tot vaststelling van de toepassingsbepalingen voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivemost
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 337/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1208/84 (2), inzonderheid op artikel 46, lid 6, en artikel 65,
Overwegende dat de Raad de bereiding en het gebruik van gerectificeerde geconcentreerde druivemost heeft toegestaan; dat krachtens bijlage III, punt 1 bis, sub h), van Verordening (EEG) nr. 337/79 het gebruik van ionenwisselende harsen bij de bereiding van dit produkt onder nader te bepalen voorwaarden is toegestaan; dat het derhalve noodzakelijk is de gebruiksvoorwaarden voor die harsen vast te stellen;
Overwegende dat bij deze vaststelling rekening dient te worden gehouden met de voorschriften die reeds op communautair niveau zijn vastgesteld door Richtlijn 76/893/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (3), alsmede met de communautaire en nationale voorschriften die ter uitvoering van genoemde richtlijn zijn vastgesteld;
Overwegende voorts dat bij de toegestane behandelingen moet zijn gegarandeerd dat het verkregen produkt niet het minste gevaar oplevert voor de gezondheid; dat het dus noodzakelijk is te voorzien in een controle van de gebruikte stoffen, alsmede in de analysemethoden aan de hand waarvan een dergelijke controle kan worden verricht;
Overwegende dat de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2253/82 van de Commissie (4) tot bepaling, voor de wijnoogstjaren 1982/1983 en 1983/1984 van de gebruiksvoorwaarden voor ionenwisselende harsen en tot vaststelling van de toepassingsbepalingen voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivemost, in afwachting van de resultaten van de werkzaamheden op communautair niveau inzake controle op de materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen, tot twee wijnoogstjaren beperkt werd; dat deze werkzaamheden nog niet zijn beëindigd en dat moeilijk een datum voor de beëindiging daarvan kan worden voorspeld; dat daarom dient te worden bepaald dat de voorschriften van Verordening (EEG) nr. 2253/82 voor nog twee wijnoogstjaren blijven gelden;
Overwegende dat het terwille van de duidelijkheid en een betere informatie van de marktdeelnemers wenselijk is om alle betrokken bepalingen opnieuw te publiceren en aan te vullen, met name door de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van de lijst van de installaties waar de ionenwisselende harsen mogen worden gebruikt;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor wijn,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het gebruik van ionenwisselende harsen bij de bereiding van gerectificeerde druivemost mag slechts plaatsvinden onder de controle van een oenoloog of van een technicus en in installaties, erkend door de autoriteiten van de Lid-Staat, op wiens grondgebied die harsen worden gebruikt. Deze autoriteiten bepalen de taak en de verantwoordelijkheid van de erkende oenologen en technici.
2. De Lid-Staten geven de Commissie onverwijld kennis van de beslissingen die zij hebben getroffen inzake de omschrijving van de taak en de verantwoordelijkheid van de in lid 1 bedoelde oenologen en technici, alsook van de lijst van de installaties die zij hebben erkend. De Commissie licht op haar beurt de andere Lid-Staten hierover in.
3. De Commissie zorgt voor de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C, van de lijsten van erkende installaties die haar krachtens het bepaalde in lid 2 worden meegedeeld.
Artikel 2
De ionenwisselende harsen die mogen worden gebruikt, zijn sulfonzuur- of ammoniumgroepen bevattende copolymeren van styreen of van divinylbenzeen. Zij moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van Richtlijn 76/893/EEG en met de communautaire en nationale voorschriften die ter uitvoering van deze richtlijn zijn vastgesteld. Bovendien mogen zij bij de controle aan de hand van de in de bijlage beschreven analysemethode in ieder van de genoemde oplosmiddelen niet meer dan 1 mg/l organische stoffen afgeven.
De regeneratie ervan moet worden verricht met stoffen die voor de bereiding van levensmiddelen zijn toegelaten.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op 1 september 1984.
Zij is van toepassing tot en met 31 augustus 1986.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 20 augustus 1984.
Voor de Commissie
Poul DALSAGER
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 1.
(2) PB nr. L 115 van 1. 5. 1984, blz. 77.
(3) PB nr. L 340 van 9. 12. 1976, blz. 19.
(4) PB nr. L 240 van 14. 8. 1982, blz. 5.
BIJLAGE
BEPALING VAN HET VERLIES AAN ORGANISCH MATERIAAL UIT
IONENWISSELENDE HARSEN
1. Strekking en toepassingsgebied
Met deze methode wordt het verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen bepaald.
2. Definitie
Verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen: het verlies aan organisch materiaal zoals dat door de gespecificeerde methode wordt bepaald.
3. Principe
Men laat extractievloeistoffen door hiervoor toebereide harsen lopen, waarna het gewicht aan geëxtraheerd organisch materiaal gravimetrisch wordt bepaald.
4. Reagentia
Alle reagentia dienen van analytische kwaliteit te zijn.
Extractievloeistoffen:
4.1. gedestilleerd water of gedeïoniseerd water van dezelfde zuiverheid,
4.2. ethanol, 15 % v/v, bereid door 15 volumedelen absolute ethanol met 85 volumedelen water (4.1) te mengen,
4.3. azijnzuur, 5 % m/m, bereid door 5 gewichtsdelen ijsazijn met 95 gewichtsdelen water (4.1) te mengen.
5. Apparatuur
5.1. Ionenwisselende chromatografiekolommen.
5.2. Maatcylinders, inhoud 2 liter.
5.3. Verdampingsschalen, bestand tegen 850 °C in een moffeloven.
5.4. Droogoven, met thermostaatregeling op 105 ± 2 °C.
5.5. Moffeloven, met thermostaatregeling op 850 ± 25 °C.
5.6. Analytische balans, nauwkeurigheid 0,1 mg.
5.7. Verdamper: verwarmingsplaat of infrarood-verdamper.
6. Werkwijze
6.1. Breng in elk van de drie afzonderlijke ionenwisselende chromatografiekolommen (5.1) 50 ml van de te onderzoeken ionenwisselende hars, die gewassen en volgens de aanwijzing van de fabrikant als voorbereiding voor gebruik met levensmiddelen behandeld is.
6.2. Laat de drie extractievloeistoffen (4.1, 4.2 en 4.3) afzonderlijk door de bereide kolommen (6.1) lopen met een snelheid van 350 tot 450 ml per uur. Werp steeds de eerste liter eluaat weg en verzamel de volgende twee liter in maatcylinders (5.2).
6.3. Damp de drie eluaten in op een verwarmingsplaat of infrarood-verdamper (5.7), in afzonderlijke verdampingsschalen (5.3), die van tevoren gereinigd en gewogen (m0) zijn. Leg de schalen in een oven (5.4) en droog ze tot constant gewicht (m1).
6.4. Leg na het registreren van het constante gewicht (6.3) de verdampingsschaal in de moffeloven (5.5) en veras tot constant gewicht (m2).
6.5. Bereken de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal (7.1); als het resultaat groter is dan 1 mg/l, voer dan een blanco-proef uit op de reagentia en bereken opnieuw de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal.
De blanco-proef moet worden uitgevoerd door de punten 6.3 en 6.4 te herhalen, maar dan met 2 liter extractievloeistof; dit geeft de gewichten m3 en m4 respectievelijk uit de punten 6.3 en 6.4. 7. Weergave van de resultaten
7.1. Formule en berekening van de resultaten
Het gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd organisch materiaal, wordt in mg/l gegeven door:
500 (m1 - m2)
waarin m1 en m2 in g staan.
Het gecorrigeerde gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd materiaal wordt in mg/l gegeven door:
500 (m1 - m2 - m3 + m4)
waarin m1, m2, m3 en m4 in g staan.
7.2. Het verschil tussen de resultaten van twee parallelle bepalingen uitgevoerd op hetzelfde monster, mag niet meer bedragen dan 0,2 mg/l.