Verordening (EEG) nr. 3058/84 van de Commissie van 31 oktober 1984 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor aardbeien van post ex 08.08 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (1984/1985)
Verordening (EEG) nr. 3058/84 van de Commissie van 31 oktober 1984 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor aardbeien van post ex 08.08 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (1984/1985)
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 3058/84 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 1984
betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor aardbeien van post ex 08.08 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (1984/1985)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 435/80 van de Raad van 18 februari 1980 inzake de regeling voor landbouwprodukten en bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan of uit de landen en gebieden overzee (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2247/84 (2), inzonderheid op artikel 23,
Overwegende dat in artikel 14 bis van Verordening (EEG) nr. 435/80 de opening is bepaald door de Gemeenschap van een communautair tariefcontingent van 700 ton aardbeien van post ex 08.08 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan; dat de contingentsperiode van 1 november tot en met 28 februari loopt; dat het invoerrecht dat van toepassing is in het kader van dit contingent, op 5,6 % is vastgesteld;
Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van genoemd contingent en dat het aan dat contingent verbonden recht in alle Lid-Staten zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput; dat het evenwel, aangezien het om een tariefcontingent met zeer korte toepassingsperiode gaat, aangewezen lijkt om niet in een verdeling tussen de Lid-Staten te voorzien, zonder evenwel afbreuk te doen aan voorafnamen uit het contingent van hoeveelheden die overeenstemmen met hun behoeften onder de voorwaarden en volgens de procedure voorzien in artikel 1, lid 2; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de uitputtingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;
Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor groenten en fruit,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met ingang van 1 november 1984 tot en met 28 februari 1985 wordt in de Gemeenschap een communautair tariefcontingent van 700 ton geopend voor aardbeien van post ex 08.08 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan.
Binnen de grenzen van dit tariefcontingent wordt het voor deze produkten geldende recht van het gemeenschappelijk douanetarief tot op 5,6 % geschorst.
Binnen de grenzen van dit tariefcontingent worden door Griekenland rechten toegepast welke berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Akte van Toetreding van 1979.
2. Indien een importeur melding maakt van op handen zijnde invoer van het betrokken produkt in een Lid-Staat en indien hij verzoekt om voor het contingent in aanmerking te komen, gaat de betrokken Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, over tot opneming van een hoeveelheid die overeenstemt met zijn behoeften, voor zover het beschikbare saldo van het contingent zulks toelaat.
3. De opnemingen krachtens lid 2 zijn geldig tot het einde van de contingentsperiode.
Artikel 2
1. De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen opdat de opgenomen hoeveelheden in uitvoering van artikel 1, lid 2, zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandelen in het communautaire contingent.
2. Elke Lid-Staat waarborgt de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot het contingent zolang het saldo van het contingent dit toelaat.
3. De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun opnemingen af naar gelang de betrokken produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.
4. De uitputtingsgraad van het contingent wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt.
Artikel 3
Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van het betrokken produkt, die daadwerkelijk op het contingent is afgeboekt.
Artikel 4
De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 november 1984.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 1984.
Voor de Commissie
Karl-Heinz NARJES
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 55 van 28. 2. 1980, blz. 4.
(2) PB nr. L 206 van 2. 8. 1984, blz. 1.