Home

Besluit van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap

Besluit van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap

86/283/EEG: Besluit van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 175 van 01/07/1986 blz. 0001 - 0110


BESLUIT VAN DE RAAD van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (86/283/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 136, Gelet op het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, ondertekend te Brussel op 19 februari 1985, hierna ,,Intern Akkoord'' genoemd, Gezien het door de Commissie ingediende ontwerp- besluit, Gezien het advies van het Europese Parlement (1), Overwegende dat het noodzakelijk is voor een nieuwe periode van vijf jaar de bepalingen vast te stellen die van toepassing zullen zijn op de associatie van de landen en gebieden overzee, hierna ,,landen en gebieden'' te noemen, met de Europese Economische Gemeenschap; dat deze bepalingen van toepassing zijn op de onder de Franse Republiek vallende gebieden, op de onder het Verenigd Koninkrijk vallende landen en gebieden, op de onder het Koninkrijk der Nederlanden vallende landen en, gedeeltelijk, ook op Groenland, krachtens het op 13 maart 1984 te Brussel getekende Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft; Overwegende dat deze bepalingen in de lijn liggen van de door de Europese Economische Gemeenschap ondernomen inspanningen ten einde, met name door middel van de Derde ACS-EEG-Overeenkomst, ondertekend te Lomé op 8 december 1984, hierna ,,Overeenkomst'' te noemen, tot de internationale samenwerking en de op- lossing van internationale problemen van economische, sociale, intellectuele en humanitaire aard bij te dragen, overeenkomstig het in de internationale gemeenschap heersende verlangen naar een rechtvaardiger en evenwichtiger nieuwe internationale economische orde; Overwegende dat de ontwikkelingsbehoeften van de landen en gebieden en de met de bevordering van hun industriële ontwikkeling samenhangende behoeften het rechtvaardigen dat de mogelijkheid om douanerechten te heffen en kwantitatieve beperkingen toe te passen blijft bestaan; Overwegende dat moet worden voorzien in bijzondere bepalingen ten aanzien van rum, arak en tafia van post 22.09 C I van het gemeenschappelijk douanetarief; Overwegende dat het, gezien de kenmerken van de economie van de meeste landen en gebieden en rekening houdend met de tot dusver opgedane ervaring, nuttig is de landen en gebieden voortaan in aanmerking te doen komen voor sommige van de voor de ACS-Staten geldende hulpinstrumenten, zoals het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling en het Centrum voor industriële ontwikkeling, tegen een financiële bijdrage uit de aan de landen en gebieden toegekende middelen; Overwegende dat de bijdrage van de Gemeenschap tot oplossing van de vraagstukken op economisch en sociaal gebied in de landen en gebieden, eensdeels, en in de ACS-Staten, anderdeels, voor haar een aansporing vormt om in de onderscheiden sectoren van samenwerking op regionaal, landbouw-, industrie-, energie-, cultureel, sociaal, financieel en technisch gebied de betrekkingen tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten nauwer aan te halen; Overwegende dat in artikel 288 van de Overeenkomst de mogelijkheid is voorzien dat een in het vierde deel van het Verdrag bedoeld land of gebied dat onafhankelijk is geworden, tot deze Overeenkomst toetreedt; dat bijgevolg dient te worden voorzien in de mogelijkheid om dit besluit aan te passen; Overwegende dat in artikel 1 van het Intern Akkoord is bepaald dat, indien een onafhankelijk geworden land of gebied tot de Overeenkomst toetreedt, de financiële steunbedragen uit de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds ten behoeve van de landen en gebieden bij besluit van de Raad worden verminderd en de bedragen voor de ACS-Staten dienovereenkomstig worden verhoogd; Overwegende dat, zowel ter vereenvoudiging van de toekomstige toepassing van deze bepaling als met het oog op een zo billijk mogelijke besteding van de financiële steun, tot een verdeling over de onder de Franse Republiek begrepen gebieden, enerzijds, de onder het Koninkrijk der Nederlanden begrepen landen, anderzijds, en, ten slotte, over de onder het Verenigd Koninkrijk begrepen landen en gebieden, dient te worden overgegaan; Overwegende dat dit besluit niet van invloed is op de bijzondere regeling voor de invoer van produkten van herkomst uit de landen en gebieden in Spanje en Portugal als vermeld in de bijlage bij Besluit 86/47/EEG (1), BESLUIT:

Artikel 1

Dit besluit heeft ten doel de economische, culturele en sociale ontwikkeling en de versteviging van de economische structuren van de in bijlage I genoemde landen en gebieden te vergemakkelijken, in het bijzonder door de ontwikkeling van het handelsverkeer, van de economische betrekkingen en van de samenwerking op landbouw- en op industrieël gebied tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden, bij te dragen tot het waarborgen van de belangen van die landen en gebieden, waarvan de economie in aanzienlijke mate van de uitvoer van grondstoffen afhankelijk is, en financiële steunmaatregelen alsmede acties op het gebied van de technische samenwerking ten uitvoer te leggen.

Artikel 2

Het eerste deel van dit besluit heeft ten doel de samenwerkingssectoren te omschrijven waarvoor, overeenkomstig de bepalingen van het besluit, financiële en technische bijstand aan de in bijlage I genoemde LGO kan worden verleend. EERSTE DEEL SECTOREN VAN DE EEG-LGO-SAMENWERKING TITEL I LANDBOUW- EN PLATTELANDSONTWIKKELING, INSTANDHOUDING VAN DE NATUURLIJKE HULPBRONNEN Hoofdstuk I Landbouwsamenwerking en continuïteit van de voedselvoorziening

Artikel 3

Bij de samenwerking in de landbouw- en plattelandssector, dat wil zeggen akkerbouw, veeteelt, visserij en bosbouw, wordt met name het volgende nagestreefd:- ondersteuning van de maatregelen van de landen en gebieden om tot een grotere zelfvoorzieningsgraad op voedselgebied te komen, met name door opvoering van hun eigen vermogen om hun bevolking voldoende voedsel te verstrekken en een bevredigend voedingspeil te waarborgen;- versterking van de continuïteit van de voedselvoorziening op nationaal, regionaal en interregionaal vlak;- de plattelandsbevolking een zodanig inkomen te garanderen dat haar levensstandaard aanmerkelijk kan worden verbeterd; - bevordering van actieve deelneming door de plattelandsbevolking aan haar eigen ontwikkeling door onderbrenging van de landbouwers in groeperingen en van een betere integratie van de landbouwers in het nationale en internationale economische circuit;- schepping van bevredigende levensomstandigheden en een bevredigend leefklimaat op het platteland, met name door ontplooiing van sociaal-culturele activiteiten;- produktiviteitsverbetering op het platteland, met name door overdracht van de nodige technologische kennis en door een rationele exploitatie van het plantaardig en dierlijk potentieel;- vermindering van de verliezen na de oogst;- diversificatie van werkgelegenheid scheppende activiteiten op het platteland en ontwikkeling van produktie ondersteunende activiteiten;- valorisatie van de produkten door verwerking ter plaatse van landbouw-, veeteelt-, visserij- en bosbouwprodukten;- totstandbrenging van een beter evenwicht tussen de teelt van voedingsgewassen voor eigen gebruik en de exportproduktie;- ontwikkeling van landbouwkundig onderzoek dat aan de natuurlijke omstandigheden en het menselijke milieu van land en streek is aangepast en aan de behoeften op het gebied van vulgarisatie beantwoordt;- bescherming van het natuurlijke milieu in het kader van bovenstaande doelstellingen.

Artikel 4

1. De maatregelen waarmee de in artikel 3 genoemde doelstellingen kunnen worden bereikt, dienen zo verscheiden en concreet mogelijk te zijn, zowel op plaatselijk en regionaal als op interregionaal vlak. 2. Deze maatregelen worden ter verwezenlijking van het beleid en van de strategieën, zoals deze door de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden zijn omschreven en met inachtneming van de door hen gestelde prioriteiten ontworpen en ten uitvoer gelegd. 3. De landbouwsamenwerking strekt tot ondersteuning van dat beleid en van deze strategieën overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Artikel 5

1. De ontwikkeling van de produktie geschiedt door intensifiëring van de plantaardige en dierlijke produktie en omvat:- verbetering van de exploitatiemethoden bij regenteelten met behoud van de bodemvruchtbaarheid;- ontwikkeling van irrigatieteelten, vooral door middel van waterbeheersingsprojecten van onderscheiden aard ten behoeve van de landbouw (waterbouwkundige projecten in de dorpen, normalisatie van waterlopen en landinrichting), om een optimaal gebruik en economisch beheer van de watervoorraad door de landbouwers en de plaatselijke gemeenschappen mogelijk te maken; voorts zullen maatregelen worden genomen tot herstelling of reactivering van bestaande voorzieningen;- verbetering en modernisering van de teelttechnieken alsmede een beter gebruik van de produktiefactoren (verbeterde variëteiten en rassen, landbouwmateriaal, meststoffen, gewasbeschermingsprodukten);- op het gebied van de veeteelt: verbetering van de voeding (doeltreffender beheer van de weidegronden, ontwikkeling van de teelt van voedergewassen, uitbreiding en herstelling van drenkplaatsen en de hygiëne, met inbegrip van de ontwikkeling van de daartoe vereiste infrastructuur;- een beter samengaan van landbouw en veeteelt;- op het gebied van de visserij: modernisering van de exploitatie van de visbestanden en ontwikkeling van de aquicultuur. 2. Ontwikkeling van de produktie veronderstelt voorts: - uitbreiding van de tot ondersteuning van de landbouw strekkende activiteiten in de secundaire en de tertiaire sector, zoals vervaardiging, modernisering en bevordering van het gebruik van de voor de landbouw en het leven op het platteland benodigde uitrusting en input en zo nodig de invoer daarvan;- het opzetten en/of versterken van aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste landbouwkredietsystemen ten einde de toegang van de landbouwers tot de produktiefactoren te bevorderen;- aanmoediging van elk aan de plaatselijke omstandigheden aangepast beleid en elk van alle daaraan aangepaste stimulerende maatregelen ten behoeve van de producenten, om tot een grotere produktiviteit en een beter inkomen voor de landbouwers te komen.

Artikel 6

Met het oog op de valorisatie van de produkties draagt de landbouwsamenwerking bij tot:- passende bewaarmogelijkheden en aangepaste opslagvoorzieningen bij de producenten;- doeltreffende bestrijding van ziekten, roofdieren en andere oorzaken van produktieverlies;- basisvoorzieningen voor de afzet berustend op doeltreffende producentenorganisaties die over de nodige materiële en financiële middelen beschikken en op aangepaste communicatiemiddelen;- een soepele werking van handelskanalen, waarbij met iedere vorm van overheids- of particulier initiatief rekening wordt gehouden en waarmee lokale markten, gebieden waar tekorten zijn en markten in de steden kunnen worden bevoorraad, ten einde de afhankelijkheid van het buitenland te verminderen;- maatregelen waardoor zowel onderbrekingen in de bevoorrading (buffervoorraden) als grillige prijsschommelingen (interventievoorraden) kunnen worden voorkomen;- verwerking, verpakking en afzet van de produkten, vooral door ontwikkeling van ambachtelijke en agro-industriële bedrijven, waardoor de produkten aan de ontwikkeling van de markt kunnen worden aangepast.

Artikel 7

Stimuleringsmaatregelen voor het platteland behelzen:- het organiseren van de producenten in groeperingen of gemeenschappen om hun mogelijkheden ten aanzien van markten, investeringen en uitrusting van gemeenschappelijk belang te vergroten;- ontwikkeling van sociaal-culturele activiteiten (gezondheid, onderwijs, cultuur, enz.) die voor de verbetering van de levensomstandigheden op het platteland onontbeerlijk zijn;- opleiding van landbouwers door passende voorlichting en begeleiding;- verbetering van de voorwaarden voor opleiding van de opleiders op alle niveaus.

Artikel 8

De samenwerking op het gebied van het landbouwonderzoek draagt bij tot:- de ontwikkeling in de landen en gebieden van de aan de plaatselijke natuurlijke en sociaal-economische omstandigheden van de dierlijke en plantaardige produktie aangepaste nationale en regionale onderzoekmogelijkheden;- in het bijzonder de verbetering van variëteiten en rassen, van de voedingswaarde van de produkten en van de verpakking daarvan, en tot de ontwikkeling van technologie en procédés die voor de producenten toegankelijk zijn;- een betere verspreiding van de in een land of gebied of in een al dan niet tot de ACS-Staten behorend land bereikte onderzoekresultaten die voor toepassing in andere landen en gebieden of ACS-Staten in aanmerking kunnen komen;- de vulgarisatie van de resultaten van dit onderzoek onder een zo groot mogelijk aantal gebruikers.

Artikel 9

De landbouwsamenwerkingsmaatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden en procedures die voor de financiële en technische samenwerking zijn vastgesteld, en kunnen in dit kader ook betrekking hebben op: 1. wat het geheel van de technische samenwerking betreft:- uitwisseling van informatie tussen de Gemeenschap, de landen en gebieden en de ACS-Staten alsmede tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten (over het watergebruik, methoden voor intensievere produktie, onderzoekresultaten, enz.);-uitwisseling van ervaringen tussen beroepsgenoten uit het krediet- en spaarwezen, uit cooeperatieve kringen en uit die van onderlinge waarborgmaatschappijen, uit het ambacht en uit de kleine nijverheid in plattelandsgebieden, enz.; 2.wat het gebied van de financiële samenwerking betreft:- verschaffing van produktiefactoren;- steun aan marktregulerende organisaties, gebaseerd op een coherente aanpak van produktie- en afzetproblemen;- deelneming aan de vorming van fondsen voor landbouwkredietsystemen;- opening van kredietfaciliteiten ten behoeve van beroepsorganisaties van landbouwers, ambachtslieden en kleine nijverheidsbeoefenaren op het platteland, afhankelijk van hun activiteiten (bevoorrading, primaire afzet, opslag, enz.) en ten behoeve van groeperingen die thema-acties ten uitvoer leggen;- steun voor bundeling van industriële middelen en vakbekwaamheid in de landen en gebieden en in de Gemeenschap in ambachtelijke of industriële bedrijven voor de vervaardiging van input-fabrikaten en materialen, voor onderhoud, verpakking, opslag, vervoer, verwerking van produkten, enz.

Artikel 10

1. De op de continuïteit van de voedselvoorziening in de landen en gebieden gerichte acties van de Gemeenschap worden gevoerd in de samenhang van de voedselstrategieën of het voedselbeleid van de ter zake bevoegde autoriteiten van de betrokken landen en gebieden en van de in dat kader door deze vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen.Zij worden in cooerdinatie met de instrumenten van het onderhavige besluit ten uitvoer gelegd in het kader van het beleid van de Gemeenschap en van de daaronder vallende maatregelen, met inachtneming van haar internationale verbintenissen. 2. In deze samenhang kan met de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden die zulks wensen een indicatief meerjarenprogramma ten uitvoer worden gelegd om met betrekking tot hun voedselvoorziening tot een betere voorspelbaarheid te komen.

Artikel 11

Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt op verzoek van de ter zake bevoegde autoriteiten van de minst ontwikkelde landen en gebieden bijzondere aandacht geschonken aan de specifieke moeilijkheden van deze landen en gebieden bij de uitvoering van de door hun ter zake bevoegde autoriteiten bepaalde, op grotere autonomie en continuïteit ten aanzien van de voedselvoorziening gerichte beleidsmaatregelen of strategieën. In dit verband heeft de samenwerking met name betrekking op produktie (met inbegrip van de voorziening van input-fabrikaten), vervoer, afzet, verpakking en totstandbrenging van opslaginfrastructuur.

Artikel 12

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden kunnen deze gebruik maken van de diensten van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling waarvan de doelstellingen en taken in artikel 37 van de Overeenkomst worden omschreven. De eventuele kosten verbonden aan de bijstand van het Centrum aan de betrokken landen en gebieden worden gefinancierd uit de in artikel 128 voor elk van de drie zones waartoe die landen en gebieden behoren, vastgestelde middelen. Hoofdstuk 2 Samenwerking inzake agrarische basisprodukten

Artikel 13

Aangezien de economieën van verreweg de meeste landen en gebieden uiterst afhankelijk zijn van hun uitvoer van agrarische basisprodukten, alsook gelet op de markten voor die produkten geconstateerde verslechtering van de situatie met betrekking tot de uitvoer uit de landen en gebieden, gepaard gaande met zeer grote schommelingen van de prijzen van die produkten op de wereldmarkt, wordt de samenwerking met de landen en gebieden in deze sector voortgezet, uitgebreid en geïntensiveerd.

Artikel 14

Daartoe moet de samenwerking in de sector agrarische basisprodukten worden opgezet en uitgevoerd ter ondersteuning van door de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden omschreven strategieën, waarbij met name de volgende doelstellingen worden nagestreefd:- ondersteuning van acties van de landen en gebieden die op herstel en verbetering van de produktie- en afzetvoorwaarden gericht zijn en activiteiten omvatten op het gebied van onderzoek en opleiding, voorlichting, alsmede andere maatregelen op gebieden als kredietverlening, opslag en conservering, vervoer, enz.;- hulp bij de diversificatie van de produktie, zodat de afhankelijkheid ten opzichte van het buitenland wordt verminderd en er beter kan worden ingespeeld op de marktbehoeften;- bevordering van lokale verwerking waarmee op economisch verantwoorde wijze een toegevoegde waarde kan worden verkregen;- stimulering van specifieke maatregelen om de afzet van produkten uit de landen en gebieden te vergemakkelijken;- bijdragen aan de opleiding van handelaars in de landen en gebieden met het oog op een beter gebruik van alle mechanismen van de internationale markten voor basisprodukten;- stimulering en stabilisering van de sector agrarische basisprodukten binnen de economieën van de landen en gebieden;- bevordering van een grotere toevloed van particuliere investeringen naar deze sector.

Artikel 15

Deze doelstellingen worden verwezenlijkt door:a) het nastreven van de doelstellingen van dit besluit in de sector agrarische basisprodukten te vergemakkelijken;b)alles in het werk te stellen om de gunstigste voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de produktie en de verbetering van de afzet; c)oordeelkundig gebruik te maken van alle instrumenten en middelen van dit besluit die voor deze sector van nut kunnen zijn. TITEL II ONTWIKKELING VAN DE VISSERIJ

Artikel 16

Ten einde de ontwikkeling van de exploitatie van de visbestanden van de landen en gebieden te stimuleren, worden alle in dit besluit opgenomen mechanismen voor bijstand en samenwerking, met name de financiële en technische bijstand overeenkomstig het tweede deel, titel II, van dit besluit, op de visserijsector toegepast. Bij die samenwerking staan de volgende doelstellingen voorop:- stimulering van de rationale exploitatie van de visbestanden van de landen en gebieden en van de rijkdommen van de volle zee waarin de landen en gebieden en de Gemeenschap gemeenschappelijke belangen hebben;-verruiming van de bijdrage van de visserij tot de plattelandsontwikkeling, waarbij de nadruk wordt gelegd op de rol van de visserij voor een grotere continuïteit van de voedselvoorziening, een betere voeding en een hogere levensstandaard van de plattelandsbevolking;-vergroting van de bijdrage van de visserij tot de industriële ontwikkeling door opvoering van vangsten, produktie en uitvoer. Het beheer en de ontwikkeling van de visserij kunnen berusten op de bevordering van regionale samenwerkingsactiviteiten. Deze samenwerking wordt ontwikkeld in overeenstemming met de specifieke rechtsregeling van elk gebied en vormt een toepassing van titel VII van het eerste deel van dit besluit.

Artikel 17

Overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van artikel 16 omvat de bijstand van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van de visserij onder meer steun voor de volgende gebieden:a) visserijproduktie, met inbegrip van de aankoop van schepen, uitrusting en vistuig, ontwikkeling van de infrastructuur voor vissersgemeenschappen op het platteland en voor de visindustrie alsmede steun voor aquicultuurprojecten, met name door het openen van specifieke kredieten ten gunste van daartoe geëigende instellingen in de landen en gebieden, die de leningen op hun beurt aan de betrokken personen moeten verlenen;b)visserijbeheer en -bescherming, met inbegrip van de evaluatie van de visbestanden en de aquicultuurmogelijkheden; verbetering van beheer en controle van de milieusituatie en ontwikkeling van de mogelijkheden van de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden om de visbestanden in hun exclusieve economische zone voor de kusten van de LGO te beheren;c)verwerking en afzet van visserijprodukten, met inbegrip van de ontwikkeling van de verwerkings-, verzamel-, distributie- en afzetfaciliteiten en -activiteiten; vermindering van de verliezen na de vangst en stimulering van programma's om tot een groter verbruik van vis en een betere voeding op basis van visserijprodukten te komen;d)het voldoen aan de behoeften aan opleiding van de onderdanen van de landen en gebieden in alle sectoren van de visserij, de ontwikkeling en uitbreiding van de onderzoekcapaciteit van de landen en gebieden.

Artikel 18

De instandhouding en het optimaal gebruik van de levende rijkdommen van de zee worden verwezenlijkt door of rechtstreeks of op regionale basis, dan wel, zo nodig, door bemiddeling van internationale organisaties samen te werken. TITEL III INDUSTRIËLE ONTWIKKELING

Artikel 19

Aangezien de industrialisatie voor de bevordering van een evenwichtige en gediversifieerde economische en sociale ontwikkeling en voor het scheppen van gunstige voorwaarden voor de collectieve autonomie van de landen en gebieden een stuwende rol vervult, wordt de industriële ontwikkeling in de landen en gebieden bevorderd, ten einde deze een passend kader te bieden om hun ontwikkelingsinspanningen te versterken en hun aandeel in de wereldmarkt te vergroten.

Artikel 20

De industriële samenwerking tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden is in het bijzonder erop gericht om, door de modernisering van de ondernemingen, het menselijke en natuurlijke potentieel van de landen en gebieden volledig te benutten, arbeidsplaatsen te scheppen, inkomens te vormen en deze te verdelen, de overdracht van technologieën en de aanpassing daarvan aan de specifieke omstandigheden en behoeften van de landen en gebieden te vergemakkelijken, de complementariteit van de verschillende industriesectoren alsmede van deze sectoren en de plattelandssector te bevorderen, ten einde volledig gebruik te maken van het potentieel in deze sector en op industrieel gebied nieuwe, dynamische complementaire betrekkingen tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden te bevorderen. Bij de industriële samenwerking wordt rekening gehouden met de noodzaak om een voor industrialisatie gunstig economisch, technisch, sociaal en institutioneel klimaat te scheppen en de voorwaarden daartoe te verbeteren. Bij deze samenwerking wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling van allerlei geschikte industrieën, scholing en samenwerking tussen ondernemingen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap en uit de landen en gebieden. Bij het nastreven van deze doelstellingen worden niet alleen de specifieke bepalingen inzake industriële samenwerking ten uitvoer gelegd, maar ook de bepalingen inzake de handelsregeling, de bevordering van de handel in produkten uit de landen en gebieden en de particuliere investeringen.

Artikel 21

Voor de tenuitvoerlegging van de industriële samenwerking draagt de Gemeenschap bij tot de uitvoering van programma's, projecten en maatregelen die haar op initiatief of met instemming van de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden werden voorgelegd. Daartoe maakt de Gemeenschap gebruik van alle middelen waarin dit besluit voorziet, met name de middelen waarover zij beschikt uit hoofde van de financiële en technische samenwerking en in het bijzonder die welke onder de bevoegdheid van de Europese Investeringsbank, hierna ,,de Bank'' genoemd, vallen, onverminderd activiteiten om de landen en gebieden te helpen een beroep te doen op financieringen uit andere bron. De uitvoering van de programma's, projecten en maatregelen inzake industriële samenwerking met financiële steun van de Gemeenchap geschiedt overeenkomstig het tweede deel, titel II, van dit besluit met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de steun in de industriesector.

Artikel 22

De Gemeenschap verleent de landen en gebieden steun om hun institutionele kader te verbeteren, hun financiële instellingen te versterken, hun industriële infrastructuur tot stand te brengen, te herstellen, te reactiveren of te verbeteren, alsmede bij hun inspanningen voor integratie van de regionale en interregionale markten.

Artikel 23

Op basis van een door de ter zake bevoegde autoriteiten van een land of gebied ingediend verzoek verstrekt de Gemeenschap de nodige bijstand op het gebied van industriële scholing op alle niveaus, met name voor de raming van de behoefte aan industriële scholing en het opstellen van relevante programma's, de oprichting en werking van nationale of regionale instellingen voor industriële scholing, de scholing van onderdanen van de landen en gebieden in daarvoor passende instellingen alsook op de werkplek, zowel in de Gemeenschap als in de landen en gebieden zelf, alsmede samenwerking tussen instellingen voor industriële scholing in de Gemeenschap en in de landen en gebieden, tussen de instellingen in deze landen en gebieden onderling en met die van andere ontwikkelingslanden.

Artikel 24

De Gemeenschap steunt de oprichting en het tot ontwikkeling brengen van alle soorten levensvatbare ondernemingen die de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden voor de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelstellingen belangrijk achten. De Gemeenschap en de landen en gebieden leggen meer in het bijzonder de nadruk op herstel, revalorisatie, sanering en herstructurering van bestaande levensvatbare industriële capaciteit die tijdelijk niet of niet optimaal functioneert, alsmede op instandhouding van investeringsgoederen en ondernemingen; daartoe is de industriële samenwerking met name gericht op het verlenen van steun bij het starten of het herstel van deze ondernemingen en op relevante scholing op alle niveaus. Bijzondere aandacht gaat uit naar:- industrieën voor de verwerking op eigen grondgebied van grondstoffen uit de landen en gebieden;- agro-industrieën;- industrieën met een integrerende functie die een schakel kunnen vormen tussen onderscheiden sectoren van de economie;- industrieën die een gunstige invloed hebben op de werkgelegenheid, de handelsbalans en de regionale integratie. Financiering door de Gemeenschap geschiedt bij voorrang in de vorm van leningen uit de eigen middelen van de Bank en in die van risicodragend kapitaal, zijnde de specifieke financieringsvormen voor industriële ondernemingen.

Artikel 25

De Gemeenschap draagt bij tot de ontwikkeling van de samenwerking tussen ondernemingen uit de landen en gebieden onderling, tussen de landen en gebieden en de Gemeenschap en tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten door voorlichtings- en stimuleringsactiviteiten in de industriesector. Deze zijn bedoeld voor het intensiveren van regelmatige uitwisseling van informatie, het organiseren van de noodzakelijke contacten op industrieel gebied tussen beleidsfunctionarissen in de industriesector, promotors en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de Gemeenschap, de landen en gebieden en de ACS-Staten, het verrichten van studies, met name uitvoerbaarheidsstudies, het vergemakkelijken van de oprichting en het goed functioneren van organisaties voor de bevordering van de industrie, en het stimuleren van mede-investeringen, onderaannemingsovereenkomsten en iedere andere vorm van industriële samenwerking tussen ondernemingen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap, uit de landen en gebieden en uit de ACS-Staten.

Artikel 26

De Gemeenschap draagt bij tot de oprichting en het tot ontwikkeling brengen van kleine en middelgrote ambachtelijke, commerciële, dienstverlenende en industriële ondernemingen, aangezien, enerzijds, deze ondernemingen in de moderne en informele sectoren door een gediversifieerd economisch netwerk te vormen bij de algemene ontwikkeling van de landen en gebieden een wezenlijke rol vervullen en, anderzijds, zowel voordelen bieden ten aanzien van de verwerving van beroepskwalificaties, de geïntegreerde overdracht en aanpassing van geëigende technologieën, als de mogelijkheid om optimaal gebruik te maken van de plaatselijke arbeidskrachten. De Gemeenschap kan eveneens een bijdrage leveren op het gebied van de sectoriële evaluatie, de opstelling van actieprogramma's, de totstandbrenging van passende infrastructuren, alsmede de versterking en de werking van instellingen voor voorlichting, promotieactiviteiten, begeleiding, opleiding, krediet- of garantieverlening, en voor overdracht van technologie. Samenwerking en contacten tussen de kleine en middelgrote ondernemingen uit de Lid-Staten, uit de landen en gebieden en uit de ACS-Staten worden door de Gemeenschap en de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden aangemoedigd.

Artikel 27

Om de landen en gebieden een basis voor hun technologische ontwikkeling te helpen leggen, hun eigen wetenschappelijke en technologische ontwikkelingspotentieel te helpen uitbreiden en hun het verwerven, overnemen en aanpassen van technologie te vergemakkelijken onder zodanige omstandigheden dat zij er tegen minimale kosten optimaal voordeel uit kunnen trekken, kan met de instrumenten voor financiële en technische samenwerking met name worden bijgedragen tot:a) het tot stand brengen en het versterken van de met de industrie verbonden wetenschappelijke en technische infrastructuur in de landen en gebieden;b)het opstellen en uitvoeren van programma's voor onderzoek en ontwikkeling;c)het opsporen en scheppen van mogelijkheden tot samenwerking tussen onderzoekinstituten, instellingen voor hoger onderwijs en ondernemingen uit de landen en gebieden, de ACS-Staten, de Gemeenschap, de Lid-Staten en uit andere landen;d)het tot stand brengen en bevorderen van activiteiten die gericht zijn op het behoud van aangepaste plaatselijke technologieën en het overnemen van relevante technologieën uit het buitenland, met name uit andere ontwikkelingslanden;e)het opsporen, evalueren en overnemen van industriële technologie, alsmede het onderhandelen over gunstige voorwaarden voor de verwerving van technologieën, octrooien en andere industriële eigendomsrechten uit het buitenland, met name door middel van financiering en/of andere daartoe geschikte regelingen met ondernemingen en instellingen in de Gemeenschap; f)het opzetten van adviesdiensten voor het opstellen van regelingen voor overdracht van technologie en verstrekking van beschikbare informatie, met name over de voorwaarden van technologische contracten, de soorten en bronnen van technologie en de ervaringen van de landen en gebieden en andere landen met het gebruik van bepaalde technologieën;g)het bevorderen van technologische samenwerking tussen de landen en gebieden onderling en tussen deze landen en gebieden en de ACS-Staten of andere ontwikkelingslanden, ten einde van alle bijzonder bruikbare wetenschappelijke en technische voorzieningen die in deze landen en gebieden aanwezig mochten zijn, optimaal profijt te trekken;h)het zoveel mogelijk vergemakkelijken van de toegang tot en het gebruik van in de Gemeenschap beschikbare documentatie- en andere gegevensbronnen.

Artikel 28

Ten einde de landen en gebieden in staat te stellen meer profijt te trekken van de handelsregeling en andere bepalingen van dit besluit, worden maatregelen genomen ter bevordering van de afzet van de industrieprodukten van de landen en gebieden op de markt van de Gemeenschap en op andere buitenlandse markten en tevens ter stimulering en uitbreiding van de handel in industrieprodukten tussen de landen en gebieden onderling en tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten. Deze maatregelen zullen met name gericht zijn op marktstudies, afzet, kwaliteit en normalisatie van fabrikaten, overeenkomstig de artikelen 124 en 125 en met inachtneming van de artikelen 48 en 49.

Artikel 29

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden kunnen deze gebruik maken van de diensten van het Centrum voor industriële ontwikkeling waarvan de doelstellingen en taken in artikel 71 resp. 72 van de Overeenkomst worden omschreven. De eventuele kosten verbonden aan de bijstand van het Centrum aan de betrokken landen en gebieden worden gefinancierd uit de in artikel 128 voor elk van de drie zones waartoe die landen en gebieden behoren, vastgestelde middelen.

Artikel 30

Bij de toepassing van de bepalingen van deze titel schenkt de Gemeenschap bijzondere aandacht aan de specifieke behoeften en problemen van de minst ontwikkelde landen en gebieden, met name in de volgende sectoren:- grondstoffenverwerking;- ontwikkeling, overdracht en aanpassing van technologie;- ontwikkeling en financiering van acties voor kleine en middelgrote industriële ondernemingen;- ontwikkeling van industriële infrastructuur en van hulpbronnen op energie- en mijnbouwgebied;- passende opleiding op wetenschappelijk en technisch gebied. Het Centrum voor industriële ontwikkeling schenkt bijzondere aandacht aan de specifieke problemen in verband met de bevordering van industrialisatieactiviteiten in de minst ontwikkelde landen en gebieden. Op verzoek van de ter zake bevoegde autoriteiten van een tot de categorie der minst ontwikkelde landen en gebieden behorend land of gebied, biedt het Centrum bijzondere bijstand voor identificatie ter plaatse, onderzoek, evaluatie, voorbereiding, ontwikkeling en bijstand bij de uitvoering van industriële projecten in dat land of gebied. TITEL IV ONTWIKKELING VAN HET MIJNBOUW- EN ENERGIEPOTENTIEEL

Artikel 31

Gezien de ernst van de situatie op energiegebied in de meeste landen en gebieden, die ten dele te wijten is aan de in tal van landen ontstane crisis wegens de afhankelijkheid van de invoer van aardolieprodukten, dient op dit gebied te worden samengewerkt ten einde oplossingen voor hun energieproblemen te vinden. In het bijzonder wordt belang gehecht aan programmering op energiegebied, maatregelen inzake energiebesparing en rationeel energiegebruik, aan de exploratie van het energiepotentieel en aan technisch en economisch verantwoorde ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 32

De Gemeenschap steunt de ontwikkeling van het traditionele en niet traditionele energiepotentieel, alsmede de zelfvoorziening van de landen en gebieden en streeft inzonderheid de volgende doeleinden na:a) stimulering van de economische ontwikkeling door valorisatie van de plaatselijke en regionale energiebronnen;b)verbetering van de levensomstandigheden in de stedelijke en voorstadsgebieden alsmede in de plattelandsgemeenschappen door bij de onderscheiden samenwerkingsacties met de factor energie rekening te houden;c)bescherming van het natuurlijke milieu door met name de gevolgen die de bevolkingsaanwas op het verbruik van biomassa heeft te beperken.

Artikel 33

Ten einde de bovengenoemde doeleinden te verwezenlijken kunnen de samenwerkingsacties op energiegebied op verzoek van het betrokken land of gebied, dan wel van betrokken landen of gebieden, worden geconcentreerd op:a) verzamelen, analyseren en verbreiden van relevante informatie;b)versterking van het beheer en de zeggenschap van de landen en gebieden over hun energiebronnen overeenkomstig hun ontwikkelingsdoelstellingen, om hen in staat te stellen vraag en aanbod op energiegebied te evalueren en tot een strategische planning op energiegebied te komen, onder andere door ondersteuning van de programmering op energiegebied en door technische bijstand aan de diensten die met concipiëring en uitvoering van het energiebeleid belast zijn;c)analyse van de implicaties op energiegebied van de ontwikkelingsprogramma's en -projecten met inachtneming van de te verwezenlijken energiebesparingen en de mogelijkheden tot vervanging van de primaire bronnen, in het bijzonder door gebruikmaking van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen;d)uitvoering van passende actieprogramma's die gebaseerd zijn op kleine en middelgrote ontwikkelingsprojecten op energiegebied;e)ontwikkeling van het investeringspotentieel voor de exploratie en exploitatie van plaatselijke en regionale energiebronnen, alsmede voor de ontwikkeling van lokaties met een bijzonder hoge energieproduktie waardoor energie-intensieve industrieën kunnen worden opgericht;f)bevordering van het onderzoek, de aanpassing en de verbreiding van passende technologieën, alsmede van de nodige opleiding om in de behoeften aan arbeidskrachten in de energiesector te kunnen voorzien;g)opvoering van de capaciteit van de landen en gebieden inzake onderzoek en ontwikkeling, inzonderheid met betrekking tot de nieuwe en hernieuwbare energiebronnen;h)vernieuwing van de voor de produktie, het vervoer en de distributie van energie benodigde basisinfrastructuren;i)stimulering van de samenwerking tussen de landen en gebieden onderling en tussen deze laatste en de ACS-Staten in de energiesector, met inbegrip van gezamenlijke activiteiten van de landen en gebieden en de ACS-Staten met andere, naburige Staten die communautaire steun ontvangen.

Artikel 34

De samenwerking op mijnbouwgebied heeft tot doel bij te dragen tot de ontwikkeling van de mijnbouwsector van de betrokken landen en gebieden om een bevredigende rentabiliteit van de mijnexploitatie te waarborgen ten behoeve van de algehele ontwikkeling van deze landen en gebieden. Van de onderscheiden in het onderhavige besluit genoemde actiemiddelen op dit gebied alsook, zo nodig, van andere communautaire instrumenten wordt op gecooerdineerde wijze gebruik gemaakt.

Artikel 35

Op verzoek van de ter zake bevoegde autoriteiten van een of meer landen en gebieden verleent de Gemeenschap ter opvoering van hun wetenschappelijke en technische capaciteit op het gebied van geologie en mijnbouw technische bijstand en/of legt zij opleidingsprogramma's ten uitvoer, opdat zij van de beschikbare kennis meer profijt kunnen trekken en dienovereenkomstig aan hun onderzoek- en exploratieprogramma's richting kunnen geven.

Artikel 36

Om wille van een diversificatie neemt de Gemeenschap zo nodig door middel van programma's voor financiële en technische bijstand deel aan de inspanningen die de landen en gebieden op het gebied van mijnbouwonderzoek en -exploratie op alle niveaus leveren, zowel op het vasteland als op het continentale plat, in de zin van zijn internationaalrechtelijke omschrijving. Zo nodig verleent de Gemeenschap bovendien financiële en technische bijstand voor de instelling van plaatselijke of regionale exploratiefondsen in de landen en gebieden.

Artikel 37

Ten einde de exploitatie van de delfstoffenreserves door de landen en gebieden te ondersteunen levert de Gemeenschap een bijdrage aan projecten inzake herstelling, reactivering, onderhoud, rationalisering en modernisering van economisch levensvatbare produktie-eenheden ten einde deze operationeler en concurrerender te maken. Ook draagt zij, in zoverre zulks verenigbaar is met de investerings- en beheerscapaciteiten en met de marktontwikkeling, bij tot de identificatie, ontwikkeling en uitvoering van nieuwe levensvatbare projecten, met inbegrip van projecten van kleine en middelgrote omvang, waarbij zij zich in het bijzonder op de financiering van uitvoerbaarheids- en pre-investeringsstudies richt. Tevens ondersteunt zij de activiteiten van de landen en gebieden ter versterking van de begeleidende infrastructuur en draagt zij bij tot integratie van de mijnbouwverrichtingen in de sociaal-economische structuur van de betrokken landen en gebieden.

Artikel 38

De hierboven omschreven doelstellingen kunnen worden bereikt door de verlening van communautaire en technische bijstand om volgens de specifieke procedures van elk instrument waarover de Gemeenschap beschikt en in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, het mijnbouw- en energiepotentieel van de landen en gebieden te helpen exploiteren. Op het gebied van het onderzoek en de investeringen ter voorbereiding van de uitvoering van energie- en mijnbouwprojecten kan de Gemeenschap overeenkomstig artikel 131 steun verlenen in de vorm van risicodragend kapitaal, eventueel samen met kapitaaldeelnemingen door de Lid-Staten of door de betrokken landen en gebieden en met andere financieringsbronnen. De in deze bepalingen bedoelde middelen kunnen voor projecten van wederzijds belang worden aangevuld met:a) andere financiële en technische middelen van de Gemeenschap;b)maatregelen gericht op het aantrekken van overheids- en particulier kapitaal, medefinanciering daaronder begrepen.

Artikel 39

De Bank kan ten behoeve van mijnbouw- en energie-investeringsprojecten die door de ter zake bevoegde autoriteit van het betrokken land of gebied en door de Gemeenschap van wederzijds belang worden geacht, overeenkomstig haar statuten van geval tot geval voor meer dan het in artikel 127 vastgelegde bedrag verplichtingen uit eigen middelen aangaan. TITEL V VERVOER EN COMMUNICATIE

Artikel 40

1. De samenwerking in de vervoersector is gericht op de ontwikkeling van het vervoer over de weg, het spoorwegvervoer, de haveninstallaties en het zeevervoer, het vervoer over de binnenwateren en het luchtvervoer. 2. De samenwerking in de communicatiesector is gericht op de ontwikkeling van het postwezen en de telecommunicatie, radiocommunicatie inbegrepen. 3. Bij de samenwerking in deze sectoren worden meer in het bijzonder de volgende doelstellingen nagestreefd:a) het scheppen van gunstige voorwaarden voor het verkeer van goederen, diensten en personen op plaatselijk, regionaal en internationaal niveau;b)het opzetten, het herstellen, de reactivering, de instandhouding en de rationele exploitatie van op kosten/efficiency-criteria gebaseerde systemen die aan de eisen van de sociaal-economische ontwikkeling beantwoorden en aan de behoeften van de gebruikers alsmede aan de algemene economische toestand in de landen en gebieden zijn aangepast;c)een grotere complementariteit van de vervoer- en communicatiesystemen op plaatselijk, regionaal en internationaal niveau;d)harmonisatie van de plaatselijke systemen waarbij tevens aanpassing ervan aan de technologische vooruitgang wordt bevorderd;e)vermindering van belemmeringen voor het vervoer en de communicatie tussen de landen, gebieden en Staten onderling, met name op het gebied van wetgeving, administratiefrechtelijke regelingen en procedures.

Artikel 41

1. In het kader van alle betrokken projecten en actieprogramma's worden inspanningen gedaan om voor een adequate overdracht van technologie en kennis zorg te dragen. 2. Aan de opleiding van onderdanen van de landen en gebieden op het gebied van planning, beheer, onderhoud en werking van de vervoer- en communicatiesystemen wordt bijzondere aandacht geschonken.

Artikel 42

In het kader van de financiële en technische bijstand aan het zeevervoer wordt bijzondere aandacht besteed aan de overdracht van technologieën, met inbegrip van het multimodaal en het containervervoer, aan de bevordering van ,,joint ventures'' en, met name door middel van beroepsopleiding, aan de invoering van een passende juridische en administratieve infrastructuur, aan de verbetering van het havenbeheer, aan de ontwikkeling van het zeevervoer tussen eilanden en de bijbehorende infrastructuur alsmede aan een grotere samenwerking met het bedrijfsleven. Wat de technische bijstand aan het verzekeringswezen betreft, worden de procedures toegepast die in het kader van de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer zijn vastgesteld.

Artikel 43

In deze sector komen voor samenwerking in aanmerking: de veiligheid op zee, de veiligheid van de scheepsbemanningen en de maatregelen ter bestrijding van vervuiling.

Artikel 44

In de communicatiesector wordt bij de samenwerking bijzondere aandacht geschonken aan de technologische ontwikkeling, waarbij het streven van de landen en gebieden naar invoering en ontwikkeling van doeltreffende systemen wordt ondersteund. Dit behelst studies en programma's inzake satellietcommunicatie wanneer dit uit operationele overwegingen verantwoord is, meer in het bijzonder op regionaal en subregionaal niveau. De samenwerking heeft ook betrekking op methoden inzake waarneming van de aarde door middel van satellieten voor meteorologische en teledetectiedoeleinden.

Artikel 45

Bijzonder belang wordt gehecht aan telecommunicatie in plattelandsgebieden om de economische en sociale ontwikkeling aldaar te stimuleren.

Artikel 46

In alle met vervoer en communicatie samenhangende sectoren wordt bijzondere aandacht geschonken aan de specifieke behoeften van de minst ontwikkelde landen en gebieden.

Artikel 47

De samenwerkingsactiviteiten in de vervoer- en communicatiesector worden verricht overeenkomstig de in het tweede deel, titel III, vastgestelde bepalingen en procedures. TITEL VI ONTWIKKELING VAN HET HANDELS- EN DIENSTENVERKEER

Artikel 48

Ter verwezenlijking van de in artikel 69 genoemde doelstellingen neemt de Gemeenschap maatregelen ter ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer vanaf het stadium van de conceptie tot het eindstadium van de distributie van de produkten. Het doel ervan is te bewerkstelligen dat de landen en gebieden van de bepalingen van dit besluit op het gebied van commerciële, industriële en landbouwsamenwerking optimaal profijt trekken en onder zo gunstig mogelijke omstandigheden aan de markten van de Gemeenschap en aan de binnenlandse, regionale en internationale markten kunnen deelnemen door diversifiëring van het aanbod en vergroting in waarde en omvang van het handels- en dienstenverkeer van deze landen en gebieden.

Artikel 49

1. Bij de bevordering van de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer, met inbegrip van het toerisme, zal naast de ontwikkeling van de handel tussen de landen en gebieden, de ACS-Staten en de Gemeenschap vooral aandacht worden besteed aan maatregelen om het vermogen van de te ontwikkelen landen en gebieden te vergroten en de handel tussen deze landen en gebieden onderling en tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten alsook de regionale samenwerking op het gebied van handel en diensten te ontwikkelen. 2. De op verzoek van de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden te treffen maatregelen bestrijken met name de volgende terreinen:- totstandbrenging van een samenhangende handelsstrategie;-opleiding en voortgezette opleiding van het personeel dat in de handels- en dienstensector werkzaam is;-oprichting en uitbreiding van organisaties voor de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer in de landen en gebieden;-intensivering van contacten en uitwisseling van informatie binnen het bedrijfsleven, met inbegrip van deelneming aan jaarbeurzen en tentoonstellingen;-ondersteuning van het streven van de landen en gebieden naar kwaliteitsverbetering en aanpassing van hun produkten aan de marktbehoeften en naar diversificatie van hun afzetgebieden;-ondersteuning van het streven van de landen en gebieden naar verbetering van de infrastructuurvoorzieningen voor het dienstenverkeer, met inbegrip van vervoers- en opslagfaciliteiten. 3. De deelneming van de minst ontwikkelde landen en gebieden aan de onderscheiden activiteiten ter ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer, met inbegrip van het toerisme, wordt aangemoedigd door middel van specifieke maatregelen, met name, bij deelneming van deze landen en gebieden aan jaarbeurzen en tentoonstellingen, de tenlasteneming van de kosten voor de verplaatsing van personeel en het vervoer van de tentoon te stellen voorwerpen en goederen.

Artikel 50

De maatregelen ter ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer omvatten een specifieke samenwerking op het gebied van het toerisme. Deze samenwerking heeft ten doel het streven van de landen en gebieden naar betere dienstverlening in deze sector te ondersteunen. Vooral zal aandacht worden besteed aan de noodzakelijke integratie van het toerisme in het maatschappelijke, culturele en economische leven van de bevolking overeenkomstig de artikelen 67 en 68.

Artikel 51

De bepalingen inzake de financiële en technische samenwerking kunnen overeenkomstig de in het derde deel, titel III, van dit besluit vervatte nadere regels en procedures ook gelden voor maatregelen ter ontwikkeling van het toerisme zowel op nationaal als op regionaal niveau. Afgezien van de in de artikelen 48 en 49 omschreven hoofdbeleidslijnen en de in artikel 26 vervatte bepalingen inzake de ontwikkeling van de kleine en middelgrote ondernemingen en het ambacht, bestrijken deze maatregelen onder andere de volgende terreinen:- ontwikkeling, wederinrichting en onderhoud van toeristische trekpleisters zoals natuurgebieden, bezienswaardigheden en belangrijke monumenten;-opleiding van op het gebied van de planning en ontwikkeling van het toerisme vakbekwame personen;-marketing, met inbegrip van deelneming aan internationale beurzen en tentoonstellingen, promotieactiviteiten en publiciteit;-onderzoek - en ontwikkelingsactiviteiten die met de ontwikkeling van de toeristenindustrie samenhangen;-vergadering, analyse, verspreiding en gebruik, zowel kwantitatief als kwalitatief, van informatie over het toerisme; -samenwerking tussen de landen en gebieden onderling en tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten in de sector toerisme.

Artikel 52

In het kader van de instrumenten van dit besluit en overeenkomstig de artikelen 49 en 50 omvat de steun voor de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer technische bijstand voor de oprichting en ontwikkeling van verzekerings- en kredietinstellingen in samenhang met de ontwikkeling van de handel.

Artikel 53

Naast de kredieten die in het kader van de in artikel 147 bedoelde indicatieve programma's door de ter zake bevoegde autoriteiten van ieder land of gebied voor de financiering van acties tot ontwikkeling van de in de artikelen 48 tot en met 52 bedoelde sectoren kunnen worden aangewend, kan de bijdrage van de Gemeenschap tot de financiering van die acties, indien zij een regionaal karakter dragen, ten laste van de in artikel 65 uitgetrokken middelen voor de financiering van projecten van regionale aard worden geboekt. TITEL VII REGIONALE SAMENWERKING

Artikel 54

De Gemeenschap staat de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden bij in hun streven naar bevordering van gezamenlijke sociale, culturele en economische ontwikkeling en naar grotere regionale zelfvoorziening. Bij deze steun wordt rekening gehouden met de specifieke rechtsstelsels van de betrokken landen en gebieden.

Artikel 55

1. De regionale samenwerking heeft betrekking op activiteiten waartoe besloten is door:- verscheidene landen of gebieden;-een of meer landen of gebieden en een of meer naburige Staten, landen of gebieden, die al dan niet ACS-Staten zijn;-verscheidene regionale organisaties waarvan landen of gebieden deel uitmaken;-een of meer landen of gebieden en regionale organisaties waarvan landen of gebieden deel uitmaken. 2. Wanneer regionale samenwerking ten uitvoer wordt gelegd waarbij LGO zijn betrokken die in dezelfde regio liggen als gebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de EEG van toepassing is, worden de belangen en de specifieke ontwikkelingsvooruitzichten van de Gemeenschap in deze regio in aanmerking genomen. 3. De regionale samenwerking kan ook betrekking hebben op activiteiten waartoe door twee of meer landen en gebieden en een of meer niet naburige ontwikkelingslanden is besloten en, indien zulks op grond van bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, door slechts één land of gebied en een of meer niet naburige ontwikkelingslanden.

Artikel 56

In het kader van de regionale samenwerking wordt bijzondere aandacht besteed aan:a) beoordeling en aanwending van de bestaande en potentiële dynamische complementariteit in alle daarvoor in aanmerking komende sectoren;b)optimaal gebruik van het menselijke potentieel en optimale en oordeelkundige opsporing, instandhouding, verwerking en exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van de landen en gebieden;c)bespoediging van de economische diversificatie en intensivering van de samenwerking en ontwikkeling binnen en tussen de regio's in de landen en gebieden;d)bevordering van de continuïteit van de voedselvoorziening;e)versterking van een netwerk van betrekkingen tussen de afzonderlijke landen en gebieden of groepen landen en gebieden met gemeenschappelijke kenmerken, affiniteiten en problemen om deze problemen op te lossen;f)optimaal gebruik van de voordelen van schaalvergroting in alle sectoren waarin een regionale oplossing doeltreffender is dan een voor een enkel land of gebied geldende oplossing;g)uitbreiding en integratie van de markten van de landen en gebieden door bevordering van het handelsverkeer tussen de landen en gebieden onderling en tussen deze landen en gebieden en naburige derde landen door liberalisatie van hun handelsverkeer en opheffing van tarifaire, monetaire en administratieve belemmeringen;h)ondersteuning van de regionale integratie.

Artikel 57

De projecten en actieprogramma's voor regionale samenwerking worden met inachtneming van de hiervoor relevante doelstellingen en kenmerken uitgevoerd volgens de voor de financiële en technische samenwerking vastgestelde regelingen en procedures, indien zij daaronder vallen.

Artikel 58

De Gemeenschap verleent financiële en technische steun aan de bestaande regionale lichamen of aan de oprichting van nieuwe regionale lichamen indien deze voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de regionale samenwerking onmisbaar zijn.

Artikel 59

Een actie is regionaal, wanneer deze rechtstreeks bijdraagt tot de oplossing van een aan verscheidene landen of gebieden gemeen ontwikkelingsprobleem door middel van gemeenschappelijke of gecooerdineerde plaatselijke maatregelen en daarbij ten minste aan een van de volgende criteria wordt voldaan:a) door haar aard of fysieke kenmerken noopt de actie ertoe over de grenzen van een land of gebied heen te gaan en kan zij noch door één afzonderlijk land of gebied worden uitgevoerd, noch in nationale acties die door elk land of gebied afzonderlijk voor eigen rekening kunnen worden uitgevoerd, worden opgesplitst;b)de regionale aanpak levert door schaalvergroting in vergelijking met de voor een enkel land of gebied geldende aanpak aanzienlijke voordelen op;c)de actie voldoet niet aan de onder a) en b) genoemde criteria, maar de daaraan verbonden voordelen en kosten zijn ongelijk over de betrokken landen of gebieden verdeeld.

Artikel 60

Onverminderd artikel 59 wordt de omvang van de bijdrage van de Gemeenschap uit hoofde van de regionale samenwerking voor acties die ten dele plaatselijk kunnen worden uitgevoerd, aan de hand van de volgende criteria bepaald:a) de actie leidt tot hechtere samenwerking tussen de betrokken landen of gebieden op het niveau van het bestand, van instellingen of ondernemingen van deze landen of gebieden door middel van regionale lichamen of door opheffing van reglementaire of financiële belemmeringen;b)de actie is het voorwerp van wederzijdse verbintenissen tussen verscheidene landen of gebieden, met name wat de verdeling van de projecten, de investeringen en het beheer betreft;c)de actie is de vertaling van een sectoriële strategie op regionaal niveau.

Artikel 61

1. Aanvragen om financiering uit de middelen die uit hoofde van de regionale samenwerking beschikbaar zijn, geschieden door de ter zake bevoegde autoriteiten van elk der aan een regionale actie deelnemende landen of gebieden. 2. Indien een regionale samenwerkingsactie, gezien haar aard, voor andere landen en gebieden of voor ACS-Staten van belang kan zijn, stelt de Commissie deze daarvan in kennis na overleg met de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden die de aanvraag hebben ingediend. De belanghebbende landen en gebieden bevestigen vervolgens hun voornemen tot deelneming.Onverminderd deze procedure behandelt de Commissie onverwijld de financieringsaanvraag, mits deze door ten minste twee landen en gebieden is ingediend. Het financieringsbesluit wordt vastgesteld zodra de geraadpleegde landen hun voornemen kenbaar hebben gemaakt. 3. Indien een afzonderlijk land of gebied met niet onder dit besluit vallende landen geassocieerd is, zoals bedoeld in artikel 55, volstaat de aanvraag van dit land of gebied. 4. De regionale samenwerkingslichamen kunnen financieringsaanvragen indienen voor een of meer specifieke regionale samenwerkingsacties namens en met uitdrukkelijke toestemming van de ter zake bevoegde autoriteiten van de betrokken landen en gebieden. 5. Elke financieringsaanvraag uit hoofde van de regionale samenwerking moet zo nodig voorstellen behelzen betreffende:a) de eigendom van de in het kader van de actie te financieren goederen en diensten alsmede de verdeling van de verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en onderhoud;b)de aanwijzing van de regionale ordonnateur en van de autoriteit of het lichaam waaraan machtiging is verleend tot het ondertekenen van de financieringsovereenkomst namens alle deelnemende landen en gebieden of lichamen.

Artikel 62

De landen en gebieden of regionale lichamen die aan een regionale actie met derde landen deelnemen onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 55, kunnen de Gemeenschap verzoeken om financiering van het onder hun verantwoordelijkheid vallende gedeelte van die actie of van een gedeelte dat evenredig is met de voor hen aan de actie verbonden voordelen.

Artikel 63

Wordt een actie door de Gemeenschap via een regionaal samenwerkingslichaam gefinancierd, dan komen de Gemeenschap en dat lichaam de voor de uiteindelijke begunstigden geldende voorwaarden van deze financiering overeen in overleg met de betrokken landen of gebieden.

Artikel 64

Met het oog op de bevordering van hun regionale samenwerking genieten de minst ontwikkelde landen en gebieden voorrang bij de projecten waarbij ten minste één van de minst ontwikkelde landen of gebieden betrokken is.

Artikel 65

Van de in artikel 127 voor de sociale, culturele en economische ontwikkeling van de landen en gebieden uitgetrokken financiële middelen wordt een bedrag van 10 miljoen Ecu voor de financiering van hun regionale projecten en programma's bestemd.

Artikel 66

Tot het toepassingsgebied van de regionale samenwerking behoren, gelet op artikel 56:a) landbouw, plattelandsontwikkeling, met name zelfvoorziening en continuïteit van de voedselvoorziening;b)volksgezondheidsprogramma's met inbegrip van programma's voor onderwijs, opleiding, onderzoek en voorlichting in verband met de elementaire gezondheidszorg en de bestrijding van de belangrijkste ziekten waaronder ook de belangrijkste dierziekten;c)evaluatie, ontwikkeling, exploitatie en instandhouding van de visbestanden en de rijkdommen van de zee;d)instandhouding en verbetering van het milieu, met name door programma's ter bestrijding van erosie, aantasting van de kusten en verontreiniging van de zee ten einde een rationele en ecologisch evenwichtige ontwikkeling te verzekeren;e)industrialisatie, met inbegrip van oprichting van regionale ondernemingen, waaronder ook interregionale ondernemingen voor produktie en afzet;f)exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, met name energieproduktie en -distributie;g)vervoer en communicatie: wegen- en spoorwegnetten, lucht- en zeevervoer, binnenwateren, postdiensten en telecommunicatie;h)ontwikkeling en uitbreiding van het handelsverkeer;i)onderwijs en opleiding, onderzoek, wetenschap en technologie, voorlichting en communicatie, oprichting en versterking van opleidings- en onderzoekinstituten en technische instellingen belast met de uitwisseling van technologie alsmede samenwerking tussen universiteiten;j)toerisme, met inbegrip van oprichting en versterking van centra voor de bevordering van toerisme;k)activiteiten op het gebied van culturele en sociale samenwerking. TITEL VIII CULTURELE EN SOCIALE SAMENWERKING

Artikel 67

De samenwerking draagt bij tot een mensgerichte, in de cultuur van elk volk wortelende ontwikkeling. Zij ondersteunt het beleid en de maatregelen van de ter zake bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden ter valorisering van hun menselijke potentieel, ter ontwikkeling van hun eigen creatieve vermogen en ter stimulering van hun culturele identiteit. Zij vordert de inbreng van de bevolking in het ontwikkelingsproces.

Artikel 68

Bij de hantering van de instrumenten van dit besluit wordt rekening gehouden met de doelstellingen, normen en prioriteiten van de in het tweede deel, titel VIII, van de Overeenkomst bedoelde culturele en sociale samenwerking, gezien de specifieke situaties waarin de onderscheiden landen en gebieden verkeren. TWEEDE DEEL DE INSTRUMENTEN VAN DE EEG-LGO-SAMENWERKING TITEL I COMMERCIËLE SAMENWERKING Hoofdstuk 1 Algemene handelsregeling

Artikel 69

1. Op het gebied van de commerciële samenwerking heeft dit besluit tot doel de handel te bevorderen tussen de landen en gebieden en de Gemeenschap, met inachtneming van hun respectieve ontwikkelingspeil, en tussen de landen en gebieden onderling.2. Bij het nastreven van dit doel zal bijzondere aandacht worden besteed aan het verkrijgen van daadwerkelijke extra voordelen voor de handel van de landen en gebieden met de Gemeenschap en aan de verbetering van de voorwaarden voor de toegang van hun produkten tot de markt, ten einde het groeitempo van hun handel en, in het bijzonder, van hun uitvoer naar de Gemeenschap te versnellen en het handelsverkeer tussen de partijen meer in evenwicht te brengen.3. Te dien einde leggen de partijen de bepalingen van deze titel ten uitvoer evenals de overige geëigende maatregelen welke in dit deel, titel III, alsmede in het eerste deel van dit besluit zijn voorzien.

Artikel 70

1. Produkten van oorsprong uit de landen en gebieden worden met vrijdom van douanerechten en van heffingen van gelijke werking in de Gemeenschap ingevoerd. 2. a) Produkten van oorsprong uit de landen en gebieden:- die in de lijst van bijlage II van het Verdrag zijn genoemd, voor zover zij aan een gemeenschappelijke marktordening in de zin van artikel 40 van het Verdrag zijn onderworpen, of-die bij invoer in de Gemeenschap als uitvloeisel van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan een bijzondere regeling zijn onderworpen,worden in afwijking van de algemene regeling die ten aanzien van derde landen geldt, overeenkomstig de volgende bepalingen in de Gemeenschap ingevoerd: i) met vrijdom van douanerechten: produkten waarvoor de op het tijdstip van invoer van kracht zijnde Gemeenschapsbepalingen in geen andere maatregelen inzake invoer voorzien dan douanerechten;ii)voor andere dan de onder i) bedoelde produkten neemt de Gemeenschap de nodige maatregelen om een regeling te waarborgen die gunstiger is dan die welke voor dezelfde produkten aan derde landen wordt toegekend uit hoofde van de clausule van de meestbegunstigde natie. b)Indien de bevoegde instanties van de landen en gebieden tijdens de geldigheidsduur van dit besluit van oordeel zijn dat nieuwe landbouwprodukties of landbouwprodukten waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit geen bijzondere regeling geldt, voor een dergelijke regeling in aanmerking komen, legt de Commissie in voorkomend geval een voorstel voor aan de Raad. c)In weerwil van het voorafgaande onderzoekt de Raad, in het kader van de bijzondere betrekkingen en gelet op het specifieke karakter van de samenwerking tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden, geval per geval de verzoeken van de bevoegde instanties van de landen en gebieden om preferentiële toegang van hun landbouwprodukten tot de markt van de Gemeenschap en deelt zijn besluit over deze naar behoren met redenen omklede verzoeken uiterlijk binnen zes maanden nadat zij bij de Commissie zijn ingediend, mede.In het kader van punt a), onder ii), neemt de Gemeenschap haar besluiten met name onder verwijzing naar eventueel aan derde ontwikkelingslanden toegekende concessies. Zij houdt rekening met de mogelijkheden die de markt voor produkten buiten hun natuurlijke seizoen biedt. d)De onder a) bedoelde regeling treedt op hetzelfde tijdstip in werking als dit besluit en blijft voor de gehele duur ervan van toepassing.Indien de Gemeenschap echter tijdens de geldigheidsduur van dit besluit:- een of meer produkten aan een gemeenschappelijke marktordening of aan een bijzondere regeling in verband met de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onderwerpt, behoudt zij zich het recht voor om de invoerregeling voor de betrokken produkten van oorsprong uit de landen en gebieden aan te passen. In dat geval is het bepaalde in punt a) van toepassing;-een gemeenschappelijke marktordening of een bijzondere regeling in verband met de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wijzigt, behoudt zij zich het recht voor om de voor de produkten van oorsprong uit de landen en gebieden vastgestelde regeling te wijzigen. In dat geval verbindt de Gemeenschap zich ertoe om voor de produkten van oorsprong uit de landen en gebieden een voordeel te handhaven dat vergelijkbaar is met het voordeel dat zij voordien genoten ten opzichte van produkten van oorsprong uit derde landen waarvoor de clausule van de meestbegunstigde natie geldt.

Artikel 71

1. De Gemeenschap past bij de invoer van produkten van oorsprong uit de landen en gebieden geen kwantitatieve beperkingen, noch maatregelen van gelijke werking toe. 2. Lid 1 geldt echter onverminderd de invprodukten.

Artikel 72

1. Artikel 71 vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, die gewettigd zijn om redenen van openbare zedelijkheid, openbare orde en openbare veiligheid, bescherming van de volksgezondheid en van het leven van personen en dieren, het behoud van planten, bescherming van nationale bezittingen van artistieke, historische of archeologische waarde of bescherming van de industriële en commerciële eigendom. 2. Deze verboden of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.

Artikel 73

1. Dit besluit loopt niet vooruit op de behandeling die de Gemeenschap op bepaalde produkten op grond van door haar ondertekende internationale overeenkomsten over de produkten toepast. 2. Ten aanzien van Groenland wordt dit besluit toegepast onverminderd de naleving van de voorwaarden die zijn vastgesteld in het aan het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (1) gehechte Protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland.

Artikel 74

1. De bevoegde instanties van een land of gebied kunnen ten aanzien van de invoer van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit andere landen of gebieden de douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of invoeren die zij met het oog op de huidige ontwikkelingsbehoeften van het land of gebied noodzakelijk achten. 2. a) De regeling die de landen en gebieden voor het handelsverkeer ten opzichte van de Gemeenschap toepassen, mag geen aanleiding geven tot enige discriminatie tussen de Lid-Staten, noch minder gunstig zijn dan de behandeling van de meestbegunstigde natie.b)Het bepaalde onder a) belet niet dat een land of gebied voor bepaalde andere landen of gebieden of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke voor de Gemeenschap is ingesteld.

Artikel 75

1. Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk stellen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in kennis van de douanetarieven van de landen en gebieden waarmede zij bijzondere betrekkingen onderhouden.In deze kennisgeving wordt vermeld welke douanerechten en heffingen van gelijke werking op de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en uit de overige landen en gebieden van toepassing blijven.De betrokken Lid-Staten delen de Commissie eveneens de latere wijzigingen in de douanetarieven van de landen en gebieden mede, naarmate zij worden ingevoerd. 2. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van de douanetarieven van de landen en gebieden en van de wijzigingen die naderhand daarin worden aangebracht en deelt de Raad eventueel haar opmerkingen ter zake mede. 3. Op verzoek van een Lid-Staat of van de Commissie vindt in de Raad over deze tarieven en wijzigingen overleg plaats.

Artikel 76

1. Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk stellen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in kennis van de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking welke door de landen en gebieden waarmede zij bijzondere betrekkingen onderhouden, worden gehandhaafd. De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie eveneens in kennis van de naderhand in die maatregelen aangebrachte wijzigingen. 2. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van de in lid 1 bedoelde maatregelen en wijzigingen en deelt de Raad eventueel haar opmerkingen ter zake mede. 3. Op verzoek van een Lid-Staat of van de Commissie vindt in de Raad overleg plaats over de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die door de landen en gebieden worden toegepast.

Artikel 77

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn het begrip ,,produkten van oorsprong'' en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking omschreven in bijlage II. 2. De Raad stelt alle wijzigingen in bijlage II op aanbeveling van de Commissie met eenparigheid van stemmen vast. 3. Wanneer het begrip ,,produkten van oorsprong'' voor een bepaald produkt nog niet in toepassing van een van de vorige leden is omschreven, blijven de Gemeenschap en de bevoegde instanties van de landen en gebieden hun eigen voorschriften toepassen.

Artikel 78

1. Op het gebied van het handelsbeleid brengen Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, ieder voor hetgeen hem aangaat, de Commissie op de hoogte van de maatregelen betreffende het handelsverkeer tussen de landen en gebieden en derde landen. De Commissie brengt de overige Lid-Staten daarvan op de hoogte. 2. Op verzoek van een Lid-Staat of van de Commissie vindt in de Raad overleg plaats indien deze maatregelen aan de belangen van een of meer Lid-Staten van de Gemeenschap nadeel kunnen berokkenen.

Artikel 79

1. Indien de toepassing van dit besluit ernstige verstoringen teweegbrengt in een sector van economische activiteit van de Gemeenschap of van een of meer Lid-Staten, of hun externe financiële stabiliteit in gevaar brengt, of indien moeilijkheden rijzen die tot een verslechtering dreigen te leiden in een sector van activiteit van de Gemeenschap of van een regio van de Gemeenschap, kan de Commissie volgens de in bijlage III vastgestelde procedure de vereiste vrijwaringsmaatregelen nemen of de belanghebbende Lid-Staat tot het nemen van zulke maatregelen machtigen. 2. Voor de toepassing van lid 1 moeten bij voorkeur die maatregelen worden gekozen die in de werking van de associatie en van de Gemeenschap zo weinig mogelijk verstoringen teweegbrengen. Deze maatregelen mogen geen grotere draagwijdte hebben dan strikt noodzakelijk om de aan het licht getreden moeilijkheden te verhelpen. Hoofdstuk 2 Bijzondere verbintenissen betreffende rum en bananen

Artikel 80

Tot de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke marktordening voor alcohol en onverminderd artikel 70, lid 1, gelden voor de toelating tot de Gemeenschap van de produkten van tariefpost 22.09 C I (rum, arak, tafia) van oorsprong uit de landen en gebieden de bepalingen van bijlage V.

Artikel 81

Ter verbetering van de produktie- en afzetvoorwaarden voor bananen van oorsprong uit de landen en gebieden aanvaardt de Gemeenschap de in bijlage IV vermelde doelstellingen.

Artikel 82

Dit hoofdstuk en de bijlagen IV en V gelden niet voor de betrekkingen tussen de landen en gebieden en de Franse overzeese departementen. TITEL II SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN BASISPRODUKTEN Hoofdstuk 1 Stabilisatie van de exportopbrengsten van agrarische basisprodukten

Artikel 83

1. Ten einde de funeste gevolgen van de onstabiliteit van de exportopbrengsten te ondervangen en de landen en gebieden te helpen een van de voornaamste belemmeringen voor de stabiliteit, de rentabiliteit en gestadige groei van hun economie te overwinnen, hun streven naar ontwikkeling te ondersteunen en hen aldus in staat te stellen de economische en sociale ontwikkeling van hun volkeren te verzekeren door bij te dragen tot de vrijwaring van hun koopkracht, wordt overeenkomstig artikel 96 een systeem toegepast dat gericht is op stabilisatie van de exportopbrengsten van door de landen en gebieden naar de Gemeenschap of naar andere bestemmingen als omschreven in artikel 86, uitgevoerde produkten waarvan de economie van deze landen en gebieden afhankelijk is en waarvan de prijzen, de hoeveelheden of deze beide factoren te zamen aan schommelingen onderhevig zijn. 2. Om deze doelstelling te verwezenlijken worden de getransfereerde middelen aan de instandhouding van de geldstromen naar de betrokken sector besteed of, met het oog op diversificatie, naar andere in aanmerking komende sectoren geleid en dienen zij de economische en sociale ontwikkeling.

Artikel 84

1. De betrokken produkten zijn: >RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Bij de indiening van elke transferaanvraag kiest het land of gebied tussen de volgende systemen:a) elk in lid 1 genoemd produkt vormt een produkt in de zin van dit hoofdstuk;b)de groepen gevormd door de produkten 1 en 2, 3 tot en met 5, 6 en 7, 8 en 9, 10 tot en met 12, 13 tot en met 15, 16 tot en met 19, 20 tot en met 22, 23 en 49, 44 en 45, 46 en 47, vormen elk een produkt in de zin van dit hoofdstuk.

Artikel 85

Indien zich 12 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit sterke schommelingen voordoen met betrekking tot een of meer produkten die niet in artikel 84 worden genoemd maar waarvan de economie van een of meer landen en gebieden in hoge mate afhankelijk is, spreekt de Raad zich uiterlijk zes maanden na de indiening van een verzoek door de bevoegde instanties van de betrokken landen en gebieden uit over de opneming van dit produkt of deze produkten op deze lijst, met inachtneming van factoren zoals werkgelegenheid, verslechtering van de ruilvoet tussen de Gemeenschap en het betrokken land of gebied en ontwikkelingspeil van het betrokken land of gebied, alsmede de omstandigheden die kenmerkend zijn voor de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap.

Artikel 86

1. Onder het stabilisatiesysteem vallen de opbrengsten uit de export:a) van elk land en gebied naar de Gemeenschap, van elk van de in artikel 84 genoemde produkten;b)van de landen en gebieden die reeds in aanmerking komen voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde afwijking, naar de andere landen en gebieden en naar de ACS-Staten, van elk van de in de lijst van artikel 84 genoemde produkten waarvoor deze afwijking is toegestaan;c)van de landen en gebieden die reeds in aanmerking komen voor de in lid 3 van dit artikel bedoelde afwijking, naar alle bestemmingen, van elk van de in de lijst van artikel 84 genoemde produkten. 2. Op een door de bevoegde instanties van een of meer landen en gebieden met betrekking tot een of meer in de lijst van artikel 84 genoemde produkten ingediend verzoek kan de Raad op voorstel van de Commissie, opgesteld in overleg met de verzoekende landen en gebieden, uiterlijk zes maanden na de indiening van het verzoek besluiten het systeem toe te passen op de export van de betrokken produkten van dat land of gebied of die landen of gebieden naar de andere landen en gebieden en naar de ACS-Staten. 3. Op verzoek van de bevoegde instanties van een land of gebied waarvan de export voor het grootste deel niet voor de Gemeenschap is bestemd, kan de Raad van Ministers op voorstel van de Commissie, opgesteld in overleg met de bevoegde instanties van het verzoekende land of gebied, uiterlijk zes maanden na de indiening van het verzoek besluiten het systeem toe te passen op de export van de betrokken produkten ongeacht de bestemming.

Artikel 87

De bevoegde instanties van elk land of gebied verklaren dat de produkten waarop het systeem wordt toegepast, van oorsprong uit zijn grondgebied zijn in de zin van artikel 2 van bijlage II.

Artikel 88

Voor de in artikel 83 genoemde doeleinden stelt de Gemeenschap voor de geldigheidsduur van dit besluit een bedrag van 5 miljoen Ecu beschikbaar, dat is bestemd om al haar verbintenissen in het kader van het systeem, alsmede die welke voortvloeien uit het voor de mijnbouw geldende systeem, bedoeld in hoofdstuk 2, te dekken. Dit bedrag wordt beheerd door de Commissie.

Artikel 89

1. Het in artikel 88 genoemde totaalbedrag wordt verdeeld in zoveel gelijke jaarlijkse tranches als er toepassingsjaren zijn. 2. Alle middelen die aan het eind van elk van de eerste vier toepassingsjaren van dit besluit overblijven, worden van rechtswege naar het volgende jaar overgedragen.

Artikel 90

De voor elk toepassingsjaar beschikbare middelen bestaan uit de som van de volgende bedragen:1. de jaarlijkse tranche, verminderd met de eventueel krachtens artikel 91, lid 1, gebruikte bedragen;2.het krachtens artikel 89, lid 2, overgedragen krediet;3.de krachtens de artikelen 107 tot en met 109 teruggestorte bedragen;4.de eventueel krachtens artikel 97, lid 1, vrijgemaakte bedragen.

Artikel 91

1. Indien het totaalbedrag van de transfergrondslagen voor een bepaald toepassingsjaar, berekend overeenkomstig artikel 94, lid 2, en eventueel verlaagd overeenkomstig artikel 100, het bedrag van de voor dat jaar uit hoofde van het systeem beschikbare middelen overschrijdt, wordt automatisch voor elk jaar, behalve het laatste, overgegaan tot vervroegd gebruik van ten hoogste 25 % van de tranche van het volgende jaar. 2. Indien het bedrag van de beschikbare middelen na de in lid 1 bedoelde maatregel nog altijd lager is dan het totaalbedrag van de transfergrondslagen voor hetzelfde toepassingsjaar, wordt het bedrag van elke transfergrondslag verlaagd met een bedrag dat wordt verkregen door het betrokken referentieniveau te verminderen met het in artikel 98 genoemde percentage dat voor het betrokken land of gebied geldt.Indien het totaalbedrag van de aldus berekende transfergrondslagen na deze verlaging onder het bedrag van de beschikbare middelen ligt, wordt het resterende bedrag over alle transfers verdeeld naar evenredigheid van de toegepaste verlagingen. 3. Indien het totaalbedrag van de transfers die aanleiding tot storting kunnen geven, na de in lid 2 bedoelde verlaging het bedrag van de beschikbare middelen overschrijdt, kan de Raad op voorstel van de Commissie het bedrag van de te verrichten transfers nog verder verminderen.

Artikel 92

Binnen 12 maanden na het verstrijken van de in artikel 88 bedoelde periode beslist de Raad over de bestemming van eventueel resterende gedeelten van het in artikel 88 genoemde totaalbedrag alsmede over de bestemming van de bedragen die de landen en gebieden na het verstrijken van de in artikel 88 bedoelde periode krachtens de artikelen 107 tot en met 109 nog moeten terugstorten.

Artikel 93

De transferaanvraag bevat, naast de nodige statistische gegevens, concrete gegevens over het geconstateerde opbrengstenverlies en over de programma's en acties waarvoor de bevoegde instanties van een land of gebied de middelen overeenkomstig de in artikel 83 omschreven doelstellingen reeds hebben gebruikt of toezeggen deze te zullen gebruiken. De aanvraag wordt gericht tot de Commissie, die deze in overleg met de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied onderzoekt, ten einde het bedrag vast te stellen van de transfergrondslag en van de verlagingen die daarop krachtens artikel 100 zouden kunnen worden toegepast.

Artikel 94

1. Voor de toepassing van het systeem worden voor elk land en gebied en voor de export van elk produkt naar de Gemeenschap of naar andere bestemmingen zoals omschreven in artikel 86, een referentieniveau en een transfergrondslag berekend. 2. Het verschil tussen het referentieniveau en de werkelijke opbrengsten, verhoogd met 2 % voor statistische fouten en omissies, vormt de transfergrondslag. 3. Dit referentieniveau komt overeen met het gemiddelde van de exportopbrengsten over de aan elk toepassingsjaar voorafgaande periode van vier jaar.4. Echter kan, indien een land of gebied:- een produkt gaat verwerken dat vanouds onbewerkt werd uitgevoerd, of-een produkt gaat uitvoeren dat het niet vanouds voortbracht,het systeem worden toegepast op basis van een referentieniveau berekend over de aan het toepassingsjaar voorafgaande drie jaar.

Artikel 95

1. Ten aanzien van landen en gebieden die in aanmerking komen voor de in artikel 86, lid 3, bedoelde afwijking, wordt de transfergrondslag berekend op basis van de opbrengsten uit de export van het betrokken produkt of de betrokken produkten naar alle bestemmingen. 2. Ten aanzien van landen en gebieden die niet in aanmerking komen voor de in artikel 86, lid 3, bedoelde afwijking mogen de transfergrondslagen in geen geval hoger zijn dan die welke volgens lid 1 van dit artikel worden berekend.

Artikel 96

1. De exportopbrengsten van elk jaar van de referentieperiode en van het toepassingsjaar worden vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de deviezenopbrengsten in de valuta van het betrokken land of gebied. 2. Het referentieniveau wordt berekend, na omrekening in Ecu van de exportopbrengsten van elk jaar van de referentieperiode, tegen de gemiddelde jaarkoers van de Ecu ten opzichte van de valuta van het betrokken land of gebied in het overeenkomstige jaar. 3. Voor de in artikel 94, lid 2, bedoelde berekening worden de exportopbrengsten van het toepassingsjaar omgerekend in Ecu tegen de gemiddelde jaarkoers van de Ecu ten opzichte van de valuta van het betrokken land of gebied in het toepassingsjaar. 4. Indien de gemiddelde jaarkoers van de valuta van het betrokken land of gebied ten opzichte van de Ecu in het toepassingsjaar een schommeling van meer dan 10 % ten opzichte van het gemiddelde van de gemiddelde jaarkoersen van elk jaar van de referentieperiode vertoont, worden de opbrengsten van het toepassingsjaar, in afwijking van lid 3 en onverminderd lid 2, omgerekend tegen een koers die zodanig wordt vastgesteld dat de schommeling tot 10 % ten opzichte van genoemd gemiddelde beperkt blijft.

Artikel 97

1. Het systeem wordt toegepast op de opbrengsten die een land of gebied uit de export van de in de lijst van artikel 84 genoemde produkten heeft verkregen, indien de opbrengsten uit de export van elk produkt naar alle bestemmingen, verminderd met de wederuitvoer, tijdens het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar ten minste 6 % uitmaakten van de totale opbrengsten die het uit de export van goederen in dezelfde periode heeft verkregen. Voor sisal bedraagt dit percentage 4,5. 2. Voor de minst ontwikkelde landen en gebieden bedraagt het in lid 1 bedoelde percentage 1,5. 3. Indien ten gevolge van een natuurramp de produktie van het betrokken produkt in het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar aanzienlijk is gedaald, geschiedt de berekening van het in lid 1 bedoelde percentage op basis van het gemiddelde van de exportopbrengsten van dit produkt in de eerste drie referentiejaren in plaats van op basis van de totale exportopbrengsten in het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar.Onder aanzienlijke daling wordt verstaan een daling van ten minste 50 % van de gemiddelde produktie in de eerste drie referentiejaren.

Artikel 98

1. Een land of gebied heeft het recht een transfer aan te vragen wanneer, op basis van de uitkomsten van een kalenderjaar, de werkelijke opbrengsten, zoals omschreven in artikel 101, die het heeft verkregen uit de export van elk produkt naar de Gemeenschap en, in de in artikel 86, lid 1, onder b), bedoelde gevallen, uit de export naar andere landen en gebieden of naar ACS-Staten of, in de in artikel 86, lid 1, onder c), bedoelde gevallen, uit de export naar alle bestemmingen, ten minste 6 % onder het referentieniveau liggen. 2. Voor de minst ontwikkelde landen en gebieden bedraagt het in lid 1 genoemde percentage 1,5.

Artikel 99

De transferaanvragen zijn niet ontvankelijk in de volgende gevallen:a) indien de aanvraag wordt ingediend na de 31e maart die volgt op het toepassingsjaar;b)indien uit het door de Commissie in overleg met de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied verrichte onderzoek van de aanvraag blijkt dat de daling van de opbrengsten van de export naar de Gemeenschap het gevolg is van een handelsbeleid van deze bevoegde instanties, dat met name de export naar de Gemeenschap ongunstig beïnvloedt.

Artikel 100

Indien het onderzoek naar de ontwikkeling van de export naar alle bestemmingen en van de produktie van het betrokken produkt door het betrokken land en gebied en van de vraag in de Gemeenschap aanzienlijke wijzigingen aan het licht brengt, vindt tussen de Commissie en de bevoegde instanties van het land of gebied overleg plaats om uit te maken of de transfergrondslag moet worden gehandhaafd dan wel verlaagd en, in dat laatste geval, in welke mate.

Artikel 101

1. Het systeem wordt toegepast op de in de lijst van artikel 84 opgenomen produkten, die:a) in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, ofb)er met het oog op hun verwerking onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst. 2. De in aanmerking te nemen exportopbrengsten worden verkregen door de in de statistieken van het betrokken land of gebied vermelde waarden per eenheid van de export van dat land of gebied te vermenigvuldigen met de in de communautaire statistieken vermelde in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden. 3. Voor de produkten waarvoor een land of gebied in aanmerking komt voor de in artikel 86, leden 2 en 3, bedoelde afwijking, wordt uitgegaan van de uitvoerstatistieken van het betrokken land of gebied.

Artikel 102

1. Ten einde een doeltreffende en vlotte werking van het stabilisatiesysteem te waarborgen, wordt op het gebied van statistiek en douane tussen de bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Commissie een samenwerking tot stand gebracht. 2. Daartoe stelt elk land of gebied de Commissie in kennis van de maandstatistieken over het volume en de waarde van zijn totale export naar de Gemeenschap en, indien beschikbaar, over het volume van de in de handel gebrachte produktie voor elk in artikel 84 genoemd produkt waarop het systeem van toepassing kan zijn. 3. De bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Commissie treffen in gemeenschappelijk overleg alle praktische maatregelen om met name de uitwisseling van de nodige informatie, de indiening van transferaanvragen, het verstrekken van gegevens betreffende het gebruik van de getransfereerde middelen, de toepassing van de bepalingen betreffende de aanvulling van de middelen en alle andere onderdelen van het systeem te vergemakkelijken door zoveel mogelijk gebruik te maken van standaardformulieren.

Artikel 103

1. Na afsluiting van het in overleg met de bevoegde instanties van het aanvragende land of gebied verrichte onderzoek, dat betrekking heeft op zowel de statistische gegevens en de bepaling van de transfergrondslag die aanleiding tot storting kan geven, als op de in artikel 93 bedoelde gegevens, neemt de Commissie een transferbesluit. 2. Voor iedere transfer wordt tussen de Gemeenschap en de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied een transferovereenkomst gesloten. 3. De getransfereerde bedragen brengen geen rente op.

Artikel 104

1. De bevoegde instanties van het betrokken land of gebied en de Commissie stellen alles in het werk om de in artikel 101, lid 2, bedoelde statistische vergelijking uiterlijk op 31 mei volgend op de ontvangst van de aanvragen te voltooien. Uiterlijk op deze datum stelt de Commissie de bevoegde instanties van het aanvragende land of gebied in kennis van het resultaat van de vergelijking en, wanneer dat niet beschikbaar is, van de redenen waarom deze niet kon worden voltooid. 2. De bevoegde instanties van het betrokken land of gebied en de Commissie stellen alles in het werk om het in artikel 100 bedoelde overleg binnen ten hoogste twee maanden, te rekenen vanaf de in lid 1 bedoelde kennisgeving, af te ronden. Na afloop van deze termijn stelt de Commissie de bevoegde instanties van het land of gebied in kennis van het transferbedrag dat als gevolg van het onderzoek van de aanvraag is vastgesteld. 3. Onverminderd artikel 105, lid 1, en uiterlijk op 31 juli volgend op de ontvangst van de aanvragen, neemt de Commissie besluiten over alle transferaanvragen, met uitzondering van de aanvragen waarvoor de vergelijking en/of het overleg nog niet zijn voltooid.

Artikel 105

1. De bevoegde instanties van het betrokken land of gebied en de Commissie treffen alle nodige maatregelen voor een snelle transfer overeenkomstig de procedures van artikel 104. Daartoe wordt met name voorzien in het verlenen van voorschotten. 2. Over de programma's en acties waarvoor de bevoegde instanties van het ontvangende land of gebied toezeggen de getransfereerde middelen te zullen gebruiken, wordt door deze instanties beslist met inachtneming van de in artikel 83 omschreven doelstellingen. 3. De bevoegde instanties van het ontvangende land of gebied delen voor de ondertekening van de transferovereenkomst de concrete gegevens mee betreffende de programma's en werkzaamheden waarvoor zij de middelen overeenkomstig de in artikel 83 omschreven doelstellingen hebben gebruikt of toezeggen deze te zullen gebruiken. In dit verband, evenals in dat van artikel 93, worden onder substantiële gegevens verstaan de gegevens betreffende de diagnose van de betrokken sector of sectoren, betreffende de door het aanvragende land of gebied opgestelde statistieken en betreffende de aangegeven besteding van de middelen. Indien het ontvangende land of gebied de middelen overeenkomstig artikel 83, lid 2, voor een andere sector dan die waarin het verlies aan opbrengsten is opgetreden, wenst te gebruiken, deelt het de Commissie de redenen van die andere bestemming van de middelen mee. In alle gevallen vergewist de Commissie zich ervan dat deze mededeling in overeenstemming is met artikel 93.

Artikel 106

1. Binnen 12 maanden na de ondertekening van de transferovereenkomst doen de bevoegde instanties van het ontvangende land of gebied de Commissie een verslag toekomen over het gebruik dat het van de getransfereerde middelen heeft gemaakt. In dit verslag worden alle gegevens opgenomen die zijn gespecificeerd in het volgens artikel 102 in gemeenschappelijk overleg op te stellen formulier. 2. Indien het in lid 1 bedoelde verslag niet binnen de genoemde termijn wordt toegezonden of indien het aanleiding geeft tot opmerkingen, verzoekt de Commissie de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied een en ander te rechtvaardigen; zij zijn gehouden binnen twee maanden aan het verzoek gevolg te geven. 3. Na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn legt de Commissie de zaak voor aan de Raad en stelt zij de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied daarvan naar behoren in kennis. Drie maanden na de voltooiing van deze procedure kan de Commissie het besluit inzake een nieuwe transfer opschorten, zolang de bevoegde instanties van dat land of gebied de verlangde gegevens niet hebben verschaft.Van dat besluit worden de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 107

De landen en gebieden die transfers hebben ontvangen, met uitzondering van de minst ontwikkelde en van Frans-Polynesië, dragen bij tot de aanvulling van de middelen die de Gemeenschap ter beschikking van het systeem heeft gesteld. De verplichting tot aanvulling vervalt, wanneer tijdens de zeven jaren die volgen op het jaar waarin de transfer heeft plaatsgevonden, niet aan de voorwaarden van artikel 108 is voldaan.

Artikel 108

1. Het betrokken land of gebied draagt tot de aanvulling van de middelen van het systeem bij wanneer de ontwikkeling van de exportopbrengsten van het produkt waarvan de export een daling heeft ondergaan die tot een transfer aanleiding heeft gegeven, zulks mogelijk maakt. 2. Ter toepassing van lid 1 bepaalt de Commissie:- aan het begin van elk van de zeven jaren die volgen op het jaar waarin de transfer heeft plaatsgevonden,-zolang de gehele transfer niet ten behoeve van het systeem is teruggestort,-overeenkomstig artikel 101,of voor het voorafgaande jaar:a) de waarde per eenheid van het betrokken, naar de Gemeenschap uitgevoerde produkt hoger ligt dan de gemiddelde waarde per eenheid in de vier jaren vóór het voorafgaande jaar; b)de werkelijk naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid van dat produkt ten minste gelijk is aan het gemiddelde van de hoeveelheden die in de vier jaren voor het voorafgaande jaar naar de Gemeenschap zijn uitgevoerd;c)de opbrengsten van het betrokken jaar voor het desbetreffende produkt ten minste 106 % bedragen van het gemiddelde van de opbrengsten van de export naar de Gemeeenschap in de vier jaren vóór het voorafgaande jaar. 3. Indien de drie in lid 2, onder a), b) en c), genoemde voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld, stort het land of gebied ten behoeve van het systeem een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de werkelijke opbrengsten van de export naar de Gemeenschap tijdens het voorafgaande jaar en het gemiddelde van de opbrengsten van de export naar de Gemeenschap tijdens de vier jaren vóór het voorafgaande jaar, met dien verstande dat het bedrag van de aanvulling van de middelen van het systeem de betrokken transfer niet mag overschrijden. 4. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 2 en 3 wordt rekening gehouden met de waargenomen ontwikkelingen bij de export naar alle bestemmingen.

Artikel 109

1. Het in artikel 108, lid 3, bedoelde bedrag wordt ten behoeve van het systeem gestort naar rato van een vijfde per jaar, na een terugstortingsvrije periode van twee jaar, ingaande in het jaar waarin de verplichting tot aanvulling is geconstateerd. 2. De terugstorting kan op verzoek van de bevoegde instanties van het land of gebied geschieden:- hetzij rechtstreeks aan het systeem;-hetzij door het bedrag van de terugstorting in mindering te brengen op zijn vóór de eventuele toepassing van artikel 91 vastgestelde transferrechten. Hoofdstuk 2 Mijnbouwprodukten: speciale financieringsfaciliteit(SYSMIN)

Artikel 110

Ten einde bij de dragen tot het leggen van een hechtere basis voor de ontwikkeling van de landen en gebieden waarvan de economie afhankelijk is van de mijnbouw en in het bijzonder om deze te helpen bij hun strijd tegen de afbrokkeling van hun exportcapaciteit voor mijnbouwprodukten naar de Gemeenschap en de daarmee gepaard gaande vermindering van hun exportopbrengsten, wordt een systeem ingevoerd om deze landen en gebieden te steunen bij hun inspanningen om de mijnbouwsector weer levensvatbaar te maken of om de voor hun ontwikkeling zeer schadelijke gevolgen van ernstige tijdelijke of onvoorziene verstoringen waardoor deze mijnbouwsectoren worden getroffen en waarop de betrokken landen en gebieden geen vat hebben, te verhelpen.

Artikel 111

1. Het in artikel 110 bedoelde systeem is met name van toepassing op de volgende produkten:- koper, met inbegrip van de daarmee samengaande winning van kobalt;-fosfaten;-mangaan;-bauxiet en aluminiumoxyde;-tin;-ijzererts (ertsen, concentraten, geroost ijzerkies), al of niet geagglomereerd (met inbegrip van pellets). 2. Indien zich ten vroegste 12 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ernstige verstoringen voordoen voor een of meer produkten die niet op deze lijst voorkomen, maar waarvan de economie van een of meer landen en gebieden in hoge mate afhankelijk is, besluit de Raad binnen zes maanden nadat de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied het desbetreffende verzoek hebben ingediend om dat produkt of die produkten al dan niet aan deze lijst toe te voegen.

Artikel 112

1. Ter uitvoering van artikel 110 wordt voor de toepassingsduur van dit besluit een speciale financieringsfaciliteit geschapen, waaraan de Gemeenschap een totaalbedrag van 5 miljoen Ecu toewijst ter dekking van al haar verbintenissen in het kader van dit systeem alsmede van die welke voortvloeien uit het in hoofdstuk 1 bedoelde systeem tot stabilisatie van de exportopbrengsten:a) dit bedrag wordt beheerd door de Commissie;b)dit bedrag wordt verdeeld in zoveel gelijke jaarlijkse tranches als er toepassingsjaren zijn. Voor zover nodig kan de Raad elk jaar, behalve het laatste, op grond van een door de Commissie voor te leggen verslag, machtiging verlenen tot vervroegd gebruik van ten hoogste 50 % van de tranche van het volgende jaar;c)alle middelen die aan het eind van elk toepassingsjaar van dit besluit, behalve het laatste, overblijven, worden van rechtswege naar het volgende jaar overgedragen;d)indien de middelen voor een bepaald toepassingsjaar ontoereikend zijn, worden de opeisbare bedragen dienovereenkomstig verminderd;e)de middelen die voor elk toepassingsjaar beschikbaar zijn, bestaan uit: - de jaarlijkse tranche, verminderd met de eventueel krachtens het bepaalde onder b) gebruikte bedragen, -de krachtens het bepaalde onder c) overgedragen kredieten. 2. Vóór het verstrijken van de in artikel 183 bedoelde periode beslist de Raad over de bestemming van het eventuele restant van het in dit artikel bedoelde totaalbedrag.

Artikel 113

1. Op de middelen van de speciale financieringsfaciliteit van artikel 112 kan een beroep worden gedaan:a) door de krachtens artikel 114, punt a), daarvoor in aanmerking komende landen en gebieden voor een onder artikel 111 vallend produkt dat naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd;b)door de landen en gebieden die daarvoor niet krachtens artikel 114, onder a), in aanmerking komen, maar wel krachtens artikel 114, onder b), in van geval tot geval toegestane afwijking van artikel 111 en artikel 114, onder a),wanneer een aanzienlijke daling van hun produktie- of exportcapaciteit of van hun exportopbrengsten van mijnbouwprodukten als bedoeld in artikel 111 en artikel 114, onder b), wordt geconstateerd of in de komende maanden wordt verwacht, waardoor de rentabiliteit van een overigens levensvatbare en economisch verantwoorde produktie ernstig in gevaar wordt gebracht en het aldus onmogelijk wordt gemaakt het produktieapparaat normaal te vernieuwen of in stand te houden of de exportcapaciteit te herstellen of te handhaven en er een onderbreking komt in de financiering van grote ontwikkelingsprojecten, waarvoor het betrokken land of gebied de inkomsten uit de mijnbouw bij voorrang heeft bestemd. 2. Het in lid 1 bedoelde beroep is eveneens mogelijk wanneer ten gevolge van ernstige voorvallen en technische moeilijkheden of ernstige interne of externe politieke gebeurtenissen dan wel belangrijke technologische of economische veranderingen die de rentabiliteit van de produktie in gevaar brengen, een aanzienlijke daling van de produktie- of exportcapaciteit optreedt of wordt verwacht. 3. Een vermindering met 10 % wordt als een aanzienlijke daling van de produktie- of exportcapaciteit beschouwd.

Artikel 114

Een land of gebied dat tijdens ten minste twee van de vier voorgaande jaren gewoonlijk:a) ten minste 15 % van zijn exportopbrengsten uit een onder artikel 111 vallend produkt heeft verkregen, dan welb)in van geval tot geval toegestane afwijking van artikel 111 en van het bepaalde onder a) van dit artikel, ten minste 20 % van zijn exportopbrengsten uit al zijn mijnbouwprodukten (met uitzondering van edele delfstoffen, aardolie en gas) heeft verkregen,kan uit de middelen van de speciale financieringsfaciliteiten financiële steun aanvragen, indien de voorwaarden van artikel 113 vervuld zijn. Voor de minst ontwikkelde landen en gebieden bedraagt het onder a) bedoelde percentage evenwel 10 en het onder b) bedoelde percentage 12.

Artikel 115

De steunaanvraag wordt gericht tot de Commissie, die deze aanvraag in overleg met de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied in onderzoek neemt. Zo nodig kan een snel deskundig onderzoek met het oog op een technische en financiële diagnose van de betrokken produktiecapaciteit uit de in artikel 112 bedoelde middelen worden bekostigd, met name ten einde de behandeling van de aanvraag te bespoedigen. Het feit dat aan de voorwaarden voor de steun is voldaan, wordt in onderling overleg door de Gemeenschap en de bevoegde instanties van het land of gebied geconstateerd. Kennisgeving hiervan door de Commissie aan de bevoegde instanties van het land of gebied verleent dit laatste recht op steun van de Gemeenschap uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit.

Artikel 116

De in artikel 114 bedoelde steun is gericht op de verwezenlijking van de in artikel 110 omschreven doelstellingen. De steun is bij voorrang bestemd voor de financiering van programma's inzake herstelling, instandhouding en rationalisatie als aanvulling op de door het betrokken land of gebied geleverde inspanningen om de afbrokkelende produktie- en exportcapaciteit weer op een levensvatbaar peil te brengen, waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan een goede integratie hiervan in het algemene ontwikkelingsproces van het land. Wanneer het onmogelijk blijkt deze capaciteit weer op een levensvatbaar peil te brengen, trachten het betrokken land of gebied en de Commissie die projecten of programma's te kiezen die het geschiktst zijn om de doelstellingen van het systeem te verwezenlijken. Bij toepassing van artikel 113, lid 1, onder b), en artikel 114, onder b), worden de middelen van de speciale financieringsfaciliteit bij voorrang aangewend ter ondersteuning van het beleid dat het betrokken land of gebied voert om te voorkomen dat de in artikel 113 bedoelde ontwikkelingsprojecten worden onderbroken of om projecten te bevorderen die de aangetaste capaciteit, ook al is het ten dele, als bron van exportopbrengsten kunnen vervangen. Het bedrag van deze steun wordt door de Commissie vastgesteld naar gelang van de uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit beschikbare middelen, de aard van de door het betrokken land of gebied voorgestelde projecten of programma's en de mogelijkheden inzake medefinanciering. Bij de vaststelling van dit bedrag wordt rekening gehouden met de omvang van de daling van de produktie- of exportcapaciteit, met de door de landen en gebieden geleden verliezen aan opbrengsten, als omschreven in artikel 113 en met het relatieve belang van de betrokken mijnbouwindustrie voor de exportopbrengsten van het land of gebied. Onder geen beding kan een enkel land of gebied in aanmerking komen voor meer dan 35 % van de uit hoofde van de jaarlijkse tranche beschikbare financiële middelen. Dit percentage bedraagt 15 voor een bijdrage op basis van artikel 113, lid 1, onder b), en artikel 114, onder b). De procedures die in de bovenbedoelde omstandigheden op de bijstand van toepassing zijn en de uitvoeringsbepalingen zijn die van het tweede deel, titel III; daarbij wordt rekening gehouden met de noodzaak van een snelle tenuitvoerlegging van de steunmaatregel.

Artikel 117

1. Om de uitvoering mogelijk te maken van voorzorgsmaatregelen die het verval van het produktieapparaat gedurende het onderzoek of de uitvoering van deze projecten of programma's tegengaan, kan de Gemeenschap de bevoegde instanties van het land of gebied op hun verzoek een voorschot verlenen. Dit sluit niet uit dat het land of gebied een beroep doet op de in artikel 135 bedoelde spoedhulp. 2. Aangezien het voorschot wordt verleend ter voorfinanciering van projecten of programma's vóór de uitvoering of ter voorbereiding ervan, wordt bij de vaststelling van het voorschotbedrag met de omvang en de aard van deze projecten of programma's rekening gehouden. 3. Het voorschot wordt verleend in de vorm van leveranties of diensten, dan wel in gereed geld, indien deze laatste vorm geschikter wordt geacht. 4. Het wordt opgenomen in het bedrag bestemd voor steun van de Gemeenschap in de vorm van projecten of programma's op het ogenblik waarop de financieringsovereenkomst betreffende deze steun wordt ondertekend.

Artikel 118

De uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit verleende steun wordt onder dezelfde voorwaarden terugbetaald als de speciale leningen, rekening houdend met de bepalingen ten gunste van de minst ontwikkelde landen en gebieden. TITEL III FINANCIËLE EN TECHNISCHE SAMENWERKING Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Afdeling 1 Doelstellingen en beginselen

Artikel 119

De financiële en technische samenwerking heeft ten doel:a) met voldoende financiële middelen en een geëigende technische bijstand ten behoeve van de landen en gebieden een wezenlijke bijdrage te leveren tot de verwerkelijking van de doelstellingen van dit besluit ten einde de op sociale, culturele en economische ontwikkeling gerichte inspanningen van deze landen en gebieden te ondersteunen en te stimuleren;b)bij te dragen tot verbetering van de levensstandaard en het welzijn van de bevolking van de landen en gebieden;c)maatregelen te bevorderen waardoor initiatief van gemeenschappen wordt aangewakkerd en de participatie van bij de planning en uitvoering van ontwikkelingsprojecten betrokken personen wordt aangemoedigd en gesteund;d)een harmonische aanvulling te zijn op de door de bevoegde instanties van de landen en gebieden geleverde inspanningen;e)de optimale ontplooiing van het menselijk potentieel te bevorderen en bij te dragen tot een rationeel gebruik van de natuurlijke rijkdommen van de landen en gebieden;f)de regionale samenwerking te stimuleren;g)voor de landen en gebieden die met ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard te kampen hebben als gevolg van natuurrampen of andere vergelijkbare buitengewone omstandigheden, de mogelijkheid te scheppen spoedhulp te ontvangen;h)de minst ontwikkelde landen en gebieden te helpen om de specifieke moeilijkheden die hun ontwikkelingsstreven in de weg staan, te overwinnen.

Artikel 120

De financiële en technische samenwerking:a)wordt ten uitvoer gelegd op basis van door de bevoegde instanties van de landen en gebieden vastgestelde doelstellingen en prioriteiten, rekening houdend met de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken, de bijzondere mogelijkheden en de ontwikkelingsstrategie van deze landen en gebieden;b)wordt geboden tegen de mildste voorwaarden die voor de Gemeenschap haalbaar zijn;c)wordt beheerd volgens eenvoudige en rationele procedures;d)draagt ertoe bij dat de meerderheid van de bevolking optimaal in de voordelen van de ontwikkeling deelt en steunt de noodzakelijke structurele veranderingen; e)voorziet erin dat de technische bijstand wordt veleend op verzoek van bevoegde instanties van het betrokken land of gebied en van optimale kwaliteit is bij een gunstige kosten/batenverhouding en dat tevens maatregelen worden genomen voor een snelle opleiding van het personeel ter plaatse ter vervanging van de technische bijstand;f)voorziet erin dat de inbreng van middelen op een voorspelbaarder en regelmatiger wijze geschiedt. Afdeling 2 Werkingssfeer

Artikel 121

In het kader van dit besluit bestrijkt de financiële en technische samenwerking:a) investeringsprojecten;b)sectoriële programma's;c)reactivering van projecten en programma's;d)programma's voor technische samenwerking;e)tenuitvoerlegging van soepele regelingen om de eigen inspanningen van de basisgemeenschappen te steunen.

Artikel 122

1. De financiële en technische samenwerking wordt voorts op verzoek geboden voor sectoriële ontwikkelings- en invoerprogramma's die gericht zijn op bevordering van een optimaal rendement van de produktiesectoren en bevrediging van de elementaire menselijke behoeften. Deze programma's kunnen betrekking hebben op financiering van input-fabrikaten, in het produktiesysteem, zoals grondstoffen, onderdelen, kunstmeststoffen, insecticiden, benodigdheden ter verbetering van de gezondheidszorg en de onderwijsfaciliteiten, met uitsluiting van de normale administratiekosten.De in dit kader verleende steun dient ter begeleiding van de door de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied getroffen maatregelen om de problemen die aan ernstige situaties van structurele aard ten grondslag liggen, op te lossen. Deze steun is erop gericht de behoeften waarin zij voorziet, geleidelijk te doen verdwijnen. 2. Voor nieuwe, in uitvoering zijnde of beëindigde projecten en programma's mag de financiële en technische samenwerking slechts onder de onder a) en b) genoemde voorwaarden betrekking hebben op de normale administratie-, onderhouds- en werkingskosten:a) de financiering van projecten en actieprogramma's mag betrekking hebben op uitsluitend tot de aanloopperiode beperkte uitgaven, voor zover deze in het financieringsvoorstel opgenomen uitgaven noodzakelijk worden geacht voor het tot stand brengen, op gang brengen en exploiteren van de betrokken investeringsprogramma's en -projecten;b)op tijdelijke en degressieve basis mag aansluitende steun worden verleend ter dekking van de werkings-, onderhouds- en beheerskosten van vroeger uitgevoerde investeringsprogramma's en -projecten ten einde te waarborgen dat deze volledig worden benut;c)bijzondere voorrang en behandeling worden gegeven aan de vaststelling en tenuitvoerlegging van de onder a) en b) bedoelde begeleidende en aansluitende steun in de minst ontwikkelde landen en gebieden.

Artikel 123

De financiële steun mag de externe en de lokale uitgaven dekken die voor de uitvoering van de projecten en actieprogramma's nodig zijn.

Artikel 124

1. De projecten en actieprogramma's kunnen in het kader van de door de bevoegde instanties van de landen en gebieden vastgestelde prioriteiten en van de regionale samenwerking gericht zijn op:a) plattelandsontwikkeling, inzonderheid het streven naar zelfvoorziening en continuïteit van de voedselvoorziening;b)industrialisatie, ambachtelijke activiteiten, energie, mijnbouw, toerisme en economische en sociale infrastructuur;c)structurele verbetering van de produktieve economische sectoren;d)milieubescherming;e)prospectie, exploratie en valorisatie van natuurlijke hulpbronnen;f)opleiding, toegepast wetenschappelijk en technisch onderzoek, technologische aanpassing of innovatie en overdracht van technologie;g)bevordering van en voorlichting over de industrie;h)marketing en afzetbevordering;i)bevordering van de vorming van kleine en middelgrote nationale ondernemingen;j)steun aan ontwikkelingsbanken en lokale en regionale financiële instellingen;k)microprojecten voor ontwikkeling aan de basis;l)vervoer en communicatie;m)maatregelen ter bevordering, in het kader van het zee- en luchtvervoer, van het goederen- en personenverkeer;n)maatregelen ter ontwikkeling van de visserij; o)ontwikkeling en optimaal gebruik van het menselijk potentieel met bijzondere aandacht voor de rol van de vrouw bij de ontwikkeling;p)verbetering van de sociaal-culturele infrastructuur en dienstverrichting, alsmede van de huisvesting en de watervoorziening ten behoeve van de bevolking. 2. Deze projecten en actieprogramma's kunnen eveneens betrekking hebben op thema-acties zoals:- bestrijding van de gevolgen van natuurrampen door het creëren van preventie- en interventievoorzieningen in de minst ontwikkelde landen en gebieden;- bestrijding van de voornaamste endemische en epidemische ziekten van de mens;- hygiëne en elementaire gezondheidszorg;- bestrijding van endemische veeziekten;- streven naar energiebesparing;- en in het algemeen acties die door hun duur van lange termijn zijn en een bepaald tijdsbestek overschrijden.

Artikel 125

1. Voor de financiële en technische samenwerking komen in aanmerking:a) de landen en gebieden, met uitzondering van Groenland;b)de regionale of interstatelijke instellingen waarvan een of meer landen en gebieden deel uitmaken en die door de bevoegde instanties van die landen en gebieden zijn gemachtigd;c)de door de Gemeenschap en de landen en gebieden opgerichte gemengde lichamen die door de landen en gebieden zijn gemachtigd om bepaalde specifieke doelstellingen, met name op het gebied van de industriële, commerciële en landbouwsamenwerking te verwezenlijken. 2. Met instemming van de bevoegde instanties van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) komen, voor wat de door hen goedgekeurde projecten of actieprogramma's betreft, eveneens voor financiële en technische samenwerking in aanmerking:a)overheids- of semi-overheidsinstellingen van de landen en gebieden op het gebied van de ontwikkeling, en met name hun financiële instellingen en ontwikkelingsbanken;b)lokale gemeenschappen en particuliere lichamen die in de betrokken landen en gebieden aan de economische, sociale en culturele ontwikkeling meewerken;c)ondernemingen die werkzaam zijn volgens de methoden van industriële en commerciële bedrijfsvoering en die zijn opgericht als vennootschappen van een land of gebied in de zin van artikel 177;d)producentengroeperingen in de landen en gebieden;e)bursalen en stagiaires. Afdeling 3 Verantwoordelijkheden

Artikel 126

1. Bij de uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten werken de bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Gemeenschap nauw samen. 2. De bevoegde instanties van de landen en gebieden zijn verantwoordelijk voor:a) het vaststellen van de doelstellingen en de prioriteiten waarop de indicatieve programma's worden gebaseerd;b)het kiezen van de projecten en actieprogramma's die zij voor financiering aan de Gemeenschap besluiten voor te leggen;c)het voorbereiden en aan de Gemeenschap voorleggen van de dossiers betreffende de projecten en actieprogramma's;d)het uitwerken van, het onderhandelen over en het sluiten van de contracten;e)het uitvoeren van de door de Gemeenschap gefinancierde projecten en actieprogramma's;f)het beheren en onderhouden van hetgeen in het kader van de financiële en technische samenwerking tot stand is gebracht. 3. De bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Gemeenschap zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor:a)het beoordelen van de projecten en actieprogramma's, waarbij ook wordt nagegaan of deze met de doelstellingen en de prioriteiten alsmede met de bepalingen van dit besluit stroken;b)het ten uitvoer leggen van de nodige toepassingsmaatregelen om deelneming onder gelijke voorwaarden aan de aanbestedingen en contracten te waarborgen;c)het beoordelen van het effect en de resultaten van de voltooide of nog in uitvoering zijnde projecten en actieprogramma's;d)het zich ervan vergewissen of de door de Gemeenschap gefinancierde projecten en actieprogramma's overeenkomstig de daarvoor vastgestelde bestemmingen en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit worden uitgevoerd. 4. De Gemeenschap is verantwoordelijk voor het nemen van de financieringsbesluiten met betrekking tot de projecten en actieprogramma's en voor het vaststellen van het algemeen beleid en de hoofdlijnen van de financiële en technische samenwerking. 5. Met betrekking tot de financiering van projecten binnen de bevoegdheidsgrenzen van de Bank kunnen de regelingen en procedures betreffende de tenuitvoerlegging van de financiële en technische samenwerking, als omschreven in de hoofdstukken 3 en 4, in overleg met de bevoegde instanties van de betrokken landen en gebieden worden gewijzigd ten einde rekening te houden met de aard van de door de Bank gefinancierde projecten en deze in staat te stellen in het kader van haar statutaire procedures overeenkomstig de doelstellingen van dit besluit te handelen. Hoofdstuk 2 Financiële samenwerking Afdeling 1 Financiële middelen

Artikel 127

Tijdens de geldigheidsduur van dit besluit bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap in totaal 120 miljoen Ecu. Dit bedrag omvat: 1. 100 miljoen Ecu uit hoofde van het Europees Ontwikkelingsfonds, hierna ,,het Fonds'' genoemd, als volgt verdeeld:a) 95 miljoen Ecu voor de in de artikelen 119, 120 en 121 genoemde doeleinden, waarvan: - 55 miljoen Ecu in de vorm van subsidies, -25 miljoen Ecu in de vorm van speciale leningen, -15 miljoen Ecu in de vorm van risicodragend kapitaal;b)voor de in de artikelen 83 tot en met 109 genoemde doeleinden tot een beloop van 5 miljoen Ecu in de vorm van transfers ter stabilisatie van de exportopbrengsten en voor de in de artikelen 110 tot en met 118 genoemde doeleinden in de vorm van een speciale financieringsfaciliteit voor de mijnbouwsector; 2.Voor de in de artikelen 119, 120 en 121 genoemde doeleinden tot een beloop van 20 miljoen Ecu in de vorm van leningen van de Bank uit eigen middelen overeenkomstig de in haar statuten neergelegde voorwaarden. Voor deze leningen geldt onder de in artikel 129 vastgestelde voorwaarden een rentesubsidie welke ten laste van het Fonds komt.

Artikel 128

De in artikel 127 in de vorm van subsidies en speciale leningen uitgetrokken bedragen, dat wil zeggen 80 miljoen Ecu, na aftrek van de voor regionale samenwerking en spoedhulp bestemde bedragen voorzien in, respectievelijk, de artikelen 65 en 137, alsook van het eventueel voor de rentesubsidies van de Bank te voorziene bedrag, worden als volgt verdeeld:- de Franse overzeese gebieden: 26,5 miljoen Ecu;-de onder het Koninkrijk der Nederlanden begrepen overzeese landen: 26,5 miljoen Ecu;-de onder het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland begrepen landen en gebieden: 10,5 miljoen Ecu. Afdeling 2 Leningsvoorwaarden

Artikel 129

1. Met het oog op een doeltreffende ondersteuning van de ontwikkelingsprogramma's van de landen en gebieden, worden aan alle aan de landen en gebieden verstrekte leningen gunstige voorwaarden verbonden. 2. De speciale leningen uit hoofde van het Fonds worden tegen de volgende voorwaarden toegekend:a) een looptijd van 40 jaar, metb)een verplichte aflossingsvrije periode van tien jaar;c)over deze leningen wordt een rente van 1 % per jaar betaald, behalve door de minst ontwikkelde landen en gebieden, waarvoor een verlaagde rentevoet van 0,50 % geldt. 3. Voor de leningen van de Bank gelden de volgende voorwaarden:a)de rentevoet is die welke door de Bank wordt toegepast op het tijdstip van de ondertekening van elke leningsovereenkomst;b)tenzij de leningen bestemd zijn voor investeringen in de aardoliesector, wordt deze rentevoet verminderd door middel van een rentesubsidie van 3 % die automatisch zodanig wordt aangepast dat de daadwerkelijk door de leningnemer betaalde rente niet minder dan 5 % en niet meer dan 8 % bedraagt;c)het totale bedrag van de rentesubsidies wordt, na berekening van de waarde ervan op het tijdstip van de ondertekening van de leningsovereenkomst, afgeboekt op het bedrag van de subsidies uit het Fonds en wordt rechtstreeks aan de Bank overgemaakt;d)de looptijdvoorwaarden van de door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen worden vastgesteld op basis van de economische en financiële ken mer ken van het project; deze looptijd mag niet langer zijn dan 25 jaar. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode die wordt vastgesteld naar gelang van de voor de constructie benodigde tijd en van de behoefte aan geldmiddelen voor het project. Afdeling 3 Financieringswijze

Artikel 130

1. De projecten of actieprogramma's kunnen worden gefinancierd met hetzij een subsidie, hetzij een speciale lening, hetzij risicodragend kapitaal, hetzij een lening van de Bank uit eigen middelen, hetzij een combinatie daarvan. 2. Wat de door de Commissie beheerde middelen van het Fonds betreft, wordt de financieringswijze voor elk project of programma door de Gemeenschap en de bevoegde instanties van het (de) betrokken land(en) en gebied(en) vastgesteld met inachtneming van het ontwikkelingsniveau en de geografische, economische en financiële situatie van het (de) betrokken land(en) en gebied(en). Eveneens wordt rekening gehouden met de economische, sociale en culturele weerslag van deze financieringswijzen. 3. Wat de door de Bank beheerde middelen van het Fonds betreft, wordt de financieringswijze vastgesteld op grond van de economische en financiële kenmerken van het betrokken project of programma en het ontwikkelingsniveau en de economische en financiële situatie van het (de) betrokken land(en) en gebied(en). 4. Wat de eigen middelen van de Bank betreft, wordt de financieringswijze vastgesteld naar gelang van de aard van het project, de vooruitzichten inzake economische en financiële rentabiliteit, het ontwikkelingsniveau en de economische en financiële situatie van het (de) betrokken land(en) of gebied(en). Voorts wordt rekening gehouden met de factoren die de aflossing van de terug te betalen steun garanderen. Het onderzoek door de Bank naar de aanvaardbaarheid van projecten en de toekenning van leningen uit eigen middelen geschiedt in overleg met de bevoegde instanties van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) volgens de bepalingen, voorwaarden en procedures in de statuten van de Bank en in dit besluit. 5. De Bank heeft in de landen en gebieden tot taak uit eigen middelen bij te dragen tot de economische en industriële ontwikkeling van de landen en gebieden zelf en op regionale schaal. Daartoe worden produktieve projecten en actieprogramma's in de sectoren industrie, agro-industrie, toerisme en mijnbouw alsmede energieproduktie, vervoer en telecommunicatie, indien deze op die sectoren betrekking hebben, bij voorrang met leningen van de Bank uit eigen middelen en met risicodragend kapitaal gefinancierd. Naast deze prioritaire sectoren kan de Bank in andere sectoren produktieve projecten en actieprogramma's die aan haar financieringscriteria beantwoorden, uit eigen middelen financieren, in het bijzonder op het gebied van teelten die kunnen worden verhandeld. 6. Indien een project of programma waarvoor bij de Commissie of de Bank een financieringsaanvraag is ingediend, niet kan worden gefinancierd met een vorm van steun waarover zij respectievelijk het beheer hebben, zendt elk van hen deze aanvraag onverwijld aan de andere instelling door na kennisgeving aan de eventuele begunstigde. 7. Sudsidies of leningen kunnen aan een land of gebied of rechtstreeks aan de begunstigde of door tussenkomst van een financiële instelling die met ontwikkelingsaangelegenheden is belast dan wel door tussenkomst van het land of gebied aan de uiteindelijke begunstigde worden verstrekt. 8. In het laatste geval worden de voorwaarden waaronder het land of gebied de financiële middelen aan de uiteindelijke begunstigde verstrekt, in de financierings- of de leningsovereenkomst vastgelegd. 9. Bij haar financiële verrichtingen onderhoudt de Bank nauw contact met de financiële instellingen van de landen en gebieden die met ontwikkelingsaangelegenheden zijn belast. Zij tracht in het belang van de samenwerking alle geëigende contacten te leggen met de financiële en bankinstellingen in de landen en gebieden die bij haar verrichtingen zijn betrokken. 10. Elke het land of gebied toevloeiende winst, doordat het een subsidie ontvangt of een speciale lening waarvan de rentevoet of de aflossingstermijn gunstiger is dan die van de uiteindelijke lening, wordt door het land of gebied voor ontwikkelingsdoeleinden aangewend onder de in de financierings- of de leningsovereenkomst vastgestelde voorwaarden. 11. De minst ontwikkelde landen en gebieden valt bij de vaststelling van het volume van de financiële bijdrage die zij van de Gemeenschap uit hoofde van hun indicatieve programma's mogen verwachten, een bijzondere behandeling ten deel. De bijdrage wordt verleend tegen bijzonder gunstige financieringsvoorwaarden die aan de economische situatie en specifieke behoeften van elk land of gebied zijn aangepast. De financiering geschiedt hoofdzakelijk in de vorm van subsidies en, in de geëigende gevallen, in de vorm van speciale leningen, risicodragend kapitaal of leningen van de Bank met inachtneming van de in lid 4 omschreven criteria. Afdeling 4 Risicodragend kapitaal

Artikel 131

1. Ter ondersteuning van de uitvoering van verrichtingen van algemeen belang voor de economie van de landen en gebieden kan de Gemeenschap bijdragen tot de vorming van risicodragend kapitaal dat met name kan worden aangewend voor:a) rechtstreekse of onrechtstreekse aanvulling van de eigen of daarmee gelijk te stellen middelen van overheids-, semi-overheids- of particuliere ondernemingen en verlening van steun in de vorm van semi-kapitaal aan deze ondernemingen;b)financiering van specifieke studies voor de voorbereiding en uitwerking van projecten en steun aan ondernemingen in de aanloopperiode of voor reactiveringsdoeleinden;c)financiering van onderzoek en investeringen ter voorbereiding van projecten en programma's in de mijnbouw- en de energiesector. 2. a) Om deze doelstellingen te verwezenlijken kan het risicodragend kapitaal worden gebruikt om via minderheidsdeelnemingen van tijdelijke aard namens de Gemeenschap in het kapitaal van de betrokken ondernemingen of van in de financiering van de ontwikkeling van de landen of gebieden gespecialiseerde instellingen deel te nemen. Deze deelnemingen kunnen samengaan met een lening van de Bank of met een andere vorm van bijdragen in risicodragend kapitaal. Zodra aan de voorwaarden hiervoor is voldaan, worden de deelnemingen bij voorkeur aan onderdanen of instellingen van de landen of gebieden overgedragen.b)Financieringsbesluiten inzake risicodragend kapitaal worden door de Gemeenschap overeenkomstig artikel 150 vastgesteld. 3. De bijdragen in semi-kapitaal kunnen de vorm aannemen van:a) achtergestelde leningen, waarvan de aflossing en, zo nodig, de betaling van de verschuldigde rente eerst plaatsvinden nadat de overige verstrekte bankkredieten zijn terugbetaald;b)voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing of de looptijd afhandelijk is van de vervulling van bepaalde voorwaarden die bij de toekenning van de lening zijn vastgesteld. Voorwaardelijke leningen kunnen met instemming van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied rechtstreeks aan een bepaalde onderneming worden toegekend. Deze leningen kunnen ook worden verstrekt aan een land of gebied of aan financiële instellingen in de landen of gebieden, ten einde deze de mogelijkheid te bieden deel te nemen in kapitaal van ondernemingen in de in artikel 130, lid 5, bedoelde sectoren, voor zover zulks onder de financiering van voorbereidende investeringen of nieuwe produktieve investeringen valt en kan worden aangevuld met verdere financiële steun van de Gemeenschap, eventueel met andere financieringsbronnen, in het kader van medefinanciering. In afwijking van artikel 125 kunnen deze leningen op verzoek van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied ook onder dezelfde voorwaarden geval per geval worden toegekend aan een onderneming uit een Lid-Staat van de Gemeenschap om deze in staat te stellen een produktieve investering op het grondgebied van dat land of gebied te doen;c)leningen aan financiële instellingen in de landen of gebieden, voor zover de aard van hun activiteiten en beheer zulks toelaat. Deze leningen mogen dienen voor deelnemingen in andere ondernemingen. 4. De in lid 3 genoemde voorwaarden voor bijdragen in semi-kapitaal worden vastgesteld op grond van de kenmerken van elk te financieren project. De voorwaarden voor de bijdragen in semi-kapitaal zijn over het algemeen gunstiger dan die voor gesubsidieerde leningen van de Bank. De rentevoet bedraagt niet meer dan die voor gesubsidieerde leningen. 5. Indien de in dit artikel bedoelde bijdrage wordt verleend aan adviesbureaus of dient voor de financiering van onderzoek of investeringen, ter voorbereiding van de uitvoering van een project, kan zij deel uitmaken van de bijdrage in kapitaal waarvoor de ontwikkelingsmaatschappij in geval van uitvoering van het project in aanmerking kan komen. Afdeling 5 Medefinanciering

Artikel 132

1. Op verzoek van de bevoegde instanties van de landen en gebieden kunnen de financiële middelen van de Gemeenschap voor medefinanciering worden aangewend, met name wanneer zulks een groei van de kapitaalstroom naar de landen en gebieden in de hand werkt en ertoe bijdraagt dat de internationale samenwerking beter op hun ontwikkeling wordt afgestemd. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mogelijkheden van medefinanciering, inzonderheid in de volgende gevallen:a) omvangrijke projecten die niet uit één financieringsbron kunnen worden gefinancierd;b)projecten waarbij door de deelneming en ervaring van de Gemeenschap deelneming van andere financieringsinstellingen kan worden vergemakkelijkt; c)projecten die in aanmerking komen voor een combinatie van financiering tegen soepele voorwaarden en financiering tegen normale voorwaarden;d)projecten die kunnen worden gesplitst in deelprojecten die voor steun uit verschillende financieringsbronnen in aanmerking komen;e)projecten waarbij een diversifiëring van de financiering uit het oogpunt van de financierings- en investeringskosten en andere met de verwezenlijking van deze projecten samenhangende aspecten voordelen kan opleveren;f)projecten met een regionaal of interregionaal karakter. 2. Medefinanciering kan plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke of parallelle financiering.Voorkeur wordt gegeven aan die oplossing die uit een oogpunt van kosten en doelmatigheid het meest geëigend is. 3. De Commissie en de Bank trachten, telkens wanneer dit mogelijk is, voor de door hen gefinancierde projecten middelen uit de particuliere sector aan te trekken en in het bijzonder:a)met partners uit de particuliere sector tot selectie van en onderhandelingen over gezamenlijke financieringsoperaties te komen;b)de onderscheiden in de laatste jaren uitgewerkte technieken toe te passen om kapitaal uit de particuliere sector in de medefinanciering te betrekken. 4. Met instemming van de betrokken partijen worden met betrekking tot de deelneming van de Gemeenschap en van de overige medefinanciers de nodige harmonisatie- en co¨oerdinatiemaatregelen getroffen ten einde vermeerdering van door de bevoegde instanties van de landen en gebieden te volgen procedures te vermijden en een versoepeling ervan te bewerkstelligen, met name wat betreft:a)de behoeften van de andere medefinanciers en van de begunstigden;b)de keuze van de voor medefinanciering in aanmerking komende projecten en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen;c)de harmonisatie van de voorschriften en procedures betreffende de contracten voor werkzaamheden, leveringen en diensten;d)de betalingsvoorwaarden;e)de voorschriften inzake het in aanmerking komen van projecten en de mededingingsregels;f)de aan de ondernemingen uit de landen en gebieden toegekende preferentiemarge. 5. Met instemming van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied kan de Gemeenschap aan de andere medefinanciers desgewenst administratieve bijstand verlenen ten einde de uitvoering van de medegefinancierde projecten en actieprogramma's te vergemakkelijken. 6. Op verzoek van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied kan de Commissie of de Bank met instemming van de andere betrokken partijen ten aanzien van de door hen medegefinancierde projecten een leidinggevende of cooerdinerende rol vervullen. Afdeling 6 Microprojecten

Artikel 133

1. Ten einde op concrete wijze tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van lokale gemeenschappen draagt het Fonds op verzoek van de bevoegde instanties van de landen en gebieden bij in de financiering van microprojecten. 2. De programma's voor microprojecten hebben betrekking op kleine projecten die in het raam van artikel 121 passen en op andere projecten die aan de criteria van lid 3 beantwoorden en die in economisch en sociaal opzicht invloed hebben op het leven van de bevolking en de lokale gemeenschappen in de landen en gebieden. Deze projecten worden in beginsel in plattelandsgebieden uitgevoerd. De Gemeenschap kan echter ook deelnemen in de financiering van microprojecten in stedelijke gebieden. 3. Om voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking te komen moeten microprojecten:- voldoen aan een werkelijke en prioritaire behoefte die op lokaal niveau tot uiting is gekomen en geconstateerd;-met actieve deelneming van de lokale gemeenschappen worden uitgevoerd. 4. Bijzondere voorrang wordt verleend aan de voorbereiding en uitvoering van microprojecten in de minst ontwikkelde landen en gebieden.

Artikel 134

1. Het initiatief tot ieder project waarvoor steun van de Gemeenschap wordt gevraagd, moet afkomstig zijn van de lokale gemeenschap waarvoor het bestemd is. Microprojecten worden in beginsel gefinancierd door:- de betrokken lokale gemeenschap, in de vorm van een bijdrage in natura, dienstverrichtingen of in geld, naar draagkracht;-het Fonds.Het betrokken land of gebied kan eveneens deelnemen in de vorm van een financiële bijdrage, beschikbaarstelling van infrastructuurvoorzieningen of door verlening van die diensten. 2. In beginsel mag de bijdrage van het Fonds niet meer bedragen dan twee derde van de totale kosten van ieder project en niet meer dan 250 000 Ecu. De bijdragen van de deelnemers worden tegelijkertijd beschikbaar gesteld. De lokale gemeenschap verbindt zich ertoe voor het onderhoud en de werking van het project zorg te dragen, zo nodig met de steun van de nationale overheid. 3. De bijdrage van het Fonds wordt afgeboekt op het beschikbare tegoed aan subsidies van het in artikel 147 bedoelde indicatieve programma inzake communautaire steun. Afdeling 7 Spoedhulp en hulp voor vluchtelingen en repatrianten

Artikel 135

1. Spoedhulp wordt toegekend aan landen en gebieden die het hoofd moeten bieden aan ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard ten gevolge van natuurrampen of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen. 2. a) De spoedhulp heeft betrekking op bijstand die onmiddellijk vereist is zodra zich een uitzonderlijke situatie voordoet. Zij kan de vorm aannemen van werkzaamheden, leveranties, diensten of betalingen in gereed geld. Zij kan worden aangewend voor het verstrekken van voedsel, zaaigoed, onderdak, materialen, medische benodigdheden, kleding en vervoermiddelen. Bij andere specifieke verzoeken van de bevoegde instanties van de landen en gebieden zijn de voorwaarden voor het verlenen van deze hulp voldoende soepel om verstrekking van een ruime scala van produkten en diensten mogelijk te maken.b)Spoedhulp kan ook betrekking hebben op de financiering van onmiddellijke maatregelen voor het herstel van beschadigde kunstwerken, inrichtingen en uitrustingen voor de zorg van een minimale levensvatbaarheid ervan.c)Spoedhulp kan ook worden ingepast in de indicatieve programma's van de landen en gebieden om door financiering van de onder b) bedoelde onmiddelijke maatregelen in het kader van deze programma's wederopbouw- of activeringswerkzaamheden te verrichten. 3. Spoedhulpa) draagt bij tot de financiering van de meest adequate middelen ter ondervanging van ondervonden ernstige moeilijkheden;b)behoeft niet te worden terugbetaald;c)wordt snel en soepel toegekend en ter beschikking gesteld;d)draagt wezenlijk bij tot de oplossing van de betrokken problemen. 4. Voor alle spoedhulpacties kunnen de bevoegde instanties van de landen en gebieden met instemming van de gemachtigde van de Commissie onder de in artikel 164 gestelde voorwaarden toestemming verlenen tot plaatsing van opdrachten in het raam van een niet-openbare aanbesteding, tot plaatsing van opdrachten in het raam van onderhandse aanbesteding en tot uitvoering in regie.Zij mogen onder de voorwaarden van artikel 162 op de markten van de Gemeenschap, de landen en gebieden of derde landen het nodige materiaal betrekken. 5. In voorkomende gevallen mag deze hulp met instemming van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied worden verleend door tussenkomst van gespecialiseerde instellingen of rechtstreeks door de Commissie. 6. Voor de toekenning van deze hulp wordt een spoedprocedure gevolgd. De betalingsvoorwaarden en tenuitvoerlegging worden per geval vastgesteld; bij uitvoering volgens kostenraming kunnen door de nationale ordonnateur voorschotten worden verleend. 7. De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om een snel ingrijpen ter ondervanging van de noodsituatie te vergemakkelijken, met inbegrip van maatregelen als financiering met terugwerkende kracht van door de landen en gebieden zelf geboden onmiddellijke hulp. 8. a) Spoedhulpkredieten moeten worden aangewend binnen een termijn van zes maanden na vaststelling van de uitvoeringsbepalingen, tenzij daarin anders is bepaald of tijdens de uitvoeringsperiode op grond van buitengewone omstandigheden in onderlinge overeenstemming tot verlenging van die termijn wordt besloten.b)Zijn de beschikbaar gestelde kredieten tijdens de vastgestelde termijn niet volledig aangewend, dan kunnen de betalingsverplichtingen van het Fonds worden beperkt tot het bedrag van de binnen de gestelde termijn aangewende kredieten.c)De niet aangewende middelen worden opnieuw bij de speciale toewijzing gevoegd.

Artikel 136

1. Hulp kan worden verleend aan landen en gebieden die vluchtelingen of repatrianten opvangen om te voorzien in nijpende behoeften die niet onder de spoedhulp vallen, alsook voor de uitvoering op langere termijn van projecten en actieprogramma's die gericht zijn op zelfvoorziening en integratie of herintegratie van deze bevolkingsgroepen. 2. Beheer en tenuitvoerlegging van deze hulp geschieden volgens procedures die snel ingrijpen mogelijk maken. De betalingsvoorwaarden en de wijze van tenuitvoerlegging worden per geval vastgesteld. 3. Met instemming van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied mag deze hulp worden verleend door tussenkomst van en in overleg met gespecialiseerde instellingen, met name de Verenigde Naties, of rechtstreeks door de Commissie.

Artikel 137

1. Voor de financiering van de in de artikelen 135 en 136 bedoelde hulp wordt in het kader van het Fonds een speciale toewijzing van 4 miljoen Ecu gereserveerd, waarvan 3 miljoen Ecu bestemd is voor de in artikel 135 bedoelde hulp en 1 miljoen Ecu voor de in artikel 136 bedoelde hulp. 2. Ingeval de kredieten voor een van beide categorieën hulp bedoeld in de in lid 1 genoemde artikelen vóór het verstrijken van dit besluit zijn uitgeput, kunnen voor de andere categorie bestemde kredieten daarnaar worden overgedragen. 3. Na het verstrijken van dit besluit worden de niet voor spoedhulp en hulp voor vluchtelingen en prepatrianten aangewende kredieten opnieuw bij de algemene middelen van het Fonds gevoegd met het oog op de financiering van andere activiteiten die binnen het toepassingsgebied van de financiële en technische samenwerking vallen, tenzij de Raad anders beschikt. 4. Ingeval de speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit is uitgeput, treft de Raad, op voorstel van de Commissie, passende maatregelen om aan de in de artikelen 135 en 136 bedoelde situaties het hoofd te bieden. Afdeling 8 Kleine en middelgrote ondernemingen

Artikel 138

1. De Gemeenschap financiert acties ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen in de landen en gebieden. De financieringswijze wordt vastgesteld op grond van de kenmerken van het ingediende actieprogramma. 2. De technische bijstand van de Gemeenschap draagt bij tot uitbreiding van de activiteiten van de op de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen gerichte instellingen in de landen en gebieden en tot het verstrekken van de voor de werking van deze ondernemingen vereiste beroepsopleiding. 3. De financiering door de Gemeenschap kan rechtstreeks of onrechtstreeks geschieden in de vorm van terug te betalen of eventueel niet terug te betalen steun. Onrechtstreekse financiering kan geschieden door:- de Bank uit de middelen die zij beheert, aan banken of financiële instellingen ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen in de sectoren industrie, agro-industrie of toerisme;-de Commissie uit de middelen die zij beheert, aan openbare instellingen, gemeenschappen of cooeperaties die de ontwikkeling van de ambachtelijke, commerciële of agrarische sector ten doel hebben, alsook voor de vorming of versterking van kredietgarantiefondsen voor kleine en middelgrote ondernemingen. 4. Geschiedt de financiering via een bemiddelende instelling, dan is deze verantwoordelijk voor de indiening van afzonderlijke projecten in het kader van het vooraf goedgekeurde actieprogramma alsook voor het beheer van de haar ter beschikking gestelde financiële middelen. De voor de financiering van de uiteindelijke begunstigden toe te passen methode en voorwaarden worden in onderlinge overeenstemming door de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied, het bevoegde orgaan van de Gemeenschap en de bemiddelende instelling vastgesteld. 5. De projecten worden beoordeeld door de financiële instelling. Deze beslist binnen het kader van haar eigen financiële verantwoordelijkheid over de toekenning van de leningen aan de uiteindelijke begunstigden en stelt de voorwaarden vast die in overeenstemming dienen te zijn met die welke voor dergelijke transacties in het betrokken land of gebied gebruikelijk zijn. 6. Bij de bepaling van de financieringsvoorwaarden voor de financiële instelling houdt de Gemeenschap rekening met de administratiekosten, koersrisico's en financiële risico's van de instelling en met de kosten van de technische bijstand aan de ondernemingen of andere uiteindelijke begunstigden. Hoofdstuk 3 Technische samenwerking

Artikel 139

1. Met de technische samenwerking wordt beoogd de ontwikkeling van het menselijk potentieel in de landen en gebieden extra te ondersteunen. 2. Wanneer de technische samenwerking een extra inbreng van extern menselijk potentieel inhoudt, worden de volgende grondbeginselen toegepast:a) technische samenwerking met uitzending van personeel voor technische bijstand (adviesbureaus, raadgevende ingenieurs of deskundigen, instituten voor opleiding of onderzoek) wordt slechts op verzoek van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) toegestaan;b)regelingen worden evenwel getroffen voor de opleiding van het plaatselijke personeel ten einde de technische bijstand geleidelijk te verminderen en de projecten te laten uitvoeren door personeel dat uitsluitend en permanent uit onderdanen van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) bestaat;c)in het kader van de samenwerking worden regelingen getroffen om de landen en gebieden meer mogelijkheid te geven om zelf deskundigheid te verwerven en de vakkennis van hun eigen adviseurs, adviesbureaus en deskundigen te verbeteren. Adequate opleiding van plaatselijk personeel is in dat verband een van de taken van het personeel voor technische bijstand;d)de deskundigen die in het kader van deze samenwerking worden uitgezonden, moeten de vereiste kwalificaties bezitten om hun specifieke in de aanvraag van het betrokken land of gebied omschreven taken tot een goed einde te brengen. 3. De dienstverrichtingscontracten in het kader waarvan het personeel voor technische bijstand wordt aangeworven, omvatten ook de contracten voor aanwerving van adviseurs en andere technische deskundigen; het onderhandelen over, het opstellen en het sluiten van de contracten geschieden door de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied, onder voorbehoud van instemming van de gemachtigde van de Commissie. 4. De Gemeenschap treft concrete maatregelen om de aan de landen en gebieden verstrekte informatie over beschikbaarheid en kwalificaties van de betreffende specialisten op te voeren en te verbeteren.

Artikel 140

1. Technische samenwerking kan verband houden met concrete activiteiten of van algemene aard zijn. 2. Technische samenwerking in verband met concrete activiteiten omvat onder meer:a) ontwikkelingsstudies;b)technische, economische, financiële en commerciële studies alsmede onderzoek en prospectie, met het oog op de opstelling van projecten en actieprogramma's;c)hulp bij het opstellen van de dossiers;d)hulp bij de uitvoering van en het toezicht op de werkzaamheden;e)tijdelijke bekostiging van technici en het verstrekken van de voor de goede uitvoering van hun taak vereiste middelen;f)activiteiten op het gebied van technische samenwerking die tijdelijk nodig zijn voor het tot stand en op gang brengen, de exploitatie en het onderhoud van een bepaald project;g)hulp bij de evaluatie van de activiteiten;h)geïntegreerde programma's voor opleiding, voorlichting en onderzoek. 3. Algemene technische samenwerking omvat onder meer:a)studies betreffende vooruitzichten en middelen inzake de ontwikkeling en diversificatie van de economie van de landen en gebieden en betreffende vraagstukken die van belang zijn voor groepen landen en gebieden of voor de landen en gebieden en groepen daarvan te zamen genomen;b)studies inzake bepaalde sectoren en produkten;c)uitzending van deskundigen, adviseurs, technici en instructeurs voor het vervullen van een bepaalde opdracht in een beperkt tijdsbestek;d)levering van instructie-, proef-, onderzoek- en demonstratiemateriaal;e)algemene informatie en documentatie ten behoeve van de ontwikkeling van de landen en gebieden en de verwezenlijking van de samenwerkingsdoelstellingen;f)uitwisseling van leidinggevend en gespecialiseerd personeel, studenten, onderzoekers, groepsleiders en beleidsfunctionarissen op het gebied van groepswerk of verenigingen in de sociaal-culturele sector;g)toekenning van studie- en stagebeurzen, inzonderheid voor bijscholing van werkenden;h)organisatie van studiebijeenkomsten of opleidings-, voorlichtings- en bijscholingscursussen;i)creëren of uitbreiden van informatie- en documentatiefaciliteiten met name voor de uitwisseling van kennis, werkmethoden en ervaring tussen de landen en gebieden onderling, tussen de landen en gebieden en de ACS-Staten en tussen de landen, gebieden, ACS-Staten en de Gemeenschap;j)samenwerking tussen of koppeling van instellingen van landen en gebieden onderling, of instellingen uit de landen en gebieden en ACS-instellingen of instellingen van de landen en gebieden en van ACS-Staten en instellingen uit de Gemeenschap, met name universiteiten en andere opleidings- en onderzoekinstituten;k)steun voor culturele manifestaties van grote betekenis.

Artikel 141

1. De technische samenwerking loopt via dienstverrichtingscontracten met individuele deskundigen, adviesbureaus, opleidings- en onderzoekinstituten of wordt in uitzonderingsgevallen in eigen beheer verricht.Of gebruik wordt gemaakt van adviesbureaus of individuele deskundigen hangt af van de aard van de problemen, de omvang en de complexiteit van de vereiste technische middelen en beheersvoorzieningen alsmede van een vergelijking van de aan elk van beide oplossingen verbonden kosten. 2. Bij de criteria voor de keuze van de contractanten en hun personeel wordt rekening gehouden met:a) de vakkennis (technische en op het gebied van opleiding) en de persoonlijke kwaliteiten;b)het respect voor de culturele waarden en de politieke en administratieve situatie van het (de) betrokken land(en) of gebied(en);c)de kennis van de taal die nodig is voor de uitvoering van het contract;d)de praktijkervaring met de op te lossen problemen;e)de kosten. 3. Bij gelijke bekwaamheden wordt de voorkeur gegeven aan een deskundige, een instituut of een adviesbureau uit een land of gebied. 4. De aanwerving van personeel voor technische bijstand, de vaststelling van de doelstellingen en de taken, de duur van de uit te voeren werkzaamheden, de bezoldiging en de bijdrage tot de ontwikkeling van de landen en gebieden waarin dat personeel zijn taak moet verrichten, moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 139 omschreven beginselen van het beleid inzake technische samenwerking. De in dit verband toe te passen procedures moeten de objectiviteit van de keuze en de kwaliteit van de verleende diensten garanderen. Voorts gelden de volgende beginselen:a) de aanwerving wordt met medewerking van de Commissie en haar gemachtigde verricht door de instellingen van het land of gebied dat van de technische bijstand gebruik zal maken;b)er zal terdege rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van geschikte kandidaten die aan de in lid 2 omschreven criteria beantwoorden en in het land of gebied zelf of in de regio wonen;c)er zal het nodige worden gedaan om rechtstreeks contact tussen de kandidaten en de toekomstige gebruiker van de technische bijstand te vergemakkelijken.

Artikel 142

1. De dienstverrichtingsopdrachten worden geplaatst na een niet-openbare aanbesteding. 2. Bepaalde opdrachten kunnen evenwel na onderhandse aanbesteding worden geplaatst, met name in de volgende gevallen:- werkzaamheden van beperkte omvang of korte duur,- werkzaamheden die aan individuele deskundigen worden opgedragen,- werkzaamheden ter voortzetting van lopende activiteiten,- na vruchteloze aanbesteding. 3. a) Indien onderdanen van een land of gebied die tot zijn administratief en technisch leidinggevend personeel behoren een belangrijk gedeelte uitmaken van het personeel dat nodig is voor de uitvoering in eigen beheer van een technische samenwerkingsactiviteit, draagt de Gemeenschap in uitzonderingsgevallen bij in de kosten van het eigen beheer door bepaalde ontbrekende materiële voorzieningen te bekostigen of door deskundigen uit een ander land of gebied, een ACS-Staat of de Gemeenschap aan het personeel toe te voegen.b)De bijdrage van de Gemeenschap mag slechts betrekking hebben op tot de betrokken opdracht beperkte kosten van aanvullende voorzieningen en tijdelijke uitgaven in verband met de uitvoering, met uitsluiting van alle permanente kosten. 4. Over de wijze van gunning van de afzonderlijke opdrachten of eventuele uitvoering in eigen beheer wordt door de Commissie en de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied in onderlinge overeenstemming beslist op grond van de behoeften van dat land of gebied en de beschikbare middelen.

Artikel 143

1. a) Voor elke technische samenwerkingsactiviteit waarvoor een aanbesteding wordt uitgeschreven, wordt door de Commissie en de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied binnen twee maanden na het daartoe strekkende verzoek, eventueel na voorafgaande selectie, in onderlinge overeenstemming een beperkte lijst opgesteld van gegadigden uit de Lid-Staten, de landen en gebieden, of de ACS-Staten, die op grond van hun rechtspositie, financiële draagkracht, bekwaamheden, ervaring, onafhankelijkheid, beschikbaarheid en de in artikel 141 genoemde criteria en beginselen worden gekozen.b)Naar gelang van het geval kan de aanbesteding betrekking hebben: - hetzij op de conceptie van de samenwerkingsactiviteit, de te verrichten diensten en het in te schakelen personeel, waarbij de financiële gegevens gelijktijdig doch afzonderlijk worden voorgelegd en over de te betalen prijzen later wordt onderhandeld; -hetzij ook op de prijzen wanneer daarvoor in bijzondere gevallen gronden aanwezig zijn en de samenwerkingsactiviteit van minder complexe aard is.c)De wijze van indiening van de inschrijvingen en de criteria voor de gunning worden bepaald in het aanbestedingsdossier dat door de bevoegde instanties van het land of gebied in overleg met de Commissie wordt opgesteld; de gunning van de opdracht geschiedt binnen 30 dagen na het tijdstip van de opening van de inschrijvingen. d)Onvermindered de in de artikelen 157 en 158 omschreven respectieve bevoegdheden van de territoriale ordonnateur en de gemachtigde gunnen de bevoegde instanties van de landen en gebieden de opdracht onder voorbehoud van instemming van de Commissie. De gekozen offerte moet de voordeligste zijn, waarbij met name rekening wordt gehouden met de technische kwaliteit ervan, de voor de uitvoering van de verrichtingen voorgestelde organisatie en methode, de deskundigheid, ervaring en bekwaamheid van het bij de activiteiten in te schakelen personeel, alsook, in het onder b), tweede streepje, bedoelde geval, met het prijsaspect van de verrichtingen. 2. Bij de procedure van onderhandse aanbesteding geschiedt de gunning op voorstel van de Commissie door de bevoegde instanties van het land of gebied. Deze instanties kunnen ook een gegadigde voordragen.Van het voorstel van de Commissie wordt aan de bevoegde instanties van het land of gebied kennis gegeven binnen een termijn van een maand na hun verzoek. Het besluit van het land of gebied wordt binnen een maand na deze kennisgeving genomen. 3. Ter bespoediging van de procedures kan het onderhandelen over, het opstellen en sluiten van dienstverrichtingscontracten, met inbegrip van het aantrekken van adviseurs en andere specialisten voor technische bijstand, geschieden door hetzij de territoriale ordonnateur op voorstel of met instemming van de Commissie, hetzij door de Commissie in overleg met de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied, met name bij werkzaamheden van dringende aard, beperkte omvang of korte duur, en in het bijzonder bij expertises ter voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden. 4. In geval van individuele technische bijstand kan de Commissie op verzoek van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied via haar bevoegde bureau voor de aanwerving van de daartoe aangezochte deskundigen en het personeelsbeheer zorgdragen. 5. De bureaus uit de landen en gebieden en uit de ACS-Staten die kunnen worden ingeschakeld bij technische samenwerkingsactiviteiten, worden door de Commissie en bevoegde instantie(s) van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) in onderlinge overeenstemming geselecteerd. 6. In uitzonderingsgevallen kan in overleg met de Commissie een beroep worden gedaan op adviesbureaus uit derde landen of op deskundigen die onderdaan van die landen zijn.

Artikel 144

1. Het onderhandelen over, het opstellen en sluiten van de dienstverrichtingscontracten geschiedt door de bevoegde instanties van de landen en gebieden in overleg met de gemachtigde van de Commissie in het kader van een algemeen bestek dat de algemene voorwaarden betreffende de sluiting en uitvoering van de contracten behelst en dat bij besluit van de Raad tijdens diens eerste zitting na de inwerkingtreding van dit besluit wordt vastgesteld. 2. Totdat het in lid 1 bedoelde besluit in werking treedt, worden de door het Fonds gefinancierde dienstverrichtingscontracten gesloten en uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 19 en 21 tot en met 25 van bijlage V bij Besluit 76/568/EEG van de Raad van 29 juni 1976 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (1).

Artikel 145

Ten einde de landen en gebieden beter in staat te stellen hun technische mogelijkheden en de kennis van hun adviseurs te vergroten, wordt samenwerking tussen adviesbureaus, raadgevende ingenieurs, deskundigen en instituten van de Lid-Staten en de landen en gebieden aangemoedigd via tijdelijke samenwerkingsverbanden, onderaannemingen of inschakeling van deskundigen die onderdaan zijn van de landen en gebieden in de teams van de adviesbureaus, raadgevende ingenieurs of instituten uit de Lid-Staten.

Artikel 146

De technische samenwerking ondersteunt onder de in artikel 68 genoemde voorwaarden acties op het gebied van onderwijs en opleiding. Hoofdstuk 4 Uitvoeringsprocedures Afdeling 1 Programmatie, beoordeling, tenuitvoerlegging en evaluatie

Artikel 147

1. De door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten vormen een aanvulling op hetgeen de landen en gebieden zelf ondernemen, worden geïntegreerd in de economische en sociale ontwikkingsplannen en -programma's van die landen en gebieden en sluiten aan op de door hen nationaal en regionaal bepaalde ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten. 2. Daartoe brengen de bevoegde instanties van de landen en gebieden de Commissie, voor zover mogelijk bij de inwerkingtreding van dit besluit, op de hoogte van hun ontwikkelingsplannen en -programma's alsmede van de maatregelen waarvoor zij voornemens zijn financiële steun te vragen door opstelling van een indicatief programma.Zij delen alle latere wijzigingen in hun ontwikkelingsplannen en -programma's mede. 3. Aan de hand van deze verschillende elementen wordt voor elk land of gebied van jaar tot jaar een optimaal tempo in het aangaan van betalingsverplichtingen vastgesteld, waarbij het totaal der bedragen waarvoor jaarlijkse betalingsverplichtingen worden aangegaan zo regelmatig mogelijk over de gehele toepassingsduur van dit besluit wordt verdeeld. 4. De eventuele resterende som van het Fonds waarvoor geen betalingsverplichting is aangegaan bij het einde van het laatste toepassingsjaar van dit besluit, wordt onder dezelfde voorwaarden als die van dit besluit volledig gebruikt.

Artikel 148

1. De uitwerking van de dossiers van de projecten of actieprogramma's behoort tot de taak van de betrokken landen en gebieden of de door hen erkende andere begunstigden.De dossiers dienen alle voor de beoordeling van het project nodige inlichtingen te bevatten.Desgevraagd kan de Gemeenschap hulp bieden bij de samenstelling van deze dossiers. 2. Deze dossiers worden door de bevoegde instanties van de landen of gebieden of de andere begunstigden als bedoeld in artikel 125, lid 1, officieel aan de Gemeenschap toegezonden. Betreft het de begunstigden als bedoeld in artikel 125, lid 2, dan is uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde instanties van het (de) betrokken land(en) of gebied(en) vereist. 3. Alle officieel overeenkomstig lid 2 ingediende projecten en actieprogramma's worden ter kennis gebracht van de Gemeenschapsinstantie die de financieringsbesluiten neemt.

Artikel 149

1. In het kader van de financiële en technische samenwerking wordt bij de identificatie, de voorbereiding en de beoordeling van de projecten en actieprogramma's:a) gelet op de doelmatigheid, de levensvatbaarheid en de rentabiliteit van de gevraagde projecten en actieprogramma's;b)rekening gehouden met de rechtstreeks en onrechtstreeks daarmee samenhangende sociaal-culturele aspecten overeenkomstig de criteria van artikel 70;c)gezorgd voor aanpassing van de financiële criteria ten einde volledig rekening te houden met de sociale rentabiliteit op langere termijn en met name met de corresponderende neveneffecten in de landen en gebieden;d)geijverd voor aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden met betrekking tot de mogelijkheden van de landen en gebieden inzake onderhoud en beheer;e)rekening gehouden met de plaatselijke inspanningen en de andere hulpbronnen;f)rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan met eerder verrichte soortgelijke werkzaamheden;g)aangesloten bij de door de bevoegde instanties van de landen en gebieden vastgestelde doelstellingen en prioriteiten. 2. De doelmatigheid van de projecten en actieprogramma's wordt beoordeeld door afweging van de aan te wenden middelen en de verwachte resultaten in technisch, sociaal, cultureel, economisch en financieel opzicht en uit het oogpunt van het milieu; mogelijke varianten worden onderzocht. 3. De levensvatbaarheid van projecten en actieprogramma's wordt voor de onderscheiden daarbij betrokken economische subjecten beoordeeld ten einde zekerheid te verkrijgen dat de actie het verwachte resultaat oplevert binnen de voor dit soort acties normaal geachte termijn. 4. De rentabiliteit van de projecten en actieprogramma's wordt beoordeeld op grond van de onderscheiden verwachte effecten en met name de fysische, economische, sociale, culturele en financiële effecten, zo mogelijk op basis van een kosten/batenanalyse. 5. De beoordeling van de projecten en actieprogramma's geschiedt in nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden. 6. Met de moeilijkheden en beperkingen die voor de minst ontwikkelde landen en gebieden specifiek zijn en die een negatieve invloed hebben op de doelmatigheid, de levensvatbaarheid en de rentabiliteit van de projecten en actieprogramma's, wordt bij de beoordeling rekening gehouden.

Artikel 150

1. De conclusies van de beoordeling worden samengevat in een financieringsvoorstel. 2. Het financieringsvoorstel bevat een voorlopig tijdschema voor de technische en financiële uitvoering van het project of programma dat in de financieringsovereenkomst wordt overgenomen en betrekking heeft op de duur van de onderscheiden uitvoeringsstadia. 3. Het financieringsvoorstel wordt opgesteld door de bevoegde diensten van de Gemeenschap en officieel toegezonden aan de betrokken landen en gebieden die zo nodig opmerkingen kunnen formuleren. 4. Het besluit van de Gemeenschap wordt vastgesteld op basis van dit financieringsvoorstel dat eventueel is gewijzigd om met deze opmerkingen rekening te houden. 5. De Gemeenschap neemt zo spoedig mogelijk een besluit over het financieringsvoorstel, en wel ,,uitzonderlijke omstandigheden daargelaten'' ten hoogste vier maanden na toezending van het financieringsvoorstel aan het betrokken land of gebied.

Artikel 151

1. Ter bespoediging van de procedures kunnen de financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's of op totaalbedragen wanneer het gaat om financiering van:a) opleidingsprogramma's;b)microprojectenprogramma's;c)handelsbevorderende maatregelen;d)maatregelenpakketten van beperkte omvang voor een bepaalde sector;e)maatregelenpakketten op het gebied van de technische samenwerking. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1, onder a), b), c) en d), wordt door het betrokken land of gebied een programma met de hoofdlijnen van de geplande activiteiten voorbereid en aan de gemachtigde van de Commissie voorgelegd. 3. Het financieringsbesluit betreffende de in lid 1 bedoelde activiteiten wordt door de Commissie genomen met inachtneming van de in dat lid bedoelde totaalbedragen. 4. In het kader van de aldus goedgekeurde programma's wordt het besluit betreffende iedere in lid 1, onder a), b), c) en d), bedoelde activiteit genomen door de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied met instemming van de gemachtigde van de Commissie voor activiteiten die in dit land of gebied worden uitgevoerd en in de andere gevallen door de Commissie. Een maand na kennisgeving van het besluit wordt de instemming geacht te zijn verkregen. 5. Aan het einde van ieder jaar wordt door de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied, in overleg met de gemachtigde van de Commissie, bij de Commissie een verslag ingediend over de tenuitvoerlegging van de in lid 1, sub a), b), c) en d), bedoelde activiteiten.

Artikel 152

1. Voor ieder door subsidiëring uit het Fonds gefinancierd project of actieprogramma wordt een financieringsovereenkomst opgesteld tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de bevoegde instanties van het (de) betrokken land(en) of gebied(en).In deze overeenkomst worden met name de financiële verbintenis van het Fonds alsmede de financieringsregels en -voorwaarden nader omschreven. 2. Voor ieder met een speciale lening gefinancierd project of actieprogramma wordt een leningsovereenkomst opgesteld tussen de Commissie, namens de Gemeenschap, en de leningnemer. 3. Na ondertekening van de financieringsovereenkomst worden de betalingen overeenkomstig het vastgestelde financieringsplan verricht. Wanneer een gedetailleerde kostenraming ter goedkeuring moet worden voorgelegd, wordt het 30 dagen na de indiening geacht te zijn goedgekeurd.

Artikel 153

1. Overschrijding van de in het financieringsbesluit uitgetrokken kredieten komt ten laste van het begunstigde land of gebied. 2. De bevoegde instanties van de landen en gebieden nemen in hun indicatieve programma's een reserve op om kostenstijgingen en onvoorziene uitgaven te dekken. 3. In de financieringsovereenkomsten voor projecten en actieprogramma's worden de nodige kredieten opgenomen ter dekking van kostenstijgingen en onvoorziene uitgaven. 4. Zodra overschrijding dreigt, stelt de territoriale ordonnateur de hoofdordonnateur hiervan in kennis via de gemachtigde van de Commissie. De hoofdordonnateur wordt bij die gelegenheid in kennis gesteld van de maatregelen die de territoriale ordonnateur ter dekking van die overschrijding voornemens is te treffen, namelijk hetzij inkrimping van het project of actieprogramma, hetzij bekostiging uit nationale of andere, niet communautaire middelen. 5. Bij wijze van uitzondering kan de overschrijding door de Gemeenschap worden gefinancierd indien met gezamenlijke instemming niet wordt besloten tot inkrimping van het project of actieprogramma of indien het niet mogelijk is de overschrijding uit andere middelen te financieren. 6. De resterende bedragen die worden geconstateerd na de afsluiting van de in het kader van het indicatieve programma gefinancierde projecten en actieprogramma's en die niet opnieuw voor dit programma zijn toegewezen voor financiering van nieuwe activiteiten, kunnen evenwel ter dekking van overschrijdingen worden aangewend. De territoriale ordonnateur kan deze resterende bedragen in overleg met de hoofdordonnateur aanwenden ter dekking van overschrijdingen tot een maximum dat is vastgesteld op 15 % van de betalingsverplichtingen die voor het betrokken project of actieprogramma zijn aangegaan. 7. Ten einde mogelijke overschrijdingen tot een minimum te beperken streven de landen en gebieden en de Gemeenschap ernaar:- alle nodige gegevens voor de beoordeling van de activiteiten te verzamelen en met name een raming van de werkelijke kosten;-wanneer mogelijk, een aanbesteding uit te schrijven alvorens het financieringsbesluit te nemen.

Artikel 154

1. a) Projecten en actieprogramma's worden tijdens hun uitvoering geëvalueerd. De betrokken landen en gebieden en de Gemeenschap stellen gezamenlijk volgens een afgesproken frequentie een evaluatieverslag op over de verschillende aspecten van het verloop van de actie en de resultaten ervan.b)Dit verslag kan leiden tot heroriëntering van projecten en actieprogramma's tijdens de uitvoering ervan, waartoe in gezamenlijk overleg wordt besloten. 2.a)Afgesloten projecten en actieprogramma's worden door de betrokken landen en gebieden en de Gemeenschap gezamenlijk geëvalueerd. Daarbij vindt vergelijking van de resultaten met de doelstellingen plaats en worden tevens het beheer, het functioneren en het onderhoud ervan bezien. De uitslag van die evaluatie wordt door beide partijen bestudeerd.b)De bevoegde instanties van de Gemeenschap en van de betrokken landen en gebieden nemen elk op hun terrein de maatregelen die gezien de uitslag van de evaluatie nodig zijn. Afdeling 2 Uitvoering van de financiële en technische samenwerking

Artikel 155

1. De uitvoering van de financiële en technische samenwerking geschiedt met zo min mogelijk administratieve formaliteiten en volgens vereenvoudigde procedures met het oog op een snelle en doeltreffende uitvoering van de projecten en actieprogramma's. 2. De Gemeenschap en de bevoegde instanties van de landen en gebieden nemen, ieder wat hen betreft, passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de met de volgende functies en verantwoordelijkheden belaste administratieve instanties snel en doeltreffend deze taken op zich kunnen nemen:a) voorbereiding en goedkeuring van de aanbestedingen;b)bekendmaking van de aanbestedingen;c)inontvangstneming en onderzoek van de offertes;d)besluit inzake de offertes, gunningsvoorstel en definitieve goedkeuring van de contracten;e)ondertekening van de contracten en bijhorende documenten. 3. De landen en gebieden en de andere door deze gemachtigde begunstigden voeren de door de Gemeenschap gefinancierde projecten en actieprogramma's uit; zij zijn onder meer verantwoordelijk voor het uitwerken van, onderhandelen over en sluiten van de voor deze activiteiten vereiste contracten.

Artikel 156

1. De Commissie wijst de hoofdordonnateur van het Fonds aan die verantwoordelijk is voor het beheer van de kredieten van het Fonds. Uit dien hoofde worden door hem, mede met inachtneming van de in artikel 147, lid 3, bedoelde schema's voor betalingsverplichtingen en betalingen, betalingsverplichtingen aangegaan, betaalbaarstellingen verricht en betalingsopdrachten verstrekt; hij voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en betalingsopdrachten. 2. De hoofdordonnateur ziet in nauwe samenwerking met de territoriale ordonnateur erop toe dat voor alle inschrijvers gelijke voorwaarden gelden, dat in het aanbestedingsdossier geen discriminerende bepalingen voorkomen en dat de economisch voordeligste offerte wordt gekozen. Hij wordt in kennis gesteld van het resultaat van de opening der inschrijvingen en moet zijn goedkeuring geven aan het gunningsvoorstel, zulks onverminderd de bevoegdheden van de gemachtigde van de Commissie uit hoofde van artikel 158. 3. Onverminderd de bevoegdheden van de territoriale ordonnateur uit hoofde van artikel 157 neemt de hoofdordonnateur de vereiste aanpassingsmaatregelen voor een in economisch en technisch opzicht optimale uitvoering van de goedgekeurde activiteiten en gaat daartoe de nodige betalingsverplichtingen aan.

Artikel 157

1. a) De bevoegde instanties van elk land of gebied wijzen een territoriale ordonnateur aan die hen bij alle transacties voor rekening van het door de Commissie beheerde Fonds vertegenwoordigt.b)De territoriale ordonnateur kan een deel van zijn taken delegeren; hij stelt de hoofdordonnateur in kennis van de door hem verrichte delegaties. 2. Afgezien van zijn taken bij de voorbereiding, indiening en beoordeling van projecten en actieprogramma's dient de territoriale ordonnateur tevens, in nauwe samenwerking met de gemachtigde van de Commissie, het initiatief tot aanbestedingen te nemen, de inschrijvingen in ontvangst te nemen, voor te zitten bij de opening ervan, het resultaat van die opening vast te stellen, de contracten, toegevoegde clausules en bestekken te ondertekenen en hiervan mededeling te doen aan de gemachtigde van de Commissie. Hij legt het aanbestedingsdossier vóór de bekendmaking ter goedkeuring voor aan de gemachtigde. 3. a) De territoriale ordonnateur deelt het resultaat van de opening der inschrijvingen te zamen met een gunningsvoorstel mee aan de gemachtigde; de gemachtigde gaat na of de offertes met de voorschriften in overeenstemming zijn en deelt zijn opmerkingen mee binnen de in artikel 158, lid 3, onder c) en d), gestelde termijn, die ingaat op de datum waarop de gemachtigde het voorstel ontvangt.b)Na het verstrijken van deze termijn wordt het voorstel van de territoriale ordonnateur geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd. 4. Binnen de grenzen van de hem toegekende kredieten zorgt de territoriale ordonnateur voor de betaalbaarstellingen en verstrekt hij de betalingsopdrachten. Hij blijft met betrekking tot de hem toevertrouwde kredieten aansprakelijk totdat de Commissie de rekeningen betreffende de transacties waarvan hem de uitvoering is opgedragen, heeft vereffend. 5. Tijdens de uitvoering van de transacties neemt de territoriale ordonnateur alle vereiste aanpassingsmaatregelen voor een in economisch en technisch opzicht bevredigende uitvoering van de goedgekeurde transacties, met dien verstande dat hij daarvan de gemachtigde van de Commissie op de hoogte brengt. Daartoe beslist de territoriale ordonnateur over:a) technische detailwijzigingen en -aanpassingen, voor zover deze geen wijziging brengen in de gekozen technische oplossingen en voor zover zij binnen de voorzieningen voor kleine aanpassingen blijven;b)detailwijzigingen in de kostenramingen tijdens de uitvoering;c)overschrijvingen van het ene artikel naar het andere binnen de kostenramingen;d)wijziging van de plaats van uitvoering om technische, economische of sociale redenen in geval van meervoudige projecten;e)toepassing of kwijtschelding van overeengekomen boeten wegens tijdslimietoverschrijding;f)akten betreffende vrijgave van borgtochten;g)aankopen op de plaatselijke markt, ongeacht de oorsprong;h)gebruik van bouwmateriaal en -werktuigen die niet van oorsprong uit de Lid-Staten of de landen en gebieden of de ACS-Staten zijn en waarvan in de Lid-Staten, de landen en gebieden en de ACS-Staten geen vergelijkbare produktie bestaat;i)onderaannemingen;j)definitieve opleveringen; de gemachtigde moet evenwel aanwezig zijn bij de voorlopige oplevering en de desbetreffende processen-verbaal voor gezien tekenen en zo nodig tevens bij de definitieve oplevering, met name wanneer bij de voorlopige oplevering zodanige aanmerkingen zijn gemaakt dat aanzienlijke correcties nodig zijn;k)aanwerving van adviseurs en andere deskundigen voor technische bijstand. 6. Bij opdrachten van minder dan 4 miljoen Ecu en in het algemeen bij alle opdrachten die bij versnelde procedure worden afgewikkeld, worden besluiten van de territoriale ordonnateur op grond van diens bevoegdheden geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd 30 dagen na kennisgeving ervan aan de gemachtigde van de Commissie.

Artikel 158

1. De Commissie wordt voor de tenuitvoerlegging van dit besluit en voor de door haar beheerde middelen in de landen en gebieden vertegenwoordigd door gemachtigden. 2. Op uitdrukkelijk verzoek van de bevoegde instanties van de landen en gebieden verleent de gemachtigde technische bijstand bij de voorbereiding en de beoordeling van de projecten die uit de middelen van het Fonds worden gefinancierd. Te dien einde kan hij medewerking verlenen bij de voorbereiding van de dossiers, het onderhandelen, met externe technische bijstand, over contracten inzake studies, expertises en toezicht op de werkzaamheden, aan het zoeken van middelen om de beoordeling van de projecten en de uitvoeringsprocedures te vereenvoudigen, alsook bij de voorbereiding van de aanbestedingsdossiers. 3. De Commissie geeft haar gemachtigde de nodige instructies en bevoegdheden voor een vlot verloop van de voorbereiding, beoordeling en uitvoering van activiteiten die uit het door haar beheerde Fonds worden bekostigd. De gemachtigde voert zijn taak uit in nauwe samenwerking met de territoriale ordonnateur, jegens wie hij optreedt namens de Commissie. Daartoe:a) keurt hij aanbestedingsdossiers goed bij aanbestedingen volgens de versnelde procedure of zendt hij het dossier in de andere gevallen binnen een maand na ontvangst voor bekendmaking aan de hoofdordonnateur door;b)woont hij de opening der inschrijvingen bij en ontvangt hij afschriften van de inschrijvingen en van de resultaten van het desbetreffende onderzoek;c)keurt hij telkens wanneer het een aanbesteding volgens de versnelde procedure betreft binnen een maand het gunningsvoorstel goed;d)keurt hij binnen een maand het gunningsvoorstel goed van de territoriale ordonnateur, ongeacht het met de opdracht gemoeide bedrag, wanneer aan de volgende drie voorwaarden is voldaan: - de gekozen offerte is de laagste; -het is de economisch voordeligste offerte en -de offerte overschrijdt het voor de opdracht uitgetrokken krediet niet;e)legt hij het gunningsvoorstel ter goedkeuring voor aan de hoofdordonnateur wanneer aan de onder d) genoemde voorwaarden niet is voldaan. De hoofdordonnateur neem een besluit binnen twee maanden nadat de gemachtigde van de Commissie het eindresultaat van de opening der inschrijvingen en het gunningsvoorstel heeft ontvangen; het gunningsbesluit wordt in elk geval genomen vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn van de inschrijvingen. 4. De gemachtigde bereidt het financieringsvoorstel voor. 5. Op gezette tijden en in sommige gevallen volgens specifieke instructies van de Commissie brengt de gemachtigde de plaatselijke autoriteiten op de hoogte van de activiteiten van de Gemeenschap die rechtstreeks voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en de landen en gebieden van belang kunnen zijn. 6. De gemachtigde gaat in samenwerking met de territoriale autoriteiten regelmatig over tot evaluatie van de activiteiten. Hij stelt over deze evaluatie verslagen op die hij vervolgens aan de betrokken instanties en aan de Commissie ter kennis brengt. 7. De gemachtigde evalueert jaarlijks de uit het Fonds bekostigde activiteiten in het land of gebied waar hij de Commissie vertegenwoordigt. De desbetreffende verslagen worden aan de Commissie en het betrokken land of gebied ter kennis gebracht. 8. a) De gemachtigde ziet namens de Commissie erop toe dat de projecten en actieprogramma's die gefinancierd worden uit het door de Commissie beheerde Fonds, in financieel en technisch opzicht goed worden uitgevoerd.b)De contracten, toegevoegde clausules en bestekken alsmede de betalingsopdrachten van de territoriale ordonnateur moeten daartoe door hem voor gezien worden getekend.

Artikel 159

1. Betaling van diensten die worden verleend uit hoofde van door het Fonds gefinancierde projecten, geschiedt volgens instructies van de Commissie door opneming uit de rekeningen van het Fonds. 2. Te dien einde worden op naam van de Commissie rekeningen geopend bij een financiële instelling die de functie van betalingsgemachtigde uitoefent. 3. Binnen de grenzen van de beschikbare middelen verricht de betalingsgemachtigde de betalingen waarvoor een opdracht is verstrekt, na de juistheid en de materiële regelmatigheid van de ingediende bewijsstukken, alsmede de geldigheid van de betalingskwijting te hebben geverifieerd.

Artikel 160

De betalingen geschieden doorgaans in de vorm van voorschotten aan de landen en gebieden ten einde voor hen de kosten van voorfinanciering te vermijden; de Gemeenschap kan, met voorafgaande instemming van de bevoegde instanties van de landen en gebieden en na voorlegging van de passende conformiteitsattesten, de contractant rechtstreeks betalen.

Artikel 161

De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten afgewikkeld zijn binnen een termijn van ten hoogste:- twee maanden voor leverings- en dienstverrichtingscontracten,-drie maanden voor contracten voor de uitvoering van werken,na de datum van opening van de schuldvordering. Afdeling 3 Concurrentie en preferenties

Artikel 162

1. In het algemeen worden de opdrachten voor de uitvoering van werken en die voor leveringen die gefinancierd worden uit het door de Commissie beheerde Fonds, gegund na openbare aanbesteding. 2. Bij door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten staat deelneming aan aanbestedingen en aan contracten onder gelijke voorwaarden open voor alle binnen het toepassingsgebied van het Verdrag vallende natuurlijke personen en vennootschappen, in het bijonder die van de landen en gebieden en voor alle natuurlijke personen en vennootschappen van de ACS-Staten.De in de eerste alinea bedoelde vennootschappen zijn die welke aan de definitie van artikel 177 beantwoorden. 3. Maatregelen worden genomen tot bevordering van de deelneming van ondernemingen aan de uitvoering van contracten met het oog op een optimaal gebruik van de natuurlijke rijkdommen en het menselijk potentieel van deze landen, gebieden en Staten. 4. Lid 2 houdt niet in dat de door de Gemeenschap beschikbaar gestelde middelen uitsluitend gebruikt mogen worden voor aankoop van goederen of betaling van diensten in de Lid-Staten van de Gemeenschap, de landen en gebieden en de ACS-Staten. 5. Ter stimulering van de regionale samenwerking en ter wille van een optimale kosten/efficiencyverhouding van het stelsel kunnen de niet tot de ACS-Staten behorende, krachtens algemene samenwerkingsovereenkomsten met de Gemeenschap geassocieerde ontwikkelingslanden geval per geval bij wijze van uitzondering op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde instanties van het betrokken land of gebied worden gemachtigd deel te nemen aan door de Gemeenschap gefinancierde contracten. 6. De bevoegde instanties van het betrokken land of gebied verstrekken de Commissie de nodige informatie voor het nemen van besluiten over dergelijke uitzonderingsgevallen. De Commissie schenkt bij de bestudering van deze informatie bijzondere aandacht aan:a) de geografische ligging van het betrokken land of gebied;b)het concurrentievermogen van de leveranciers en aannemers uit de Gemeenschap, de landen en gebieden en de ACS-Staten;c)vermijding van buitensporige stijging van de uitvoeringskosten;d)de vervoerproblemen en vertragingen in verband met levertijden of soortgelijke problemen;e)de meest geschikte en aan de lokale omstandigheden optimaal aangepaste technologie. 7. Wanneer de Gemeenschap deelneemt in de financiering van regionale of interregionale samenwerkingsactiviteiten die van belang zijn voor derde landen dan wel van projecten die te zamen met andere geldverschaffers worden gefinancierd, kan toestemming worden gegeven voor deelneming van derde landen aan de door de Gemeenschap gefinancierde contracten.

Artikel 163

1. De bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Commissie treffen de nodige maatregelen voor een zo ruim mogelijke deelneming onder gelijke voorwaarden aan de aanbestedingen en contracten voor de uitvoering van werken en aan die voor leveringen die uit het door de Commissie beheerde Fonds worden gefinancierd. 2. Het doel van deze maatregelen is:a) te bewerkstelligen dat offerteaanvragen door opneming in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, in de officiële publikatiebladen van de landen en gebieden en de ACS-Staten en door andere daartoe geschikte informatiemiddelen ter kennis van de betrokkenen worden gebracht;b)discriminerende praktijken en technische specificaties die ruime deelneming onder gelijke voorwaarden kunnen verhinderen, uit te sluiten;c)samenwerking tussen ondernemingen uit de Lid-Staten, de landen en gebieden en de ACS-Staten te be vorderen, met name door voorafgaande selectie en vorming van combinaties.

Artikel 164

Met het oog op een snelle en doeltreffende uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde projecten en actieprogramma's:1. kunnen werkzaamheden waarvan de kosten op minder dan 4 miljoen Ecu worden geraamd, op voorwaarde van goedkeuring van de Gemeenschap en wanneer het betrokken land of gebied over voldoende gekwalificeerd personeel en technische voorzieningen beschikt, in eigen beheer worden uitgevoerd;2.wordt onverminderd punt 1 voor uitnodigingen tot inschrijving voor de uitvoering van werken met een geraamde waarde van minder dan 4 miljoen Ecu een versnelde procedure toegepast.De organisering van deze versnelde procedure sluit niet uit dat er een internationale uitnodiging tot inschrijving kan uitgaan wanneer daartoe aanleiding bestaat wegens de aard van de uit te voeren werken of wanneer om wille van een ruimere deelneming een beroep op de internationale concurrentie gerechtvaardigd is;3.kunnen voor activiteiten die met spoedhulp verhand houden en voor andere activiteiten waarvan die urgentie is vastgesteld of waarbij de aard, de geringe omvang of de speciale kenmerken van de uit te voeren werken of de leveringen zulks wettigen, de bevoegde instanties van de landen en gebieden in overleg met de Commissie toestemming verlenen tot onderhandse aanbesteding of tot niet-openbare aanbesteding. Spoedhulp kan evenwel ook in eigen beheer worden uitgevoerd.

Artikel 165

Ten einde een zo ruim mogelijke deelneming van plaatselijke ondernemingen aan de uitvoering van contracten voor werken en voor leveringen voor rekening van het door de Commissie beheerde Fonds te bevorderen, worden de volgende maatregelen genomen:1.voor werken waarmee minder dan 4 miljoen Ecu is gemoeid, krijgen plaatselijke ondernemingen uit de landen en gebieden bij vergelijking van offertes van hetzelfde economische en technische kwaliteitsniveau een preferentie van 10 %. Deze preferentie geldt uitsluitend voor plaatselijke ondernemingen van de landen en gebieden in de zin van de wetgeving aldaar, op voorwaarde dat zij hun fiscale verblijfplaats en hun voornaamste bedrijvigheid in een land of gebied hebben en hun kapitaal en leidinggevend personeel voor een aanzienlijk deel uit een of meer landen en gebieden afkomstig zijn;2.bij leveranties, ongeacht het daarmee gemoeide bedrag, krijgen ondernemingen uit de landen en gebieden bij vergelijking van offertes van hetzelfde econo mische en technische kwaliteitsniveau een preferentie van 15 %. Deze preferentie geldt alleen voor plaatselijke ondernemingen van de landen en gebieden die een voldoende marge van toegevoegde waarde kunnen aantonen.

Artikel 166

1. Bij de keuze van de economisch voordeligste offerte worden met name als criteria gehanteerd de kwalificaties welke de inschrijvers bezitten en de garanties die zij bieden, de aard van de werken of leveranties en de uitvoeringswijze ervan, de prijs, de gebruikskosten, de technische waarde alsmede de dienst na verkoop die in het betrokken land of gebied wordt geboden. 2. Wanneer bij toetsing aan deze criteria twee offertes gelijkwaardig blijken te zijn, wordt voorrang gegeven aan de offerte van een bedrijf van een land of gebied of van een ACS-Staat of, bij ontbreken van een dergelijke offerte, aan de offerte welke een optimaal gebruik mogelijk maakt van de natuurlijke rijkdommen en het menselijke potentieel van de landen en gebieden of de ACS-Staten. 3. De bevoegde instanties van de landen en gebieden en de Commissie dragen er zorg voor dat alle keuzecriteria worden vermeld in het aanbestedingsdossier.

Artikel 167

De algemene voorwaarden welke gelden voor de gunning en uitvoering van opdrachten voor de uitvoering van werken en van die voor leveringen die worden gefinancierd uit het door de Commissie beheerde Fonds worden op voorstel van de Commissie bij besluit van de Raad vastgesteld.

Artikel 168

Geschillen tussen de overheidsinstanties van een land of gebied en een aannemer, leverancier of dienstverrichter die gegadigde of inschrijver is bij de gunning of uitvoering van een uit het Fonds gefinancierde opdracht worden geregeld bij arbitrage, volgens een op voorstel van de Commissie door de Raad vastgestelde procedure. Afdeling 4 Belasting- en douaneregeling

Artikel 169

De belasting- en douaneregeling die in de landen en gebieden op door de Gemeenschap gefinancierde contracten van toepassing is, is in bijlage VII vervat. TITEL IV INVESTERINGEN, KAPITAALVERKEER, VESTIGINGEN DIENSTEN Hoofdstuk 1 Investeringen

Artikel 170

De Gemeenschap en de Lid-Staten erkennen dat particuliere investeringen van belang zijn voor de bevordering van de ontwikkeling van de landen en gebieden en dat daarom maatregelen moeten worden getroffen om deze investeringen te stimuleren. Een en ander vereist:a) maatregelen om het particuliere bedrijfsleven dat zich naar de doelstellingen en prioriteiten van de ontwikkeling van de landen en gebieden en naar de desbetreffende wetten en voorschriften richt, tot deelneming aan hun inspanningen voor ontwikkeling te stimuleren;b)dergelijke investeerders een rechtvaardige en billijke behandeling te verlenen en aanmoediging tot en creëring van duidelijke en stabiele voorwaarden waardoor deelneming van die investeerders wordt bevorderd;c)een stabiel en veilig investeringsklimaat;d)een bevordering van een daadwerkelijke samenwerking tussen het bedrijsleven van de landen en gebieden en van de Lid-Staten.

Artikel 171

Ten einde de toename van particuliere investeringen in de landen en gebieden te bevorderen, dient er in samenwerking met andere betrokken lichamen naar te worden gestreefd om:a)aanmoediging van informatie-uitwisseling over investeringsmogelijkheden tussen de financiële instellingen of instellingen voor ontwikkelingsfinanciering, andere gespecialiseerde financiële instellingen en andere investeerders en potentiële promotors te stimuleren door op gezette tijden vergaderingen te beleggen over de bevordering van investeringen, door regelmatig informatie te verspreiden over de bestaande gespecialiseerde financiële of andere instellingen, over de faciliteiten de zij bieden en de voorwaarden die zij stellen, alsook door daarvoor geëigende informatiecentra op te richten;b)een grondig onderzoek te verrichten naar de potentiële nettogroei van de geldstroom voor de financiering van investeringen indien meer gebruik zou worden gemaakt van medefinanciering en ,,joint ventures'', waarbij rekening dient te worden gehouden met de werkzaamheden van andere instellingen en op grond waarvan aan multilaterale, regionale en andere instellingen dienovereenkomstig mogelijkheden aan de hand kunnen worden gedaan om dergelijke combinaties te verbeteren en uit te breiden ten einde in de vorm van deelneming en langlopend kapitaal de middelen van de landen en gebieden te vergroten; c)met financiële en technische bijstand van de Gemeenschap de bestaande activiteiten ter bevordering van Europese particuliere investeringen in de landen en gebieden uit de breiden, besprekingen te organiseren tussen belangstellende landen en gebieden en potentiële particuliere investeerders over het juridische en financiële kader dat deze landen en gebieden aan deze investeerders bieden of kunnen bieden;d)de voorlichting van alle betrokken partijen over aard en beschikbaarheid van investeringsgaranties en verzekeringsvoorzieningen ter bevordering van investeringen in de landen en gebieden te stimuleren en eventueel invoering of uitbreiding van dergelijke voorzieningen in de landen en gebieden, zo nodig in samenwerking met andere daarvoor in aanmerking komende lichamen, te bevorderen of voor te bereiden;e)kleine en middelgrote ondernemingen in de landen en gebieden te helpen bij de keuze en verwerving van financiële middelen in de vorm van deelnemingen en leningen met optimaal gunstige looptijden en voorwaarden;f)de mogelijkheden na te gaan om risico's die verbonden zijn aan afzonderlijke investeringsprojecten, die overigens levensvatbaar zijn en tot de economische vooruitgang kunnen bijdragen, te ondervangen of te verminderen;g)de bevoegde instanties van de landen en gebieden te helpen: i) bij het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoerbaarheidsstudies en de voorbereiding van projecten die een deugdelijk economisch en financieel effect sorteren, ii)bij de invoering van een geïntegreerd projectbeheerssysteem dat alle uitvoeringsstadia van het ontwikkelingsprogramma van het betrokken land of gebied omvat.

Artikel 172

1. De Gemeenschap erkent dat de minst ontwikkelde landen en gebieden in een bijzonder ongunstige positie verkeren waardoor ze voor particuliere investeringen minder aantrekkelijk zijn. 2. Zij zal derhalve helpen de aantrekkelijkheid van de landen en gebieden voor investeerders te vergroten. Hoofdstuk 2 Bepalingen betreffende lopende betalingen en kapitaalverkeer

Artikel 173

Wat het met de investeringen verbonden kapitaalverkeer en de lopende betalingen betreft, onthouden de bevoegde instanties van de landen en gebieden en van de Lid-Staten zich op het gebied van deviezentransacties van maatregelen die onverenigbaar zijn met hun verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van dit besluit inzake handelsverkeer, diensten, vestiging en industriële samenwerking. Deze verplichtingen beletten evenwel niet de tenuitvoerlegging van de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen om met ernstige grote economische moeilijkheden of ernstige betalingsbalansproblemen verband houdende redenen.

Artikel 174

Wat de deviezentransacties in verband met investeringen en lopende betalingen betreft, onthouden de bevoegde instanties van de landen en gebieden, enerzijds, en de Lid-Staten, anderzijds, zich zoveel mogelijk van discriminerende maatregelen jegens elkaar of van het toekennen van een gunstiger behandeling aan derde landen; zij houden daarbij volledig rekening met het evoluerende karakter van het internationaal monetair systeem, het bestaan van specifieke monetaire regelingen en betalingsbalansproblemen. Ingeval dergelijke maatregelen of een dergelijke behandeling onvermijdelijk blijken, worden zij overeenkomstig de internationale monetaire voorschriften gehandhaafd of ingevoerd en wordt alles in het werk gesteld om de negatieve gevolgen voor de betrokken partijen tot een minimum te beperken.

Artikel 175

Tijdens de gehele looptijd van de in artikel 127 bedoelde leningen of transacties met risicodragend kapitaal verbinden de bevoegde instanties van de landen en gebieden zich ertoe:a) de in artikel 125 genoemde begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies, aflossing van leningen en steun in de vorm van semi-kapitaal, verstrekt voor de uitvoering van maatregelen op hun grondgebied;b) de Bank de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de transfer van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen en die de netto-inkomsten uit en de netto-opbrengsten van de transacties in het kader van de deelneming van de Gemeenschap in het kapitaal van ondernemingen vertegenwoordigen. Hoofdstuk 3 Bepalingen betreffende vestiging en diensten

Artikel 176

Wat de regeling inzake vestiging en dienstverlening betreft, behandelen de bevoegde instanties van de landen en gebieden de onderdanen en vennootschappen uit de Lid-Staten niet discriminerend. Indien een Lid-Staat voor een bepaalde werkzaamheid niet in staat is aan onderdanen of vennootschappen van de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden of het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die in een land of gebied zijn gevestigd, alsmede aan de vennootschappen die onder de wetgeving van het betrokken land of gebied vallen en die aldaar zijn gevestigd, voordelen van dezelfde aard toe te kennen, is de bevoegde instantie van dit land of gebied evenwel niet gehouden deze behandeling toe te kennen.

Artikel 177

Onder vennootschappen in de zin van dit besluit worden verstaan vennootschappen naar burgerlijk of naar handelsrecht, cooeperatieve verenigingen en de overige rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht daaronder begrepen, met uitzondering van vennootschappen zonder winstoogmerk. Vennootschappen van de Lid-Staten zijn vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in een Lid-Staat hebben; ingeval zij slechts hun statutaire zetel in een Lid-Staat hebben, dient hun activiteit een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van deze Lid-Staat. Vennootschappen van de Franse Republiek, het Koninkrijk Denemarken, het Koninkrijk der Nederlanden of het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die in een land of gebied zijn gevestigd, zijn vennootschappen die, naar gelang van het geval, in overeenstemming met de Franse, de Deense, de Nederlandse of de Britse wetgeving zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in dat land of gebied hebben; indien zij slechts hun statutaire zetel in dat land of gebied hebben dient hun activiteit echter een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van dat land of gebied. Vennootschappen die onder de eigen wetgeving van het betrokken land of gebied vallen en die aldaar zijn gevestigd, zijn vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een bepaald land of gebied zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur, of hun hoofdvestiging in dit land of gebied hebben, indien zij slechts hun statutaire zetel in dit land of gebied hebben, dient hun activiteit echter een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van dat land of gebied. TITEL V ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE MINST ONTWIKKELDE LANDEN EN GEBIEDEN

Artikel 178

Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan de minst onwikkelde landen en gebieden, naar gelang van hun specifieke behoeften en problemen, zodat zij ten volle profijt kunnen trekken van de door dit besluit geboden mogelijkheden. Daartoe bevat artikel 180 specifieke bepalingen en aanpassingen van de voor alle landen en gebieden geldende algemene bepalingen met op diverse gebieden afwijkingen van die bepalingen.

Artikel 179

1. In de zin van dit besluit worden als minst ontwikkelde landen en gebieden beschouwd:- Anguilla,- Mayotte,- Montserrat,- Sint Helena,- Turks- en Caicoseilanden,- Wallis en Futuna. 2. De in lid 1 opgenomen lijst van de minst ontwikkelde landen en gebieden kan bij besluit van de Raad worden gewijzigd indien de economische situatie van één van de landen of gebieden een belangrijke en blijvende wijziging ondergaat, zodat indeling daarvan bij de groep van minst ontwikkelde landen of gebieden noodzakelijk wordt of indeling bij deze groep niet langer gewettigd is.

Artikel 180

De bepalingen die krachtens artikel 178 voor de minst ontwikkelde landen en gebieden gelden, staan in de volgende artikelen:- Landbouwsamenwerking en continuïteit van de voedselvoorziening Artikel 11 en artikel 12.- Industriële ontwikkeling Artikel 30, tweede en derde alinea.- Vervoer en communicatie Artikel 46.- Ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer Artikel 49, lid 3.- Regionale samenwerking Artikel 64.- Stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen Artikel 97, lid 2; artikel 98, lid 2; artikel 107.- Mijnbouwprodukten: speciale financieringsfaciliteit (SYSMIN) Artikelen 114 en 118.- Financiële en technische samenwerking Artikel 119, onder h); artikel 122, lid 2, onder c); artikel 124, lid 2, tweede streepje; artikel 129, lid 2, onder c); artikel 130, lid 11; artikel 133, lid 4; artikel 149, lid 6.- Oorsprongsregels Bijlage II: artikel 28, lid 4. DERDE DEEL SLOTBEPALINGEN

Artikel 181

Het onderhavige besluit is, onverminderd de daarin opgenomen bijzondere bepalingen inzake de betrekkingen tussen de landen en gebieden en de Franse overzeese departementen, van toepassing op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is en onder de voorwaarden omschreven in dit Verdrag, enerzijds, en op de gebieden van de landen en gebieden, anderzijds.

Artikel 182

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1986.

Artikel 183

Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 1990.

Artikel 184

1. De landen en gebieden waarop dit besluit van toepassing is, zijn vermeld in bijlage I. 2. Op voorstel van de Commissie kan de Raad deze bijlage met eenparigheid van stemmen wijzigen dan wel aanvullen. De in dit besluit opgenomen regeling kan op door de Raad vastgestelde voorwaarden voorlopig van toepassing blijven op de landen en gebieden die onafhankelijk worden.

Artikel 185

Bij het onafhankelijk worden van een land of gebied stelt de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige aanpassingen van dit besluit vast, inzonderheid de aanpassing van de in artikel 128 vermelde bedragen.

Artikel 186

Voor het verstrijken van de geldigheidsduur van dit besluit stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de bepalingen vast met het oog op de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 131 tot en met 135 van het Verdrag.

Artikel 187

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Luxemburg, 30 juni 1986. Voor de Raad De Voorzitter N. SMIT-KROES

(1) PB nr. C 288 van 11. 11. 1985, blz. 148.

(1) PB nr. L 63 van 5. 3. 1986, blz. 95.

(1) PB nr. L 29 van 1. 2. 1985, blz. 1.

(1) PB nr. L 176 van 1. 7. 1976, blz. 8.