85/19/EEG: Beschikking van de Commissie van 29 oktober 1984 inzake een verzoek om terugbetaling van over bepaalde invoer van katoenen garens uit Turkije geheven anti-dumpingrechten (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
85/19/EEG: Beschikking van de Commissie van 29 oktober 1984 inzake een verzoek om terugbetaling van over bepaalde invoer van katoenen garens uit Turkije geheven anti-dumpingrechten (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 29 oktober 1984
inzake een verzoek om terugbetaling van over bepaalde invoer van katoenen garens uit Turkije geheven anti-dumpingrechten
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(85/19/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
A. Procedure
(1) Op 3 december 1981 stelde de Commissie bij Verordening (EEG) nr. 3453/81 (2) een voorlopig anti-dumpingrecht van 16 % in op de invoer van bepaalde katoenen garens van oorsprong uit Turkije. Op 3 april 1982 werd bij Verordening (EEG) nr. 789/82 van de Raad (3) een definitief anti-dumpingrecht van 12 % voor het produkt in kwestie vastgesteld en werden de bij Verordening (EEG) nr. 3453/81 met ingang van 1 januari 1982 als voorlopige anti-dumpingrechten ingehouden bedragen, ten belope van het definitieve recht, definitief geïnd.
(2) Naderhand werd tussen de Commissie, enerzijds, en de Turkse Regering en de vereniging van Turkse exporteurs van textielprodukten, anderzijds, een overeenkomst gesloten, waarna het definitieve anti-dumpingrecht bij Verordening (EEG) nr. 2306/82 van de Raad (4) op 21 augustus 1982 gedeeltelijk werd ingetrokken. Bij deze overeenkomst werd bepaald dat de Turkse autoriteiten en exporteurs voor de uitvoer van katoenen garens naar de Gemeenschap een stelsel van minimumprijzen zouden invoeren, waardoor de definitief vastgestelde dumpingmarges zouden worden opgeheven. Verordening (EEG) nr. 789/82 bleef echter gelden voor die produkten welke reeds in het douanegebied van de Gemeenschap waren ingevoerd doch nog niet in het vrije verkeer waren gebracht.
(3) Op 24 maart en 28 april 1982 verzocht de firma Continentale Produkten Gesellschaft Erhardt-Renken GmbH & Co., Hamburg, een importeur van katoenen garens uit Turkije, de Duitse autoriteiten om terugbetaling van het bedrag van 676 782,57 DM dat zij definitief aan anti-dumpingrechten op haar invoer van katoenen garens uit Turkije had betaald. De Duitse autoriteiten stuurden dit verzoek door aan de Commissie.
(4) Nadat nog ander bewijsmateriaal ter staving was voorgelegd, werd het verzoek door de Commissie onderzocht. De verzoekster werd op de hoogte gebracht van de voorlopige resultaten van dit onderzoek en kreeg de gelegenheid haar standpunt bekend te maken. Met dit standpunt werd bij de vaststelling van deze beschikking rekening gehouden.
(5) De Commissie stelde de Lid-Staten op de hoogte en maakte haar standpunt bekend. Eén Lid-Staat stemde niet met dit standpunt in en de Lid-Staten werden derhalve vóór de vaststelling van deze beschikking geconsulteerd.
B. Uiteenzetting van de verzoekster
(6) De verzoekster baseert haar verzoek op het argument dat de normale waarden van haar Turkse leveranciers lager waren geweest dan de bij Verordening (EEG) nr. 789/82 van de Raad definitief vastgestelde normale waarden. Ter staving van haar verzoek heeft zij verklaringen van haar Turkse leveranciers over hun beweerde normale waarden overgelegd, die echter niet door ander bewijsmateriaal werden ondersteund. Zij voert aan dat de Commissie verplicht is de juistheid van deze argumenten te onderzoeken, indien nodig door bezoeken ten kantore van de Turkse leveranciers.
C. Ontvankelijkheid van het verzoek
(7) Het verzoek is ontvankelijk aangezien het in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het anti-dumpingrecht van de Gemeenschap, in het bijzonder die met betrekking tot de tijdslimiet, werd ingediend.
D. Gefundeerdheid van het verzoek
(8) Het verzoek is echter slechts voor een deel van het teruggevorderde bedrag gefundeerd. De Commissie heeft de uiteenzetting van de verzoekster in zover van de hand gewezen dat de
berekeningen voor de terugbetaling in het onderhavige geval op normale waarden zouden moeten worden gebaseerd die op een andere grondslag zouden moeten worden berekend dan de bij Verordening (EEG) nr. 789/82 definitief vastgestelde normale waarden, dat wil zeggen op de bij een bepaald aantal representatieve ondernemingen in Turkije rekenkundig vastgestelde waarden. Dit geschiedde om de volgende redenen.
(9) Aan het begin van het anti-dumpingonderzoek, dat vóór de vaststelling van het definitieve recht werd verricht, nam de Commissie met meer dan vijftig Turkse producenten contact op en verzocht zij hun om overlegging van uitvoerig bewijsmateriaal met betrekking tot hun prijzen en kosten. Deze producenten werden er eveneens van in kennis gesteld dat dit bewijsmateriaal tijdens bezoeken ter plaatse, in Turkije, zou kunnen worden geverifieerd.
(10) Enige exporteurs antwoordden niet op dit verzoek om uitvoerige inlichtingen, doch de Turkse vereniging van exporteurs van textielprodukten, die namens alle betrokken exporteurs, met inbegrip van de leveranciers van de verzoekster, handelde, overlegde bewijsmateriaal met betrekking tot Turkse binnenlandse prijzen en prijzen bij uitvoer dat volgens haar gegevens representatief voor alle Turkse exporteurs zou zijn. Zij stelde eveneens voor deze gegevens bij enige grotere Turkse exporteurs ter plaatse te verifiëren.
(11) Met het oog op het feit dat in het anti-dumpingrecht van de Gemeenschap uitdrukkelijk is bepaald dat normale waarden met inachtneming van representatieve of gewogen gemiddelde prijzen kunnen worden vastgesteld den na overleg met de vereniging over de representativiteit van enige grotere exporteurs, kwam men derhalve overeen dat de drie grootste exporteurs naar de Gemeenschap voor dit doel zouden kunnen worden gekozen. Ten aanzien van deze drie grootste exporteurs naar de Gemeenschap kon worden aangenomen dat hun produktiekosten de gemiddelde produktiekosten in Turkije tamelijk nauwkeurig weergeven of zelfs iets lager zouden zijn. Tot deze ondernemingen behoorden bovendien zowel openbare als particuliere ondernemingen en zij vertegenwoordigden de drie voornaamste katoenaanbouwgebieden in Turkije.
(12) In de loop van het anti-dumpingonderzoek bleek de aanvaarding van het voorstel van de Turkse vereniging van exporteurs van textielprodukten door de Commissie ook daardoor juist te zijn, aangezien werd vastgesteld dat de grootste afzonderlijke factor van de produktiekosten van alle Turkse exporteurs (ongeveer 60 %), namelijk de kosten van ruwe katoen, wegens de door de regering ingestelde steunprijzen voor katoenzaad binnen elk aanbouwgebied praktisch gelijk was.
(13) De Commissie berekende derhalve op de hierboven weergegeven grondslag het bij Verordening (EEG) nr. 3453/81 vastgestelde voorlopige recht, alsook het later bij Verordening (EEG) nr. 789/82 van de Raad vastgestelde definitieve recht.
(14) Wanneer nu, zoals door de verzoekster werd verlangd, met het oog op dit verzoek tot terugbetaling individuele normale waarden zouden worden aangewend, zou dit tot gevolg hebben dat de representativiteit van de bij de vaststelling van bovengenoemd recht gebruikte normale waarden naderhand sterk zou worden ondermijnd. Importeurs, wier leveranciers normale waarden hebben welke onder het representatieve niveau liggen, zouden dan namelijk om terugbetaling van het recht verzoeken, terwijl anderzijds geen rekening zou worden gehouden met het feit dat, zonder de toepassing van de representatieve methode, ten aanzien van die importeurs wier leveranciers normale waarden boven het representatieve niveau hebben, hogere anti-dumpingrechten zouden zijn geheven. Bovendien gaat de Commissie ervan uit dat alle leden van de Turkse vereniging van exporteurs van textielprodukten gebonden zijn door de verklaring die de vereniging namens hen heeft verstrekt, volgens welke de ondernemingen waarbij een onderzoek werd ingesteld representatief waren voor alle Turkse exporteurs.
(15) De Commissie heeft bovendien ter kennis genomen dat de verzoekster geen bewijsmateriaal heeft overgelegd ter staving van haar beweringen dat de kosten van haar Turkse leveranciers inderdaad lager zijn dan de door de Commissie bij haar anti-dumpingonderzoek vastgestelde kosten. De verzoekster heeft eveneens verzuimd te reageren op de door de Commissie geuite twijfels omtrent haar inlichtingen aangaande de kosten van haar leveranciers en wel in het bijzonder hun kosten voor ruwe katoen, die volgens zeggen ongeveer 20 % lager zouden zijn dan de kosten die de Commissie bij haar onderzoek als grondslag heeft genomen. Deze door de Commissie als grondslag genomen kosten berusten op de gegevens die de Turkse exporteurs aan de Commissie hebben verstrekt en volgens welke de Turkse prijzen voor ruwe katoen in verband met de van overheidswege ingestelde steunprijzen voor katoenzaad niet van de ene koper tot de andere variëren.
(16) De Commissie achtte het voor de verifiëring van het onderhavige verzoek tot terugbetaling niet nodig de normale waarden waarop het definitieve recht is gebaseerd op een nieuw niveau vast te stellen. De desbetreffende invoer had namelijk tijdens of kort na het einde van de periode van onderzoek plaats, die de Commissie bij de berekening van de passende normale waarden voor de vaststelling van dat recht in aanmerking nam. Voorts wordt door het feit dat de normale waarden van de in punt 2 vermelde overeenkomst werden gebruikt, welke overeenkomst nadat de desbetreffende invoer plaatsvond werd ondertekend, onderstreept dat deze normale waarden ook in verband met dit verzoek om terugbetaling geldig zijn.
(17) De Commissie heeft derhalve besloten dat de normale waarden die met het oog op dit verzoek om terugbetaling dienen te worden aangewend overeenkomen met de bij Verordening (EEG) nr. 789/82 definitief vastgestelde normale waarden.
E. Bedrag van de terugbetaling
(18) Het terug te betalen bedrag wordt gevormd door het bedrag waarmee het geheven recht het verschil tussen de in punt 17 genoemde normale waarden en de prijzen bij uitvoer van de verzoekster overschrijdt,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Aan het verzoek om terugbetaling van de firma Continentale Produkten Gesellschaft Erhardt-Renken GmbH & Co., Hamburg, van 24 maart en 28 april 1982 wordt ten belope van een bedrag van 1 638,01 DM gevolg gegeven. Voor het overige wordt het verzoek afgewezen.
Artikel 2
Het in artikel 1 vermelde bedrag wordt door de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland vergoed.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland en de firma Continentale Produkten Gesellschaft Erhardt-Renken GmbH & Co., Hamburg.
Gedaan te Brussel, 29 oktober 1984.
Voor de Commissie
Wilhelm HAFERKAMP
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.
(2) PB nr. L 347 van 3. 12. 1981, blz. 19.
(3) PB nr. L 90 van 3. 4. 1982, blz. 1.
(4) PB nr. L 246 van 21. 8. 1982, blz. 14.