Home

Verordening (EEG) nr. 777/85 van de Raad van 26 maart 1985 inzake de toekenning van premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakten in de wijnoogstjaren 1985/1986 tot en met 1989/1990

Verordening (EEG) nr. 777/85 van de Raad van 26 maart 1985 inzake de toekenning van premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakten in de wijnoogstjaren 1985/1986 tot en met 1989/1990

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 777/85 VAN DE RAAD

van 26 maart 1985

inzake de toekenning van premies voor definitieve stopzetting van de wijnbouw op bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakten in de wijnoogstjaren 1985/1986 tot en met 1989/1990

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat het toenemende gebrek aan evenwicht op de wijnbouwmarkt en de ervaring met name verkregen met Verordening (EEG) nr. 456/80 van de Raad van 18 februari 1980 inzake de toekenning van premies voor tijdelijke stopzetting en definitieve stopzetting van de wijnbouw op sommige met wijnstokken beplante oppervlakten alsmede van premies voor het afstand doen van het recht tot herbeplanting van bepaalde oppervlakten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1597/83 (5), hebben aangetoond dat een extra inspanning moet worden gedaan om het communautaire wijnbouwpotentieel te verminderen; dat deze vermindering, om het gestelde doel te bereiken, betrekking moet hebben op de in de artikelen 29 en 29 bis van Verordening (EEG) nr. 337/79 van de Raad van 5 februari 1979 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 775/85 (7), omschreven categorieën 2 en 3 en, voor wat de oppervlakten van categorie 1 betreft, die welke door de Lid-Staten worden bepaald aan de hand van bepaalde op communautair niveau te omschrijven socio-structurele kenmerken;

Overwegende dat de stopzetting van de wijnbouw op met wijnstokken beplante oppervlakten tijdens de komende vijf wijnoogstjaren moet worden gestimuleerd door het verlenen van premies waarvan het bedrag wordt gedifferentieerd naar gelang van de produktiviteit van de verschillende betrokken oppervlakten, ten einde zowel rekening te houden met de kosten van het rooien en het verlies van het herbeplantingsrecht, als met de toekomstige inkomstenderving;

Overwegende dat het risico dient te worden vermeden dat de verlaging van de produktie ingevolge de definitieve stopzetting van de wijnbouw op bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakten wordt gecompenseerd door toeneming van de produktiviteit op de resterende oppervlakten van het bedrijf; dat het te dien einde passend is te voorzien, onder toekenning van de noodzakelijke compensaties, in een beperking van de uitoefening van de rechten op herbeplanting die hun oorsprong vinden in de betrokken oppervlakten;

Overwegende dat door een vermindering van het aantal wijnbouwbedrijven de versnippering van het aanbod op de markt kan worden beperkt en het beheer ervan kan worden vereenvoudigd; dat derhalve een extra aanmoediging dient te worden verleend aan wijnbouwers die de wijnbouw stopzetten op de gehele oppervlakte van hun bedrijf;

Overwegende dat, om onverantwoorde uitgaven te voorkomen, cumulatie van deze premies met andere premies in het kader van de communautaire wetgeving moet worden verboden;

Overwegende dat er, om een goed administratief beheer van de toekenning van de stopzettingspremies mogelijk te maken, termijnen dienen te worden vastgesteld voor de indiening van de aanvragen en er voorwaarden dienen te worden bepaald die door de aanvrager in acht moeten worden genomen; dat met het oog op een duurzaam effect met name dient te worden voorgeschreven dat de ontvanger van de premie voor definitieve stopzetting de verbintenis moet aangaan om de door hem geëxploiteerde wijngaardoppervlakten niet uit te breiden gedurende een periode van 16 wijnoogstjaren;

Overwegende dat de stopzetting van de wijnbouw door wijnbouwers die zijn aangesloten bij cooeperatieve organisaties die de door hun leden geoogste druiven gemeenschappelijk verwerken, kan leiden tot een vermindering van de hoeveelheden druiven die aan de betrokken cooeperaties worden geleverd, en bijgevolg tot een verhoging van de verwerkingskosten; dat het derhalve billijk is te bepalen dat voor de negatieve gevolgen compensatie kan worden verleend; dat het, gezien de inzake wijnbouwstructuren in de Gemeenschap bestaande verschillen en de huidige toestand van de begroting van de Gemeenschap, dienstig is te bepalen dat de eventuele compensatieregeling door de Lid-Staten wordt vastgesteld;

Overwegende dat de premie voor definitieve stopzetting van belang is voor de Gemeenschap en dat zij er toe strekt de in artikel 39, lid 1, onder a), van het Verdrag omschreven doelstellingen te verwezenlijken; dat zij een gemeenschappelijke actie vormt in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 929/79 (2);

Overwegende dat, om te garanderen dat de voorgenomen actie zoveel mogelijk effect sorteert, termijnen moeten worden vastgesteld voor het uitkeren van de premies aan begunstigden, de mogelijkheid moet worden geopend dat onder het stellen van zekerheid voorschotten worden uitgekeerd en dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) voorschotten uitkeert aan de Lid-Staten die overeenkomen met de deelneming van de Gemeenschap, waarbij zeker wordt gesteld dat de uitkering van de premies en de definitieve bijdrage van het EOGFL afhankelijk worden gesteld van de verwezenlijking van de rooiing onder de vereiste voorwaarden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Aan de exploitanten van met wijnstokken beplante oppervlakten:

a) die bestemd zijn voor de produktie van:

- tafelwijn,

- tafeldruiven,

- rozijnen en krenten,

- wijn die kan worden verwerkt tot wijnbrandewijn met benaming van oorsprong in het gebied Charentes,

of

b) die worden gebruikt als moederplantenopstand voor onderstammen van rassen die voorkomen in de indeling van de wijnstokrassen,

wordt in de wijnoogstjaren 1985/1986 tot en met 1989/1990 op hun verzoek en onder de in deze verordening gestelde voorwaarden een premie toegekend voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw, hierna »premie voor definitieve stopzetting" genoemd.

Wat de oppervlakten betreft die bestemd zijn voor de produktie van tafelwijn, komen voor de premie in aanmerking de oppervlakten die overeenkomstig de artikelen 29 en 29 bis van Verordening (EEG) nr. 337/79 zijn ingedeeld in de categorieën 2 en 3. De Lid-Staten mogen de premie evenwel ook toekennen voor oppervlakten van categorie 1 in gebieden waar de socio-structurele kenmerken zulks rechtvaardigen.

De voor de Lid-Staten voor de toepassing van de tweede alinea geldende criteria en voorwaarden worden bepaald volgens de procedure van artikel 67 van Verordening (EEG) nr. 337/79.

2. De toekenning van de premie voor definitieve stopzetting brengt voor de exploitant mede:

a) het verlies van het herbeplantingsrecht voor de oppervlakte waarvoor de premie is toegekend;

b) een vermindering van het herbeplantingsrecht dat ontstaat uit elke rooiing op de resterende oppervlakten van het bedrijf na het toekennen van de premie en dat wordt uitgeoefend vóór het einde van het wijnoogstjaar 1994/1995. Deze vermindering is gelijk aan:

- 20 % bij uitoefening van dit recht in categorie 2;

- 40 % bij uitoefening van dit recht in categorie 3;

c) een compensatie voor de onder b) bedoelde vermindering gelijk aan 900 Ecu per hectare gerooide wijngaard. Deze compensatie wordt op verzoek van de houder van het herbeplantingsrecht uitgekeerd door de betrokken Lid-Staat bij de uitoefening van het desbetreffende recht.

3. Lid 2, onder b) en c), alsmede artikel 9, lid 3, kunnen door de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden gewijzigd.

Artikel 2

1. Het bedrag van de premie per hectare wordt als volgt vastgesteld:

a) voor oppervlakten van niet minder dan 10 are doch niet meer dan 25 are, die beplant zijn met wijndruivenrassen en die de volledige wijngaardoppervlakte van het betrokken bedrijf uitmaken: 3 000 Ecu;

b) voor oppervlakten van meer dan 25 are die beplant zijn met wijndruivenrassen:

- 1 000 Ecu indien de gemiddelde opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten niet groter is dan 20 hl;

- 3 500 Ecu indien de gemiddelde opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten groter is dan 20 hl doch niet groter dan 50 hl;

- 5 000 Ecu indien de gemiddelde opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten groter is dan 50 hl doch niet groter dan 90 hl;

- 6 500 Ecu indien de opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten groter is dan 90 hl doch niet groter dan 130 hl;

- 8 000 Ecu indien de opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten groter is dan 130 hl doch niet groter dan 160 hl;

- 8 500 Ecu indien de opbrengst per hectare van de betrokken oppervlakten groter is dan 160 hl;

c) voor oppervlakten die zijn beplant met rassen die voor de betrokken administratieve eenheid zijn ingedeeld bij de tafeldruivenrassen of zowel bij deze rassen als bij de wijndruivenrassen:

- 9 000 Ecu bij een teelt in pergolavorm van rassen met grote druiven opgenomen in een vast te stellen lijst;

- 7 000 Ecu bij een teelt in pergolavorm van andere dan de in het eerste streepje bedoelde rassen;

- 6 000 Ecu bij een andere leimethode dan in pergolavorm van in het eerste streepje bedoelde rassen;

- 5 000 Ecu bij een andere leimethode dan in pergolavorm van andere dan de in het eerste streepje bedoelde rassen;

d) voor oppervlakten die bestemd zijn voor de produktie van wijn die kan worden verwerkt tot wijnbrandewijn met benaming van oorsprong in het gebied Charentes: 6 000 Ecu;

e) voor oppervlakten die zijn beplant met rassen die voor de betrokken administratieve eenheid zijn ingedeeld bij de rassen voor rozijnen en krenten of zowel bij deze rassen als bij andere rassen: 6 000 Ecu;

f) voor de oppervlakten die worden gebruikt als moederplantenopstanden voor onderstammen: 5 000 Ecu.

2. Met uitzondering van het in lid 1, onder a), genoemde bedrag worden de in lid 1 genoemde bedragen met 500 Ecu per hectare verhoogd indien de betrokken oppervlakten de volledige wijngaardoppervlakte uitmaken die door de aanvrager wordt geëxploiteerd.

3. De opbrengst per hectare van de in lid 1, onder b), bedoelde gerooide oppervlakten wordt bepaald op de grondslag van de voor het bedrijf van de begunstigde aangegeven gemiddelde opbrengst en de vóór de rooiing door de bevoegde instantie van de Lid-Staat ter plaatse geconstateerde produktiecapaciteit van de te rooien wijngaard.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67 van Verordening (EEG) nr. 337/79.

Artikel 3

1. Voor de premie voor definitieve stopzetting komen niet in aanmerking:

a) met wijnstokken beplante oppervlakten van een zelfde bedrijf die in totaal 25 are of minder beslaan, onverminderd artikel 2, lid 1, onder a);

b) met wijnstokken beplante oppervlakten waarvoor overtreding van de communautaire of nationale bepalingen is geconstateerd;

c) met wijnstokken beplante oppervlakten die niet meer onderhouden worden;

d) oppervlakten die na de inwerkingtreding van deze verordening met wijnstokken worden beplant.

2. De exploitanten die de in artikel 1 bedoelde premie hebben ontvangen, kunnen nadien niet meer in aanmerking komen voor steun als bedoeld in artikel 13, eerste, tweede en derde streepje, van Verordening (EEG) nr. 458/80 van de Raad van 18 februari 1980 betreffende de herstructurering van wijngaarden in het kader van collectieve maatregelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1598/83 (2).

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67 van Verordening (EEG) nr. 337/79.

Artikel 4

1. De premieaanvragen moeten vóór 31 december van elk van de in artikel 1, lid 1, genoemde wijnoogstjaren bij de door de Lid-Staten aangewezen diensten worden ingediend.

Voor oppervlakten die zijn beplant met wijndruivenrassen dienen de aanvragen vergezeld te gaan van een officiële verklaring ten bewijze van de overeenkomstig artikel 2, lid 3, bepaalde opbrengst per hectare.

2. De premie wordt slechts toegekend na overlegging van een schriftelijke verklaring waarin de aanvrager zich ertoe verbindt:

- vóór 15 mei van het jaar volgende op dat waarin de aanvraag wordt ingediend, de wijnstokken op de oppervlakten waarvoor de premie is aangevraagd, te rooien of te doen rooien;

- gedurende de 16 wijnoogstjaren die volgen op het jaar van het rooien van de wijnstokken, op het bedrijf waartoe de oppervlakte behoort waarvoor de premie is toegekend geen nieuwe aanplant in de zin van bijlage IV bis, onder e), van Verordening (EEG) nr. 337/79 te verrichten;

- in dat tijdvak jaarlijks, in voorkomend geval tegelijk met de aangifte van zijn oogst, aangifte te doen van de produktieve of nog niet produktieve met wijnstokken beplante oppervlakten.

3. Voorts wordt de premie slechts toegekend indien de aanvrager:

- bij de indiening van de aanvraag, overeenkomstig de nationale wetgeving gerechtigd is het betrokken perceel gedurende het in lid 2, tweede streepje, bedoelde tijdvak te blijven bebouwen;

- in het geval dat hij niet aan de in het eerste streepje genoemde voorwaarde voldoet, een schriftelijke verbintenis van de eigenaar van het perceel overlegt, dat deze nakoming van de in lid 2 genoemde verplichtingen garandeert of dat hij zelf deze verplichtingen zal nakomen.

Ingeval het bedrijf na de toekenning van de premie en tijdens het in lid 2, tweede streepje, bedoelde tijdvak geheel of gedeeltelijk op een andere persoon overgaat, blijven de premieontvanger of zijn rechthebbenden verantwoordelijk voor het nakomen door de opvolger van de verbintenis die de premieontvanger was aangegaan, behalve:

- indien de opvolger voor het resterende tijdvak zelf een dergelijke verbintenis aangaat,

of

- indien de eigenaar de in de eerste alinea, tweede streepje, genoemde verbintenis is aangegaan.

4. De Lid-Staten kunnen besluiten de in lid 1, eerste alinea, en lid 2, eerste streepje, genoemde data te vervroegen.

Artikel 5

1. Voor de toekenning van de premie voor definitieve stopzetting worden de oppervlakten met mengteelt door toepassing van de voor het betrokken produktiegebied gebruikelijke omrekeningscoëfficiënt uitgedrukt in oppervlakten met gespecialiseerde teelt.

2. De premie voor definitieve stopzetting wordt uiterlijk uitbetaald bij het einde van het op de indiening van de premieaanvraag volgende kalenderjaar en op voorwaarde dat de aanvrager het bewijs heeft geleverd dat hij inderdaad tot rooiing is overgegaan.

De Lid-Staten mogen evenwel bepalen dat:

- voor wat de wijnoogstjaren 1985/1986 en 1986/1987 betreft het bedrag van de premie uiterlijk wordt betaald aan het eind van het wijnoogstjaar dat volgt op het wijnoogstjaar waarin een premieaanvraag werd ingediend;

- de premie tegen passende zekerheid vervroegd wordt uitbetaald.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67 van Verordening (EEG) nr. 337/79.

Artikel 6

1. De Lid-Staten kunnen, voor wat betreft de exploitanten die aangesloten zijn bij een wijnbouwcooeperatie of een andere vereniging van wijnbouwers, bepalen dat de in artikel 2, lid 1, bedoelde premies worden verlaagd met een bedrag ten hoogste gelijk aan 15 %.

In dat geval worden de met deze verlaging overeenkomende bedragen uitbetaald aan de desbetreffende cooeperaties of verenigingen.

2. Onverminderd lid 1, kunnen de Lid-Staten voorzien in bepalingen die van toepassing zijn tot het einde van het wijnoogstjaar 1990/1991 en die een nationale compensatie behelzen voor wijnbouwcooeperaties en andere verenigingen van wijnbouwers die het bewijs leveren:

- dat zij hun activiteit hebben moet inkrimpen wegens een vermindering van de aanvoer van de leden ten gevolge van de toekenning van de premie voor definitieve stopzetting;

- dat de door hun leden geëxploiteerde oppervlakte met ten minste 10 % is verminderd ten opzichte van het wijnoogstjaar 1984/1985.

3. De Lid-Staten doen de Commissie mededeling van de eventueel krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen.

Artikel 7

Op voorstel van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot wijziging van:

- het bedrag van de premie;

- de datum genoemd in artikel 4, lid 1.

De Raad kan volgens dezelfde procedure afwijkende bepalingen vaststellen voor de datum genoemd in artikel 4, lid 2, eerste streepje.

Artikel 8

1. De Lid-Staten controleren of de in artikel 4, leden 2 en 3, bedoelde verbintenissen worden nagekomen.

2. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de resultaten van deze controle.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 67 van Verordening (EEG) nr. 337/79.

Artikel 9

1. De maatregelen voorzien in artikel 1, lid 1, vormen een gemeenschappelijke actie in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

2. De in lid 1 genoemde gemeenschappelijke actie eindigt met het wijnoogstjaar 1989/1990.

3. De in artikel 1, lid 2, onder c), bedoelde compensatie vormt een maatregel ter regulering van de landbouwmarkt in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Deze compensatie wordt gefinancierd door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, tot een beloop van 90 %.

Artikel 10

1. De geraamde uitgaven voor de gemeenschappelijke actie die ten laste komen van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, bedragen 644 miljoen Ecu. 2. Artikel 6, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 729/70 is van toepassing op deze verordening.

Artikel 11

1. De uitgaven die de Lid-Staten moeten verrichten in het kader van de in artikel 9 bedoelde gemeenschappelijke actie komen in aanmerking voor financiering door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie.

2. De deelneming van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, beloopt 50 % van de in aanmerking komende uitgaven.

3. Het EOGFL, afdeling Oriëntatie, keert aan de Lid-Staten een voorschot uit dat ten hoogste gelijk is aan de deelneming uit hoofde van lid 2, na kennisgeving van:

- een overzicht van de oppervlakten waarvoor de aanvragen van de premie voor definitieve stopzetting, vóór de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde einddatum, zijn overgelegd;

- de verbintenis om de van het EOGFL, afdeling Oriëntatie, ontvangen kredieten vóór het einde van datzelfde jaar uit te keren aan de begunstigden die voldaan hebben aan de voorwaarde van artikel 4, lid 2.

Artikel 12

1. De aanvragen om deelneming van het EOGFL, afdeling Oriëntatie, moeten vóór 1 mei van elk jaar door de Lid-Staten worden ingediend.

2. De Commissie beslist over deze aanvragen volgens de procedure van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 13

1. Behalve in de gevallen waarin artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste streepje, wordt toegepast, wordt het bedrag dat verschuldigd is door het EOGFL, afdeling Oriëntatie, definitief vastgesteld nadat, vóór 1 april van elk jaar, een overzicht is ingediend van de premies voor definitieve stopzetting die in het vorige wijnoogstjaar aan de begunstigden zijn uitgekeerd.

2. De voorschotten die niet worden besteed tijdens het jaar waarvoor zij zijn ontvangen, komen in mindering op de voor het daaropvolgende jaar uit te keren bedragen.

3. Volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70 worden vastgesteld:

- de regels voor de vaststelling van het door het EOGFL, afdeling Oriëntatie, aan de Lid-Staten verschuldigde bedrag, in de gevallen waarin artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste streepje, wordt toegepast;

- de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 11 en 12 en van het onderhavige artikel.

Artikel 14

1. Onverminderd artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 729/70, treffen de Lid-Staten, overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om de uitbetaalde bedragen terug te vorderen indien de in artikel 4 genoemde verbintenissen niet worden nagekomen.

Zij stellen de Commissie in kennis van de getroffen maatregelen en brengen haar met name op gezette tijden op de hoogte van de stand van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures.

2. De teruggevorderde bedragen worden overgemaakt aan de instellingen of diensten die de betalingen hebben verricht en worden door deze, in verhouding tot de bijdrage van de Gemeenschap, in mindering gebracht op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven.

3. De financiële consequenties die voortvloeien uit de onmogelijkheid tot terugvordering van de uitbetaalde bedragen, worden door de Gemeenschap gedragen in verhouding tot haar bijdrage.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 15

In het kader van de in artikel 30 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 337/79 bedoelde mededeling, doen de Lid-Staten de Commissie in de in artikel 1, lid 1, genoemde wijnoogstjaren mededeling van de met wijnstokken beplante oppervlakten waarvan de exploitatie definitief is stopgezet en waarvoor de overeenkomstige premie is betaald.

De Commissie houdt rekening met deze mededelingen bij de opstelling van het in artikel 30 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 337/79 bedoelde verslag.

Artikel 16

Deze verordening vormt geen beletsel voor de toekenning van op grond van de nationale voorschriften verleende steun waarmee hetzelfde doel wordt beoogd als met deze verordening, zulks onder voorbehoud van een onderzoek krachtens de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

F. M. PANDOLFI

(1) PB nr. C 259 van 27. 9. 1984, blz. 10.

(2) PB nr. C 72 van 18. 3. 1985, blz. 102.

(3) PB nr. C 25 van 28. 1. 1985, blz. 18, en advies uitgebracht op 30 januari 1985 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 57 van 29. 2. 1980, blz. 6.

(5) PB nr. L 163 van 22. 6. 1983, blz. 52.

(6) PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 1.

(7) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.

(1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 10.

(2) PB nr. L 117 van 12. 5. 1979, blz. 4.

(1) PB nr. L 57 van 29. 2. 1980, blz. 27.

(2) PB nr. L 163 van 22. 6. 1983, blz. 53.