Home

85/258/EGKS, EEG, EURATOM: Besluit van het Europese Parlement van 16 april 1985 waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1983, betreffende afdeling I - Parlement, Afdeling II - Raad, Afdeling III - Commissie, Afdeling IV - Hof Van Justitie, Afdeling V - Rekenkamer

85/258/EGKS, EEG, EURATOM: Besluit van het Europese Parlement van 16 april 1985 waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1983, betreffende afdeling I - Parlement, Afdeling II - Raad, Afdeling III - Commissie, Afdeling IV - Hof Van Justitie, Afdeling V - Rekenkamer

*****

BESLUIT VAN HET EUROPESE PARLEMENT

van 16 april 1985

waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1983, betreffende afdeling I - Parlement, afdeling II - Raad, afdeling III - Commissie, afdeling IV - Hof van Justitie, afdeling V - Rekenkamer

(85/258/EGKS, EEG, Euratom)

HET EUROPESE PARLEMENT,

- Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid artikel 78 octies,

- Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid artikel 206 ter,

- Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid artikel 180 ter,

- Gezien de begroting en de beide gewijzigde en aanvullende begrotingen voor het begrotingsjaar 1983,

- Gezien de jaarrekeningen en de financiële balansen welke op de uitvoering van de begroting voor 1983 betrekking hebben,

- Gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1983 met de antwoorden van de Instellingen (1),

- Gelet op de aanbeveling van de Raad inzake de aan de Commissie te verlenen kwijting (doc. C2-3/85),

- Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole, de daaraan gehechte werkdocumenten betreffende de verschillende beleidssectoren van de Gemeenschap en de adviezen van de Commissie landbouw, visserij en voedselvoorziening, de Commissie energie, onderzoek en technologie, de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming, de Commissie jeugd, cultuur, onderwijs, voorlichting en sport, de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie rechten van de vrouw (doc. A2-10/85),

1. Verleent de Commissie met betrekking tot de uitvoering van de begroting 1983 kwijting voor de volgende bedragen:

A. Ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 1983

1.2 // 1. Ontvangsten // (Ecu) // Inkomsten over 1983 // 24 765 506 220 // Overdrachten uit 1982, geannuleerd // 302 061 138 // Koerswinsten // 47 947 118 // Totaal // 25 115 514 476 // 2. Uitgaven // // Uitgaven over 1983 // 23 101 563 603 // Naar 1984 overgedragen kredieten // 1 706 775 258 // Ongebruikt saldo // 70 766 // Totaal // 24 808 409 627 // 3. Balans over het jaar (1 - 2) // 307 104 849

B. Balans per 31 december 1983

1.2 // Activa // // Vastgelegde middelen // 9 623 277 814 // Bedrijfsmiddelen // 27 554 032 // Realiseerbare middelen // 251 609 588 // Kasmiddelen // 3 338 525 231 // Transitorische posten // 166 621 719 // Totaal // 13 407 588 384 // Passiva // // Vast kapitaal // 10 487 402 170 // Schulden op korte termijn // 2 705 466 385 // Transitorische posten // 214 719 829 // Totaal // 13 407 588 384

2. Legt zijn op- en aanmerkingen neer in de resolutie die deel vormt van dit besluit;

3. Verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie met zijn opmerkingen te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, de Europese Investeringsbank en de parlementen van de Lid-Staten en in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (L-reeks) te doen publiceren.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 1985.

1.2 // De Secretaris-generaal // De Voorzitter // H.-J-. OPITZ // Pierre PFLIMLIN

(1) PB nr. C 348 van 31. 12. 1984.

RESOLUTIE

houdende opmerkingen bij het besluit waarbij aan de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1983

HET EUROPESE PARLEMENT,

- Gelet op de artikelen 137 en 206 ter van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

- Gelet op artikel 85 van het Financieel Reglement van 21 december 1977, waarin wordt bepaald dat alle Instellingen alle nodige maatregelen treffen om gevolg te geven aan de opmerkingen in kwijtingsbesluiten,

- Overwegende dat in hetzelfde artikel tevens wordt bepaald dat de Instellingen, op verzoek van het Europese Parlement, verslag dienen uit te brengen over de naar aanleiding van deze opmerkingen genomen maatregelen, met name over de instructies die zij hebben gegeven aan hun voor de uitvoering van de begroting verantwoordelijke ambtenaren,

- Besluitend de opmerkingen bedoeld in artikel 85 te geven in deze resolutie, die deel uitmaakt van het kwijtingsbesluit betreffende de uitvoering van de begroting 1983,

- Deze resolutie tevens aanemend, gebruikmakend van de bevoegdheden die nodig zijn voor het vervullen van zijn controlerende taak, om de zwakke plekken te corrigeren waarop het tijdens zijn kwijtingswerkzaamheden is gestuit en om te komen tot een beter beheer van de begroting van de Gemeenschap,

- Onder verwijziging naar het besluit om over het voorgaande begrotingsjaar geen kwijting te verlenen,

- Gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en andere in het kwijtingsbesluit genoemde documenten (doc. A2-10/85),

Vorm van het kwijtingsbesluit

1. Besluit de taal waarin zijn opmerkingen geformuleerd zijn te standaardiseren met het oog op grotere duidelijkheid en stelt aldus de volgende terminologie vast:

»verzoekt" betekent dat de Instelling in kwestie dient over te gaan tot de maatregelen waarom wordt verzocht,

»beveelt aan" betekent dat de Instelling in kwestie de aanbeveling dient te overwegen en uit te voeren tenzij er zwaarwegende redenen zijn om deze te wijzigen of te verwerpen, hetgeen de Instellingen voor het Europese Parlement dienen toe te lichten,

»stelt voor" betekent dat de Instelling in kwestie het voorstel in overweging dient te nemen en zijn met redenen omklede reactie aan het Europese Parlement kenbaar dient te maken,

alle andere opmerkingen dienen te worden behandeld als een beoordeling van de werkzaamheden van de betrokken Instelling of de behoeften van de Gemeenschap, waarvan de Instellingen nota dienen te nemen en ten aanzien waarvan zij worden gevraagd het Europese Parlement te antwoorden;

2. Betreurt dat de Raad in zijn aanbeveling van 11 maart 1985 slechts zeer algemene opmerkingen heeft gemaakt, zonder in te gaan op het wezen van de aangesneden problemen;

Is het fundamenteel oneens met de opmerking van de Raad dat de door de Rekenkamer naar voren gebrachte moeilijkheden in verband met de ongeschiktheid van het huidige begrotings- en wetgevende kader voor de bewaking van de vastleggingen (4.51 - 4.61) voortkomen uit een politieke evaluatie waarvoor de kwijtingsprocedure niet het geschikte kader is;

Verzoekt de Raad zijn aanbeveling betreffende de kwijting uiterlijk op 15 maart bij het Parlement in te dienen;

3. Stelt vast dat de Rekenkamer ieder jaar kwantificeerbare gevallen noemt die naar haar mening aanleiding geven tot wijzigingen van de ontvangsten- en uitgavenrekeningen, maar merkt op dat er geen vaste procedure bestaat die het Parlement in staat stelt deze wijzigingen bij de kwijting aan te brengen; is dan ook voornemens de betrokken problemen met voorrang te behandelen met het oog op verbetering van de kwijtingsprocedure in de komende jaren;

4. Is voornemens in volgende kwijtingsbesluiten een verkorte balans op te nemen en aldus aan te geven welk belang het hecht aan dit document; stelt derhalve aan de Commissie en de Rekenkamer voor, de cijfers uit de balans, die zij voor dit doel gewenst achten, op te nemen naast de cijfers betreffende ontvangsten en uitgaven die zij jaarlijks indienen als grondslag voor de te verlenen kwijting;

Documenten

5. Verzoekt de Commissie aan de Commissie begrotingscontrole van het Parlement desgewenst de documenten ter beschikking te stellen waarop alle besluiten met financiële gevolgen van de Commissie gebaseerd waren, zodat van de bevoegdheid tot het verlenen van kwijting gebruikt kan worden gemaakt op basis van de ter zake dienende informatie;

6. Erkent de noodzaak het vertrouwelijke karakter van sommige van deze documenten te behouden en draagt zijn Commissie Reglement en verzoekschriften op met oog hierop aan het Parlement de nodige uitvoeringsbepalingen voor artikel 8 van het Reglement voor te stellen;

7. Stelt aan de Commissie voor dat zij, in afwachting van de vaststelling van een bevredigende regeling, zeer vertrouwelijke documenten niet hoeft over te leggen maar dat zij zich slechts in werkelijk buitengewone gevallen op vertrouwelijkheid dient te beroepen dat in dergelijke gevallen een lid van de Commissie persoonlijk verschijnt op een vergadering van de Commissie begrotingscontrole, ten einde de redenen toe te lichten;

Balans

8. Stelt vast dat de onbetaalde verplichtingen ultimo 1983 bijna 8 900 miljoen Ecu beliepen, waarvan ruim 7 800 miljoen Ecu niet gedekt was door overgedragen betalingskredieten, en dat door de cumulatieve aard van vastleggingen verdere groei onvermijdelijk is; constateert bezorgd dat de Commissie geen cijfers publiceert waaruit blijkt hoe snel deze uitstaande verplichtingen, naar haar ramingen, dienen te worden voldaan; verzoekt de Commissie derhalve de desbetreffende mededeling bij de balans uit te breiden met een tabel waarin per titel het bedrag wordt genoemd van de onbetaalde verplichtingen, de jaren waarin deze werden aangegaan en de jaren waarin deze volgens de ramingen zullen moeten worden betaald;

9. Verzoekt de Commissie aan de balans een mededeling toe te voegen waaruit duidelijk het bedrag blijkt van de eventuele passiva van de Gemeenschap, met name die welke naar schatting vrijkomen bij het opruimen van de interventievoorraden;

10. Stelt vast dat de volgende posten per 31 december 1983 mogelijke lasten vormden voor toekomstige communautaire begrotingen, waarvoor de dienovereenkomstige ontvangsten dienen te worden gevonden: a) opschorting van betaling uit hoofde van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie - 825 miljoen Ecu; b) niet door overgedragen betalingskredieten gedekte verplichtingen en andere niet in de balans vermelde verplichtingen - 7 884 miljoen Ecu; c) verplichtingen in verband met de kosten van het op gang brengen van voedselhulp, die niet gedekt zijn door overgedragen betalingskredieten, door de Rekenkamer geraamd op een bedrag van 500 miljoen Ecu; d) bijkomende verplichtingen ten gevolge van de opslagkosten en verliezen op de verkoop van interventievoorraden: de waarde van deze voorraden beliep ultimo 1983 7 036 miljoen Ecu en de Rekenkamer raamt de toekomstige kosten voor de begroting op basis van eerdere ervaringen op 2 800 miljoen Ecu; samen belopen deze posten 12 009 miljoen Ecu;

Controle

11. Verzoekt de Rekenkamer haar jaarverslag in twee delen in te dienen, het eerste deel met de opmerkingen van de Rekenkamer en het tweede met de antwoorden van de Instellingen, zodat opmerkingen en antwoorden gemakkelijker samen kunnen worden gelezen, maar verzoekt tevens om op het schutblad van ieder deel duidelijk te verwijzen naar het andere deel;

12. Stelt de Rekenkamer voor, ten einde in haar jaarverslagen een duidelijker indruk te bieden van de prioriteiten, meer gebruik te maken van de procedures van rechtstreekse kennisgeving, die zijn uiteengezet in de paragrafen 2.2 en 2.3 van haar huidige verslag (1), met name waar het bedragen betreft kleiner dan 50 000 Ecu, en dat hoofdstuk 1 lijsten dient te bevatten van: a) ieder voorstel dat in potentie kan leiden tot een besparing van 50 miljoen Ecu of meer, b) ieder even belangrijk voorstel waarvan de mogelijke besparingen niet kwantificeerbaar zijn;

Verzoekt de Rekenkamer tevens andere methoden te overwegen om tussen zaken van relatief grote of kleine waarde en belang duidelijker onderscheid te maken;

13. Erkent dat de Rekenkamer, krachtens de Verdragen, uiteindelijk verantwoordelijk is voor de controle van de boekhouding van alle Instellingen en organen van de Gemeenschap (met inbegrip van haar eigen boekhouding), maar stelt vast dat geen onafhankelijke controle plaatsvindt van de boekhouding van de Rekenkamer zelf (die uitgaven omvat ten bedrage van 18 miljoen Ecu aan communautaire middelen) en stelt voor dat de Commissie begrotingscontrole dit vraagstuk nader onderzoekt;

Comptabiliteitsvraagstukken

14. Verzoekt de Commissie: a) de vier aanbevelingen van de Rekenkamer in paragraaf 2.19 van het jaarverslag (1) uit te voeren, met betrekking tot de

terugvordering van belastingen en heffingen, en b) onmiddellijk van alle Lid-Staten in kwestie de nog te betalen belastingen en heffingen terug te vorderen;

15. Verzoekt de Commissie gesprekken op gang te brengen met de andere Instellingen en organen van de Gemeenschap ten einde te komen tot uniforme boekhoudkundige beginselen en methoden en wel allereerst de waardebepaling van de vastgelegde middelen en voorraden;

Driejaarlijkse financiële prognosen

16. Verzoekt de Commissie van de driejaarlijkse financiële prognose een zwaarwegender document te maken en daartoe - zoals bedoeld in de resolutie van het Parlement over de ontwerp-begroting voor 1978 (1) - een tabel op te nemen over de voorspelde snelheid waarmee uitstaande verplichtingen worden betaalbaar gesteld en financiële gevolgen van voorgestelde nieuwe maatregelen te ramen;

Aanwendingsproblemen

17. Besluit procedures te scheppen ter oplossing van de ernstige problemen met betrekking tot de aanwending van de kredieten, waarop in voorgaande kwijtingsresoluties de aandacht is gevestigd;

18. Beveelt de Commissie aan meer gebruik te maken van gesplitste kredieten ten einde tot een soepeler beheer van de begrotingsgelden te komen en de huidige grote omvang van de niet-bestede betalingskredieten te verkleinen;

19. Verzoekt de Commissie aan beide partners in de begrotingsautoriteit vóór 30 september van ieder jaar een schriftelijk verslag voor te leggen, waarin: a) alle lijnen worden vermeld waarvan de Commissie verwacht dat de vastleggings- of betalingskredieten voor minder dan 90 % worden gebruikt en b) voor iedere lijn het door de Commissie geraamde vermoedelijke gebruik, een beknopte motivatie voor het niet-volledige gebruik en haar voorstellen voor de aanwending van het overschot worden gegeven;

20. Verzoekt de Commissie alle door haar nodig geachte aanvragen voor overschrijving van kredieten tegelijk met het verslag over de aanwending of zo spoedig mogelijk daarna in te dienen;

21. Verzoekt de Commissie haar behoeften met betrekking tot de begroting van het volgende jaar te herzien tegen de achtergrond van bovengenoemd verslag en beide begrotingsautoriteiten op ieder gewenst moment mede te delen wanneer het gevaar bestaat dat zij: a) te weinig betalingskredieten beschikbaar stellen om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap of b) te hoge kredieten beschikbaar stellen die niet kunnen worden gebruikt wil de Commissie een correct financieel beheer voeren;

22. Verzoekt de Commissie beide begrotingsautoriteiten ieder jaar vóór de tweede lezing van de begroting door de Raad een schriftelijke samenvatting van deze mededeling te doen toekomen, bij voorkeur in de vorm van tabellen;

23. Verzoekt de Raad het Europese Parlement vóór 10 november van ieder jaar een schriftelijk verslag voor te leggen met een toelichting op het standpunt van de Raad over alle lijnen waar volgens de Commissie in haar verslag over de aanwending, door gebrek aan wettelijke of andere maatregelen van de Raad a priori geen volledige uitvoering van de begroting valt te verwachten;

24. Verzoekt de Commissie ieder jaar in deel I van de ontvangsten- en uitgavenrekening en balans: a) een gelijksoortige tabel op te nemen als in de toelichting bij dit verslag, betreffende het gebruik van de kredieten die door het Europese Parlement tijdens de begrotingsprocedure bij amendement zijn toegevoegd, tegen de achtergrond van de totale aanwendingspercentages voor de betrokken lijnen, zodat de betekenis van de amendementen van het Parlement beter kan worden beoordeeld, b) gegevens te verstrekken die vergelijkbaar zijn met die welke de eerste keer werden gegeven, over de begrotingslijnen waarvan de uitvoering moeilijkheden heeft ondervonden door vertraging bij het wetgevingsproces en c) een toelichting te geven over alle andere amendementen waar geen uitvoering heeft plaatsgevonden;

Gemeenschappelijke verklaring

25. Merkt op dat de Raad zich niet aan de gemeenschappelijke verklaring van 30 juni 1982 heeft gehouden en met name niet al het mogelijke heeft gedaan om uiterlijk eind mei verordeningen goed te keuren betreffende belangrijke nieuwe communautaire beleidsvormen, en waarschuwt de Raad dat het Parlement, in geval deze houding van de Raad voortduurt, staande zal moeten houden dat de begroting in de regel een voldoende wettelijke basis is en dienovereenkomstige stappen zal moeten nemen;

Ontvangsten

26. Stelt vast dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de omvang van het bruto binnenlands produkt of de consumptie in de Lid-Staten en het respectieve niveau van de BTW-betalingen, en dat deze verschillen er in eerste instantie op schijnen te wijzen dat er veel te weinig BTW wordt geïnd;

27. Stelt tevens vast dat de handelsstatistieken van de Lid-Staten niet lijken overeen te stemmen met de ontvangsten van de Gemeenschap uit douanerechten en heffingen, ofschoon dit wellicht gedeeltelijk te verklaren valt door verdere verzending binnen de Gemeenschap;

28. Wijst erop dat onvolledige inning de betrouwbaarheid van de BTW-grondslag en de opbrengsten uit douanerechten en heffingen kan ondermijnen en een ongelijke belastingdruk veroorzaakt;

29. Merkt op dat de Lid-Staten bij de vaststelling en inning van de belastingen niet alle even streng zijn, waardoor de belastingdruk uiteenloopt; beveelt de Commissie derhalve aan de mogelijkheden te onderzoeken om tot een eerlijker stelsel te komen;

30. Verzoekt de Rekenkamer een speciaal verslag op te stellen over de uitvoering van het stelsel van eigen middelen op het stuk van douanerechten en heffingen, daarbij rekening houdende met de handelsstatistieken van de Lid-Staten en de geraamde rechten voor goederen die in andere Lid-Staten worden verbruikt, en tevens met inkomstenderving wegens gebrekkige procedures, onvoldoende douanestructuur of afwijkingen in de aanslagmethoden tussen de Lid-Staten en tussen verzamelpunten in de Lid-Staten;

31. Is van mening dat de invoering van een nieuw gecomputeriseerd stelsel van inkomstenrekeningen door de Commissie de administratie van de communautaire ontvangsten zal verbeteren en verzoekt de Commissie de Commissie begrotingscontrole op de hoogte te houden van de vorderingen;

32. Betreurt dat er geen bepaling bestaat betreffende regelmatige, stelselmatige en verplichte toezending aan de Commissie van informatie over fraude en onregelmatigheden betreffende de eigen middelen, daar de Raad niet is ingegaan op voorstellen die hem en 1979, 1982 en 1983 zijn voorgelegd;

33. Beveelt de Raad aan deze voorstellen onverwijld goed te keuren, zodat enige van de thans bestaande zwakke punten in het stelsel kunnen worden opgeheven, en tevens toekomstige voorstellen te behandelen ten einde het stelsel van eigen middelen met de nodige spoed te kunnen versterken;

EOGFL-rekeningen

34. Stelt met ernstige bezorgdheid vast dat slechts de EOGFL-rekeningen over 1976 en 1977 in 1983 werden gesloten en dat vertragingen van meer dan vijf jaar bij de sluiting van deze rekeningen, die ruim de helft van de totale jaarlijkse begroting vormen, gebruikelijk zijn geworden, met het gevolg dat de werkzaamheden moeilijker en minder doelmatig worden omdat ambtenaren komen en gaan, documenten kwijtraken en herinneringen niet betrouwbaar zijn;

35. Stelt tevens vast dat de goedkeuring vaak onder voorbehoud wordt verleend, waardoor de Commissie sommige moeilijke problemen op de lange baan schuift, die snel en vastberaden zouden moeten worden opgelost, met als gevolg dat de desbetreffende cumulatieve bedragen veel groter en de problemen veel moeilijker oplosbaar worden;

36. Verzoekt de Commissie de volgende corrigerende maatregelen te nemen:

a) tijdens het betrokken begrotingsjaar beginnen met verificatie ter plaatse, zoals thans geschiedt met betrekking tot de verificatie van restituties en mcb's;

b) met de Lid-Staten punten betreffende hun beheer en bewaking van de uitgaven, alsook verschillen bij de interpretatie van reglementen te bespreken naarmate deze punten zich tijdens het controleproces voordoen, zodat de Lid-Staten de fouten kunnen herstellen voordat de gevolgen daarvan nog ernstiger worden;

c) het proces van snelle correctie door de Lid-Staten te bevorderen door geen boeten op te leggen bij op andere wijze dan door grote nalatigheid gemaakte fouten, indien de betrokken Lid-Staat de zaak terstond na kennisgeving rechttrekt;

d) de voorwaarden te scheppen waaronder de Lid-Staten in staat gesteld en verplicht worden hun definitieve rekeningen voor de eerstvolgende 31e maart in te dienen, zoals bepaald in de ter zake dienende verordening, door

i) niet later dan de voorafgaande 30e september haar exacte desiderata bekend te maken voor de statistieken die bij de verrichtingen van het begrotingsjaar dienen te worden ingezameld en daarna alleen wijzigingen aan te brengen als deze onontkoombaar voortvoeien uit nieuwe wettelijke verplichtingen, en

ii) een wijziging van de verordeningen voor te stellen waardoor in het algemeen niet wordt ingegaan op verzoeken van de Lid-Staten tot rectificatie in hun voordeel die zijn ingediend na 31 maart, de datum waarop zij hun rekeningen moeten hebben ingediend;

37. Besluit dat de enige uitvoerbare methode om de sluiting van de rekeningen tijdig af te wikkelen bestaat uit het verlenen van voorrang aan het lopende jaar; verzoekt de Commissie derhalve deze nieuwe procedures in 1985 zo volledig als mogelijk is toe te passen en de veranderingen bijtijds te voltooien zodat deze in 1986 van kracht kunnen worden;

38. Verzoekt de Commissie de rekeningen over 1985 onverwijld, vóór 30 juni 1987, zonder voorbehoud goed te keuren en daarna, eveneens zonder voorbehoud, die over de daarna volgende jaren binnen twaalf maanden na afloop van het jaar in kwestie; verzoekt de Commissie vervolgens om aan het Europese Parlement, indien aan deze data niet de hand kan worden gehouden, de volgende documenten voor te leggen:

a) binnen de genoemde termijnen een volledig schriftelijk verslag over de omstandigheden die de vertraging veroorzaken, de maatregelen die zijn getroffen ter beëndiging daarvan en de tijd die zij nog nodig acht ter voltooiing van de goedkeuring zonder voorbehoud, en

b) vervolgens iedere maand een voortgangsverslag tot de goedkeuring zonder voorbehoud is verleend;

39. Verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk voorstellen te doen voor een werkmethode en tijdschema voor de goedkeuring van de rekeningen over 1980-1984, en er met voorrang voor te zorgen dat de huidige goedkeuringswerkzaamheden niet achterraken op bovengenoemd schema;

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

40. Vestigt de aandacht op de gebrekkige samenhang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten gevolge van enerzijds de verlangens van de Lid-Staten en het door hen gemaakte misbruik van het in de Raad gehanteerde unanimiteitsbeginsel en anderzijds de veranderingen in de ontwikkelingen van aanbod en verbruik in de afgelopen jaren;

41. Stelt vast dat de Commissie werkgroepen heeft opgericht voor het onderzoek van de voornaamste sectoren van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en verzoekt om vroegtijdige rapportage betreffende hun aanbevelingen;

42. Verzoekt de Commissie in toekomstige voorstellen en andere documenten een duidelijk en expliciet onderscheid te maken tussen de economische, sociale en milieudoelstellingen van het landbouwbeleid, zodat op elk van deze respectieve behoeften doeltreffender en economischer kan worden ingespeeld;

43. Stelt vast de opschorting door de Commissie van een bedrag van circa 825 miljoen Ecu aan EOGFL-Garantie-uitgaven tot 1984 indruist tegen het beginsel van de jaarperiodiciteit, hetgeen aantoont dat de begroting thans niet doelmatig is als instrument voor de bewaking van dit soort uitgaven; verzoekt de Commisie derhalve de ontwikkelingen nauwgezet in het oog te houden en, in ieder jaar dat een overschrijding van de garantieuitgaven waarschijnlijk lijkt, tijdig voorstellen te doen voor: a) wettelijke of andere maatregelen, die noodzakelijk zijn om de uitgaven binnen de in de begroting gestelde grenzen te houden, en b) een voorontwerp van aanvullende begroting indien deze beperking niet ten volle bereikbaar is;

44. Verzoekt de Commissie interventievoorraden op het meest gunstige tijdstip van de hand te doen en daartoe zo nodig overschrijvingen voor te stellen of een voorontwerp van aanvullende begroting in te dienen, aangezien uitstel het jaarlijkse karakter van de begroting alleen maar aantast en kostenverhogend werkt;

45. Is echter van mening dat de Gemeenschap haar internationale handelsverplichtingen moet nakomen en verzoekt de Commissie bij op wegwerking van overschotten gerichte acties rekening te houden met de belangen van de ontwikkelingslanden, zelfs wanneer dit budgettaire legitieme kosten met zich brengt;

46. Verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen in het kader waarvan het waardeverlies van interventievoorraden overeenkomstig samenhangende beginselen in de jaarlijkse begroting en rekeningen is opgenomen, aangezien de huidige procedure om een groot deel van deze uitgaven uit te stellen of te vervroegen het jaarlijkse karakter van de begroting aantast;

47. Verzoekt de Commissie haar taak als hoedster der Verdragen te vervullen ten einde ervoor te zorgen dat de communautaire wetgeving in de landbouwsector wordt gerespecteerd en dat adequate, zowel financiële als juridische, maatregelen worden genomen tegen Lid-Staten die deze niet naleven;

48. Verzoekt de Commissie kosten/baten-analyses te maken en het beleid dienovereenkomstig te herzien met betrekking tot de volgende aangelegenheden:

a) gebruik van particuliere opslag in vergelijking met opneming in openbare interventievoorraden door middel van aankoop,

b) mogelijke beperking van interventieverkopen tot het einde van het verkoopseizoen,

c) controle op de communautaire kwaliteitsnormen voor verse groenten en fruit op alle openbare verkooppunten en wanneer produkten uit de markt worden genomen,

d) distillatie van alcohol uit druiven en andere vruchten,

e) produktiesteun voor verwerkte tomatenprodukten,

f) de methoden betreffende steunverlening voor tabak,

g) de toenemende budgettaire kosten met betrekking tot oliehoudende zaden;

49. Verzoekt de Commissie er, in samenwerking met de Lid-Staten, op toe te zien dat de verdeling van groenten en fruit uit de interventie onder sociale instellingen doelmatiger wordt geregeld;

Gemeenschappelijk visserijbeleid

50. Beveelt de Commissie aan geen voorschotten aan Lid-Staten te betalen voor marktinterventie en restituties voor hoeveelheden die de totaal toegelaten vangsten voor dat soort vis welke aan de betreffende Lid-Staat zijn toegestaan, overschrijden;

Regionaal beleid

51. Erkent de noodzaak dat de begroting van de Gemeenschap de convergentie van de economieën van de Lid-Staten bevordert, met name door herverdeling van middelen naar de minder welvarende regio's van de Gemeenschap, maar betreurt dat zij niet aan deze doelstelling voldoet daar: a) de Lid-Staten de EFRO-gelden eenvoudigweg gebruiken ter vervanging van natonale kredieten, doordat zij het zijn die beslissen over de ingediende aanvragen, b) het EFRO van veel te geringe omvang is om op regionaal niveau echt van invloed te zijn en c) veel omvangrijker communautaire fondsen toevloeien aan de welvarender regio's;

52. Betreurt dat de Raad niet op de vereiste wijze gevolg heeft gegeven aan het speciale verslag van de Rekenkamer naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 18 juni 1983 (1) en beveelt de Raad ten sterkste aan de noodzakelijke maatregelen te nemen om: a) te zorgen voor de nodige cooerdinatie van de strcutuurfondsen van de Gemeenschap, b) een meer stelselmatige waardering mogelijk te maken van het uit te voeren beleid en c) een voortdurende evaluatie door de Commissie te vergemakkelijken van de doelmatigheid van de communautaire uitgaven;

53. Beveelt de Commissie aan de rol van haar Directoraat-generaal Regional beleid uit te breiden zodat dit stelselmatig de waarschijnlijke regionale gevolgen kan beoordelen van wetgevende of andere voorstelllen, voordat deze door de Commissie worden gedgekeurd, en daarna op bevredigende wijze de regionale effecten kan begeleiden van de communautaire begroting als geheel;

54. Beveelt de Commissie aan de goedkeuring te vertragen van verdere EFRO-verplichtingen aan Lid-Staten, die consequent weigeren tijdig de informatie te verstrekken waartoe zij volgens de EFRO-verordening verplicht zijn en die belangrijk is voor de vaststelling van de doelstellingen van de Gemeenschap;

55. Benadrukt het belang van EFRO-uitgaven voor de schepping of het behoud van werkgelegenheid, zelfs indien dit doel soms op paradoxale wijze wordt verwezenlijkt door de invoering van nieuwe technologieën, die minder arbeidskrachten vereisen; verzoekt de Commissie de werkgelegenheidsprognoses in de EFRO-aanvragen zorgvuldig te onderzoeken en de betalingen in te houden of verdere aanvragen niet te honoreren, indien wordt ontdekt dat deze met opzet misleidend zijn geweest;

Sociaal Fonds

56. Is van mening dat de grote omvang van de overdrachten van het ene jaar naar het andere bij het Sociaal Fonds een afspiegeling is van de zwakke punten in de procedures die door een spoedige wijziging van de verordeningen gecorrigeerd hadden moeten worden; stelt vast dat deze situatie met de nieuwe bepalingen omtrent het Fonds stellig aanzienlijk zal verbeteren, en verzoekt de Commissie in het vervolg tijdig voorstellen te doen voor wijzigingen van regels die distorisies van begrotingsbesluiten met zich brengen;

57. Betreurt dat de Commissie in 1983 niet ten volle gebruik heeft gemaakt van de door het Parlement in de sociale sector van de begroting beschikbaar gestelde gelden, met name wegens de verslechterende werkgelegenheidssituatie, en dringt erop aan dat de Commissie het Parlement voortaan tijdens het begrotingsjaar regelmatig op de hoogte houdt van moeilijkheden bij de uitvoering van de begrotingsamendementen;

58. Stelt vast dat zich de ongewenste tendens voordoet dat de aanvragen met vrij grote vertraging worden ingediend en beveelt aan dat de Lid-Staten met klem worden aangemoedigd de aanvragen eerder in te dienen; is van mening dat het grote aantal terugvorderingen in 1983 van te ruime voorschotten wijst op een gebrek aan zorgvuldigheid van de zijde van de nationale instanties en verzoekt hen bij de behandeling van de aanvragen meer aandacht te besteden aan de details; verzoekt de Commissie voorts aan het Parlement verslag uit te brengen over alle hervormingen die op nationaal vlak zijn doorgevoerd;

59. Beveelt de Commissie aan de goedkeuring op te schorten van verdere verplichtingen aan Lid-Staten, die consequent weigeren tijdig de informatie te verstrekken, welke van belang is voor de beoordeling van de doelstellingen van de Gemeenschap;

60. Beveelt de Commissie aan een officieel handboek in te voeren ten einde haar personeel en de aanvragers in staat te stellen de aanvragen en de daarmee samenhangende begeleidende documenten op gestroomlijnde, samenhangende en gestandaardiseerde wijze te verwerken;

61. Is van mening dat het noodzakelijk is de doelmatigheid en rentabiliteit in de sociale sector veel grondiger in de gaten te houden, wil de begrotingsautoriteit er verzekerd van zijn dat de normen van gezond beheer en optimale besteding van de gelden in deze sector worden nageleefd; beveelt aan dat de Commissie een alomvattende evaluatie uitvoert;

Investeren in de toekomst van Europa

62. Beschouwt samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie als terreinen waar door actie op communautair niveau aanzienlijke voordelen kunnen worden behaald, is verheugd over de successen die reeds zijn geboekt met betrekkelijk kleine programma's en wijst erop dat de communautaire uitgaven voor deze activiteiten uiterst rendabel zijn;

63. Verzoekt de Raad te onderkennen dat het voor Europa dringend noodzakelijk is in te gaan op de technologische uitdaging van de zijde van de Vere

nigde Staten en Japan, en zijn besluitvormingsprocedures betreffende samenwerking op het gebied van onderzoek en technologie in deze context te herzien en te stroomlijnen;

64. Wijst erop dat snelle besluiten niet tot stand kunnen worden gebracht wanneer verschillende adviescommissies, groepen deskundigen en werkgroepen binnen de Raad er maanden over doen om de technische, budgettaire en politieke aspecten afzonderlijk te bespreken, of wanneer de Lid-Staten aandringen op unanieme besluiten, hetgeen leidt tot nog meer vertraging en onbevredigende compromissen;

65. Spreekt zijn veroordeling uit over het langdurig dralen van de Raad met betrekking tot demonstratieprojecten op energiegebied, het feit dat hij thans misbruik maakt van de procedure van de comités ten einde besluiten van de Commissie te blokkeren en het feit dat hij de termijn van 40 dagen met betrekking tot beroepschriften niet in acht neemt;

66. Merkt op dat onderzoek momenteel verreweg het grootste aandeel heeft in de uitgaven onder dit hoofd en is onder verwijziging naar zijn eerdere kritiek op het communautaire onderzoek ingenomen met de tussen 1981 en 1984 tot stand gebrachte verreikende hervormingen, die hebben geleid tot een verdere integratie van de eigen onderzoekwerkzaamheden van de Gemeenschap en die van andere onderzoekorganen in Europa, alsmede tot een regelmatige evaluatie door onafhankelijke wetenschappers;

67. Verzoekt de Commissie de onderzoeksector, gezien het belang ervan voor de toekomst van Europa, nauwgezet en voortdurend in het oog te houden, en besluit het beheer en het rendement van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek opnieuw te beoordelen op basis van het evaluatierapport dat halverwege het huidige vierjarenprogramma (1984-1987) zal worden uitgebracht;

68. Beveelt de Commissie aan tekortkomingen in het functionele boekhoudsysteem te verhelpen, zodat aan de hand van zowel financiële als wetenschappelijk vergelijkbare informatie kan worden besloten of via de directe of de indirecte weg, dan wel via overleg te werk moet worden gegaan;

69. Benadrukt het belang van kleine en middelgrote ondernemingen met name voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid en stelt de Commissie voor nauwer toe te zien op het effect van alle communautaire maatregelen betreffende deze ondernemingen en daartoe van de techniek van de kosten/baten-analyse gebruik te maken;

Voedselhulp

70. Hamert er nogmaals op dat het verlenen van voedselhulp een onderdeel moet vormen van een algemeen beleid ter stimulering van de landbouwproduktie in landen die met voedseltekorten te kampen hebben en dat besluiten tot het verlenen van voedselhulp niet in hoofdzaak mogen zijn ingegeven door de zorg om de landbouwoverschotten van de Gemeenschap weg te werken;

71. Verzoekt de Commissie de werkelijke waarde van de interventievoorraden te berekenen en voorstellen te doen om in de begroting voor voedselhulp realistischer bedragen op te voeren voor als voedselhulp te gebruiken interventievoorraden;

72. Verzoekt de Commissie, bij wijze van dringende tussentijdse maatregel, de mogelijkheid te onderzoeken om voor voor voedselnoodhulp gebruikte EOGFL-voorraden lagere prijzen te berekenen;

73. Beschouwt ook de lange en omslachtige procedures die de Raad - na de eenzijdige stopzetting van de overlegprocedure - heeft opgelegd door middel van Verordening (EEG) nr. 3331/82, als een ernstig beletsel voor een echt doeltreffend voedselhulpbeleid en beveelt de Commissie derhalve aan ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 3331/82 een nieuwe kaderverordening voor te stellen ten einde de besluitvorming en de voedselhulp te stroomlijnen;

74. Waarschuwt de Raad dat het Parlement de manier waarop hij budgettaire besluiten inzake voedselhulp doorkruist met verordeningen waarbij nog restrictievere beperkingen worden opgelegd, beschouwt als een fundamentele inbreuk op de gemeenschappelijke verklaring van 30 juni 1982 en dat dit, indien hij hiermee doorgaat, onvermijdelijk het einde betekent van de met dat akkoord beoogde samenwerking tussen beide takken van de begrotingsautoriteit;

75. Merkt op dat slechts acht ambtenaren zich uitsluitend met voedselhulp bezighouden en dat deze zijn verdeeld over de Directoraten-generaal Landbouw en Ontwikkeling; wijst erop dat ook het personeelstekort, dat nog wordt verergerd doordat de taken zijn verdeeld, het voeren van een effectief voedselhulpbeleid ernstig bemoeilijkt; verzoekt de Commissie iets te ondernemen tegen het tekort aan personeel in de sector voedselhulp en stelt voor het Directoraat-general Ontwikkeling meer bevoegdheden toe te kennen;

76. Beschouwt het onvermogen de in verband met de oogsten in ontwikkelingslanden in acht te nemen termijnen om in actie te komen enerzijds en het jaarlijkse voedselhulpprogramma van de Gemeenschap anderzijds op elkaar af te stemmen als een van de oorzaken van het lage tempo waarin het voedselhulpbudget wordt benut; verzoekt de Commissie een tijdschema voor de voedselhulp op te stellen waarin voor ieder ontvangend land de oogstmaanden zijn vermeld, alsmede de maand waarin de Commissie normaliter in staat is de daaruit resulterende behoefte aan voedselhulp te ramen en vast te stellen in welke maanden de leverantie het best best kan plaatsvinden; verzoekt derhalve de Commissie daaruit de voor begroting en planning vereiste conclusies te trekken zodat de voedselhulp wordt afgeleverd in het jaar waarvoor de betreffende begrotingskredieten zijn toegekend;

77. Verzoekt de Commissie er zorg voor te dragen dat de kosten voor het vervoer van elke voedselhulpleverantie afzonderlijk worden geboekt; beveelt de Commissie aan een kosten/baten-analyse op te maken om - ook uit een oogpunt van betrouwbaarheid en leveringstijd - te bepalen in hoeverre zij het vervoer beter zelf kan regelen in plaats van, zoals thans gebruikelijk is, deze taak aan de Lid-Staten over te laten en adviseert vervolgens passende stappen te ondernemen;

78. Uit zijn bezorgdheid over de berichten als zouden de interventiebureaus van de Lid-Staten in het kader van de communautaire voedselhulp produkten verzenden die ongeschikt zijn; merkt op dat de Commissie slechts 0,1 miljoen van de in 1983 beschikbare 1,5 miljoen Ecu voor kwaliteitscontrole heeft gebruikt en beveelt de Commissie aan krachtig te ijveren voor stelselmatige kwaliteitscontrole;

Samenwerking met ontwikkelingslanden

79. Merkt op dat sommige van de armste landen in Azië liggen en dat de omvang en doeltreffendheid van het hulpprogramma van de Gemeenschap daar wordt beperkt doordat de Gemeenschap er ter plaatse geen permanente vertegenwoordiging op nahoudt voor de selectie, evalatie en follow-up van projecten; neemt eveneens nota van de kritiek van de Rekenkamer op de tewerkstelling van adviseurs in deze en andere landen; beveelt derhalve de Commissie aan haar huidige regeling te herzien en daarna te zorgen voor strenger toezicht op de tewerkgestelde adviseurs;

80. Verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de onvoldoende besteding en buitensporig hoge annuleringen van kredieten uit hoofde van het protocol met de Maghreb-landen, en deze oorzaken te verhelpen;

81. Stelt met bezorgdheid vast dat de Commissie haar dossiers inzake circa 130 handelsbevorderingsprojecten niet aan de Rekenkamer beschikbaar heeft gesteld en zich van commentaar op de opmerkingen van de Rekenkamer heeft onthouden; verzoekt derhalve de Rekenkamer haar onderzoek voort te zetten en verzoekt de Commissie de betreffende dossiers voor dit doel beschikbaar te stellen;

Personeel en administratie van de Commissie

82. Beveelt de Commissie aan:

a) deskundige adviseurs aan te stellen die over de nodige ervaring in de overheids- en particuliere sector beschikken en die haar bijstaan bij haar ingewikkelde taak om zowel methoden ter evaluatie van de werklast als operationele criteria ter omschrijving van de nodige posten te formuleren, en

b) intussen haar beleid tot het scheppen van meer flexibiliteit en tot het voorzien in prioritaire behoeften door interne reorganisatie voort te zetten;

83. Beveelt de Commissie aan de personeelssterkte van haar Directoraat-generaal Ontwikkeling ten spoedigste te evalueren door deze te vergelijken met de personeelssterkte van andere, bij hulpverlening betrokken administratieve eenheden en andere afdelingen van de Commissie, en vervolgens de nodige maatregelen te nemen;

84. Beveelt de Commissie aan haar beleid inzake studies en modelprojecten grondig en zodanig te herzien dat de resultaten in bredere kring bekend worden en grotere invloed hebben op de beleidsvorming op nationaal niveau, en verzoekt haar het Parlement binnen twaalf maanden hierover een uitvoerig verslag voor te leggen;

85. Verzoekt de Commissie gevolg te geven aan de uitvoerige opmerkingen in paragraaf 45 van het werkdocument over personeel, huishoudelijke uitgaven en gebouwen van de Commissie, als waren deze opmerkingen in deze resolutie vervat;

86. Beveelt de Commissie aan een groter deel van haar contracten te plaatsen via vergelijkende inschrijving in plaats van bij particuliere overeenkomst, een stelselmatige beoordeling in te voeren van de door de contractanten geboden dienstverlening en de noodzakelijke organisatorische maatregelen te nemen voor de cooerdinatie van de gang van zaken en de verspreiding van de opgedane ervaringen;

Instellingen andere dan de Commissie

87. Beveelt aan dat de Instellingen de voorwaarden scheppen die nodig zijn om te verzekeren dat hun financieel controleur onafhankelijk en doelmatig kan werken, met name door ervoor te zorgen dat hij ten opzichte van de andere diensten van de Instellingen onafhankelijk is en door hem een voldoende hoge hiërarchieke rang te verlenen;

88. Vestigt de aandacht op de waarde van de verslagen van de Rekenkamer over specifieke administratieve problemen waarop de Instellingen stuiten, en is van mening dat deze verslagen een constructieve bijdrage hebben geleverd aan het beheer van de administratieve uitgaven; 89. Vestigt de aandacht van de andere Instellingen op de opmerkingen in deze resolutie die tot de Commissie zijn gericht maar die wellicht ook voor hen gelden, en vraagt hen om een reactie;

Europese Scholen

90. Stelt vast dat het laatste verslag van de Rekenkamer over de Europese Scholen, namelijk dat over het begrotingsjaar 1982, een aantal verontrustende factoren aan het licht brengt die het Europese Parlement, gezien hun aard, nopen een voorbehoud te maken bij het gebruik van middelen van de Europese Scholen;

Externe organen

91. Verzoekt de Commissie in haar analyse van het financieel beheer in verband met de jaarrekening nadere inlichtingen te verstrekken over de uit hoofde van de artikelen 290, 291, 292, 293 en 299 en de dienovereenkomstige begrotingslijnen aan externe organen verleende subsidie, en mede te delen wie de ontvangers zijn en hoe hoog het uitbetaalde bedrag is;

Verstrekken en opnemen van leningen

92. Verzoekt de Commissie en de Europese Investeringsbank erop toe te zien dat uitgebreider informatie wordt gegeven over het verstrekken en opnemen van leningen, opdat in het kader van de parlementaire controle het financiële risico en de economische gevolgen kunnen worden beoordeeld en kan worden gezorgd dat een en ander overeenkomstig de communautaire prioriteiten is;

93. Verzoekt de Commissie in de procedure voor opstelling van de rekeningen systematisch alle foutenbronnen weg te nemen zodat men over uniforme en betrouwbare statistieken kan beschikken ter wille van een accurate beoordeling van de financiële en economische gevolgen van de transacties;

94. Is verheugd over het verlenen van prioriteit aan het verstrekken van leningen uit hoofde van het Nieuw Communautair Instrument (NCI) aan het midden- en kleinbedrijf en vertrouwt erop dat deze vorm van subsidiëring waarnaar een levendige vraag is, zal worden voortgezet;

95. Beseft dat investering in de dienstensector ongeveer tienmaal zoveel werkgelegenheid schept als nieuwe investeringen in de industriële sector en adviseert het toerisme voortaan ook onder het leningenbeleid van het NCI te laten vallen, daar hier zo mogelijk nog meer banen worden gecreëerd dan in de dienstensector als geheel;

Werkdocumenten

96. Vestigt de aandacht op de werkdocumenten over specifieke sectoren, die zijn opgesteld door leden van de Commissie begrotingscontrole en door de gespecialiseerde commissies van het Parlement, die alle het beleid in de betrokken sectoren illustreren en waardevolle en constructieve kritiek bevatten;

97. Besluit de volgende problemen te behandelen in afzonderlijke verslagen van zijn Commissie begrotingscontrole:

a) de procedure die in geval van onregelmatige uitgaven gehanteerd wordt en de mogelijkheid van aanpassing van de rekeningen en de balans in het kader van de kwijting;

b) gevallen van fraude, onregelmatigheden en soortgelijke problemen, in de sfeer van de eigen middelen;

c) begrotingscontrole betreffende de gegevensverwerking van de Gemeenschap;

d) controle van de subsidie aan de Europese Scholen;

e) begrotingscontrole betreffende het personeelsbeheer;

98. Herinnert aan zijn resolutie van 14 februari 1985 over beweringen omtrent fraude door de maffia ten laste van de Gemeenschap (1), waarin de Commissie begrotingscontrole werd opgedragen »alle onwikkelingen bij het op Sicilië lopende onderzoek uiterst scherp in het oog te houden en alle acties van de Commissie grondig te onderzoeken ten einde in de Gemeenschap een eerlijke en rechtvaardige toewijzing van middelen te waarborgen" en draagt de Commissie begrotingscontrole op aan het Parlement verslag uit te brengen over het aan deze opdracht gegeven gevolg;

Verslagen over de tenuitvoerlegging van deze resolutie

99. Verzoekt de Commissie en de Raad aan het Europese Parlement schriftelijk verslag uit te brengen over de maatregelen die naar aanleiding van deze resolutie zijn genomen en verzoekt de Commissie hetzelfde te doen over de instructies die zijn gegeven aan de afdelingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begroting:

a) door middel van interimverslagen vóór 30 september 1985, en

b) door verslagen bij de jaarrekening voor het begrotingsjaar 1985;

Verzoekt de Rekenkamer in haar volgende jaarverslag te rapporteren over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van deze resolutie;

100. Is voornemens de tenuitvoerlegging van deze resolutie grondig te bestuderen op de grondslag van deze verslagen en daarop tussentijds en in de eindfase bij resolutie commentaar te leveren.

(1) PB nr. C 348 van 31. 12. 1984, blz. 16 en 21.

(1) PB nr. C 280 van 21. 11. 1977, blz. 26.

(1) PB nr. C 287 van 24. 10. 1983.

(1) PE 95.544 (PV 52) van 14. 2. 1985, blz. 21.

( 1 ) PE 95.544 ( PV 52 ) VAN 14 . 2 . 1985, BLZ . 21 .