Verordening (EEG) nr. 401/86 van de Commissie van 21 februari 1986 houdende uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de restituties bij uitvoer voor bepaalde landbouwprodukten die in de vorm van niet onder bijlage II van het Verdrag vallende goederen worden uitgevoerd
Verordening (EEG) nr. 401/86 van de Commissie van 21 februari 1986 houdende uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de restituties bij uitvoer voor bepaalde landbouwprodukten die in de vorm van niet onder bijlage II van het Verdrag vallende goederen worden uitgevoerd
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 401/86 VAN DE COMMISSIE
van 21 februari 1986
houdende uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de restituties bij uitvoer voor bepaalde landbouwprodukten die in de vorm van niet onder bijlage II van het Verdrag vallende goederen worden uitgevoerd
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1018/84 (2), en met name op artikel 12, lid 2,
Overwegende dat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3035/80 van de Raad van 11 november 1980 tot vaststelling van de algemene regels aangaande de toekenning van de restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1982/85 (4), voor goederen van post 19.03 van het gemeenschappelijk douanetarief uiteenlopende restituties naar gelang van de bestemming kunnen worden vastgesteld; dat voor de betrokken goederen bij uitvoer naar de Verenigde Staten van Amerika en Canada tussen 19 juli en 1 november 1985 een voor de uitvoer naar andere derde landen afwijkende restitutie heeft gegolden; dat die maatregel ten aanzien van Canada is toegepast wegens de tussen dat land en de Verenigde Staten van Amerika bestaande bijzondere handelsbetrekkingen; dat de voorwaarden voor invoer in de Verenigde Staten van Amerika op 1 november 1985 zodanig zijn gewijzigd dat het gerechtvaardigd is de exporteurs op de markt van deze beide derde landen opnieuw billijke mededingingsmogelijkheden te geven wanneer de goederen er na 1 november 1985 ten verbruik worden ingevoerd;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor granen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor goederen van post 19.03 van het gemeenschappelijk douanetarief die met ingang van 1 november 1985 in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada ten verbruik worden ingevoerd en waarvoor de restitutie tussen 19 juli en 31 oktober 1985 vooraf is vastgesteld, geldt het restitutiebedrag dat op de dag van indiening van de aanvraag van het voorfixatiecertificaat voor de overige derde landen van toepassing is.
2. Voor goederen van post 19.03 van het gemeenschappelijk douanetarief die met ingang van 1 november 1985 in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada ten verbruik worden ingevoerd en waarvoor de restitutie niet vooraf is vastgesteld, geldt het restitutiebedrag dat op de dag van uitvoer van de betrokken goederen voor de overige derde landen van toepassing is.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 november 1985.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 21 februari 1986.
Voor de Commissie
COCKFIELD
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1.
(2) PB nr. L 107 van 19. 4. 1984, blz. 1.
(3) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 27.
(4) PB nr. L 186 van 19. 7. 1985, blz. 8.