Home

Verordening (EEG) nr. 2325/86 van de Commissie van 24 juli 1986 betreffende de mededelingen van de Lid-Staten aan de Commissie in de sector erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen

Verordening (EEG) nr. 2325/86 van de Commissie van 24 juli 1986 betreffende de mededelingen van de Lid-Staten aan de Commissie in de sector erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen

Verordening (EEG) nr. 2325/86 van de Commissie van 24 juli 1986 betreffende de mededelingen van de Lid-Staten aan de Commissie in de sector erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen

Publicatieblad Nr. L 202 van 25/07/1986 blz. 0021 - 0022
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 21 blz. 0165
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 21 blz. 0165


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2325/86 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 1986

betreffende de mededelingen van de Lid-Staten aan de Commissie in de sector erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1431/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1485/85 (2), en met name op artikel 5,

Overwegende dat het voor een goed beheer van de maatregelen voor erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen noodzakelijk is dat de Commissie door de Lid-Staten op de hoogte wordt gehouden van de tenuitvoerlegging van de verschillende maatregelen vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2036/82 van de Raad van 19 juli 1982 tot vaststelling van de algemene voorschriften inzake de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1832/85 (4), en bij Verordening (EEG) nr. 3540/85 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 604/86 (6); dat hiertoe door de Lid-Staten regelmatig bepaalde gegevens betreffende de erkende organisaties, betreffende de situatie ten aanzien van de produktie en de markt alsmede betreffende de handelsstromen van erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen aan de Commissie dienen te worden medegedeeld;

Overwegende evenwel dat het wenselijk is deze mededelingen tot het strikt noodzakelijke te beperken en daarbij rekening te houden met de in de Lid-Staten bestaande administratieve mogelijkheden;

Overwegende dat het met het oog op een goede administratie dienstig is alle verplichtingen van de Lid-Staten met betrekking tot de aan de Commissie te verstrekken periodieke inlichtingen in deze verordening op te nemen; dat in verband hiermede Verordening (EEG) nr. 202/85 van de Commissie (7) dient te worden ingetrokken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor gedroogde voedergewassen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Lid-Staten delen de Commissie binnen 30 dagen na de erkenning de naam, het adres en het aantal aangesloten producenten van de overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2036/82 erkende organisaties mede.

Artikel 2

De Lid-Staten delen wekelijks, uiterlijk op vrijdag, de Commissie de naar erwten, tuin- en veldbonen enerzijds en niet-bittere lupinen anderzijds uitgesplitste hoeveelheden mede, waarvoor in de voorafgaande week een aanvraag voor een steuncertficaat waarin het steunbedrag vooraf is vastgesteld, als bedoeld in artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2036/82, is ontvangen.

De gegevens worden gespecificeerd naar produkten die voor diervoeding bestemd zijn en produkten die voor menselijke of voor een daarmee gelijkgestelde voeding bestemd zijn.

Indien een Lid-Staat evenwel in de loop van bepaalde weken geen dergelijke aanvragen ontvangt, geldt de verplichting tot wekelijkse mededeling aan de Commissie niet. In dat geval deelt de betrokken Lid-Staat de Commissie bij de toezending van de in artikel 4 bedoelde maandelijkse gegevens mede in welke weken geen aanvragen zijn ontvangen.

Artikel 3

De Lid-Staten delen de Commissie de naar erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen gespecificeerde hoeveelheden mede waarvoor in de loop van iedere helft van elke maand een aanvraag tot identificatie als bedoeld in artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2036/82 is ingediend, waarbij de hoeveelheden worden uitgesplitst naar produkten waarvoor het steunbedrag vooraf is vastgesteld en produkten waarvoor het steunbedrag niet vooraf is vastgesteld. De gegevens betreffende de eerste vijftien dagen van de maand worden medegedeeld vóór de 25e van de betrokken maand en die betreffende de andere dagen van de maand vóór de tiende dag van de daaropvolgende maand.

De gegevens worden gespecificeerd naar produkten die voor diervoeding zijn bestemd en produkten die voor menselijke of voor een daarmee gelijkgestelde voeding zijn bestemd.

Indien een Lid-Staat evenwel tijdens een helft van een maand geen aanvragen ontvangt, geldt de verplichting om de gegevens om de twee weken aan de Commissie mede te delen niet. In dat geval deelt de betrokken Lid-Staat de Commissie bij de toezending van de in artikel 4 bedoelde maandelijkse gegevens mede in welke halve maanden geen aanvragen zijn ontvangen.

Artikel 4

De Lid-Staten delen de Commissie voor elke maand, binnen 30 dagen na afloop van de betrokken maand, gespecificeerd naar erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen, de volgende gegevens mede:

- het aantal afgegeven, in artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2036/82 bedoelde, certificaten en de desbetreffende hoeveelheden,

- de hoeveelheden waarvoor artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 3540/85 is toegepast, toegepast,

- de hoeveelheden waarvoor artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 3540/85 is toegepast.

Artikel 5

De Lid-Staten delen de Commissie jaarlijks vóór 1 november betreffende het voorafgaande verkoopseizoen, gespecificeerd naar erwten, tuin- en veldbonen en niet-bittere lupinen, de volgende gegevens mede:

- de werkelijk gebruikte hoeveelheden, uitgesplitst naar de onderverdelingen van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3540/85, en het aantal erkende gebruikers met specificering van hun totaal en van de wijze van gebruik,

- de werkelijk door de erkende organisaties gebruikte hoeveelheden, uitgesplitst naar de onderverdelingen van artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 3540/85, alsmede het aantal van die organisaties en dat van de daarbij aangesloten producenten,

- het aantal gedeponeerde leverantieverklaringen zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2036/82, en de betrokken hoeveelheden.

Artikel 6

De Lid-Staten delen de Commissie uiterlijk op 31 juli 1986 de in artikel 3 bedoelde gegevens mede voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 1986. Voor die periode behoeven de gegevens niet per halve maand te worden verstrekt.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 202/85 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 juli 1986.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 1986.

Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 162 van 12. 6. 1982, blz. 28.

(2) PB nr. L 151 van 10. 6. 1985, blz. 7.

(3) PB nr. L 219 van 28. 7. 1982, blz. 1.

(4) PB nr. L 173 van 3. 7. 1985, blz. 3.

(5) PB nr. L 342 van 19. 12. 1985, blz. 1.

(6) PB nr. L 58 van 1. 3. 1986, blz. 26.

(7) PB nr. L 23 van 26. 1. 1985, blz. 22.