85/75/EEG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1984 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.307 - Brandverzekering (D)) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
85/75/EEG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1984 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.307 - Brandverzekering (D)) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
85/75/EEG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1984 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.307 - Brandverzekering (D)) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 035 van 07/02/1985 blz. 0020 - 0034
++++
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 5 december 1984
inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag
( IV/30.307 - Brandverzekering ( D ) )
( Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek )
( 85/75/EEG )
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,
Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962 , eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Griekenland , en met name op artikel 3 ,
Gezien een op 23 september 1982 door het Verband der Sachversicherer e . V . te Keulen , Bondsrepubliek Duitsland ingediend verzoek om een negatieve verklaring alsmede een aanmelding conform de artikelen 2 en 4 van Verordening nr . 17 ,
Gezien het besluit van 9 september 1983 om de procedure in te leiden ,
Na het Verband der Sachversicherer e . V . conform artikel 19 , lid 1 , van Verordening nr . 17 juncto Verordening nr . 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19 , leden 1 en 2 , van Verordening nr . 17 van de Raad ( 2 ) in de gelegenheid te hebben gesteld zijn standpunt kenbaar te maken terzake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen ,
Geraadpleegd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities ,
Overwegende hetgeen volgt :
A . De feiten
( 1 ) Het Verband der Sachversicherer e . V . ( hierna VdS ) te Keulen heeft op 23 september 1982 bij de Commissie voor alle zekerheid een verzoek ingediend om een negatieve verklaring en een aanmelding verricht conform de artikelen 1 en 2 van Verordening nr . 17 , met betrekking tot o . a . de premieaanbeveling ( juni 1980 ) ter stabilisering en sanering van het bedrijf van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering ( bijlage 1 ) .
1 . Marktstructuur en betrokken ondernemingen
( 2 ) 1.1 . De gemeenschappelijke markt bestaat op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering uit een aantal deelmarkten die overeenstemmen met de souvereine territoria van de Lid-Staten en een min of meer uiteenlopend premieniveau vertonen . Als één van de voornaamste redenen daarvan moet de nog steeds voortdurende nationale reglementering van de verzekeringsmarkten worden gezien , die ondanks alle vooruitgang die in verschillende Lid-Staten met de integratie is geboekt nog steeds een belangrijke rol speelt . Daarin is sinds de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van de directe verzekering met uitzondering van de levensverzekering en de richtlijn van de Raad van 24 juli 1973 ( PB nr . L 228 van 16 . 8 . 1973 , blz . 20 ) geen wezenlijke verandering gekomen .
( 3 ) Ook bekrachtiging van de vrijheid van dienstverlening door het Europese Hof van Justitie ( het eerst in het " van Binsbergen " arrest van 3 december 1974 , Zaak 33 74 ) heeft er in de praktijk nog niet toe geleid dat het bedrijf van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering wordt geleid vanuit de zetel van de betrokken onderneming binnen de gemeenschappelijke markt als geheel Nog altijd schakelen de brandverzekeraars die ook buiten het land van hun zetel werkzaam zijn , in de andere Lid-Staten ( evenals in derde landen ) bijkantoren of plaatselijke dochtermaatschappijen in .
( 4 ) 1.2 . In de Bondsrepubliek Duitsland zijn in de industriesector 17 EG-brandverzekeraars met zetel in andere Lid-Staten werkzaam met behulp van Duitse bijkantoren ( zonder eigen rechtspersoonlijkheid ) , die volgens de voorschriften van het Duitse recht inzake toezicht op verzekeringen als Duitse ondernemingen worden behandeld . Deze EG-brandverzekeraars zijn allen lid van het Duitse VdS te Keulen . Zij hebben een gering marktaandeel , dat volgens de laatste constateringen nog geen 3 % van de jaarlijkse bruto-premieopbrengst vertegenwoordigt .
( 5 ) Te zamen genomen zijn in Duitsland 126 binnen - en buitenlandse brandverzekeraars werkzaam , die zich ook bezighouden met de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering . Dit wil niet zeggen dat al deze ondernemingen met hun gezamenlijke verzekeringscapaciteit als zelfstandig aanbieder op de markt van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering optreden ( als leidende of alleentekenende onderneming bij transacties ) . Vooral de kleinere onder hen sluiten al hun contracten of het grootste deel daarvan in het kader van medeverzekeringsovereenkomsten , welker condities en premietarieven door een andere onderneming als leidende verzekeraar worden vastgesteld . De betrokken verzekeraars hebben dan slechts de keuze , het resultaat van de door de leidende verzekeraar gevoerde onderhandelingen te accepteren of van de medeverzekeringstransactie af te zien .
( 6 ) De in Duitsland met filialen ( zonder eigen rechtspersoonlijkheid ) vertegenwoordigde EG-brandverzekeraars uit andere Lid-Staten zijn in bijzondere mate op deze praktijk aangewezen . Zij sluiten bijna zonder uitzondering het grootste deel van hun verzekeringstransacties op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering via de medeverzekeringstransactie , onder leiding van een Duitse verzekeringsonderneming . Het onderhandelen over condities en premietarieven voor de door hen gesloten verzekeringscontracten ligt derhalve grotendeels in handen van de Duitse verzekeringsondernemer die op de markt werkzaam is .
( 7 ) In de Bondsrepubliek Duitsland ligt de jaarlijkse bruto-premieopbrengst uit contracten inzake Duitse ( d.w.z . daar gelegen ) risico's in de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering op 2,4 miljard DM . Daarvan gaat 12,74 % naar de verzekeringsonderneming met het grootste marktaandeel , terwijl de drie grootste marktaandelen samen 36,67 % , de vijf grootste te zamen 50,95 % en de tien grootste ( 73,80 % ) uitmaken .
( 8 ) 1.3 . Het lijkt gerechtvaardigd om ten opzichte van de rest van de gemeenschappelijke markt van een afgebakende deelmarkt " Bondsrepubliek Duitsland " uit te gaan , ook waar het gaat om de positie van de Duitse herverzekeringsondernemingen op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering . Weliswaar is de werkzaamheid van de herverzekeraars op grond van de richtlijn van de Raad van 25 februari 1964 tot opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten op het gebied van de herverzekering en de retrocessie ( PB nr . 56 van 4 . 4 . 1964 , blz . 878/64 ) ook in Duitsland juridisch vrijgemaakt , maar zelfs buitenlandse herverzekeraars worden door de Duitse toezichthoudende autoriteiten indirect gecontroleerd . Deze autoriteiten onderzoeken de regeling van de herverzekering door de eerste verzekeraars die onder hun toezicht staan . Hebben zij bezwaren aangaande het financiële potentieel van de herverzekeraars of om andere redenen , dan oefenen zij bij de eerste verzekeraars invloed uit om een vermindering van de betrokken herverzekeringsaandelen , dan wel een ontbinding van de overeenkomsten tot stand te brengen . In zekere mate zijn derhalve ook hier bepaalde karakteristieken van de nationale markt uit vroegere tijd gehandhaafd gebleven , hetgeen ten dele de sterke positie van de Duitse herverzekeraars in de Bondsrepubliek verklaart .
( 9 ) 1.3.1 . Bij de binnenlandse en buitenlandse ondernemingen die op de Duitse markt in het herverzekeringsbedrijf werkzaam zijn moet een onderscheid worden gemaakt tussen de zg . beroepsherverzekeraars , die zich zo goed als uitsluitend met het herverzekeringsbedrijf bezighouden en de eerste verzekeraars die ten dele ook herverzekeringstransacties sluiten . De ramingen inzake de omvang van het herverzekeringsbedrijf ( brutobijdragen inclusief nevenprestaties ) met Duitse risico's in de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering schommelen tussen 1,2 en 2,9 miljard DM per jaar , waarbij meestal bedragen tussen 1,7 en 1,9 miljard worden vermeld . Bij voorzichtige schatting uitgaand van een markt van 1,7 miljard DM , blijkt uit de door de Commissie verzamelde informatie dat een marktaandeel van meer dan twee derde toevalt aan de 26 in deze sector werkzame Duitse beroepsherverzekeraars .
( 10 ) 1.3.2 . De Duitse beropesherverzekeraars nemen daardoor gemeenschappelijk een zeersterke positie bij de verzekering van in Duitsland gelegen brand - en bedrijfsonderbrekingsrisico's in de industrie in . Men houdt er daarbij rekening mee dat zij in bepaalde omvang geconfronteerd worden met de concurrentie van buitenlandse herverzekeraars en dat ook concurrentiehandelingen in de relatie tussen Duitse herverzekeraars ( inclusief de " niet professionele " die in de eerste plaats directe verzekeraars zijn ) volstrekt gebruikelijk zijn . Beslissend is het aspect dat gezien de veelvuldige commerciële relaties tussen de Duitse professionele verzekeraars , ten dele als gevolg van de geregelde samenwerking bij de afwikkeling van herverzekeringstransacties via de medeverzekering , ten dele door de wederzijdse herverzekering tussen herverzekeringsondernemingen ( retrocessie ) , een uniform gedrag bij problemen van levensbelang jegens hun contractpartners , de eerste verzekeraars , te allen tijde kan worden verwezenlijkt .
2 . Voorgeschiedenis en toepassing van de maatregelen tot stabilisatie en sanering
( 11 ) 2.1 . De markt der industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering wordt van oudsher gekenmerkt door cyclische pieken bij het schadeverloop en bij de premieontwikkeling . Daardoor steeg de schadequote in Duitsland van 72,1 % in 1978 tot 93,4 % in 1979 , terwijl het gemiddelde premietarief in de industriële brandverzekering van 1,93 % in 1973 daalde tot 1,08 % in 1979 , dus met 44 % . In de bedrijfsonderbrekingsverzekering liep het gemiddelde premietarief in dezelfde tijd nog sterker terug , t.w . van 2,93 % tot 1,49 % . De schade - en kostenpercentages lagen te zamen in de laatste vijf jaar voor het invoeren van de Duitse stabilisatie - en saneringsmaatregelen steeds boven 100 % van de premie ( 1976 : 108,2 % ; 1977 : 113,4 % ; 1978 : 104,1 % ; 1979 : 125,4 % ) .
( 12 ) In 1979 , dus het jaar dat voorafging aan de in 1980 uitgesproken premieaanbeveling , bereikte de schadequote op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering alleen - dus zonder kostenquote - met 93,4 % van de premieopbrengst een voorlopig hoogtepunt . In de volgende jaren werden schadequoten van 93 % ( 1980 ) , 91,1 % ( 1981 ) en 86,8 % ( 1982 ) geregistreerd . De schadequote voor 1983 ligt volgens gegevens van het VdS op 97 % .
De premieverhogingen die in dezelfde jaren werden gerealiseerd bedroegen 3,9 % ( 1979 ) , 5,4 % ( 1980 ) , 8,6 % ( 1981 ) , 6,2 % ( 1982 ) en - volgens ramingen van het VdS - circa 2 % ( 1983 ) . In geen van deze jaren waren de premieopbrengsten hoger dan de schade - en bedrijfskosten .
( 13 ) 2.2 . Een overeenkomstige ontwikkeling valt ook in de andere grote industriestaten en in de Verenigde Staten te constateren . Men voert vooral twee redenen aan voor het feit dat de verzekeringsondernemingen op deze negatieve tendens op de markt niet met een verhoging van de premietarieven hebben gereageerd : enerzijds hebben de opbrengsten van de verzekeringsondernemingen uit de vermogensbeleggingen in de periode van hoge rente een compensatie mogelijk gemaakt ( zg . Cash-Flow-Underwriting ) , anderzijds zijn echter de meeste brandverzekeraars zelf dan wel via andere concernondernemingen van hetzelfde tegelijkertijd in meerdere branches van de verzekering van industriële risico's werkzaam en trachten zij omvangrijke transacties in andere branches aan te trekken , door hun industriële klanten premies voor brandverzekeringscontracten te rekenen die de kosten niet dekken . Zij worden daartoe aangemoedigd wanneer de opbrengst uit de transacties die met dezelfde klanten in andere branches worden gesloten voldoende winst mogelijk maakt .
( 14 ) 2.3 . Aan de hand van voorbereidende werkzaamheden van zijn deskundigencomité Brand-Industrie heeft het Duitse VdS , waarbij bijna alle in Duitsland werkzame brandverzekeraars zijn aangesloten , per brief van 21 mei 1980 aan het Bundesaufsichtsamt fuer das Versicherungswesen en aan het Bundeskartellamt conform artikel 102 van de Duitse wet op de concurrentiebeperkingen de voorgenomen " vrijblijvende aanbeveling voor de stabilisering en sanering van het FI en FBU-bedrijf " aangemeld ( zie de tekst in bijlage 1 ) . De aanbeveling is in juni 1980 ten dele ( nrs . I , IV en V ) en vanaf 1 augustus 1980 volledig in werking getreden . Zij is volgens het betoog van het VdS niet door alle leden op de door het Verband gewenste wijze nageleefd .
( 15 ) In concreto maakt de aanbeveling onderscheid tussen maatregelen tot stabilisering van de lopende contracten ( nr . I ) en transacties die de sanering van de lopende contracten dienen ( nrs . II en III ) . Bij de saneringsmaatregelen richt men zich naar de vervaldatum en de omvang van de verzekerde bedragen in de bestaande contracten .
Bij contracten met een vervaldatum tussen 31 december 1980 en 30 december 1981 en met verzekerde bedragen van ten minste 50 miljoen DM moest het premietarief met ten minste 10 % worden verhoogd . In gevallen waarin de overeenkomst in de laatste vijf verzekeringsjaren een schadequote ( d.i . een schadebedrag in relatie tot de betaalde premie ) van meer dan 150 % haalde , bedroeg de verhoging ten minste 20 % .
Bij contracten met een vervaldatum tussen 31 december 1981 en 30 december 1982 en verzekerde bedragen vanaf 1 miljoen DM moest het premietarief met ten minste 20 % worden verhoogd . Voor zover het contract in de laatste vijf verzekeringsjaren een schadquote van meer dan 150 % haalde , moest de verhoging ten minste 30 % bedragen .
( 16 ) Contracten met een vervaldatum vanaf 31 december 1982 moesten worden aangepast aan het premietarief van de vanaf dat tijdstip geldende nieuwe premierichtlijnen - " tarief 82 " - . ( In zoverre is de aanbeveling door de nieuwe premierichtlijnen - tarief 82 - vervangen , die krachtens een circulaire van het VdS aan de aangesloten ondernemingen van 25 juni 1982 vanaf 1 januari 1983 gelden . Deze premierichtlijnen zijn bij de Commissie te zamen met de stabiliserings - en saneringsaanbeveling op 23 september 1982 aangemeld ; de onderhavige procedure is daarop echter niet van toepassing . )
( 17 ) 2.4 . De Duitse herverzekeringsondernemingen die uiteraard evenals de eerste verzekeraars belang hebben bij renderende premietarieven , hebben destijds op aandringen van het VdS besloten de stabiliserings - en saneringsaanbeveling met ingang van 1 januari 1981 vergezeld te doen gaan van een speciale " premieberekeningsclausule " in de herverzekeringscontracten ( tekst in bijlage 2 ) . Volgens die clausule wordt - met toestemming van de Duitse controleautoriteiten - een tarifering die niet met de principes van de stabiliserings - en saneringsaanbeveling overeenstemt in geval van schade als onderverzekering behandeld . De schadebetaling van de herverzekeraar wordt dan overeenkomstig gereduceerd . Vier herverzekeraars hebben er ten overstaan van de Commissie op gewezen dat zij deze premieberekeningsclausule alleen toepassen in de met Duitse eerste verzekeraars gesloten herverzekeringscontracten , maar niet in de contracten met buitenlandse verzekeraars , die in Duitsland gelegen risico's via een Duits bijkantoor verzekeren .
( 18 ) 2.5 . De stabiliserings - en saneringsaanbeveling van het VdS was - voor het eerst op 10 februari 1981 - het onderwerp van besprekingen te Brussel tussen vertegenwoordigers van de Commissie en van het Verband . Het ging daarbij om de vraag of de aanbeveling en het daarmee samenhangende bedrag van de aangesloten ondernemingen conform artikel 4 van Verordening nr . 17 bij de Commissie moest worden aangemeld . ( Reeds een jaar daarvoor hadden de vertegenwoordigers van de Commissie er , in een op 27 en 28 februari 1980 te Keulen met vertegenwoordigers van o . a . het VdS gevoerde bespreking op gewezen dat een aanmelding voor alle zekerheid van de bestaande en toekomstige premieaanbevelingen of -richtlijnen gezien de mogelijke toepasselijkheid van artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag nuttig zou zijn . )
( 19 ) In aansluiting op de bespreking te Brussel op 10 februari 1981 heeft het Gesamtverband der Deutschen Versicherungswirtschaft e . V . , mede uit naam van het VdS , bij brief van 25 februari 1981 de argumenten van de vertegenwoordigers van de Commissie met betrekking tot de toepasselijkheid van artikel 85 , lid 1 , afgewezen . Het Gesamtverband heeft daarbij gerefereerd aan een brief van de directeur-generaal van de Concurrentie van 3 juli 1962 aan de algemeen secretaris van het " Comité Européen des Assurances " ( CEA ) ( tekst in bijlage 3 ) . Het Gesamtverband had reeds in zijn 15e rapport ( 1962/63 - blz . 108 ) aan deze brief gerefereerd en dienaangaande het in bijlage 4 afgedrukte standpunt gepubliceerd . Gedurende de procedure heeft ook het VdS strikt vastgehouden aan de mening dat het Verband nog steeds het recht heeft , ongeacht artikel 85 , een aanbeveling te doen van het type dat in het geval van de stabiliserings - en saneringsaanbeveling van juni 1980 is uitgegaan .
( 20 ) De Commissie heeft bij verschillende EG-verzekeraars informatie ingewonnen over de toepassing van de stabiliserings - en saneringsaanbeveling . Zij heeft daarbij in één geval waarin deze informatie werd geweigerd , bij beschikking van 9 december 1981 de inlichtingen opgevraagd met het argument dat deze aanbeveling en een eventueel ten gevolge daarvan gevolgde onderling afgestemde gedraging tussen de aangesloten ondernemingen van het VdS wellicht inbreuk maken op artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag . Deze beschikking heeft rechtskracht gekregen en is in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen ( nr . L 80 van 26 . 3 . 1982 , blz . 36 ) gepubliceerd .
( 21 ) De Commissie heeft het VdS verzocht om inlichtingen over het cijfermateriaal dat ten grondslag ligt aan de door het Verband verrichte berekening van de gemiddelde bedrijfskosten van zijn leden . Het VdS heeft daarop het in bijlage 5 afgedrukte schematische overzicht van de " bedrijfskostenquote volgenenquete 1980 " overgelegd . Tegelijkertijd heeft het VdS erop gewezen dat de in het kader van dit Verband berekende premietarieven 25 % kosten voor beheer/organisatie en provisies/courtages , 5 % brandbeveiligingsbelasting en 3 % winst omvatten .
B . Toepasselijkheid van artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag
( 22 ) 3 . Volgens artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden alle overeenkomsten tussen ondernemingen , alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd , beperkt of vervalst . Zoals de Commissie in het kader van een procedure betreffende de verzekeringsector bij beschikking van 30 maart 1984 ( IV/30.804 - NUOVO CEGAM , PB nr . L 99 van 11 . 4 . 1984 , blz . 29 ) heeft vastgesteld , kunnen de overeenkomsten , besluiten of onderling afgestemde gedragingen die onder artikel 85 vallen betrekking hebben op goederen of diensten . Artikel 85 geldt derhalve ook voor de verzekeringssector .
( 23 ) 3.1 . Het Verband der Sachversicherer e.V . ( Vds ) te Keulen is een ondernemersvereniging in de zin van artikel 85 , lid 1 , en tot haar als vereniging met rechtspersoonlijkheid is het in deze bepaling vervatte verbod , om besluiten in strijd met de vrije mededinging te nemen , gericht .
De stabiliserings - en saneringsaanbeveling ( juni 1980 ) is door het orgaan vastgesteld dat volgens de statuten van het Verband bevoegd is en door de bedrijfsleiding in het kader van haar bevoegdheden medegedeeld aan de leden als een officiële wilsuiting van het Verband . Zij heeft derhalve , ondanks de in de tekst van de aanbeveling opgenomen aanduiding dat zij " vrijblijvend " was , het karakter van een " besluit " van de ondernemersvereniging . Het is voldoende dat de aanbeveling als statutair gefundeerde wilsuiting van de ondernemersvereniging in overeenstemming met de voorschriften van de statuten aan haar leden ter kennis is gebracht .
( 24 ) 3.2 . De aanbeveling strekt tot een beperking van de mededinging op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering binnen de gemeenschappelijke markt . De omstandigheid dat zij slechts betrekking heeft op in Duitsland gelegen verzekeringsrisico's staat deze conclusie niet in de weg . Om de mededinging " binnen de gemeenschappelijke markt " gaat het namelijk ook , wanneer de vraag van een bepaalde aard - in casu de vraag naar assurantiebescherming voor Duitse risico's - in een Lid-Staat is geconcentreerd .
( 25 ) 3.2.1 . De beoogde beperking van de mededinging blijkt met voldoende duidelijkheid uit de heldere tekst van de aanbeveling , waarin naar gelang van de omstandigheden een verhoging van de premietarieven met 10 % , 20 % of 30 % is opgenomen . Het komt er volgens de bewoordingen van artikel 85 , lid 1 , niet op aan of het doel van de aanbeveling in alle betrokken gevallen is verwezenlijkt . Het volstaat dat het besluit van het VdS dat met inachtneming van alle in de Bondsrepubliek Duitsland rechtens geldende formaliteiten is uitgevaardigd en met aanzienlijke publicitaire inspanning is bekendgemaakt , een waarneembare beperking van de mededinging beoogt . Er moet daarbij rekening worden gehouden met het feit dat met 126 aangesloten ondernemingen op het gebied van de industriële brandverzekering alle verzekeraars tot het VdS behoren die op deze markt in Duitsland werkzaam zijn .
( 26 ) 3.2.2 . Een aanzienlijke versterking van de concurrentiebeperking werd tot stand gebracht doordat de Duitse herverzekeringsondernemingen bereid werden gevonden de stabiliserings - en saneringsaanbeveling met ingang van 1 januari 1981 door het opnemen van de speciale " premieberekeningsclausule " ( radnr . 17 ) in de herverzekeringsovereenkomsten te ondersteunen . Beslissend voor deze beoordeling is de onder 1.3 ( randnrs . 8 tot 10 ) vermelde sterke marktpositie van de Duitse beroepsherverzekeringsondernemingen . Slechts uit deze marktpositie kan worden verklaard dat de Duitse herverzekeraars een gedrag konden vertonen als het uniforme toepassen van de " premieberekeningsclausule " met ingang van 1 januari 1981 , zonder daarbij steun te ontvangen van de overige ondernemingen die als herverzekeraar op de markt werkzaam zijn en zonder een latere vermindering van hun marktpositie behoeven te vrezen .
( 27 ) Op grond van hun sterke marktpositie waren de Duitse beroepsherverzekeraars sinds 1 januari 1981 in staat door de uniforme toepassing van de speciale " premieberekeningsclausule " in de herverzekeringscontracten druk uit te oefenen op de eerste verzekeraar om af te dwingen de saneringsaanbeveling van het VdS , die in strijd is met de vrije concurrentie , na te leven . Dit geldt met name in de relatie met die eerste verzekeraars die zich weliswaar niet formeel van het besluit van het Verband over het aannemen van de saneringsaanbeveling hebben gedistantieerd , maar in de praktijk om bedrijfspolitieke redenen weinig aanleiding hadden om de aanbeveling na te leven .
( 28 ) 3.2.3 . De door het gedrag van de herverzekeraars nog versterkte beperking van de mededinging welke met de stabiliserings - en saneringsaanbeveling van het VdS wordt beoogd , is niet te rechtvaardigen door het feit dat zowel het besluit van het Verband inzake de saneringsaanbeveling als het besluit van de herverzekeraars inzake de toepassing van de " premieberekeningsclausule " met goedkeuring van de Duitse toezichthoudende autoriteiten tot stand is gekomen . Een inbreuk op de concurrentieregels van het EEG-Verdrag houdt niet reeds op dat te zijn omdat nationale autoriteiten , om redenen die wellicht uit een oogpunt van nationaal belang relevant zijn , het gedrag van de betrokken ondernemingen goedgekeurd of stilzwijgend toegelaten hebben . Ook de referte aan de verplichting van de Commissie uit hoofde van het EEG-Verdrag en Verordening nr . 17 ( artikel 10 , lid 2 ) om bij procedures over de toepassing van de concurrentieregels een nauw en voortdurend contact met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten te onderhouden , kan niet tot een andere conclusie leiden . Stellig moet de Commissie er bij de interpretatie en toepassing van de concurrentieregels naar streven geen situaties te laten ontstaan waarin economisch-politieke besluiten van de nationale autoriteiten zonder gegronde redenen worden doorkruist , maar gaat het als in het onderhavige geval om een ondubbelzinnige inbreuk op dwingende principes van het EEG-mededingingsrecht , dan kan een eventueel conflict , zoals ook het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft verklaard , alleen ten gunste van de normen van het EEG-recht worden beslecht .
( 29 ) 3.3 . Dat de stabiliserings - en saneringsaanbeveling de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden blijkt in de eerste plaats uit het feit dat zij mede gericht was tot de EG-brandverzekeraars die bij het Verband zijn aangesloten en hun zetel buiten de Bondsrepubliek Duitsland hebben . Daarbij speelt het geen rol , of deze EG-brandverzekeraars hun transacties in Duitsland als leidende , resp . alleen-ondertekenende verzekeraars , dan wel als participerende medeverzekeraars sluiten . In het eerste geval is de aanbeveling rechtstreeks tot hen gericht en ondergaan zij daarvan de onmiddellijke invloed . In het tweede geval kan de aanbeveling indirect van invloed zijn op de rentabiliteit van het grensoverschrijdende medeverzekeringsbedrijf , en op de bereidheid om aan dergelijke transacties mede te werken , via een beïnvloeding van de leidende Duitse verzekeraar in wiens hand de conform de aanbeveling plaatsvindende verhoging van de premietarieven bij bestaande contracten grotendeels gelegen is . Dat zou overigens ook gelden voor het geval dat EG-brandverzekeraars met zetel buiten Duitsland niet bij het VdS zijn aangesloten , voor zover zij hun Duitse bedrijf geheel of grotendeels afwikkelen door als medeverzekeraar in transacties te participeren .
( 30 ) 3.3.1 . De EG-brandverzekeraars die in de Bondsrepubliek Duitsland werkzaam zijn zonder dat hun onderneming daat haar zetel heeft , nemen deel aan de handel tussen Lid-Staten , d.w.z . aan het economische verkeer tussen de staten . De vestigingsvoorschriften van het Duitse Versicherungsaufsichtsgesetz , waarvan de Commissie trouwens betwist dat het verenigbaar is met de uit artikel 59 van het EEG-Verdrag voortvloeiende vrijheid van dienstverrichting ( zie rechtszaak 107/84 ) , veranderen daaraan evenmin iets . Volgens die voorschriften mogen zij daar alleen werkzaam zijn wanneer zij - afgezien van gevallen die zijn geregeld bij de medeverzekeringsrichtlijn van de Raad van 30 mei 1978 ( 3 ) - door een bijkantoor ( zonder eigen rechtspersoonlijkheid ) in de Bondsrepubliek Duitsland zijn vertegenwoordigd . Wel staat het de Duitse wetgever vrij , dergelijke vestigingen als zelfstandige ondernemingen van zijn land te behandelen . Zij worden daardoor echter niet tot in deze Lid-Staat gevestigde ondernemingen met eigen rechtspersoonlijkheid in de zin van de concurrentieregels van artikel 85 e.v . van het EEG-Verdrag .
( 31 ) Het argument dat de prestatie die de kern van de activiteit van een verzekeringsonderneming vormt , te weten het overnemen van bepaalde schaderisico's , in Duitsland zelf wordt verricht , kan daartegen niet worden aangevoerd . Weliswaar is het juist dat de ondertekening van de verzekeringscontracten door de binnenlandse hoofdgemachtigde plaatsvindt , dat er in het binnenland bepaalde financiële garanties voor de nakoming van de contractuele verplichtingen van de buitenlandse verzekeraar moeten bestaan en dat eventuele prestaties van de buitenlandse verzekeringsonderneming dikwijls plaatsvinden uit binnenlands beschikbare middelen , maar van beslissende betekenis is dat de eigenlijke verzekeringstransactie - het bindend overnemen van een bepaald risico tegen betaling van de verzekeringspremie - slechts met effect jegens de buitenlandse verzekeraar ( vertegenwoordigd door de binnenlandse hoofdgevolmachtigde ) tot stand komt . Daar komt nog bij dat een bijkantoor uit een oogpunt van mededinging slechts kan worden beschouwd als een verlengstuk van de buitenlandse verzekeraar .
Tekenend is daarvoor de herhaaldelijk bij verzoeken om inlichtingen in het kader van deze procedure aan de Commissie verstrekte tussentijdse informatie volgens welke het betrokken Duitse bijkantoor eerst ruggespraak moest houden met de leiding van de onderneming in het buitenland .
( 32 ) Een bijkantoor hangt veel meer dan een dochtermaatschappij van de goodwill van de achter hem staande buitenlandse verzekeraar af . Het heeft dikwijls tot taak de assurantiebescherming van de in het binnenland bestaande dochtermaatschappijen van buitenlandse verzekeringsnemers waar te nemen , die met de buitenlandse verzekeraar transnationale verzekeringsprogramma's zijn overeengekomen . De leiding van de onderneming van de buitenlandse verzekeraar bepaalt niet slechts de commerciële politiek op het werkterrein van het bijkantoor , maar de in het binnenland gerealiseerde winst vloeit uiteindelijk ook naar de buitenlandse verzekeringsonderneming , en deze moet wanneer in het binnenland voortdurend verlies wordt geleden het kapitaal dat het bijkantoor daar ter beschikking staat met behulp van haar buitenlandse middelen aanzuiveren . Tenslotte - en dat is het beslissende argument - staan de publiekrechtelijke voorschriften van het nationale recht inzake toezicht op verzekeringen er niet aan in de weg , dat voor de buitenlandse verzekeraar als zodanig uit de door het bijkantoor gesloten verzekeringscontracten privaatrechtelijk rechten en verplichtingen ontstaan . Met inachtneming van al deze omstandigheden zou het gekunsteld zijn indien men aannam dat verzekeringsondernemingen met bijkantoren in andere EEG-staten niet deelnemen aan het economisch verkeer tussen deze staten en hun eigen staat van vestiging .
( 33 ) 3.3.2 . De premieaanbeveling van het VdS kon de handel tussen Lid-Staten op waarneembare wijze ongunstig beïnvloeden , ook al is het Duitse marktaandeel van de buitenlandse EG-verzekeraars relatief gering ( minder dan 3 % van de geboekte bruto-premieopbrengst ) . De handel tussen Lid-Staten kan altijd waarneembaar ongunstig worden beïnvloed wanneer een concurrentiebeperkende maatregel bijna het gehele volume van de handel tussen de staten omvat , dat momenteel constateerbaar is of zich - onafhankelijk van deze concurrentiebeperking - binnen afzienbare tijd kan ontwikkelen .
( 34 ) 3.3.2 . Indien er , als in het onderhavige geval , gezien de natuurlijke en juridische omstandigheden die mede bepalend zijn voor de omvang van de handel tussen de staten , toch al slechts zwakke handelsstromen te constateren of te verwachten zijn , dan mag daaruit niet - uit hoofde van een te geringe waarneembaarheid - de toelaatbaarheid worden afgeleid van maatregelen die deze handelsstromen in de zin van een verzwakking van de concurrentie trachten te beïnvloeden . Het Duitse marktaandeel van de buitenlandse EG-brandverzekeraars die bij het VdS zijn aangesloten , is onder deze omstandigheden niet van bijzondere betekenis . Vast staat namelijk dat dit marktaandeel het gehele volume van het economisch verkeer met andere Lid-Staten in de Bondsrepubliek Duitsland in de sector industriële brandverzekering belichaamt en dat in feite geen noemenswaardige toevloed van nieuwe concurrenten met zetel in andere EG-staten in de nabije toekomst te verwachten is .
( 35 ) 3.3.3 . Men moet ervan blijven uitgaan dat de premieaanbeveling van het VdS in samenhang met de toepassing van de premieberekeningsclausule door de Duitse herverzekeraars een marktafschermend effect in het leven kon roepen en zo de door het EEG-Verdrag gewilde wederzijdse economische penetratie van de gemeenschappelijke markt kon bemoeilijken . In dit verband dient men te bedenken dat de druk die door de Duitse herverzekeraars door de invoering van de " premieberekeningsclausule " wordt uitgeoefend ook de EG-brandverzekeraars treft die in de Bondsrepubliek Duitsland werkzaam zijn zonder dat hun onderneming daar haar zetel heeft . Volgens de hierboven onder 1.2 ( randnr . 6 ) getrokken conclusies sluiten zij bijna zonder uitzondering het merendeel van hun verzekeringstransacties op het gebied van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering door te participeren in transacties onder leiding van een Duitse verzekeringsonderneming . Onder die omstandigheden betrof de toepassing van de " premieberekeningsclausule " ook hen , wanneer zij hun eigen herverzekering bij buitenlandse herverzekeraars , bij voorbeeld in hun eigen land , nemen of bij Duitse herverzekeraars die jegens hen van deze clausule afstand deden ( randnr . 17 ) . De Duitse " premieberekeningsclausule " was dan weliswaar niet opgenomen in de door hen gesloten herverzekeringscontracten . Deze sorteerde evenwel ook jegens hen haar concurrentiebeperkend effect , te weten via de omweg van hun Duitse leidende verzekeraar , voor zover deze zijn herverzekering bij Duitse beroepsverzekeraars afsluit . Gezien de bijzonder sterke marktpositie van de Duitse herverzekeraars mag men aannemen dat dit in de regel het geval is .
( 36 ) Onder deze omstandigheden vloeide de mogelijkheid dat de markten werden afgeschermd voort uit het feit dat de buitenlandse EG-verzekeraars , die bij grote risico's in wezen op de samenwerking met leidende Duitse verzekeraars zijn aangewezen , in verband daarmee geen gunstiger premietarieven dan hun Duitse concurrenten konden aanbieden , b.v . om op die manier beter de markt te penetreren . Wel zouden belangrijke buitenlandse EG-brandverzekeraars in het kader van de naar de mening van de Commissie reeds bestaande vrijheid van vestiging ( zie rechtszaak 107/84 - randnr . 30 ) reeds in staat moeten zijn om bij het doen van dergelijke offerten als leidende verzekeraars op te treden . Zij kunnen in feite echter in de Bondsrepubliek Duitsland niet als leidend verzekeraar optreden - ook niet onder de versoepelde condities van de medeverzekeringsrichtlijn van de Raad van 30 mei 1978 ( randnr . 30 ) - zonder aan de nog steeds toegepaste restrictieve vestigingscondities van het Duitse Versicherungsaufsichtsgesetz onderworpen te zijn .
C . Niet toepasselijkheid van artikel 85 , lid 3 , van het EEG-Verdrag
( 37 ) 4 . Volgens artikel 85 , lid 3 , kunnen de bepalingen van artikel 85 , lid 1 , buiten toepassing worden verklaard
- voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen , voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen , en
- voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen
die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang , mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt , en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen
a ) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn ,
b ) de mogelijkheid te geven , voor een wezelijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen .
( 38 ) 4.1 . Volgens artikel 4 , lid 1 , tweede zin , van Verordening nr . 17 kan de Commissie een verklaring conform artikel 85 , lid 3 , hoogstens geven met werking vanaf het tijdstip waarop de betrokken overeenkomsten , besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen bij haar zijn aangemeld . Een aanmelding kon niet , bij voorbeeld volgens artikel 4 , lid 2 , punt 1 , van Verordening nr . 17 , achterwege worden gelaten . Volgens deze bepaling geldt lid 1 niet voor overeenkomsten , besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen wanneer daaraan slechts ondernemingen uit één Lid-Staat deelnemen en zij geen betrekking hebben op de invoer of de uitvoer tussen Lid-Staten . Aangezien de stabiliserings - en saneringsaanbeveling tot stand gekomen is als een besluit van een ondernemersvereniging waarbij EG-brandverzekeraars met zetel in andere Lid-Staten zijn aangesloten , is aan de voorwaarden voor de toepassing van de uitzonderingsbepaling niet voldaan . Daaraan verandert ook de omstandigheid dat deze EG-verzekeraars hun transacties in de Bondsrepubliek Duitsland met behulp van daar toegelaten bijkantoren sluiten niets . In zoverre moge worden verwezen naar het betoog onder 3.3 ( randnrs . 30 tot 32 ) .
( 39 ) 4.2 . Voor de periode vanaf 23 september 1982 , de dag van de aanmelding van de aanbeveling bij de Commissie , kan een verklaring conform artikel 85 , lid 3 , niet worden afgegeven omdat aan de voorwaarden daarvoor niet is voldaan . De stabiliserings - en saneringsaanbeveling kon namelijk niet bijdragen tot verbetering van de door de brandverzekeraars verrichte prestaties .
4.2.1 . Het hoofdargument van het VdS , dat de data van de schadestatistiek die de individuele ondernemingen ter beschikking staan voor een juiste calculatie van de premies bij lange na niet volstaan , is als zodanig juist . Er kan evenwel niet uit worden afgeleid dat een besluit van een organisatie tot aanbeveling van premieverhogingen met 10 % , 20 % of zelfs 30 % een maatregel zou zijn tot verbetering van dienstverlening door het verzekeringsbedrijf . Het volstaat niet , erop te wijzen dat het premieniveau als gevolg van een opgedreven concurrentie naar beneden was gehaald en dat alle verzekeraars bedrijfseconomisch gezien dringend een verbetering van hun inkomsten behoefden . Zulk een bedrijfseconomisch belang bestaat - met name gedurende zwakke conjunctuurperioden - in alle branches en kan op zichzelf geen doorslaggevend argument zijn voor de toelating van concurrentiebeperkingen .
( 40 ) 4.2.2 . Ook het betoog dat naar geest en doel van de schadeverzekering en volgens de desbetreffende wettelijke voorschriften , de nakoombaarheid van verzekeringscontracten op langere termijn , met inachtneming van het zogenaamde principe van de branchescheiding , moet zijn gewaarborgd , kan niet tot een andere conclusie leiden . Het is stellig juist dat de verzekeringnemers in redelijke omvang moeten worden beschermd tegen onserieuze wijzen van zakendoen van zonder verantwoordelijkeheidsbesef handelende verzekeraars , in ieder geval voor zover zij zelf niet in staat zijn op eigen verantwoordelijkheid economisch gezonde verzekeringsondernemingen te kiezen , waaraan zij hun assurantiebescherming kunnen toevertrouwen . Daaruit mag echter niet de conclusie worden getrokken dat de forfaitaire verhoging van het premieniveau een middel zou zijn tot verbetering van de dienstverlening door het verzekeringswezen , dat volgens de principes van artikel 85 , lid 3 , vrijstelling van het verbod van concurrentiebeperkingen zou rechtvaardigen .
( 41 ) 4.2.2.1 . Zoals het Hof van Justitie ( arrest van 13 . 7 . 1966 , Zaken 56 tot 58/64 - Grundig-Consten , JHvJ EG 1966 , blz . 322 , 397 ) heeft betoogd , behoeft niet iedere maatregel die een gunstig effect heeft op de werkzaamheid van de betrokken ondernemingen als een verbetering van het economisch proces in de zin van artikel 85 , lid 3 , te worden beschouwd . Een afweging van de aan een maatregel verbonden bezwaren voor de mededinging en de uit de maatregel voortvloeiende verbeteringen is nodig . De maatregel moet met name waarneembare objectieve voordelen met zich meebrengen , die kunnen opwegen tegen de daarmee verbonden nadelen voor de concurrentie .
( 42 ) 4.2.2.2 . Aan deze voorwaarde is in de door het VdS vastgestelde stabiliserings - en saneringsaanbeveling niet voldaan . De aanbeveling gaat met haar tendens tot forfaitaire verhoging van het premieniveau ver uit boven wat zou kunnen worden beschouwd als een aanvaardbare samenwerking tussen schadeverzekeraars voor de gemeenschappelijke analyse van schadestatistieken en voor de omzetting van de resultaten van deze samenwerking in voor de praktijk bruikbare indicaties voor de opstelling van de verzekeringscontracten . Dat hier van overmaat sprake is blijkt niet alleen uit het feit dat een forfaitaire verhoging met 10 % , 20 % of 30 % op geen enkele wijze rekening houdt met de kosten en opbrengsten van de individuele verzekeraars . Het volgt ook reeds uit het principe van de vaststelling van brutopremies dat aan deze verhoging ten grondslag ligt , d.w.z . van premies die zonder inachtneming van de individuele kosten en opbrengstensituatie algemene bedrijfskosten en winstmarges in de vorm van percentages van de statistisch vastgestelde schadekosten ( met inbegrip van een veiligheidsmarge ) inhouden .
( 43 ) Uit een vergelijking van de door het VdS bij zijn brutopremieberekening gebruikte kostenbestanddelen ( randnr . 21 in fine ) met de in bijlage 5 weergegeven bedrijfskostenpercentages ( in overeenstemming met het laatste door het VdS verrichte onderzoek in 1980 ) blijkt afdoende dat er van de ene onderneming tot de andere duidelijke verschillen bestaan in de hoogte van de bedrijfskosten , die ook in de ondernemingstarieven tot uitdrukking zouden moeten komen . Wanneer er in andere branches van de goederenverzekering gedifferentieerde ondernemerstarieven mogelijk zijn die het resultaat zijn van de gemeenschappelijk berekende schadekosten en de individueel gecalculeerde bedrijfskosten-toeslagen , valt niet in te zien waarom niet ook bij de brandverzekering de samenwerking zich zou kunnen concentreren op de vaststelling van de te verwachten schadekosten .
( 44 ) 4.2.2.3 . Willen daarbij individuele verzekeringsondernemingen het risico aangaan de nakoming van de door hen gesloten verzekeringscontracten op langere termijn in gevaar te brengen doordat zij ondanks een negatieve ontwikkeling van hun rentabiliteit een conscientieus in aanmerking nemen van hun bedrijfskosten achterwege laten , dan zijn stellig de interventiemogelijkheden die de toezichthoudende autoriteiten ter beschikking staan voldoende om te hulp te schieten . Dergelijke interventies lijken in ieder geval een geringer kwaad te zijn dan de toepassing van een soort " convooi " -systeem , waarbij onrendabel functionerende verzekeraars zich er ten laste van de collectiviteit laten doorslepen en de efficiënte ondernemingen in de branche evenredig hogere winsten ( met inbegrip van de winst uit beleggingen ) realiseren .
D . Toepasselijkheid van artikel 3 , lid 1 , van Verordening nr . 17
( 45 ) 5 . Om de onder B en C weergegeven redenen ziet de Commissie zich genoodzaakt een inbreuk op artikel 85 van het EEG-Verdrag vast te stellen . Wel moet er met inachtneming van de hierboven ( randnrs . 14 tot 16 ) weergegeven omstandigheden van het geval van uitgegaan worden dat de gewraakte aanbeveling slechts effect kon sorteren in de periode van 1 juni 1980 tot en met 31 december 1982 . Er bestaat , gezien de door het VdS in de aanhangige procedure consequent verdedigde rechtsopvatting geen redelijke twijfel aan , dat dit Verband ook in te toekomst gelijksoortige aanbevelingen zou kunnen uitspreken , indien niet duidelijk zou worden gemaakt , dat de door de Commissie gewraakte gedraging onverenigbaar is met artikel 85 . Het lijkt , met het oog daarop , geboden , duidelijk te wijzen op de grenzen welke dit voorschrift trekt bij de wederzijdse samenwerking van verzekeringsondernemingen op het gebied waarop de aanmelding betrekking heeft ,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :
Artikel 1
De aanbeveling van het Verband der Sachversicherer e . V . tot stabilisering en sanering van het bedrijf van de industriële brand - en bedrijfsonderbrekingsverzekering ( juni 1980 ) vormt een inbreuk op artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .
Artikel 2
Het verzoek om een negatieve verklaring conform artikel 2 van Verordening nr . 17 en een ontheffing van het kartelverbod conform artikel 85 , lid 3 , van het EEG-Verdrag voor de in artikel 1 genoemde aanbeveling wordt afgewezen .
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Verband der Sachversicherer e . V . te Keulen ( Bondsrepubliek Duitsland ) , Riehler Strasse 36 .
Gedaan te Brussel , 5 december 1984 .
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Lid van de Commissie
( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .
( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963 , blz . 2268/63 .
( 3 ) PB nr . L 151 van 7 . 6 . 1978 , blz . 25 .
BIJLAGE 1
Vrijblijvende aanbeveling ter stabilisering en sanering van het BI - en BBO-V-bedrijf - juni 1980
I . Stabilisering van de bestaande contracten :
1 . Bij contracten die onder het toepassingsgebied van de " principes " vallen wordt het destijds toegepaste premietarief alleen gewijzigd wanneer dit wegens objectieve veranderingen in de tariferingscriteria nodig is .
2 . Er worden geen contracten gesloten voor meer dan één jaar en bestaande contracten worden niet voor meer dan één jaar verlengd ( nr . IV(2 ) van de " principes " ( 1 ) ) .
II . Sanering van de bestaande contracten :
1 . Bij contracten met vervaldatum tussen 31 december 1980 en 30 december 1981 en met verzekerde sommen van ten minste 50 miljoen DM wordt het toegepaste premietarief met ten minste 10 % verhoogd . Indien het contract in de afgelopen vijf verzekeringsjaren een schade-uitkering ten opzichte van de betaalde premie ( schadequote ) van meer dan 150 % bereikt , bedraagt de verhoging ten minste 20 % .
Het is mogelijk een looptijd voor het contract van uiterlijk twee jaar overeen te komen .
2 . Bij contracten met vervaldatum tussen 31 december 1981 en 30 december 1982 en met verzekerde sommen vanaf 1 miljoen DM wordt het toegepaste premietarief met ten minste 20 % verhoogd . Indien het contract in de afgelopen vijf verzekeringsjaren een schade-uitkering ten opzichte van de betaalde premie ( schadequote ) van meer dan 150 % bereikt , bedraagt de verhoging ten minste 30 % .
Verlenging van de looptijd met meer dan één jaar is niet mogelijk .
3 . Contracten met vervaldatum vanaf 31 december 1982 worden aangepast aan het premietarief van de op dat tijdstip geldende premierichtlijnen .
4 . Voor contracten die in overeenstemming met de aanbevelingen van de tariferingscommissie zijn getarifeerd gelden de punten 1 en 2 niet . Deze moeten evenals voorheen aan de tariferingscommissie worden voorgelegd .
5 . Naverzekeringen worden tegen het telkens toegepaste premietarief van het basiscontract gesloten .
III . Meerjarige contracten worden met het oog op de premieaanpassing in de zin van deze aanbeveling in geval van schade opgezegd , indien de schadeloosstelling hoger is dan de jaarpremie van het contract of de uitgekeerde schade ten opzichte van de betaalde premie ( schadequote ) in de afgelopen vijf verzekeringsjaren meer dan 150 % bereikt .
IV . Voor zover onder I tot III niet anders is geregeld , zijn de " principes " en de circulaire ter toelichting ( F-GR-circulaires ) van toepassing . Dit geld met name voor
- de nieuwe transactie ( nr . III van de " principes " ) . Nieuwe transacties met een verzekerde som van ten minste 50 miljoen DM moeten aan de tariferingscommissie worden voorgelegd ;
- de overige inhoud van de contracten ( nr . IV van de " principes " ) ;
- de procedure inzake aanvragen en inlichtingen ( nr . VIII van de " principes " ) ;
- de informatie van de directie ( nr . X van de " principes " ) .
Bij deelnemingstransacties stelt de leidende onderneming de deelnemers in kennis van de voorgenomen maatregel en verzoekt hij hem om instemming .
V . Deze aanbeveling moet in twijfelgevallen zo worden geïnterpreteerd dat het doel van de stabilisering en sanering van het bedrijf niet in gevaar komt .
( 1 ) Principes voor de tarifering van de industriële brand - en FBU-risico's in het grootbedrijf ( versie van 3 . 2 . 1977 ) .
BIJLAGE 2
Premieberekeningsclausule
1 . De eerste verzekeraar moet de industriële brand - en brandbedrijfsonderbrekingsverzekeringen ( ook door de eerste verzekeraar aangegane facultatieve transacties ) van risico's die in Duitsland gelegen zijn volgens de " premierichtlijnen " voor de industriële brand - en brandbedrijfsonderbrekingsverzekering en de " vrijblijvende aanbeveling ter stabilisering en sanering van het industriële brand - en brandbedrijfsonderbrekingsverzekeringsbedrijf " van het Verband der Sachversicherer e . V . in de op dat moment geldende versie behandelen .
2 . De herverzekeraar moet nagaan of lid 1 is nageleefd , wanneer een schade in de brand - en/of brandbedrijfsonderbrekingsverzekering is ingetreden die voor 100 % van de brand - en/of brandbedrijfsonderbrekingsverzekeringspolis 1 miljoen DM en meer bedraagt .
3 . Bij afwijking van de overeenkomst conform lid 1 wordt in geval van schade door de herverzekeraar de ondertarifering als onderverzekering behandeld en zijn prestatie naar evenredigheid verminderd . De bijkomende schadevergoedingsplicht van de eerste verzekeraar voor 100 % van zijn obligatoire herverzekeringscontracten is echter beperkt met het eenvoudige bedrag van de eigen schade dat aan de verhoging ten grondslag ligt voor de betrokken cessie . Deze extra schadeverbintenis mag niet elders worden herverzekerd .
4 . In geval van twijfel inzake de hoogte van de volgens de overeenkomst conform lid 1 te berekenen premie wordt het advies van de tariferingscommissie van het Verband der Sachversicherer e . V . als arbiter ingewonnen .
5 . Over de uitvoering van de bovengenoemde bepalingen worden op 1 januari van ieder jaar onderhandelingen gevoerd over de voortzetting van dit herverzekeringscontract .
BIJLAGE 3
Vertaling
Origineel Frans .
Kopie
Europese Economische Gemeenschap , Commissie ,
Directoraat-generaal Concurrentie
Brussel , 3 juli 1962
Aan de heer Favre
Weledelgestrenge heer ,
Uw brief aan de heer von der Groeben met betrekking tot Verordening nr . 17 is intussen bij mij beland .
Naar mijn mening roepen de beide in Uw brief gestelde vragen , onder voorbehoud van een latere behandeling van het algemene vraagstuk van de toepassing van de concurrentieregels op de verzekeringssector , de volgende antwoorden op :
1 . Aangaande overeenkomsten die tussen verzekeringsondernemingen zijn gesloten met het oog op het verzamelen van statistische ervaringen denk ik dat men moet bedenken dat dergelijke overeenkomsten er in het algemeen niet toe strekken de mededinging te beperken , te vervalsen of binnen de Gemeenschap te verhinderen , terwijl men wanneer de veralgemening van statistische gegevens tot het volgen van een uniform tarief zou leiden in dat geval zou kunnen menen dat de overeenkomst zelfs langs indirecte weg een beperking beoogt van de mededinging tussen de verzekeringsmaatschappijen die er aan deelnemen .
2 . De uitzondering op de aanmeldingsplicht welke is neergelegd in artikel 4 , lid 2 , punt 1 , van Verordening nr . 17 geldt slechts voor zover aan de overeenkomst slechts ondernemingen uit eenzelfde Lid-Staat deelnemen en zij geen betrekking heeft op de invoer en de uitvoer tussen Lid-Staten . Op het gebied van de verzekering leggen de controlevoorschriften in het algemeen de buitenlandse ondernemingen die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaam willen zijn de verplichting op , de vorm te kiezen van een vennootschap naar nationaal recht of een vertegenwoordiger te benoemen die de nationaliteit heeft van de staat waar de verzekeringswerkzaamheid wordt uitgeoefend . Bijgevolg heeft het er de schijn van dat binnen dezelfde staat de verschillende verzekeringsmaatschappijen de hoedanigheid van burgers van deze staat hebben , hetgeen de toepassing van artikel 4 , lid 2 , punt 1 , van Verordening nr . 17 mogelijk maakt .
Beleefdheidsformule
Directeur-generaal van de Concurrentie
P . VERLOREN VAN THEMAAT
Bijlage 4
Uittreksel uit het 15e rapport van het Gesamtverband der Deutschen Versicherungswirtschaft e . V . 1962/63 ( blz . 108 )
3 . Binnenlands statuut voor de vestigingen van buitenlandse vennootschappen
Klaarblijkelijk is ook de vraag of vestigingen van buitenlandse ondernemingen tot de kring van " binnenlanders " in de zin van artikel 4 , lid 2 , punt 1 , van Verordening nr . 17 moeten worden gerekend opnieuw aan de orde gesteld .
In ons laatste rapport ( 1 ) hebben wij de mededeling van de Commissie gepubliceerd , dat kan worden aangenomen dat voor vestigingen het binnenlandse statuut en daarmee artikel 4 , lid 2 , punt 1 , van Verordening nr . 17 van toepassing is d.w.z . dat overeenkomsten binnen één Lid-Staat deze hoedanigheid , en daardoor de ontheffing van de aanmeldingsplicht , niet verliezen wanneer daaraan binnenlandse vestigingen van buitenlandse vennootschappen deelnemen .
Thans wordt overwogen deze opvatting nog slechts te laten gelden voor gevallen waarin de " vestiging " in de vorm van een daartoe opgerichte vennootschap naar binnenlands recht ( zelfstandige dochteronderneming ) bestaat , maar niet voor het geval dat in Duitsland het allermeest voorkomt , dat een " algemeen gevolmachtigde " is ingeschakeld . Dit vindt uitsluitend zijn reden in de civielrechtelijke opvatting dat de gevolmachtigde juist als zodanig niet uit eigen naam handelt en aan door hem gesloten overeenkomsten de door hem vertegenwoordigde buitenlandse onderneming zelf rechten en verplichtingen ontleent , zodat zuiver binnenlandse overeenkomsten thans het karakter van een " overeenkomst tussen vennootschappen uit meerdere Lid-Staten " zouden krijgen en daarom zouden moeten worden aangemeld .
Dit oordeel gaat intussen aan de economische werkelijkheid voorbij . Het gaat om zuiver binnenlandse overeenkomsten waaraan de buitenlandse ondernemingen slechts voor het binnenland willen deelnemen en anderzijds ook slechts via de binnenlandse algemeen gevolmachtigde kunnen deelnemen , omdat zij rechtstreeks het bedrijf in Duitsland in het geheel niet kunnen uitoefenen . De voorwaarden voor vestiging in Duitsland vereisen zo een grote mate aan juridische en financiële zelfstandigheid dat er tussen een dochteronderneming en de door een hoofdgevolmachtigde vertegenwoordigde vestiging voor het deelnemen aan overeenkomsten geen onderscheid bestaat .
( 1 ) Rapport 1961/62 , blz . 69 .
BIJLAGE 5
Bedrijfskostenquota's enquête 1980
( incl . 5 % brandbeveiligingsbelasting )
Bedrijfskostenquote in % * Brand-Industrie * Brand-Bedrijfsonderbreking *
* Aantal ondernemingen * Marktaandeel * Aantal ondernemingen * Marktaandeel *
... minder dan 20 * 7 * 5,88 * 2 * 7,13 *
20 tot minder dan 22 * 4 * 0,30 * 1 * 0,19 *
22 tot minder dan 24 * 1 * 0,57 * 1 * 0,08 *
24 tot minder dan 26 * 6 * 5,99 * 1 * 0,02 *
26 tot minder dan 28 * 3 * 0,67 * 5 * 0,97 *
28 tot minder dan 30 * 4 * 3,05 * 9 * 7,39 *
30 tot minder dan 32 * 9 * 15,42 * 9 * 19,97 *
32 tot minder dan 34 * 19 * 15,59 * 11 * 5,88 *
34 tot minder dan 36 * 10 * 7,24 * 17 * 20,70 *
36 tot minder dan 38 * 11 * 3,90 * 9 * 3,41 *
38 tot minder dan 40 * 6 * 8,82 * 6 * 6,79 *
40 tot minder dan 42 * 5 * 2,82 * 6 * 7,55 *
42 tot minder dan 44 * 5 * 0,69 * 7 * 4,35 *
44 tot minder dan 46 * 5 * 0,19 * 3 * 0,57 *
46 en meer * 6 * 0,40 * 8 * 0,27 *
Totaal * 101 * 71,53 * 95 * 85,27