86/344/EEG: Besluit van de Commissie van 17 juli 1986 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië en Polen
86/344/EEG: Besluit van de Commissie van 17 juli 1986 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië en Polen
86/344/EEG: Besluit van de Commissie van 17 juli 1986 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië en Polen
Publicatieblad Nr. L 202 van 25/07/1986 blz. 0043
*****
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 1986
tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië en Polen
(86/344/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9,
Gezien het voorstel dat door de Commissie werd ingediend na overleg in het kader van het in genoemde vrordening bedoelde Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
(1) De Commissie heeft in januari 1985 een klacht ontvangen die werd ingesteld door het »Verbindingscomité van de cementindustrieën in de Europese Economische Gemeenschap" namens de nationale organisaties van cementfabrieken in de Gemeenschap die bijna de gehele produktie van cement in de Gemeenschap vertegenwoordigen.
De klacht bevatte een sterke aanwijzing voor dumping en ten minste een dreiging van daaruit voortvloeiende schade, die voldoende werd geacht voor het inleiden van een procedure ten einde vast te stellen of de beweerde feiten wel bestonden en het nemen van maatregelen rechtvaardigden. De Commissie heeft derhalve door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van Portlandcement, vallende onder post ex 25.23 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit, onderscheidenlijk, de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië, Polen en Spanje aangekondigd en is met een onderzoek begonnen.
(2) De Commissie heeft de, voor zover haar bekend, betrokken exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van Joegoslavië en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en desgevraagd mondeling toe te lichten.
(3) De exporteurs van het produkt van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek en Polen hebben hun standpunt schriftelijk medegedeeld en desgevraagd gelegenheid gekregen dit standpunt mondeling toe te lichten.
De bij deze procedure betrokken Joegoslavische producenten/exporteurs hebben eveneens hun standpunt schriftelijk medegedeeld, en desgevraagd gelegenheid gekregen dit mondeling toe te lichten.
Sommige importeurs van het betrokken produkt uit de bij deze procedure betrokken landen hebben hun standpunt schriftelijk medegedeeld, doch slechts enkelen hunner hebben gevraagd dit mondeling toe te lichten, hetgeen hen werd toegestaan.
(4) Een Deense verbruiker van het betrokken produkt heeft de Commissie stukken voorgelegd.
(5) De Commissie heeft alle gegevens die zij met het oog op een voorlopige vaststelling nodig achtte, verzameld en geverifieerd en ten kantore van de volgende bedrijven een onderzoek verricht:
a) EEG-producenten:
Denemarken: Aalborg Portland, Aalborg,
Bondsrepubliek Duitsland:
- Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH, Hamburg,
- Nordzement AG, Hannover,
- Teutonia Zementwerk AG, Hannover,
Ierland: Irish Cement Ltd, Dublin,
Italië:
- Italcementi SA, Bergamo,
- Friulana Cementi Spa, Travesio,
- Savic Sementeria di Cadola Spa, Belluno,
- Cementeria di Monselice Spa, Bergamo,
- Cementi Verona Spa, Verona,
- Cementi Piave Spa, Treviso,
Verenigd Koninkrijk:
- Blue Circle Industries Plc, Aldermaston,
- RTZ Cement Ltd, Peterborough,
- The Rugby Portland Cement Plc, Rugby;
b) Producenten/exporteurs:
Spanje:
- Cementos Resola SA, San Sebastian,
- Cementos Alfa SA, Santander,
- Cementos del Norte SA, Madrid,
- Cementos Portland de Limona SA, Bilbao,
- Cementos Portland SA, Pamplona,
- Corporation Noroeste SA, Vigo,
- Tudela Veguin SA, Oviedo,
- Tracoisa SA, Madrid,
Joegoslavië:
- Salonit Anhova, Nova Gorizia,
- RO Astra Tvornica Cementa, Umag,
- RO Tvornica Portland Cementa, Koromacno;
c) EEG-importeurs:
- Denemarken: BC Industricement APS, Roskilde waarbij vertegenwoordigers van NIC AB (Helsingborg) aanwezig waren,
Ierland:
- O'Brien Ltd, New Ross,
- Irish Agricultural Wholesale Society Ltd, Dublin;
d) Andere ondernemingen:
- Babcock Hydro-Pneumatics Ltd (Londen), die bij het ontwerp en de bouw van determinal te Rostock (DDR) betrokken is geweest.
- The Axel Johnson Group (Stockholm) en Skandinavska Cement AB (Stockholm), die beiden bij de handel in het onderhavige produkt van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek betrokken zijn geweest.
(6) In de loop van de procedure hebben de Griekse producenten, die ongeveer 11 % van de totale EEG-produktie van cement voor hun rekening nemen, hun steun aan de klacht ingetrokken, voornamelijk omdat de invoer die volgens de klacht met dumping zou zijn geschied, hoogstwaarschijnlijk geen dreiging van schade voor hen zou inhouden.
(7) Met betrekking tot de invoer van het betrokken produkt van oorsprong uit Spanje is de procedure vanaf 1 januari 1986 voortgezet op basis van artikel 380, lid 3, van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal en de aanpassing van de Verdragen.
(8) Het onderzoek met betrekking tot dumping en prijsonderbieding bestreek de periode van 1 oktober 1984 tot en met 31 maart 1985. Met betrekking tot schade en dreiging van schade werden de feiten die zich na 31 maart 1985 hebben voorgedaan, doorgaans niet in aanmerking genomen.
B. DUMPING
a) Duitse Democratische Republiek
Normale waarde
(9) Ten einde vast te stellen of de invoer uit de Duitse Democratische Republiek met dumping plaatsvond, diende de Commissie rekening te houden met het feit dat dit land geen markteconomie heeft; de Commissie diende zich derhalve bij haar vaststelling te baseren op de normale waarde in een land met een markteconomie. In verband hiermede hadden de indieners van de klacht de Spaanse markt voorgesteld. Doch wegens gebrek aan medewerking van de Spaanse producenten was het onmogelijk om de normale waarde in Spanje naar behoren vast te stellen. De Commissie overwoog daarom de normale waarde in Joegoslavië, het andere, bij deze procedure betrokken land met een markteconomie, vast te stellen. De exporteur van het produkt van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek werd door de Commissie van deze keuze in kennis gesteld en maakte hiertegen geen bezwaar.
De Commissie is ervan overtuigd dat zowel in Joegoslavië als in de Duitse Democratische Republiek door de betrokken producenten vergelijkbare produktieprocessen worden toegepast en dat in beide landen produkten van vergelijkbare kwaliteit worden vervaardigd.
De Commissie is derhalve tot de slotsom gekomen dat het gepast en niet onredelijk is de normale waarde vast te stellen op basis van de binnenlandse prijzen die in Joegoslavië gelden voor het soort cement dat vergelijkbaar is met het soort van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek. Vastgesteld werd dat gedurende de onderzoekperiode de normale waarde in Joegoslavië tussen 1 oktober 1984 en 26 december 1984 steeds op één bepaald niveau en tussen 27 december 1984 en 31 maart 1985 steeds op een ander niveau was gebleven. Prijs bij uitvoer
(10) De prijzen bij uitvoer werden bepaald op basis van de prijzen die werkelijk voor het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt werden behaald.
Vergelijking en dumpingmarge
(11) Bij het vergelijken van de normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap heeft de Commissie zo nodig rekening gehouden met verschillen in verkoopvoorwaarden zoals vervoerkosten en betalingstermijnen,
(12) De exportprijs bij elke afzonderlijke transactie werd op het niveau af fabriek vergeleken met de normale waarde die betrekking heeft op het tijdvak waarin de transactie plaatsvond.
De aldus berekende gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt op cif-basis, franco grens Gemeenschap, 34 %, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.
b) Polen
Normale waarde
(13) Ten einde vast te stellen of de invoer uit Polen met dumping is geschied, diende de Commissie rekening te houden met het feit dat dit land geen markteconomie heeft; de Commissie diende zich derhalve bij haar vaststelling te baseren op de normale waarde in een land met een markteconomie. In verband hiermede hadden de indieners van de klacht de Spaanse markt voorgesteld. Doch wegens gebrek aan medewerking van de Spaanse producenten was het onmogelijk om de normale waarde in Spanje naar behoren vast te stellen. De Commissie overwoog derhalve de normale waarde in Joegoslavië, het andere bij deze procedure betrokken land met een markteconomie, vast te stellen. De exporteur van het produkt van oorsprong uit Polen werd door de Commissie van deze keuze in kennis gesteld en maakte hiertegen geen bezwaar.
De Commissie is ervan overtuigd dat zowel in Joegoslavië als in Polen door de betrokken fabrikanten vergelijkbare produktieprocessen worden toegepast en dat in beide landen produkten van een vergelijkbare kwaliteit worden vervaardigd.
De Commissie is derhalve tot de slotsom gekomen dat het gepast en niet onredelijk is de normale waarde vast te stellen op de grondslag van de binnenlandse prijzen die in Joegoslavië gelden voor het soort cement dat vergelijkbaar is met dat van oorsprong uit Polen. Vastgesteld werd dat gedurende het onderzoektijdvak de normale waarde in Joegoslavië tussen 1 oktober 1984 en 26 december 1984 steeds op één bepaald niveau, en tussen 27 december 1984 en 31 maart 1985 steeds op een ander niveau was gebleven.
Prijs bij uitvoer
(14) De prijzen bij uitvoer werden bepaald op basis van de prijzen die werkelijk voor het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt werden betaald.
Vergelijking en dumpingmarge
(15) Bij het vergelijken van de normale waarde met de uitvoerprijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap heeft de Commissie zo nodig rekening gehouden met verschillen in verkoopvoorwaarden zoals vervoerskosten en betalingsvoorwaarden.
(16) De exportprijs bij elke afzonderlijke transactie werd op het niveau af fabriek vergeleken met de normale waarde die betrekking heeft op het tijdvak waarin de transactie plaatsvond.
De aldus berekende gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt op cif-basis, franco grens Gemeenschap, 54 %, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.
c) Joegoslavië
Normale waarde
(17) De normale waarde werd voorlopig vastgesteld op basis van de binnenlandse prijzen van de betrokken producenten die het betrokken soort cement naar de Gemeenschap uitvoerden en die voldoende bewijsmateriaal verschaften inzake de werkelijk, in het normale handelsverkeer betaalde prijzen voor Portlandcement dat voor gebruik in Joegoslavië was bestemd.
Vastgesteld werd dat gedurende het onderzoektijdvak de normale waarde tussen 1 oktober 1984 en 26 december 1984 steeds op één bepaald niveau, en tussen 27 december 1984 en 31 maart 1985 steeds op een ander niveau was gebleven.
Prijs bij uitvoer
(18) De prijzen bij uitvoer werden bepaald op basis van de prijzen die werkelijk voor het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt werden betaald.
Vergelijking en dumpingmarge
(19) Bij het vergelijken van de normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap heeft de Commissie zo nodig rekening gehouden met verschillen in verkoopvoorwaarden zoals vervoerskosten, betalingstermijnen en commissies.
(20) De exportprijs bij elke afzonderlijke transactie werd op het niveau af fabriek vergeleken met de normale waarde die betrekking heeft op het tijdvak waarin de transactie plaatsvond. De aldus berekende gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt zowel door RO Astra Tvornica Cementa als voor RO Tvornica Portland Cementa 25 % op cif-basis, franco grens van de Gemeenschap, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.
C. SCHADE
(21) Met betrekking tot de schade die door de invoer met dumping zou zijn veroorzaakt, blijkt uit het bij de Commissie beschikbare bewijsmateriaal dat de invoer in de Gemeenschap van het betrokken produkt op 31 december 1985, onderscheidenlijk, de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië, Polen en Spanje - met uitzondering van de invoer uit de Duitse Democratische Republiek in de Bondsrepubliek Duitsland - van 165 397 ton in 1981 tot 552 101 ton in 1984 steeg, met een daaropvolgende stijging van het gezamenlijke marktaandeel van deze exportlanden van 0,13 % in 1981 tot 0,47 % in 1984.
(22) Met betrekking tot de wederverkoopprijzen van deze invoer werd geconstateerd dat deze gedurende het onderzoektijdvak aanzienlijk onder de prijzen van de meest betrokken producenten binnen de Gemeenschap lagen.
De geconstateerde prijsonderbiedingen beliepen de volgende percentages:
- invoer in het Verenigd Koninkrijk van het produkt van oorsprong uit:
- DDR: tot 19 %,
- Polen: tot 5 %,
- Spanje: tot 19 %;
- invoer in Ierland van het produkt van oorsprong uit:
- DDR: tot 14 %,
- Spanje: tot 21 %;
- invoer in Denemarken van het produkt van oorsprong uit:
- DDR: tot 6 %,
- Polen: tot 6 %;
- invoer in de Bondsrepubliek Duits-
land van het produkt van
oorsprong uit Polen: tot 35 %;
- invoer in Italië van het produkt van
oorsprong uit Joegoslavië: tot 7 %.
(23) Met betrekking tot de mogelijke gevolgen van de invoer met dumping voor de toestand van de producenten in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985, dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden:
a) de produktie van de EG-producenten daalde tussen 1981 en 1984 in alle Lid-Staten, Griekenland uitgezonderd, met gemiddeld 13 %, behalve in het Verenigd Koninkrijk waar zij met 6 % steeg;
b) de benutting van de produktiecapaciteit van de meeste producenten binnen de Gemeenschap daalde tussen 1981 en 1984, behalve in het Verenigd Koninkrijk;
c) aangezien het betrokken produkt niet geschikt is om in grote hoeveelheden te worden opgeslagen, kan redelijkerwijze worden aangenomen dat de verkoopcijfers de trend van de produktiecijfers zullen volgen;
d) het marktaandeel van de producenten binnen de Gemeenschap zoals dit er op 31 december 1985 uitzag, daalde van 99,74 % in 1981 tot 99,39 % in 1984;
e) het aantal werknemers van de betrokken producenten in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en Italië nam tussen 1981 en 1984 met 17 % af;
f) enkele producenten binnen de Gemeenschap waren niet in staat hun verkoopprijzen te verhogen ten einde de algemene trend van de prijsstijgingen te kunnen volgen; sommige hunner verleenden speciale kortingen of verlengden de betalingstermijnen;
g) de rentabiliteit van de meeste betrokken bedrijven in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en Italië ontwikkelde zich tussen 1981 en 1984 in gunstige, die van het enige bedrijf in Ierland, gedurende dit tijdvak, in ongunstige zin.
(24) De mening bestaat dat de ontwikkeling van de in punt 23 genoemde factoren, voor zover deze ongunstig was, voornamelijk door andere factoren dan de invoer met dumping werd veroorzaakt, zoals:
a) een aanzienlijke daling van de vraag naar het betrokken produkt in een aantal Lid-Staten als gevolg van de recessie in de bouwnijverheid;
b) de herstructurering en de rationalisering bij sommige der belangrijkste betrokken producenten binnen de Gemeenschap, hetgeen tot vermindering van het aantal producenten, en fabrieken en tot inkrimping van het aantal arbeidsplaatsen heeft geleid;
c) de kosten in verband met belangrijke investeringen die door producenten in enkele Lid-Staten zijn gedaan, zulks met het oog op de omschakeling van olie naar kolen en nieuwe technologieën;
d) de concurrentie als gevolg van de intracommunautaire handel in het betrokken produkt, die in de periode van 1981 tot 1984 veel aanzienlijker was dan de invoer uit derde landen.
(25) Aangezien de rentabiliteit van de meeste bedrijven binnen de Gemeenschap, welke naar beweren van de betrokken producenten in deze sector de voornaamste factor was die uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2176/84 diende te worden bezien, over het algemeen niet slechter werd, ondanks de ongunstige ontwikkeling van een aantal andere criteria, is de Commissie, in het bijzonder gelet op het bijzonder lage marktaandeel van de invoer met dumping, van mening dat de ontwikkeling der bovengenoemde factoren ten gevolge van de betrokken invoer met dumping niet kan worden aangemerkt als zijnde in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 de oorzaak van aanzienlijke schade voor de betrokken, in de Gemeenschap gevestigde producenten van het betrokken produkt.
Bovendien is men, gezien bovengenoemde feiten, van mening dat andere factoren dan de invoer met dumping de producenten binnen de Gemeenschap aanzienlijk hebben benadeeld, en dat er derhalve tussen de invoer met dumping en de toestand van die producenten geen oorzakelijk verband kon worden vastgesteld.
D. DREIGING VAN SCHADE
(26) Ten einde te onderzoeken of een dreiging van schade kon worden vastgesteld, werd overwogen of een verandering van omstandigheden, die een situatie zouden scheppen waarin de dumping aanzienlijke schade zou veroorzaken, duidelijk te voorzien en op korte termijn te verwachten was.
(27) De Commissie onderzocht derhalve de produktiecapaciteit van de producenten in de betrokken landen van uitvoer, hun extra produktiecapaciteit, hun uitvoer naar de Gemeenschap en andere landen, het stijgingspercentage van hun uitvoer naar de Gemeenschap, hun uitvoerfaciliteiten, hun invoervoorzieningen binnen de Gemeenschap en de waarschijnlijkheid dat in de toekomst aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken produkt in de Gemeenschap zullen worden ingevoerd, hetgeen aanzienlijk schade voor een groot gedeelte van de communautaire bedrijfstak met zich zal brengen.
a) Bevindingen betreffende producenten/exporteurs in de Duitse Democratische Republiek
(28) De produktiecapaciteit in de Duitse Democratische Republiek bedroeg naar raming 12 miljoen ton en de uitvoer naar derde landen, andere dan de Gemeenschap, ongeveer 500 000 ton per jaar.
(29) Te Rostock (DDR) is een nieuwe terminal met een verwerkingscapaciteit van naar raming 1 miljoen ton per jaar ingericht; deze werd in 1984 in bedrijf gesteld. Met de installaties van Rostock kunnen schepen met een capaciteit van ten minste 15 000 ton worden geladen. De te Rostock beschikbare opslagmogelijkheden in de referentieperiode werden op 6 800 ton geschat.
(30) In 1983 sloot Limex, de exclusieve exporteur van het betrokken produkt in de Duitse Democratische Republiek, een contract met een handelsonderneming in het Verenigd Koninkrijk voor toekomstige verkopen via de terminal van Rostock voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland. De in dit contract genoemde hoeveelheden waren: . . . (1) ton in 1984, . . . ton in 1985 en . . . ton in 1986. Tevens was voorzien in een verlenging van het contract met twee jaar. Op basis van dit contract kreeg de handelsonderneming het exclusieve recht om onverpakt cement en cement in grote zakken (1 500 kg per zak) in het door het contract bestreken grondgebied in te voeren. Het contract voorzag tevens in de mogelijkheid van wederuitvoer naar andere markten.
(31) Wat de invoer van het betrokken produkt in het Verenigd Koninkrijk in kleine zakken betreft, verkocht Limex aan ten minste zes importeurs die in staat waren het produkt over het gehele land te distribueren en die een vaste klantenservice tot stand brachten.
(32) Limex sloot eveneens een contract met een grote Ierse cooeperatie, bestaande uit een groot aantal landbouwcooeperaties met een totale vraag van ± 100 000 ton per jaar. Tot dusverre voorziet het ingevoerde produkt slechts in een vierde van hun behoeften. Hun opslagcapaciteit bedraagt naar raming 3 000 ton.
(33) Tevens sloot Limex een contract met een grote Scandinavische handelsmaatschappij, op basis waarvan laatsgenoemde voor de Deense markt een niet exclusieve koper van het betrokken produkt werd, althans van het produkt in onverpakte staat. Met de afzet van deze ingevoerde goederen in Denemarken hield een andere Scandinavische onderneming zich bezig.
(34) Met betrekking tot verkopen voor de Belgische en de Nederlandse markt werd een contract ondertekend voor de levering in 1985 van 10 000 ton aan elk dezer Lid-Staten. De Belgische importeur heeft een opslagcapaciteit van ten minste 2 000 ton.
b) Bevindingen betreffende producenten/exporteurs in Polen
(35) De produktiecapaciteit voor het betrokken produkt in Polen beloopt naar schatting per jaar 20 miljoen ton. De werkelijke produktie bedroeg naar schatting in 1984 slechts 13 miljoen ton, waarbij een aanmerkelijke reserveproduktiecapaciteit ongebruikt is gebleven.
(36) De totale uitvoer van het betrokken produkt uit Polen is naar schatting van 485 000 ton in 1981 gestegen tot 600 000 ton in 1984, ofschoon de contracten en het nationale plan veel grotere hoeveelheden hadden voorzien.
(37) Wat de uitvoer naar de Gemeenschap betreft sloot Minex, de enige bij de Commissie bekende Poolse exporteur van het betrokken produkt, verscheidene contracten met buitenlandse ondernemingen.
(38) Voor levering aan het Verenigd Koninkrijk en Denemarken ondertekende Minex een exclusief contract op lange termijn met NIC AB, een Zweedse onderneming die met een van 's werelds belangrijkste cementhandelaren is verbonden.
Met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk ondertekenden beide ondernemingen in 1982 een contract voor ten minste 200 000 ton per jaar. Dit streefcijfer werd evenwel niet gehaald. Tevens zou NIC de uitrusting en het personeel voor het laden van de schepen verzorgen en financieren. Bovendien zou NIC het vervoer naar en binnen het Verenigd Koninkrijk verzorgen.
In Grimsby heeft NIC (VK), een dochter van de Zweedse onderneming, een terminal ter beschikking die een invoer van ten minste 100 000 ton per jaar mogelijk maakt en een opslagcapaciteit van 10 000 ton biedt. Er werd een distributiestelsel opgezet zodat de klanten in verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk van regelmatige leveranties konden zijn verzekerd. De onderneming is tevens in staat de afnemers bij technische aangelegenheden te helpen.
Het contract van 1985 ter aanvulling van het basiscontract van 1982 omvatte de levering van 70 000 ton van het betrokken produkt in grote zakken (1 500 kg per zak). Reeds in 1984 hield de NIC zich actief bezig met de verkopen van het betrokken produkt in kleine zakken (50 kg per zak).
Met betrekking tot de Scandinavische markt, Denemarken inbegrepen, sloot Minex in 1982 met NIC AB een contract dat ten minste tot 31 december 1985 geldig was. Het contract van 1985 ter aanvulling van het basiscontract van 1982 voorzag in een hoeveelheid van 30 000 ton onverpakt cement. De onderneming is eveneens verantwoordelijk voor het vervoer over zee of per spoor naar Denemarken. Voor de ontvangst in Denemarken van cement liet de onderneming te Koege (DK) een silo bouwen met een capaciteit van bijna 1 400 ton, die begin 1985 in gebruik werd genomen. De onderneming ging tevens nauwe zakelijke betrekkingen aan met haar afnemer, van oorsprong een vervoerbedrijf.
(39) Voor leveringen aan de Bondsrepubliek Duitsland sloot Minex in 1984 met HGS-Baustoffe GmbH (BRD), hierna te noemen »HGS", een contract op lange termijn voor de levering, tussen 1985 en 1989, van ten minste 1 miljoen ton van het betrokken produkt, onverpakt. Het uitvoeringscontract voor leveringen in 1985 voorzag in de verkoop van 185 000 ton aan HGS. Deze onderneming huurde een schip voor het vervoer van het betrokken produkt naar de Bondsrepubliek Duitsland waar zij te Hamburg een silo heeft met een opslagcapaciteit van 2 000 ton. Haar afnemer in West-Berlijn heeft een opslagcapaciteit van 1 300 ton.
c) Bevindingen betreffende producenten/exporteurs in Joegoslavië
(40) De produktie van alle Joegoslavische producenten van het betrokken produkt daalde tussen 1981 en 1984 van 9 613 700 ton tot 9 031 900 ton. Hun binnenlandse verkopen daalden gedurende hetzelfde tijdvak van 8 862 576 ton tot 8 453 289 ton. Hun totale uitvoer steeg over ditzelfde tijdvak van 716 450 ton tot 1 082 329 ton (voornamelijk naar Egypte en Italië), hetgeen een stijging van 51 % betekent.
(41) De drie Joegoslavische producenten/exporteurs die het betrokken produkt in Italië met dumping zouden hebben ingevoerd, beschikken over een produktiecapaciteit van 1 610 000 ton per jaar. Hun produktie en verkopen stegen tussen 1981 en 1984 met 2 %. Hun totale uitvoer steeg over hetzelfde tijdvak van 64 932 ton tot 295 395 ton.
(42) Salonit Anhovo heeft een opslagcapaciteit van 45 000 ton (drie silo's van elk 15 000 ton) bij de fabriek. Tot dusver geschiedde de uitvoer naar Italië alleen onverpakt, per vrachtwagen. De markt voor levering in zakken werd niet aantrekkelijk geacht. Vertegenwoordigers van Salonit Anhovo gaven toe dat uitvoer per spoor naar Italië in beginsel mogelijk is, doch verklaarden dat daartoe de bouw van een silo aan Italiaanse zijde noodzakelijk is. Voor een dergelijk project bestonden nog geen plannen.
Op 30 oktober 1981 sloot Salonit Anhovo een exclusief leveringscontract met een Italiaanse importeur, Mark. Op basis van dit contract vonden de volgende leveringen plaats: . . . ton in 1981, . . . ton in 1982, . . . ton in 1983, . . . ton in 1984 en . . . ton gedurende de eerste drie maanden van 1985. Volgens de gegevens die de Commissie ter beschikking staan is dit contract nog steeds van kracht.
Salonit Anhovo heeft evenwel ook 8 000 tot 9 000 ton per jaar geleverd aan een andere onderneming, namelijk Simek, ten behoeve van levering aan een consortium van betonproducenten en nog eens 5 000 ton aan een producent van betonnen buizen in Italië.
(43) RO Tvornica Portland Cementa (Koromacno) voerde naar Italië slechts cement van puzzolaankwaliteit uit die buiten het bereik van dit onderzoek valt. Op 13 april 1984 werd een contract ondertekend tussen deze Joegoslavische onderneming, een exportfirma, een vervoerbedrijf en een Italiaanse importeur, Marex, voor de levering van 20 000 ton puzzolaancement per jaar.
(44) RO Astra Tvornica Cementa (Umag) sloot met Marex een overeenkomst voor levering in 1983 van 20 000 ton van het betrokken produkt. Op 3 augustus 1984 sloten dezelfde Joegoslavische producent, een exportfirma en een Italiaanse importeur een contract voor de levering van 60 000 ton OPC- en puzzolaancement (in zakken of onverpakt) per jaar.
(45) Op 18 september 1984 werd een overeenkomst geparafeerd tussen die Joegoslavische producenten/exporteurs en de in het gebied van Veneto-Friuli gevestigde Italiaanse cementproducenten nabij de Joegoslavisch-Italiaanse grens, met het oog op de levering van ten hoogste 75 000 ton per jaar. Naar verwachting zou dit contract op 1 januari 1985 in werking treden en voor vier jaar geldig zijn. Bovendien was in het contract de bepaling opgenomen dat de prijs bij uitvoer van het Joegoslavische produkt onder de prijzen op de Italiaanse markt zou blijven, ingeval door de Italiaanse overheid prijsstijgingen zouden worden toegestaan. Simek, een gemengde onderneming waarvan 51 % van de aandelen in het bezit is van Italiaanse ondernemingen en 49 % in handen is van Joegoslavische ondernemingen, zou als tussenschakel optreden. Het contract bevatte tevens een clausule, volgens welke een mogelijke anti-dumpingprocedure voor de nakoming van de contract-verplichtingen van de partners niet schadelijk mocht zijn. Ondanks sterke druk van de Italiaanse ondernemingen op de Joegoslavische producenten werd deze overeenkomst nimmer definitief ondertekend.
(46) Op 30 april 1985 sloten de drie betrokken Joegoslavische producenten/exporteurs een overeenkomst met verscheidene Italiaanse ondernemingen, waarin werd bepaald dat Unical, waarin opgenomen Unicem, een van de belangrijkste cementproducenten in Italië, en Calcestruzzi, die elk 50 % van de aandelen bezitten, als exclusief importeur van . . . ton Joegoslavisch cement per jaar in Italië zou optreden. Dit contract werd geacht alle voordien met Italiaanse importeurs gesloten contracten te vervangen. Het trad op 30 april 1985 in werking en is geldig voor vijf jaar.
Volgens Uncial en Unicem wordt van eerstgenoemde verwacht dat deze onafhankelijk van de aandeelhouders optreedt. Ondanks verscheidene nadrukkelijke verzoeken van de Commissie, werd haar geen afschrift van het contract ter zake tussen beide aandeelhouders overgelegd.
Het contract met Unical is aangevuld met een overeenkomst van 30 april 1985 van de drie Joegoslavische producenten waarin staat dat elk hunner, in theorie, in de verhouding van respectievelijk 55 %, 30 % en 15 %, aan de betrokken hoeveelheden zal bijdragen. In de praktijk zal evenwel alleen Salonit Anhovo feitelijk naar Italië uitvoeren. Afzonderlijke contracten tot uitvoering van de basisovereenkomst werden door Salonit Anhovo en elk der beide andere producenten ondertekend.
d) Uitvoer naar de Gemeenschap van produkten waarop dumpingrecht wordt toegepast
en het stijgingspercentage daarvan
(47) De invoer met dumping uit de Duitse Democratische Republiek, Polen, Spanje en Joegoslavië in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 steeg tussen 1981 en 1984 met 68 %, hetgeen leidt tot een gezamenlijk marktaandeel in 1984 in de Gemeenschap van het produkt van oorsprong uit de vier betrokken landen van slechts 0,47 % (de invoer uit de Duitse Democratische Republiek in de Bondsrepubliek Duitsland niet inbegrepen).
e) Waarschijnlijkheid van toegenomen uitvoer naar de Gemeenschap van de produkten waarop
dumping wordt toegepast
i) Ten aanzien van de invoer uit de Duitse Democratische Republiek
(48) Onmiddellijk na de ondertekening van het contract in 1983 tussen Limex en de handelsonderneming (zie punt 30), ondertekende een van de drie producenten van het betrokken produkt in het Verenigd Koninkrijk een overeenkomst met laatstgenoemde waarbij hij haar rechten en verplichtingen overnam. In april 1985 werd een aanvullend contract ondertekend tussen de producenten in het Verenigd Koninkrijk, de handelsonderneming en de agent van Limex, voornamelijk omdat het oorspronkelijke contract niet als gepland was uitgevoerd (de exporteur was niet in staat geweest de oorspronkelijk gecontracteerde hoeveelheden te leveren en de producent in het Verenigd Koninkrijk had niet voldoende vraag naar het produkt). Ofschoon Limex de levering van . . . ton per jaar nog steeds als doel ziet, voorziet het nieuwe contract in leveranties van in totaal . . . ton per jaar, tot oktober 1987. Bovendien betreft dit ook de levering van cement in kleine zakken (50 kg), doch niet op exclusieve basis.
(49) Door het contract van 1983 met Limex was - en blijft - de betrokken producent in het Verenigd Koninkrijk in staat om alle invoer van onverpakt cement en cement in grote zakken, die het merendeel van de verkopen van het betrokken produkt op de Britse markt uitmaakt, van zijn binnenlandse markt weg te houden. Bovendien zal deze producent als gevolg van het aanvullende contract van 1985 ook in staat zijn tot op zekere hoogte de invoer van het betrokken produkt in kleine zakken in het Verenigd Koninkrijk en Ierland te controleren.
(50) De Commissie staat geen bewijsmateriaal ter beschikking waaruit blijkt dat de invoer uit de Duitse Democratische Republiek in Denemarken, rechtstreeks of onrechtstreeks langs de in punt 33 genoemde Scandinavische ondernemingen om, waarschijnlijk sterk zal uitgroeien boven het peil van 1984, toen deze invoer een marktaandeel van 0,52 % bereikte.
(51) De invoer van het betrokken produkt in de Bondsrepubliek Duitsland, die in 1984 een marktaandeel van 1,82 % bereikte, hetgeen aanzienlijk hoger is dan het marktaandeel dat het betrokken produkt van oorsprong uit enig ander land in deze Lid-Staat vertegenwoordigt, valt onder de intraduitse handel en is derhalve niet aan deze procedure onderworpen. De Duitse producenten hebben over deze invoer dan ook niet geklaagd.
(52) De invoer van het betrokken produkt in de Benelux is onderworpen aan contingentering waarvan het niveau overeenkomstig een communautaire procedure wordt vastgesteld.
(53) In Frankrijk of Italië vond geen uitvoer plaats en er zijn geen tekenen dat in de toekomst waarschijnlijk wel invoer in deze Lid-Staten zal plaatsvinden. ii) Ten aanzien van de invoer van oorsprong uit Polen
(54) De invoer in het Verenigd Koninkrijk, waar aanzienlijke inspanningen werden verricht om een wezenlijke marktpenetratie te bereiken, vertegenwoordigde in 1984 slechts 0,40 % van de markt. Zelfs als het streefcijfer van 200 000 ton in 1984 zou zijn bereikt, zou het marktaandeel niet meer dan 1,5 % hebben bedragen.
(55) De invoer in Denemarken, een andere Lid-Staat waarop de in punt 38 genoemde Scandinavische onderneming haar inspanningen richtte, bereikte in 1984 een marktaandeel van 1,34 %. Zelfs als in totaal 30 000 ton was ingevoerd (zie punt 38) zou het marktaandeel slechts 2,2 % zijn geweest.
(56) Uit de bij de Commissie beschikbare gegevens blijkt dat de belangrijkste betrokken producenten in de Bondsrepubliek Duitsland een »joint venture" hebben opgezet welke 50 % van het aandelenkapitaal van de invoerende onderneming »HGS" verwierf. Voorts blijken de producenten regelingen te hebben getroffen waardoor zij in staat zijn de distributie en de »marketing" van dit produkt in de toekomst te controleren.
(57) In andere Lid-Staten vond geen invoer plaats en er zijn geen tekenen dat in de toekomst waarschijnlijk wel invoer in andere Lid-Staten zal plaatsvinden.
iii) Ten aanzien van de invoer van oorsprong uit Joegoslavië
(58) De invoer in Italië bereikte in 1984 een marktaandeel van 0,44 %. Zelfs als gedurende de eerste negen maanden van 1985 218 000 ton zou zijn ingevoerd, dan zou het aandeel op de markt in Italië slechts 0,56 % bedragen. Voorts hebben Italiaanse producenten, zoals boven uiteengezet, reeds stappen ondernomen ten einde de toekomstige invoer te beperken.
(59) In andere Lid-Staten vond er geen belangrijke invoer plaats en er zijn geen tekenen dat in de toekomst waarschijnlijk invoer in andere Lid-Staten zal plaatsvinden.
f) Bevindingen met betrekking tot het beweerde verlies van andere afzetmarkten
(60) De door Noorwegen bij aanbeveling van 13 juli 1984 genomen anti-dumpingmaatregelen betreffende invoer van het betrokken produkt uit de Duitse Democratische Republiek die wellicht tot een verlegging van de handel naar de Gemeenschap zouden hebben geleid, werden in december 1985 ingetrokken.
(61) De Zweedse autoriteiten hebben geen formele maatregelen genomen tegen de invoer van het betrokken produkt uit de Duitse Democratische Republiek en Polen. Deze landen hebben slechts vrijwillige uitvoerbeperkingen aanvaard op grond waarvan hun uitvoer naar Zweden de . . . ton per jaar niet zou overschrijden. Deze hoeveelheden zouden in het licht van de totale, in beide exportlanden beschikbare produktiecapaciteit niet tot een aanzienlijk risico van verlegging van handel naar de Gemeenschap leiden.
(62) In aanmerking nemende dat de totale Joegoslavische uitvoer van het betrokken produkt steeg van 716 450 ton in 1981 tot 1 082 329 ton in 1984, en de uitvoer van de drie bij deze procedure betrokken Joegoslavische ondernemingen naar niet-EG-landen steeg van 0 ton in 1981 tot 175 000 ton in 1984, is er geen gevaar voor grotere invoer als gevolg van verlies van afzetmarkten elders.
(63) In het licht van bovengenoemde feiten, in het bijzonder die met betrekking tot maatregelen van enkele der belangrijkste betrokken producenten in de Gemeenschap ter vermijding van toekomstige invoer van grote hoeveelheden van het betrokken produkt en het zeer geringe marktaandeel in 1984 van deze invoer die met dumping geschiedde, is de verandering van omstandigheden, die een situatie zou scheppen waarin de dumping aanzienlijke schade zou veroorzaken aan een groot deel van de bedrijfstak in de Gemeenschap, in de nabije toekomst niet te verwachten. Bovendien heeft het onderzoek de bewering van de klager dat de invoer in de Gemeenschap zou toenemen als gevolg van een verlies van afzetmarkten in derde landen voor de producenten/exporteurs van de bij deze procedure betrokken landen, niet bevestigd.
E. REGIONALE DREIGING VAN SCHADE
1. INVOER IN IERLAND, HET VERENIGD KONINKRIJK EN DENEMARKEN
(64) In aanmerking nemende dat:
i) de producenten in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken vrijwel hun gehele produktie (95 %, 99 % en 93 %) op hun onderscheiden binnenlandse markten verkopen en
ii) aan de vraag op elk dezer markten niet in afdoende mate wordt voldaan door de elders in de Gemeenschap gevestigde producenten van het betrokken produkt (de marktaandelen voor het produkt van oorsprong uit andere Lid-Staten op de Ierse, Britse en Deense markt waren in 1984 respectievelijk 4,27 %, 2,41 % en 1,16 %),
kunnen Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken in het kader van deze procedure worden geacht in de zin van artikel 4, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2176/84 geïsoleerde markten te vormen. a) Invoer in Ierland
(65) De invoer met dumping uit de Duitse Democratische Republiek bedroeg 13 275 ton in 1982 en steeg tot 21 452 ton in 1983. In 1984 was er een daling tot 18 038 ton, met andere woorden met 16 %.
Het marktaandeel van deze invoer bedroeg 0,85 % in 1982 en 1,47 % in 1983. In 1984 liep het terug tot 1,32 %.
(66) De invoer met dumping van oorsprong uit Spanje valt niet langer binnen het bestek van deze procedure. Er was geen invoer uit andere derde landen naar Ierland.
(67) Afgezien van de reeds genoemde feiten met betrekking tot een mogelijke dreiging van schade voor de Gemeenschap als geheel, wordt er in het onderhavige geval waarin het marktaandeel van de invoer met dumping in Ierland zo gering is en de desbetreffende hoeveelheden geen voortdurende stijging vertonen, geen onmiddellijke dreiging van aanzienlijke schade voor de Ierse bedrijfstak van het betrokken produkt aanwezig geacht.
b) Invoer in het Verenigd Koninkrijk
(68) De invoer met dumping van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek steeg van 11 ton in 1981 tot 17 977 ton in 1982 en verder tot 56 019 ton in 1983. In 1984 bedroeg de invoer 52 343 ton.
Het marktaandeel van deze invoer was in 1981 miniem en bedroeg in 1982 0,14 %. In 1983 steeg het tot 0,42 %; in 1984 zakte het tot 0,38 %.
(69) De invoer met dumping uit Polen steeg van minder dan 60 ton in 1981 en 1982 tot 13 207 ton in 1983 en verder tot bijna 60 000 ton in 1984.
Het marktaandeel van deze invoer was in 1981 en 1982 te verwaarlozen; in 1983 bedroeg het 0,10 % en in 1984 steeg het tot 0,40 %.
(70) De invoer met dumping van oorsprong uit Spanje valt niet langer binnen het bestek van deze procedure. Er was geen invoer uit andere derde landen in het Verenigd Koninkrijk.
(71) Afgezien van de reeds genoemde feiten met betrekking tot een mogelijke dreiging van schade voor de Gemeenschap als geheel, wordt het gezamenlijk marktaandeel van de invoer met dumping dat in 1984 0,78 % bedroeg, in het onderhavige geval niet geacht een onmiddellijke dreiging van aanzienlijke schade voor de producenten in het Verenigd Koninkrijk te vormen.
c) Invoer in Denemarken
(72) De invoer met dumping uit de Duitse Democratische Republiek steeg van 52 ton in 1981 tot 182 ton in 1982 en tot 7 546 ton in 1983, doch daalde in 1984 tot 6 999 ton.
Het marktaandeel van deze invoer was in 1981 en 1982 miniem. In 1983 bedroeg het 0,62 % en in 1984 daalde het tot 0,52 %.
(73) De invoer met dumping uit Polen steeg van 13 157 ton in 1981 tot 14 495 ton in 1982, daalde in 1983 tot 11 276 ton, maar steeg weer in 1984 tot 18 146 ton.
Het marktaandeel van deze invoer met dumping steeg van 1,08 % in 1981 tot 1,24 % in 1982. In 1983 daalde het echter tot 0,92 % doch in 1984 steeg het tot 1,34 %.
(74) Uit andere derde landen vond geen invoer in Denemarken plaats.
(75) Gezien het feit dat de invoer met dumping van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek en Polen geen voortdurende stijging laat zien, worden de marktaandelen van deze invoer te gering geacht om een onmiddellijke dreiging van aanzienlijke schade voor de betrokken Deense bedrijfstak te vormen.
2. INVOER IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN ITALIË
(76) Met betrekking tot de producenten in de Bondsrepubliek Duitsland en Italië, kwam de Commissie tot de slotsom dat de in de noordoostelijke gebieden van deze Lid-Staten gelegen fabrieken vrijwel de enige waren die bij de invoer met dumping waren betrokken. De Commissie heeft daarom onderzocht of deze gebieden konden worden beschouwd als afzonderlijke markten in de zin van artikel 4, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2176/84. Op grond van het haar ter beschikking staande bewijsmateriaal, in het bijzonder met betrekking tot verkopen die vanuit elders in de Gemeenschap in deze gebieden werden gerealiseerd, kon de Commissie evenwel niet vaststellen dat deze gebieden als afzonderlijke regionale markten kunnen worden beschouwd.
Ofschoon de Commissie niet alle gegevens ontving met betrekking tot de toestand van alle producenten die elders in de Bondsrepubliek Duitsland en Italië buiten de noordoostelijke gebieden van deze Lid-Staten zijn gevestigd, blijkt uit de op andere wijze verkregen inlichtingen dat beide Lid-Staten kunnen worden geacht regionale markten te vormen, in aanmerking nemende dat de producenten in de Bondsrepubliek Duitsland en Italië respectievelijk 93,8 % en 98,8 % van hun produktie op hun binnenlandse markt verkopen en dat het marktaandeel van leveringen van elders in de Gemeenschap respectievelijk 2,85 % en 0,19 % vertegenwoordigt. Uit de gegevens die de Commissie ter beschikking staan, blijkt evenwel dat het marktaandeel van de invoer met dumping in de Bondsrepubliek Duitsland en Italië in 1984 slechts respectievelijk 0,56 % en 0,44 % bedroeg, hetgeen in het licht van de bovengenoemde bevindingen onvoldoende wordt geacht om maatregelen te nemen.
F. BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
(77) De procedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Polen en Joegoslavië, dient derhalve onder deze omstandigheden zonder de instelling van maatregelen te worden beëindigd.
(78) Aangezien evenwel tegen dit verloop van zaken in het Raadgevend Comité door verschillende Lid-Staten bezwaren zijn ingebracht, werd de procedure niet door de Commissie beëindigd, doch werd hiertoe door de Commissie een voorstel aan de Raad voorgelegd.
Gezien de Raad binnen een maand niet anders heeft besloten, wordt de procedure geacht te zijn beëindigd overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2176/84.
(79) De klagers werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie deze procedure wilde beëindigen. Zij maakten vervolgens hun opmerkingen bij de Commissie kenbaar,
BESLUIT:
Enig artikel
De anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van Portlandcement van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, Joegoslavië en Polen wordt hierbij beëindigd.
Gedaan te Brussel, 17 juli 1986.
Voor de Commissie
Willy DE CLERCQ
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.
(2) PB nr. C 84 van 2. 4. 1985, blz. 5.
(1) In de voor bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn enige cijfers weggelaten, conform de bepalingen van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad betreffende het niet prijsgeven van zakengeheimen