85/166/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 februari 1985 betreffende een verzoek om terugbetaling van op de invoer van bepaalde soorten glastextielvezel (rovings) van oorsprong uit Tsjechoslowakije geïnde anti- dumpingrechten (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
85/166/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 februari 1985 betreffende een verzoek om terugbetaling van op de invoer van bepaalde soorten glastextielvezel (rovings) van oorsprong uit Tsjechoslowakije geïnde anti- dumpingrechten (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 11 februari 1985
betreffende een verzoek om terugbetaling van op de invoer van bepaalde soorten glastextielvezel (rovings) van oorsprong uit Tsjechoslowakije geïnde anti-dumpingrechten
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(85/166/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
A. Procedure
(1) Op 18 juni 1983 heeft de Commissie bij Verordening (EEG) nr. 1631/83 (2) een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten glastextielvezel (rovings) van oorsprong uit Tsjechoslowakije ingesteld. Het recht was gelijk aan het verschil tussen de prijs per kg, franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, en 0,97 Ecu. Op 16 december 1983 werd door de Raad bij Verordening (EEG) nr. 3540/83 (3) een definitief anti-dumpingrecht ingesteld. Het recht is gelijk aan het bedrag waarmee de prijs per kg, franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, lager ligt dan 1,07 Ecu. De ingevolge Verordening (EEG) nr. 1631/83 tot zekerheid van het voorlopige anti-dumpingrecht vanaf 18 juni 1983 gestelde bedragen werden definitief geïnd.
(2) Enkele importeurs van rovings uit Tsjechoslowakije, met name MBG GmbH & Co, Frankfurt/Main, Fibron Wolfgang Mellert GmbH, Bretten/Baden, en Menzolit-Werke, Albert Schmidt GmbH & Co KG, Menzingen, hebben op respectievelijk 18 november 1983, 25 oktober 1983 en 4 maart 1984 bij de Duitse autoriteiten om terugbetaling verzocht van respectievelijk 85 473,71 DM, 92 220,75 DM en 66 010,36 DM in verband met hun invoer van rovings uit Tsjechoslowakije. Deze bedragen betroffen voorlopige anti-dumpingrechten die werden geïnd. De Duitse autoriteiten verzonden de verzoeken aan de Commissie.
(3) Na overlegging door de verzoekers van verder bewijsmateriaal tot staving werden de vorderingen door de Commissie onderzocht. De verzoekers werden op de hoogte gesteld van de voorlopige resultaten van dit onderzoek en hun werd gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De gemaakte opmerkingen werden voor het nemen van deze beschikking in overweging genomen.
(4) De Commissie stelde de Lid-Staten op de hoogte en bracht over de aangelegenheid advies uit. Alle Lid-Staten stemden in met dit advies.
B. Argumenten van de verzoekers
(5) De verzoekers hebben hun vorderingen gebaseerd op de stelling dat, aangezien de Commissie, voor het instellen van het voorlopige recht, bij het bespreken van een mogelijke verbintenis gebruik maakte van meer recente wisselkoersen, de officiële wisselkoers niet had mogen worden gebruikt bij de berekening van het bedrag van het in nationale valuta te betalen recht. De door de verzoekers gevraagde terugbetaling is het verschil tussen de beide koersen.
C. Ontvankelijkheid
(6) De verzoeken zijn ontvankelijk aangezien zij overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de anti-dumpingwetgeving van de Gemeenschap, in het bijzonder de tijdslimieten, zijn ingediend.
D. Gegrondheid van de vordering
(7) De verzoeken zouden verantwoord zijn indien de importeurs hadden aangetoond dat de bedragen van het geïnde recht meer bedroegen dan de daadwerkelijke marge van dumping. In het betrokken geval bedraagt de marge van dumping 56,03 %. Aangezien echter een lager bedrag voldoende werd geacht om de schade teniet te doen werd het voorlopige recht op een lager niveau vastgesteld, te weten het bedrag waarmee de nettoprijs per kg, franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, lager is dan 0,97 Ecu per kg. Dit stemde overeen met een recht van ongeveer 13 % op basis van de wisselkoersen van toepassing gedurende de periode van onderzoek.
(8) Wat betreft het innen van dit veranderlijke recht werd in artikel 1, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1631/83 duidelijk gesteld dat »de vigerende bepalingen inzake douanerechten op het recht van toepassing zijn". Het recht vastgesteld in Ecu moest bijgevolg worden uitgedrukt in nationale munt overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2779/78 van de Raad (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 289/84 (2).
(9) De Commissie is er zich terdege van bewust dat de wisselkoers wijziging onderging in de loop van de periode tijdens welke het voorlopige recht van toepassing was. Dit werd beschouwd op het tijdstip dat de beslissing werd genomen de bedragen die tot zekerheid van het voorlopige recht werden gesteld definitief te innen. Er werd vastgesteld dat, ondanks het feit dat er zich een wijziging voordeed in de wisselkoers van de Duitse mark tussen de dag waarop de bedragen tot zekerheid werden gesteld en de dag waarop ze definitief werden geïnd, het bedrag van dit voorlopige recht de definitief vastgestelde marge niet overschreed.
(10) De verzoekers voeren aan dat bovengenoemde wijzigingen in de wisselkoersen niet zouden mogen leiden tot enige aanvullende inning van rechten. Zij beweren eveneens dat deze wijzigingen hebben geleid tot het innen van rechten, waarvan het bedrag hoger was dan de werkelijke marge van dumping.
(11) De Commissie heeft deze beweringen onderzocht en kwam tot de slotsom dat het feit alleen dat het werkelijke bedrag van het recht in nationale munt hoger is als gevolg van een wijziging in wisselkoersen geen recht geeft op een terugbetaling pro tanto. Wat het verband tussen de geïnde rechten en de marge van dumping betreft werd, nadat de zaak opnieuw was onderzocht, vastgesteld dat de geïnde bedragen de werkelijke marge van dumping niet overschreden welke ook de toegepaste wisselkoers is, ofwel die welke van toepassing was op het tijdstip dat de zekerheid werd gesteld, ofwel die welke van toepassing was toen er onderhandeld werd over een mogelijke verbintenis, ofwel die welke van toepassing is op het tijdstip van inning van het voorlopige recht.
(12) De verzoeken moeten derhalve worden verworpen,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De door MBG GmbH & Co, Frankfurt am Main, Fibron Wolfgang Mellert GmbH, Bretten/Baden en Menzolit-Werke, Albert Schmidt GmbH & Co KG, Menzingen, ingediende verzoeken om terugbetaling worden verworpen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland en MBG, GmbH & Co, Frankfurt am Main, Fibron Wolfgang Mellert GmbH, Bretten/Baden en Menzolit-Werke, Albert Schmidt GmbH & Co KG, Menzingen.
Gedaan te Brussel, 11 februari 1985.
Voor de Commissie
Peter SUTHERLAND
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.
(2) PB nr. L 160 van 18. 6. 1983, blz. 18.
(3) PB nr. L 354 van 16. 12. 1983, blz. 15.
(1) PB nr. L 333 van 30. 11. 1978, blz. 5.
(2) PB nr. L 33 van 4. 2. 1984, blz. 2.