Verordening (EEG) nr. 2565/84 van de Commissie van 7 september 1984 betreffende de verdere toepassing van de in Verordening (EEG) nr. 701/83 bedoelde maatregelen om het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Italië en Griekenland op te voeren
Verordening (EEG) nr. 2565/84 van de Commissie van 7 september 1984 betreffende de verdere toepassing van de in Verordening (EEG) nr. 701/83 bedoelde maatregelen om het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Italië en Griekenland op te voeren
Verordening (EEG) nr. 2565/84 van de Commissie van 7 september 1984 betreffende de verdere toepassing van de in Verordening (EEG) nr. 701/83 bedoelde maatregelen om het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Italië en Griekenland op te voeren
Publicatieblad Nr. L 240 van 08/09/1984 blz. 0005 - 0008
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 2565/84 VAN DE COMMISSIE
van 7 september 1984
betreffende de verdere toepassing van de in Verordening (EEG) nr. 701/83 bedoelde maatregelen om het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Italië en Griekenland op te voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1206/84 (2), en met name op artikel 4,
Overwegende dat het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Griekenland en Italië nog ver onder het communautaire gemiddelde ligt; dat de voorziening met melk door de melkfabrieken in deze gebieden wegens structurele moeilijkheden niet overal gewaarborgd is; dat de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 701/83 (3) ingevoerde maatregelen doeltreffend gebleken zijn om deze situatie te verhelpen; dat het derhalve dienstig is verder modelprojecten te steunen die gericht zijn op een verhoging van het melkverbruik in bepaalde bijzonder ongunstig gelegen gemeenten in deze gebieden;
Overwegende dat de instellingen of organisaties die de zuivelsector in deze Lid-Staten vertegenwoordigen, opnieuw moeten worden verzocht gedetailleerde door hen uit te voeren programma's voor te stellen;
Overwegende dat cumulatie moet worden voorkomen van de voor deze programma's vastgestelde communautaire bijdragen en die bedoeld in artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1557/84 (5);
Overwegende dat voor de overige voorwaarden, de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 595/83 van de Commissie van 14 maart 1983 tot voortzetting van de in Verordening (EEG) nr. 723/78 bedoelde acties inzake verkoopbevordering en reclame in de sector melk en zuivelprodukten (6), grotendeels kunnen worden overgenomen;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde bepalingen worden acties gesteund die ten doel hebben het verbruik van melk in bepaalde gebieden van Griekenland en Italië op te voeren. Deze gebieden zijn aangegeven in de bijlage.
2. Als acties in de zin van lid 1 komen alleen in aanmerking:
a) het gratis verstrekken van genormaliseerde volle melk aan scholieren;
b) de aankoop van distributie- en/of koelapparaten die ter beschikking van de scholen worden gesteld, als aanvulling op de sub a) bedoelde acties in behoorlijk gemotiveerde gevallen.
3. De acties moeten voltooid zijn binnen een termijn van een jaar na de ondertekening van het in artikel 5, lid 3, bedoelde contract en in ieder geval vóór 1 januari 1986. In uitzonderingsgevallen kan echter, om de betrokken acties zo doeltreffend mogelijk te maken, overeenkomstig artikel 5, lid 2, een langere termijn worden overeengekomen.
4. De in lid 3 vastgestelde termijn kan alsnog worden verlengd, indien de contractsluitende partij vóór het verstrijken van de uitvoeringstermijn de bevoegde instantie daarom verzoekt en bewijst dat zij, wegens buitengewone omstandigheden waarvoor zij niet verantwoordelijk is, de oorspronkelijk vastgestelde termijn niet in acht kan nemen.
5. De communautaire bijdrage kan worden verleend voor acties die worden uitgevoerd vanaf 1 september 1984 mits daarvoor een contract als bedoeld in artikel 5, lid 3, is afgesloten.
Artikel 2
1. De in artikel 1, lid 2, bedoelde acties inzake verkoopbevordering:
a) moeten worden voorgesteld door instellingen, organisiaties, ondernemingen of producentengroeperingen die:
- hun activiteit uitoefenen in de betrokken Lid-Staten;
- de nodige bevoegdheid en ervaring bezitten;
- passende waarborgen bieden ten aanzien van de voltooiing van de werkzaamheden;
b) moeten voor zover mogelijk worden uitgevoerd door de instelling of de organisatie die ze voorstelt; indien deze laatste subcontractanten moet inschakelen, moet het voorstel een met redenen omkleed verzoek tot afwijking van deze bepaling bevatten;
c) moeten beperkt blijven tot het grondgebied van de in de bijlage vermelde regio's en moeten gelden voor alle aldaar genoemde gemeenten; indien nodig bepaalt de betrokken Lid-Staat de gemeenten in de regio's als bedoeld in de bijlage, en deelt de lijst daarvan mee aan de Commissie samen met de lijst van de voorstellen als bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b);
d) moeten:
- worden gevoerd via de meest geschikte distributiemedia, om de actie zo doeltreffend mogelijk te maken;
- van algemene strekking zijn en niet afgestemd zijn op merken;
- het verbruik van volle melk stimuleren zonder dat melding wordt gemaakt van het land of de streek van oorsprong.
2. De bijdrage van de Gemeenschap bedraagt ten hoogste:
- 100 % van de uitgaven die verbonden zijn aan acties als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub a); de steun mag evenwel niet hoger zijn dan 0,30 Ecu per eenheid van 200 ml;
- 90 % van de uitgaven die zijn verbonden aan acties als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub b).
3. De communautaire bijdrage voor de acties als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub b), mag niet hoger zijn dan 15 % van de uitgaven die verbonden zijn aan de acties in de zin van artikel 1, lid 2, die in de betrokken Lid-Staat worden uitgevoerd.
4. De in het kader van deze actie uitgereikte melk komt niet in aanmerking voor de in artikel 26 van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde communautaire bijstand.
Artikel 3
1. De betrokkenen als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a), worden verzocht gedetailleerde voorstellen voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde acties in te dienen bij de door hun land aangewezen bevoegde instantie, hierna »bevoegde instantie" te noemen.
2. De voorstellen moeten vóór 1 oktober 1984 in het bezit van de betrokken bevoegde instantie zijn.
Bij niet-inachtneming van deze termijn wordt het voorstel als niet gedaan beschouwd.
3. De overige bepalingen voor de indiening van de voorstellen zijn die welke door de bevoegde instanties zijn bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. C 54 van 13 maart 1981, blz. 7.
Artikel 4
1. In de voorstellen moeten worden vermeld:
a) naam en adres van de betrokkene;
b) alle details over de voorgestelde acties, de termijn van uitvoering, de verwachte resultaten en de derden die eventueel bij de uitvoering betrokken worden;
c) de voor deze acties gevraagd nettoprijs, exclusief belastingen, uitgedrukt in de valuta van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene is gevestigd, met specificatie per post en financieringsplan;
d) de gewenste wijze van betaling van de communautaire bijdrage overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub a) of b);
e) het meest recente verslag over de werkzaamheden van de betrokkenen, voor zover dit niet reeds in het bezit is van de bevoegde instantie.
2. Een voorstel is slechts geldig als het:
a) wordt ingediend door een belanghebbende die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, sub a);
b) vergezeld gaat van een verbintenis van de betrokkene dat de bepalingen van deze verordening en van het in artikel 6 bedoelde bestek in acht zullen worden genomen.
Artikel 5
1. Vóór 1 november 1984:
a) onderzoekt de bevoegde instantie of de ontvangen voorstellen en, eventueel de aanvullende stukken, formeel en materieel aan de voorwaarden voldoen. Zij gaat na of de voorstellen in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 4 en vraagt de betrokkenen zo nodig om aanvullingen;
b) stelt de bevoegde instantie een lijst op van alle ontvangen voorstellen en stuurt deze lijst naar de Commissie, samen met een kopie van elk voorstel, vergezeld van een met redenen omkleed advies waarin met name wordt verklaard of het voorstel al dan niet aan de bepalingen van de verordening voldoet.
2. Na de betrokken bedrijfssectoren te hebben gehoord en na onderzoek van de voorstellen door het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 804/68, stelt de Commissie vóór 1 december 1984 de lijst op van de voorstellen die in aanmerking komen voor financiering.
3. De bevoegde instanties sluiten vóór 1 januari 1985 met de betrokkenen contracten af over de aanvaarde acties.
Daartoe maken de bevoegde instanties gebruik van modelcontracten die de Commissie te hunner beschikking stelt. 4. De betrokkenen worden door de bevoegde instantie zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de ten aanzien van hun voorstellen genomen beslissing.
Artikel 6
1. Indien een voorstel wordt aanvaard overeenkomstig artikel 5, stelt de bevoegde instantie in ten minste twee exemplaren een bestek op, dat door de betrokkene en door de bevoegde instantie wordt ondertekend.
2. Het bestek is een integrerend deel van het in artikel 5, lid 3, bedoelde contract en
a) bevat de in artikel 4, lid 1, bedoelde gegevens, of verwijst daarnaar;
b) bevat, eventueel, bijkomende voorwaarden voortvloeiende uit de toepassing van artikel 5, lid 1;
c) mag geen wijziging inhouden ten aanzien van het voorstel dat in aanmerking komt voor financiering.
3. De bevoegde instantie zendt onverwijld een kopie van het contract en van het bestek aan de Commissie.
4. De bevoegde instantie ziet door middel van controles ter plaatse toe op de naleving van de bepalingen van het contract.
Artikel 7
1. De bevoegde instantie betaalt de betrokkene, overeenkomstig de in zijn voorstel vermelde keuze:
a) hetzij binnen zes weken na de dag van ondertekening van het contract en het bestek, een enkel voorschot ten belope van 60 % van de overeengekomen bijdrage van de Gemeenschap;
b) hetzij met tussenpozen van twee maanden, vier gelijke voorschotten, elk ten bedrage van 20 % van de overeengekomen bijdrage van de Gemeenschap, waarbij het eerste voorschot wordt betaald binnen zes weken na de dag van ondertekening van het contract en het bestek.
Tijdens de uitvoering van een contract kan de bevoegde instantie echter:
- de uitbetaling van een voorschot geheel of ten dele uitstellen indien zij, met name bij de in artikel 6, lid 4, bedoelde controles, constateert dat er onregelmatigheden zijn gebeurd bij de uitvoering van de betrokken acties of dat er een aanzienlijk tijdsverschil is tussen de datum waarop het voorschot zou worden uitbetaald en de datum waarop de betrokkene de voorgenomen uitgaven werkelijk zal doen;
- in uitzonderingsgevallen de uitbetaling van een voorschot, op een met redenen omkleed verzoek van de betrokkene, vervroegen wanneer deze een aanzienlijk deel van de uitgaven moet doen op een datum die veel vroeger valt dan de datum waarop de bijdrage van de Gemeenschap in deze uitgaven zou worden uitbetaald.
2. Een voorschot mag eerst worden uitbetaald nadat bij de bevoegde instantie een waarborg is gesteld die gelijk is aan het voorschot, verhoogd met 10 %.
3. De waarborgen mogen slechts worden vrijgegeven en het saldo mag door de bevoegde instantie slechts worden uitbetaald, indien:
a) de bevoegde instantie heeft vastgesteld dat de betrokkene de in het contract en in het bestek vastgestelde verplichtingen is nagekomen;
b) het in artikel 8, lid 1, bedoelde verslag bij de bevoegde instantie is ingediend en deze laatste de in dat verslag vermelde gegevens heeft geverifieerd.
Op een met redenen omkleed verzoek van de betrokkene kan het saldo echter na uitvoering van de actie en na indiening van het in artikel 8, lid 1, bedoelde verslag worden uitbetaald, mits waarborgen zijn gesteld ter dekking van de totale bijdrage van de Gemeenschap verhoogd met 10 %;
c) de bevoegde instantie heeft geconstateerd dat de betrokkene of een in het contract genoemde derde zijn eigen bijdrage voor de vastgestelde doeleinden heeft uitgegeven.
4. Voor zover niet aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden is voldaan, worden de waarborgen verbeurd. In dat geval wordt het betrokken bedrag in mindering gebracht op de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, en meer in het bijzonder op de uitgaven voor de maatregelen bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1079/77.
Artikel 8
1. De betrokkene aan wie de uitvoering van een actie als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, is opgedragen, moet binnen vier maanden na de in het contract voor de uitvoering van de actie vastgestelde einddatum, bij de bevoegde instantie een gedetailleerd verslag indienen over de aanwending van de toegewezen communautaire middelen en over de verwachte resultaten van de betrokken actie.
2. De bevoegde instantie doet de Commissie voor elk uitgevoerd contract een verklaring toekomen volgens welke het contract naar behoren is uitgevoerd, alsmede een exemplaar van het eindverslag.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 7 september 1984.
Voor de Commissie
Poul DALSAGER
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 131 van 26. 5. 1977, blz. 6.
(2) PB nr. L 115 van 1. 5. 1984, blz. 73.
(3) PB nr. L 82 van 29. 3. 1983, blz. 5.
(4) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.
(5) PB nr. L 150 van 6. 6. 1984, blz. 6.
(6) PB nr. L 71 van 17. 3. 1983, blz. 27.
BIJLAGE
IN ARTIKEL 1, LID 1, BEDOELDE GEBIEDEN
1. ITALIË:
Campanië, Basilicata:
- gemeenten die bij wet nr. 128 van 15 april 1981 zijn ingedeeld als rampgebieden;
- gemeenten die geheel zijn ingedeeld bij de »bergstreken" of bij de »probleemgebieden" in de zin van artikel 3, leden 3 en 4, van Richtlijn 75/268/EEG (1).
2. GRIEKENLAND:
1.2 // - Macedonië: // Kilkis Thessaloniki Serres Drama Kavala // - Magnesia: // Gemeenten in het Peliongebergte Volos // - Ioannina: // Ioannina // - Eurytania: // Karpenisi // - Cycladen: // het eiland Syros.
(1) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1.