Verordening (EEG) nr. 1343/87 van de Raad van 14 mei 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1987)
Verordening (EEG) nr. 1343/87 van de Raad van 14 mei 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1987)
Verordening (EEG) nr. 1343/87 van de Raad van 14 mei 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1987)
Publicatieblad Nr. L 127 van 16/05/1987 blz. 0001 - 0003
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 1343/87 VAN DE RAAD
van 14 mei 1987
betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor verse druiven voor tafelgebruik van post ex 08.04 A I van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1987)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3700/83 van de Raad van 22 december 1983 tot vaststelling van de regeling die van toepassing is op het handelsverkeer met de Republiek Cyprus na 31 december 1983 (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3682/85 (2), voorziet in de opening van een communautair tariefcontingent van 7 500 ton verse druiven voor tafelgebruik van de posten ex 08.04 A I a) en b) van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus, tegen een invoerrecht dat gelijk is aan 40 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor de periode van 8 juni tot en met 31 juli 1987; dat het betrokken communautaire tariefcontingent derhalve dient te worden geopend voor deze periode;
Overwegende dat de Raad, overeenkomstig de artikelen 180 en 367 van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, Verordening (EEG) nr. 449/86 van 24 februari 1986 tot vaststelling van de regeling die het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek op het handelsverkeer met bepaalde derde landen moeten toepassen (3) heeft vastgesteld; dat de onderhavige verordening derhalve geldt voor de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985;
Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat de aan dat contingent verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten weer te geven, moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Cyprus over een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode;
Overwegende dat echter zowel communautaire als nationale statistische gegevens inzake de betrokken produkten ontbreken en dat geen enkele deugdelijke prognose betreffende de invoer kan worden gemaakt; dat het onder deze omstandigheden wenselijk lijkt de contingenten zodanig in aanvankelijke quota te verdelen dat rekening wordt gehouden met de afnamemogelijkheden voor de genoemde produkten op de markten van de verschillende Lid-Staten;
Overwegende dat het, ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten, dienstig is het contingent in twee gedeelten te splitsen, waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld, terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt; dat het, ten einde de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen, dienstig is het eerste gedeelte van het communautaire contingent vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 86 % van het volume van het contingent zou kunnen bedragen;
Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt; dat het, ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt, overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is aangewend, en wel zo vaak als de reserve dit toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de geldigheidsduur van het contingent een aanzienlijk overschot heeft, daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve, ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;
Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Van 8 juni tot en met 31 juli 1987 worden de douanerechten bij de invoer in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 voor de volgende produkten geschorst tot de niveaus en binnen de grenzen van een communautair tariefcontingent aangeduid naast de produkten:
1.2.3.4.5 // // // // // // Volgnummer // Nummer van het gemeen- schappelijk douanetarief // Omschrijving // Omvang van het contingent (in ton) // Contingent- rechten // // // // // // 09.1407 // 08.04 // Druiven, rozijnen en krenten: // 7 500 // // // // A. Druiven: // // // // // I. voor tafelgebruik: // // // // // a) van 1 november tot en met 14 juli: // // // // // ex 2. andere: // // // // // - van 8 juni tot en met 14 juli, van oorsprong uit Cyprus // // 7,2 % // // // ex b) van 15 juli tot en met 31 oktober: // // // // // - van 15 juli tot en met 31 juli, van oorsprong uit Cyprus // // 8,8 % // // // // //
Artikel 2
1. Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt in twee delen gesplitst.
2. Een eerste deel van 6 476 ton wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, behoudens artikel 5, tot en met 31 juli 1987 gelden, bedragen de volgende hoeveelheden:
1.2 // // (in ton) // Benelux // 150 // Denemarken // 10 // Duitsland // 300 // Griekenland // 2 // Frankrijk // 2 // Ierland // 10 // Italië // 2 // Verenigd Koninkrijk // 6 000.
3. Het tweede deel, ten belope van 1 024 ton, vormt de reserve.
Artikel 3
1. Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming, voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is, van een tweede quotum, gelijk aan 15 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
2. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn aanvankelijke quotum, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij, op de wijze als bepaald in lid 1, over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
3. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quotum, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde.
Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput.
4. In afwijking van de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. Zij delen aan de Commissie de redenen mee die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid.
Artikel 4
De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 juli 1987. Artikel 5
Uiterlijk op 15 juli 1987 storten de Lid-Staten van het niet benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum het deel dat op 10 juli 1987 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat, in de reserve terug. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven.
De Lid-Staten geven uiterlijk op 15 juli 1987 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 10 juli 1987 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat zij in de reserve terugstorten.
Artikel 6
De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt, zodra de opgaven haar bereiken, elke Lid-Staat op de hoogte van de in de reserve nog aanwezige hoeveelheden.
Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 20 juli 1987 in kennis van de stand der reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen.
Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput, tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede, hoeveel het saldo bedraagt.
Artikel 7
1. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat, bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire contingent.
2. De Lid-Staten waarborgen de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen quota.
3. De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun quota af naar gelang de betrokken produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.
4. De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt.
Artikel 8
Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.
Artikel 9
De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nageleefd.
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op 8 juni 1987.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 14 mei 1987.
Voor de Raad
De Voorzitter
A. DUQUESNE
(1) PB nr. L 369 van 30. 12. 1983, blz. 1.
(2) PB nr. L 351 van 28. 12. 1985, blz. 9.
(3) PB nr. L 50 van 28. 2. 1986, blz. 40.