Home

Verordening (EEG) nr. 264/86 van de Raad van 4 februari 1986 houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van klompschoenen van oorsprong uit Zweden en definitieve inning van het voorlopig anti-dumpingrecht

Verordening (EEG) nr. 264/86 van de Raad van 4 februari 1986 houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van klompschoenen van oorsprong uit Zweden en definitieve inning van het voorlopig anti-dumpingrecht

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 264/86 VAN DE RAAD

van 4 februari 1986

houdende instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van klompschoenen van oorsprong uit Zweden en definitieve inning van het voorlopig anti-dumpingrecht

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 12,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie werd ingediend na overleg in het kader van het in genoemde verordening bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. Voorlopige maatregel

1. De Commissie heeft bij Verordening (EEG) nr. 2823/85 (2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3475/85 (3), een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van klompschoenen van oorsprong uit Zweden.

B. Verdere procedure

2. Na de instelling van het voorlopig anti-dumpingrecht hebben de twee Zweedse exporteurs die bij het onderzoek hadden meegewerkt en op wier ingevoerde produkten dit recht was ingesteld, aan de Commissie hun standpunten omtrent het recht bekendgemaakt. Zij verzochten eveneens te worden ingelicht over de feiten en de voornaamste overwegingen op grond waarvan de Commissie beoogde definitieve maatregelen aan te bevelen. Deze verzoeken werden ingewilligd. Daarnaast hebben bepaalde andere exporteurs, die zich nog niet eerder bij de Commissie bekend hadden gemaakt, aan de Commissie hun standpunten omtrent het recht bekendgemaakt en hebben vertegenwoordigers van de Zweedse autoriteiten, namens de Zweedse bedrijfstak voor klompschoenen als geheel, de Commissie zowel over de dumping als over de schade schriftelijke en mondelinge mededelingen gedaan. De Raad heeft de voorlopige bevindingen van de Commissie, weergegeven in Verordening (EEG) nr. 2823/85, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3475/85, bezien.

C. Normale waarde

3. De normale waarde werd voor drie van de betrokken exporteurs bepaald op de gronslag van hun prijzen op de binnenlandse markt, waarbij door deze producenten voldoende bewijs werd aangevoerd voor het feit dat deze prijzen tijdens de periode van onderzoek in het normale handelsverkeer op de Zweedse markt werden betaald.

Voor de ene betrokken exporteur die niet op de binnenlandse markt verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op de grondslag van het gewogen gemiddelde van de verkoopprijzen van de andere bij het onderzoek betrokken producenten op de binnenlandse markt.

D. Exportprijs

4. De exportprijzen werden bepaald op de grondslag van de werkelijk betaalde of de te betalen prijzen voor de produkten die voor export naar de Gemeenschap werden verkocht.

E. Vergelijking

5. Bij vergelijking van de normale waarde met exportprijzen hield de Commissie, in voorkomend geval, rekening met de verschillen die afbreuk doen aan de vergelijkbaarheid van de prijzen indien aanspraken dienaangaande op bevredigende wijze konden worden gestaafd. In het bijzonder werden verschillen in grootte en kwaliteit van zool en bovendeel en van betalingsvoorwaarden in aanmerking genomen.

De vergelijkingen vonden plaats in het stadium af-fabriek.

F. Dumpingmarges

6. Aan de hand van enkele van de onder 2 vermelde verklaringen en in het bijzonder naar aanleiding van ingediend nieuw bewijsmateriaal ter zake van vervoerkosten af-fabriek Zweden tot cif-grens Gemeenschap,

is de voor Torpatoffeln vastgestelde dumpingmarge gewijzigd van 11 % in 5,2 %; die voor B.J. Traesko werd evenwel op 7 % gehandhaafd. De Raad bevestigt derhalve deze bevindingen ten aanzien van de dumping.

7. Ten aanzien van de exporteurs die zich pas na het instellen van het voorlopig anti-dumpingrecht bij de Commissie bekend hebben gemaakt en de exporteurs die bij het onderzoek niet volledig hebben medegewerkt of zich in de loop van het onderzoek niet bij de Commissie bekend hebben gemaakt, werd de dumping aan de hand van de beschikbare feiten vastgesteld. In dit verband werd overwogen dat de uitkomsten van het onderzoek voor de vaststelling van de dumpingmarge de meest passende grondslag boden en dat het een gelegenheid tot ontduiking van het recht zou scheppen en een uitnodiging tot het niet verlenen van medewerking bij toekomstige anti-dumpingonderzoeken zou opleveren te stellen dat de dumpingmarge voor deze exporteurs lager zou zijn dan de met betrekking tot B.J. Traesko, een exporteur die wel bij het onderzoek heeft medegewerkt, aangehouden hoogste dumpingmarge van 7 %. Om deze redenen acht de Raad het passend laatstgenoemde dumpingmarge voor deze groep exporteurs aan te houden.

G. Schade

8. De Commissie heeft namens de Zweedse exporteurs gegevens ontvangen waarvan de bedoeling was aan te tonen dat andere factoren dan invoer uit Zweden schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap hadden toegebracht, in het bijzonder met betrekking tot het niveau van de intracommunautaire handel in de betrokken produkten. Bij onderzoek van deze gegevens werd evenwel vastgesteld dat, ofschoon de intracommunautaire handel in goederen die vallen onder de NIMEXE-code die de betrokken produkten omvat, aanzienlijk was, deze handel grotendeels betrekking had op ander schoeisel dan de bewuste klompschoenen. Derhalve bevestigt de Raad de in Verordening (EEG) nr. 2823/85 uiteengezette bevindingen in dier voege dat de omvang van de invoer met dumping uit Zweden gedurende de referentieperiode (1,6 miljoen paar) en de prijs waartegen deze produkten in de Gemeenschap werden verkocht (tussen 11 % en 49 % onder de prijzen van de producenten van de Gemeenschap), los van schade door andere factoren, aanzienlijke schade aan de bedrijfstak in de Gemeenschap heeft berokkend.

H. Belang van de Gemeenschap

9. Gezien de ernst van de door de klagende producenten geleden schade, die hoofdzakelijk berokkend is door een tot 49 % gaande prijsonderbieding, alsmede de daaruit voortvloeiende waarschijnlijkheid dat zonder beschermende maatregelen het voortbestaan van de bedrijfstak in de Gemeenschap in gevaar zou komen, luidt de gevolgtrekking dat in het belang van de Gemeenschap dient te worden opgetreden. Dit optreden dient te geschieden door het instellen van een definitief anti-dumpingrecht.

I. Definitief recht

10. Gezien vorenstaande gevolgtrekking, en in het bijzonder gelet op de mate van de prijsonderbieding die uiteenliep van 11 % tot 49 %, dient het definitieve anti-dumpingrecht voor de Zweedse exporteurs overeen te komen met 7 %.

Het recht dient niet te gelden voor de exporteur Lavi, bij wie geen dumping werd vastgesteld, noch voor de exporteur Ugglebo Toffeln, bij wie de vastgestelde dumpingmarge als te verwaarlozen te beschouwen is.

J. Verbintenissen

11. Na overleg in het kader van het Gemengd Comité, zoals in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden (1) is voorzien, heeft een aantal van de betrokken exporteurs, die over de uitkomsten van de op de instelling van het voorlopige recht volgende procedure waren ingelicht, verbintenissen aangeboden die naar de mening van de Commissie de vastgestelde dumping zouden opheffen en derhalve aanvaardbaar geacht werden. Het recht dient derhalve niet op deze exporteurs van toepassing te zijn.

K. Inning van het voorlopig recht

12. De als waarborg voor het voorlopig anti-dumpingrecht gestorte bedragen dienen voor de invoer in de Gemeenschap van produkten van B.J. Traesko volledig, voor de invoer van produkten van Torpatoffeln tot maximaal het definitief ingestelde recht, dat wil zeggen 5,2 % en voor alle andere invoer tot 7 % defnitief te worden geïnd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de invoer van klompschoenen met buitenzolen van leder, van kunstleder, van rubber of van kunstmatige plastische stof met bovendelen van leder of van leder bedekt met PVC, vallende onder post ex 64.02 A van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code ex 64.02-41, van oorsprong uit Zweden, wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld.

2. Het recht bedraagt 7 %.

3. Het recht is niet van toepassing op de in lid 1 bedoelde produkten die worden vervaardigd en uitgevoerd door:

- Arbesko AB, OErebro,

- Balsfiord Import & Export AB, Haelsingborg,

- Ceder-Sko AB, Bjursaas,

- Dalex AB, Bjursaas,

- Embla-Clogman AB, Soelvesborg,

- Excelsior AB, Kumla,

- Expert Trasko, Orrefors,

- GO-Produkter, Ljungbyholm,

- Hejco Yrkesklaeder AB, Hyssna,

- Hultgrens Footwear AB, Tingsryd,

- HB Haellabotten, Kumla,

- Ikea Svenska AB, AElmhult,

- June Trading, Joenkoebing,

- AB Karlskoga Traetoffelfabrik, Karlskoga,

- Klostertoffeln AB, Aaskloster,

- Knulp HB, Uttran,

- Konga Skyddsskotillverkning AB, Vissefjarda,

- K Wik Import Export AB, Lund,

- LAVI, Kristianstad,

- Lis-Toffel, Falkenberg,

- LT Skor AB, Knislinge,

- Munkens AB, Munkedal,

- AB Nowa Li, Limmared,

- Nya Baastadtoffeln AB, Baastad,

- AB Nymans Toffelfabrik, Vetlanda,

- Oscaria AB, OErebro,

- Rolfson Sko AB, Aaskloster,

- Skaane Toffeln, Haelsingborg,

- AB Supinator, Landvetter,

- Swecap AB, Malmoe,

- Tollarps Tofflor AB, Tollarp,

- Tyringe-Tofflan, Tyringe,

- HB Tomex, OErkelljunga,

- Torpatoffeln AB, Tornsbruk,

- Ugglebo Toffeln, Paaryd,

- Yngve Brodd Aktiebolag, Moelndal,

- Westbo Toffelfabrik, Smaalandsstenar.

4. De voor de heffing van douanerechten geldende bepalingen zijn van toepassing.

Artikel 2

De bedragen van de ingevolge Verordening (EEG) nr. 2823/85 gestelde waarborgen voor het voorlopig anti-dumpingrecht worden definitief geïnd op een niveau van 7 %, behalve voor de produkten vervaardigd en uitgevoerd door Torpatoffeln, Tornsbruk, van welke onderneming 5,2 % definitief zal worden geïnd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 4 februari 1986.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. F. van EEKELEN

(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.

(2) PB nr. L 268 van 10. 10. 1985, blz. 11.

(3) PB nr. L 333 van 11. 11. 1985, blz. 18.

(1) PB nr. L 300 van 31. 12. 1972, blz. 97.