Verordening (EEG) nr. 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie
Verordening (EEG) nr. 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 2321/86 VAN DE COMMISSIE
van 24 juli 1986
houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 (1) tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie, en met name op artikel 5,
Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1336/86 de data zijn vastgesteld waarop de producenten die voor de vergoeding voor de beëindiging van de melkproduktie in aanmerking komen, deze activiteit effectief moeten hebben beëindigd; dat zowel voor de producenten als voor de voor de toepassing van het programma bevoegde nationale instanties de te volgen procedures en de in acht te nemen termijnen moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat in artikel 2, lid 2, van voornoemde verordening is bepaald dat het bedrag van de vergoeding ten hoogste 4 Ecu per jaar en per 100 kg melk of melkquivalent mag bedragen; dat, indien de totale hoeveelheid van de in aanmerking komende aanvragen groter is dan de in bijlage I van die verordening vastgestelde hoeveelheid, de betrokken Lid-Staat regels voor de goedkeuring van de aanvragen dient vast te stellen waarbij het bedrag van de vergoeding eventueel aan de hand van objectieve criteria wordt gedifferentieerd ten einde rekening te houden met de melkproduktiestructuur;
Overwegende dat de mogelijkheid bestaat dat er zoveel aanvragen worden goedgekeurd dat voor de perioden van 1 april 1987 tot en met 31 maart 1988 en van 1 april 1988 tot en met 31 maart 1989 de som van de voor levering resterende referentiehoeveelheden kleiner is dan de totale gegarandeerde hoeveelheden die zijn vastgesteld bij artikel 5 quater, lid 3, derde alinea, onder b) en c), van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1335/86 (3), of dat de som van de voor rechtstreekse verkoop resterende referentiehoeveelheden kleiner is dan de hoeveelheden die zijn vastgesteld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2316/86 (5); dat in geval de totale gegarandeerde hoeveelheden voor leveringen en de totale hoeveelheden voor rechtstreekse verkoop worden aangepast overeenkomstig artikel 5 quater, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 804/68 en artikel 6, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 857/84;
Overwegende dat indien de vastgestelde verplichtingen niet worden nagekomen, de producent het risico loopt dat hij de extra heffing moet betalen die hij eventueel verschuldigd is voor elke levering of rechtstreekse verkoop aan de consument van melk of melkequivalent die heeft plaatsgevonden na de datum die is vastgesteld voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie; dat de Lid-Staten bovendien de verplichting moet worden opgelegd om enerzijds alle nodige maatregelen te nemen voor de toepassing en de controle van de actie, inclusief strafmaatregelen of administratieve maatregelen om ervoor te zorgen dat onterecht uitgekeerde vergoedingen worden terugbetaald en anderzijds aan de Commissie de nodige mededelingen toe te zenden voor statistische doeleinden of evaluatie van de resultaten van het programma;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
TITEL I
Vaststelling van de vergoeding
Artikel 1
Vóór het ingaan van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend, en onverminderd de toepassing van artikel 3, lid 3:
- stellen de Lid-Staten het bedrag van de vergoeding vast overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1336/86, alsmede de bedragen waarmede de vergoeding wordt verhoogd indien artikel 2, lid 3, van die verordening van toepassing is,
- stellen de Lid-Staten eventueel de regels vast voor de goedkeuring van de aanvragen overeenkomstig artikel 3, lid 2.
TITEL II
Indiening en goedkeuring van de aanvragen
Artikel 2
1. De aanvraag om vergoeding moet door de betrokken producent bij de door de Lid-Staat aangewezen bevoegde instantie worden ingediend:
- gedurende de periode van 28 juli tot en met 30 november 1986 voor het in artikel 1, lid 1, derde alinea, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 bedoelde eerste jaar van toepassing;
- gedurende de periode van 1 december 1986 tot en met 31 oktober 1987 voor het in artikel 1, lid 1, derde alinea, tweede streepje, van voornoemde verordening bedoelde tweede jaar van toepassing.
Binnen de in de eerste alinea vastgestelde perioden kan iedere Lid-Staat kortere perioden voor het indienen van de aanvragen vaststellen.
2. Voor elke producent als omschreven in artikel 12, onder c), eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 857/84 moeten in de aanvraag ten minste de volgende gegevens worden vermeld:
a) de in artikel 5 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde referentiehoeveelheid waarop de producent recht heeft op de datum waarop hij de aanvraag indient, met eventueel afzonderlijke opgave van de overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, of overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EEG) nr. 857/84 toegekende hoeveelheden, met de uitdrukkelijke vermelding dat voornoemde hoeveelheden niet in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de vergoeding;
b) de in artikel 5 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde referentiehoeveelheid waarop de producent recht heeft op de datum waarop hij de aanvraag indient, met eventueel afzonderlijke opgave van de overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, of overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EEG) nr. 857/84 toegekende hoeveelheden, met de uitdrukkelijke vermelding dat voornoemde hoeveelheden niet in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de vergoeding;
c) een verklaring van de producent waarin deze zich ertoe verbindt:
- de melkproduktie uiterlijk op 31 maart volgende op de datum waarop zijn aanvraag is goedgekeurd, definitief te beëindigen,
- af te zien van elk recht op een referentiehoeveelheid in het kader van de bij artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 vastgestelde regeling.
Artikel 3
1. Na ontvangst van de aanvraag:
a) verifieert de bevoegde instantie de in artikel 2, lid 2, onder a) en b), bedoelde gegevens en registreert zij de in artikel 2, lid 2, onder c), bedoelde schriftelijke verbintenis;
b) deelt de bevoegde instantie uiterlijk op 31 januari 1987 voor aanvragen die in de in artikel 2, lid 1, eerste streepje, bedoelde periode zijn ingediend of uiterlijk op 31 december 1987 voor de aanvragen die in de in artikel 2, lid 1, tweede streepje, bedoelde periode zijn ingediend, aan de betrokken producent mede of de aanvraag al dan niet is goedgekeurd en stelt zij de betrokken kopers daarvan in kennis.
2. Indien in een Lid-Staat de totale hoeveelheid waarop de voor de vergoeding in aanmerking komende aanvragen betrekking hebben groter is dan de in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde hoeveelheid, stelt de betrokken Lid-Staat regels vast voor de goedkeuring van de aanvragen waarbij eventueel het bedrag van de vergoeding wordt gedifferentieerd op basis van een of meer van de onderstaande criteria:
- datum waarop de aanvraag is ontvangen,
- leeftijd van de producent,
- grootte van diens referentiehoeveelheid,
- de in artikel 2, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 bedoelde criteria.
3. Indien in een Lid-Staat de totale hoeveelheid van de voor de vergoeding in aanmerking komende aanvragen kleiner is dan de in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde hoeveelheid, verlengt de betrokken Lid-Staat de in artikel 2, lid 1, tweede alinea, voor het indienen van de aanvragen vastgestelde termijn opdat deze hoeveelheid wordt bereikt overeenkomstig artikel 2, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1336/86.
TITEL III
Betaling van de vergoeding
Artikel 4
1. Voor de goedgekeurde aanvragen wordt de vergoeding ieder jaar gedurende zeven jaar aan de betrokken producenten betaald in de periode van 1 april tot en met 30 juni van het betrokken jaar en voor de in artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde hoeveelheden.
De eerste betaling van de vergoeding vindt plaats in de periode van 1 april tot en met 30 juni volgende op de datum waarop de aanvraag is goedgekeurd. De eerste betaling kan evenwel plaatsvinden in de periode van 1 januari tot en met 31 maart indien de producent, ten genoegen van de bevoegde instantie, het bewijs levert dat hij de melkproduktie vóór de aanvang van deze periode definitief heeft beëindigd.
Indien artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 wordt toegepast, stellen de Lid-Staten de periode of de perioden vast voor de betaling van het bedrag waarmede de vergoeding wordt verhoogd.
2. Onverminderd de spreiding van de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 bedoelde communautaire financiering over acht jaar kunnen de Lid-Staten, in afwijking van lid 1, eerste en tweede alinea, aan alle betrokken producenten de vergoeding in één keer of in twee keer betalen. 3. Indien de begunstigde van de vergoeding komt te overlijden, kunnen zijn erfopvolgers de nog verschuldigde vergoeding ontvangen, mits zij zich tegenover de bevoegde instantie ertoe verbinden de door de overleden producent aangegane verplichtingen over te nemen.
Artikel 5
Bij toepassing van artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 wordt het beschikbare gedeelte van de in bijlage II van die verordening aangegeven bedragen voor het eerste en het tweede jaar van toepassing aan de Lid-Staten toegekend binnen een termijn van twee maanden volgende op de datum van goedkeuring van de aanvragen als bedoeld in artikel 3, lid 1, ten einde te worden aangewend voor de financiering van de in artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 857/84 bedoelde maatregelen. Voor de overige jaren wordt het beschikbare gedeelte aan de Lid-Staten toegekend in januari van ieder betrokken jaar.
De aldus vrijgekomen referentiehoeveelheden worden, voor zover dat nodig is, toegevoegd aan de in artikel 5 of in artikel 6, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 857/84 bedoelde reserve voor aanwending in toepassing van artikel 3, punt 2, en artikel 4, lid 1, onder b) en c), van diezelfde verordening.
Artikel 6
De in artikel 2, lid 2, bedoelde vergoedingen en de in bijlage II van Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde bedragen worden in nationale valuta omgerekend met toepassing van de voor de landbouw geldende omrekeningskoers die geldt op:
- 28 juli 1986 voor de uiterlijk op 31 januari 1987 goedgekeurde aanvragen,
- 1 februari 1987 voor de na 31 januari 1987 en uiterlijk op 31 december 1987 goedgekeurde aanvragen.
TITEL IV
Controlemaatregelen
Artikel 7
1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen met het oog op de invordering van reeds uitgekeerde vergoedingen indien de aangegane verbintenissen niet zijn nagekomen en om ervoor te zorgen dat de betrokkenen kennis krijgen van de strafrechtelijke of administratieve maatregelen waaraan zij zich blootstellen indien de bepalingen van deze verordening niet worden nageleefd.
De Lid-Staten delen de Commissie de maatregelen mede die zij hebben vastgesteld om ervoor te zorgen dat de aangegane verbintenissen worden nageleefd en delen haar op gezette tijden de stand mede van de daarmee verband houdende administratieve en gerechtelijke procedures.
2. De ingevorderde bedragen worden gestort aan de betalingsorganen of -diensten en worden door deze organen of diensten in mindering gebracht op de uitgaven voor de afdeling Garantie van het EOGFL.
TITEL V
Slotbepalingen
Artikel 8
In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:
a) melkproduktie: alle produktie van koemelk door een producent zoals die is omschreven in artikel 12, onder c), van Verordening (EEG) nr. 857/84;
b) definitieve beëindiging van de melkproduktie: de stopzetting van de onder a) omschreven melkproduktie gedurende de gehele periode waarin de bij Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde beëindigingsregeling van toepassing is of totdat de bij artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 vastgestelde regeling is afgelopen, indien dat op een later tijdstip is.
Artikel 9
1. Binnen de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1336/86 vastgestelde termijnen delen de Lid-Staten aan de Commissie het volgende mede:
- de bedragen van de vergoeding die wordt toegekend krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1336/86;
- eventueel, het in artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1336/86 bedoelde bedrag waarmee de vergoeding wordt verhoogd en de uitvoeringsbepalingen indien het niveau van dat bedrag wordt aangepast ten einde rekening te houden met de plaatselijke omstandigheden;
- eventueel, de maatregelen die worden genomen in toepassing van artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1336/86;
- het aantal aanvragen dat wordt ingediend door de producenten die uitsluitend beschikken over een referentiehoeveelheid overeenkomstig artikel 5 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 in het kader van de leveringen aan de kopers en de som van deze referentiehoeveelheden;
- het aantal aanvragen dat wordt ingediend door de producenten die uitsluitend beschikken over een referentiehoeveelheid overeenkomstig artikel 5 quater, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 804/68 in het kader van de rechtstreekse verkoop en de som van deze referentiehoeveelheden;
- het aantal aanvragen dat wordt ingediend door de producenten die beschikken over zowel een referentiehoeveelheid in het kader van de leveringen als in het kader van de rechtstreekse verkoop met afzonderlijke opgave van de som van de overeenkomstige referentiehoeveelheden;
- het aantal in het vierde streepje bedoelde aanvragen dat voor uitkering van de vergoeding is goedgekeurd, de som van de overeenkomstige referentiehoeveelheden en de som van de hoeveelheden melk en melkequivalent die door de betrokken producenten worden geleverd aan één of aan meer kopers tijdens de periode van twaalf maanden waarin de regeling inzake de extra heffing van toepassing is en die voorafgaat aan de datum waarop de aanvraag is ingediend; - het aantal in het vijfde streepje bedoelde aanvragen dat voor uitkering van de vergoeding is goedgekeurd, de som van de overeenkomstige referentiehoeveelheden en de som van de hoeveelheden melk of melkequivalent die door de betrokken producenten rechtstreeks aan de consument worden verkocht tijdens de periode van twaalf maanden waarin de regeling inzake de extra heffing van toepassing is en die voorafgaat aan de datum waarop de aanvraag is ingediend;
- het aantal in het zesde streepje bedoelde aanvragen, dat voor uitkering van de vergoeding is goedgekeurd, de som van de overeenkomstige referentiehoeveelheden en de som van de hoeveelheden melk en melkequivalent die door de betrokken producenten aan een of aan meer kopers zijn geleverd enerzijds en door diezelfde producenten rechtstreeks aan de consument zijn verkocht anderzijds tijdens de periode van twaalf maanden waarin de regeling inzake de extra heffing van toepassing is en die voorafgaat aan de datum waarop de aanvraag is ingediend;
- alle gegevens betreffende het aantal aangehouden melkkoeien en drachtige vaarzen die geschikt zijn voor de melkproduktie, en de oppervlakte cultuurgrond die in het bedrijf voor de melkproduktie wordt gebruikt op de datum waarop de in het zevende, het achtste en het negende streepje bedoelde producenten hun aanvraag indienen.
2. De in het zevende, het achtste, het negende en het tiende streepje van lid 1 bedoelde goedgekeurde aanvragen worden ingedeeld:
- naar omvang van de betrokken referentiehoeveelheden;
- naar gebied van de Lid-Staat waar de aanvragers zijn gevestigd.
Artikel 10
Uiterlijk op 31 mei 1988 doen de Lid-Staten bij de Commissie een verslag toekomen met de evaluatie van de resultaten van de actie met vermelding van met name alle gegevens betreffende de redenen waarom de producenten aan deze actie deelnemen en de gevolgen daarvan voor de regionale of nationale ontwikkeling van de melkproduktie in de betrokken Lid-Staat.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 24 juli 1986.
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 21.
(2) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.
(3) PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 19.
(4) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 13.
(5) Zie bladzijde 3 van dit Publikatieblad.