Home

88/468/EEG: Beschikking van de Commissie van 29 maart 1988 betreffende de door de Franse Regering aan een te St. Dizier, Angers en Croix gevestigde landbouwwerktuigenonderneming verleende steun (International Harvester/Tenneco) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

88/468/EEG: Beschikking van de Commissie van 29 maart 1988 betreffende de door de Franse Regering aan een te St. Dizier, Angers en Croix gevestigde landbouwwerktuigenonderneming verleende steun (International Harvester/Tenneco) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

88/468/EEG: Beschikking van de Commissie van 29 maart 1988 betreffende de door de Franse Regering aan een te St. Dizier, Angers en Croix gevestigde landbouwwerktuigenonderneming verleende steun (International Harvester/Tenneco) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 229 van 18/08/1988 blz. 0037 - 0042


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 1988

betreffende de door de Franse Regering aan een te St. Dizier, Angers en Croix gevestigde landbouwwerktuigenonderneming verleende steun

(International Harvester/Tenneco)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(88/468/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig de bepalingen van genoemd artikel 93 te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I

Na herhaalde verzoeken van de Commissie, heeft de Franse Regering haar laattijdig, op 3 oktober 1985 en 30 januari 1986, per brief op de hoogte gebracht van een financiële steunmaatregel ten gunste van een Franse landbouwwerktuigenonderneming, die op de Franse markt de derde plaats inneemt.

De steun dient ter financiering van een programma tot herstructurering van de onderneming en is in 1985 en 1986 in de hieronder beschreven vorm toegekend:

- een subsidie van 40 miljoen Ffr. in 1985;

- een kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr., waarvan de helft in 1985 en de rest in 1986 werd uitgekeerd, met een looptijd van vijftien jaar waarvan drie jaar aflossingsvrij; de rentevoet, waarvan het maximum is vastgesteld op 14 %, varieert al naar gelang van de »cash-flow".

De Commissie heeft gemeend dat de steun onder artikel 92, lid 1, valt en dat deze, op grond van de gegevens waarover zij beschikt en de door de Franse autoriteiten toegezonden informatie, niet aan de voorwaarden voor toepassing van één van de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, voldoet. Zij heeft derhalve ten aanzien van de steun de procedure van artikel 93, lid 2, ingeleid.

Bij schrijven van 3 maart 1986 heeft zij de Franse Regering aangemaand haar opmerkingen kenbaar te maken. De overige Lid-Staten en belanghebbende derden werden daarvan op, respectievelijk, 20 mei 1986 en 27 mei 1986 in kennis gesteld.

II

De Franse Regering heeft haar opmerkingen in het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag bij schrijven van 27 augustus 1986 kenbaar gemaakt.

Volgens de Franse autoriteiten vormt de subsidie een krediet dat bij wijze van uitzondering, vanwege het sociale en regionale belang van de betrokken streken, is verleend om een ernstige verstoring van de werkgelegenheid aldaar in geval Tenneco de Franse dochteronderneming van International Harvester niet zou hebben overgenomen, te voorkomen.

In de eerste, door hen toegezonden gegevens hadden de Franse autoriteiten erop gewezen dat ernstige moeilijkheden in de Amerikaanse moedermaatschappij alsook de voorrang die deze verleende aan andere activiteiten ten koste van de landbouwwerktuigen, een terrein waarop de industrie overal ter wereld geconfronteerd wordt met een algemene en duurzame inzinking van de markten, reeds sedert enkele jaren een bedreiging vormden voor het Franse bedrijf van International Harvester met fabrieken te Angers, St. Dizier en Croix. Volgens de medegedeelde gegevens dient de steun voor financiering van een herstructurering van de begunstigde onderneming in de vorm van een sluiting van de maaidorserfabriek te Angers (2 000 machines per jaar, 185 werknemers), een toespitsing van de fabriek te Croix op produktie van cabines (met als gevolg een personeelsinkrimping van 515 tot 260 werknemers) en een overschakeling van de fabriek van St. Dizier van eindassemblage van trekkers op de produktie van transmissies voor trekkers uit de midden- en hogere klasse met handhaving van 1 800 arbeidsplaatsen. Het desbetreffende investeringsprogramma voorzag in 1,2 miljard Ffr. voor de twee resterende fabrieken (St. Dizier en Croix) en moest gedurende de looptijd daarvan (1986-1989) de schepping van respectievelijk 500 en 250 arbeidsplaatsen mogelijk maken.

In het kader van de procedure hebben drie andere Lid-Staten, twee plaatselijke instanties, een regeringsbureau en een onderneming hun opmerkingen aan de Commissie kenbaar gemaakt.

III

De subsidie van 40 miljoen Ffr. en de aan het kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr. verbonden rentesubsidie en aflossingsvrije periode vormen steunmaatregelen die de onderneming in staat stellen een reeks investeringen te verrichten zonder de kosten daarvan in hun totaal te moeten dragen.

Het met een rentesubsidie verstrekt kapitaalkrediet heeft een looptijd van vijftien jaar, waarvan drie jaar aflossingsvrij, en een rentevoet die varieert al naar gelang van de »cash-flow" van de onderneming met een maximum van 14 %. Het steunkarakter schuilt in de aflossingsvrije periode van drie jaar en het verschil tussen de daadwerkelijk door de onderneming betaalde rentevoet en de in Frankrijk geldende referentiemarktrente, d. w. z. de rente die het »Crédit National" toepast op kredieten voor investeringen. In de periode waarin de steun is verleend (1985 en 1986) varieerde deze referentierentevoet van 14 tot 9,25 %. Vanwege de uiterst negatieve resultaten van de afgelopen jaren en de huidige moeilijkheden in de landbouwwerktuigensector mag worden verondersteld dat de »cash-flow" van de onderneming gering is geweest en althans voor de eerstkomende jaren ook gering zal blijven en dat de toe te passen rentevoet beneden de marktrentevoet zal liggen.

De in de vorm van een kapitaalkrediet verstrekte steun wordt gekenmerkt door onzekerheid omtrent de rentesubsidie die daardoor, evenals overigens de omvang van de steun zelf, onmogelijk kan worden vastgesteld. Mede door dit gebrek aan doorzichtigheid is de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en kan geen toepassing van één van de afwijkingen van artikel 92, lid 3, worden overwogen.

Met het oog op de aanvulling van deze lacunes heeft de Commissie de Franse Regering driemaal, bij telexbericht van 23 oktober 1985 en bij brieven van 3 december 1985 en 3 maart 1986, verzocht de aan het kapitaalkrediet verbonden voorwaarden te preciseren. De Franse autoriteiten hebben zich beperkt tot de mededeling dat de rente van het kapitaalkrediet varieert al naar gelang van de toekomstige »cash-flow" van de onderneming met een maximum van 14 % doch hebben over het verband tussen de omvang van de »cash-flow" en de toe te passen rentevoet geen nadere gegevens verstrekt.

Zonder gegevens over de datum van verstrekking van de lening, de »cash-flow" en het verband tussen de »cash-flow" en de daadwerkelijk door de onderneming betaalde rente kan de Commissie niet het steunelement van het kapitaalkrediet berekenen of beoordelen.

Gezien deze situatie, die gekenmerkt wordt door een gebrek aan samenwerking van de Franse Regering, ziet de Commissie zich genoopt de lopende procedure te sluiten en haar beschikking op basis van de gegevens waarover zij beschikt (zie hiertoe het arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1986 in de zaak 234/84, Meura) te geven.

De hierboven omschreven situatie alsook de ingewikkeldheid van de steun verklaart de termijn en bijgevolg de duur van het onderzoek uit hoofde van artikel 93, lid 2.

IV

Bovengenoemde steun had overeenkomstig artikel 93, lid 3, bij de Commissie moeten worden aangemeld. De Franse Regering heeft dit evenwel niet tijdig gedaan zodat de Commissie zich niet vóór de uitvoering van de maatregelen daarover heeft kunnen uitspreken. De steun is derhalve in strijd met het Gemeenschapsrecht toegekend. De door het niet naleven van deze verplichtingen ontstane situatie wordt nog verergerd door het feit dat de steun reeds aan de begunstigde is verstrekt. Bovendien is de helft van het kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr. na de opening van de procedure van artikel 93, lid 2, verstrekt. Al deze steun is derhalve onrechtmatig verleend. In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat, gezien het feit dat de bij artikel 93, lid 3, vastgestelde procedureregels een dwingend karakter hebben en van openbare orde zijn (zie arrest van het Hof van 19 juni 1973, zaak 77/72, Capolongo) deze steun niet meer alsnog rechtmatig kan worden verklaard. Door het niet naleven van de procedureregels van artikel 93, lid 3, is alle verstrekte steun onrechtmatig.

In geval van onverenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt kan de Commissie een beroep doen op de middelen waarover zij krachtens het arrest van het Hof van Justitie van 12 juni 1973 in zaak 70/72 (Kohlegesetz) beschikt en de Lid-Staten ertoe nopen de steun te schorsen door van de begunstigden een terugbetaling van de ontvangen bedragen te verlangen.

V

De bewuste steun is bovendien onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag.

De landbouwwerktuigenmarkt van de Gemeenschap wordt gekenmerkt door een intensief intracommunautair handelsverkeer dat 28 % van de communautaire produktie vertegenwoordigt. Een belangrijke plaats op deze markt wordt ingenomen door multinationals (Massey-Ferguson, Case/Brown/International Harvester, John Deere, Ford) die in het kader van een investeringsprogramma op wereldniveau in de verschillende Lid-Staten investeren en die, met het oog op schaalvoordelen, hun verschillende produktiecentra toespitsen op bepaalde produkten of onderdelen van produkten die in andere fabrieken, die zich dikwijls in andere Lid-Staten bevinden, worden geassembleerd.

Het omvangrijke intracommunautaire handelsverkeer in landbouwwerktuigen is derhalve niet beperkt tot eindprodukten of reserveonderdelen doch betreft eveneens onderdelen van machines zoals motoren, transmissies, cabines voor trekkers, enz.

De markt wordt bovendien gekenmerkt door een structurele overcapaciteit van ongeveer 50 % die zich uit in een felle concurrentie tussen de verschillende producenten, een enorme druk op de prijzen en een ingrijpende personeelsinkrimping in deze industrie (31 % voor de Gemeenschap in haar geheel en 51 % voor België, 50 % voor het Verenigd Koninkrijk, 34 % voor Duitsland, 29 % voor Nederland en 24 % voor Frankrijk in de periode 1976-1986).

De tractorproduktie in de Gemeenschap is tussen 1979 en 1985 teruggelopen met 10 % in Frankrijk, 21 % in Italië, 22 % in Duitsland, 27 % in het Verenigd Koninkrijk en met gemiddeld 23 % voor de gehele Gemeenschap.

De begunstigde onderneming, die met 14 % van de in 1985 ingeschreven trekkers op de Franse landbouwwerktuigenmarkt de derde plaats inneemt, voert voor 37 % van haar omzetcijfer van 2,255 miljard Ffr. uit, waarvan een aanzienlijk deel naar de andere Lid-Staten.

Gezien het bovenstaande kan de bewuste steun het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen in de zin van artikel 92, lid 1, en aldus de betrokken onderneming en de Franse landbouwwerktuigenproduktie bevoordelen.

Wanneer financiële steun van de Staat de positie van bepaalde ondernemingen ten opzichte van andere die in de Gemeenschap concurrenten daarvan zijn versterkt, dient deze steun als nadelig voor die andere ondernemingen te worden beschouwd.

De betwiste steun vervalst de mededinging; door de daaruit voortvloeiende verbetering van de financiële situatie van de begunstigde onderneming en het profijt dat deze uit de investering haalt dank zij een vermindering van haar andere kosten, wordt de concurrentiepositie van deze onderneming ten opzichte van de andere ondernemingen die voor eigen rekening soortgelijke maatregelen hebben uitgevoerd of uitvoeren, versterkt.

VI

Artikel 92, lid 1, van het Verdrag behelst het beginsel dat steunmaatregelen die bepaalde, in genoemde bepaling genoemde kenmerken vertonen, met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar zijn. De afwijkingen van het beginsel die zijn vermeld in artikel 92, lid 2, zijn in het onderhavige geval niet van toepassing gezien de aard en de oogmerken van de voorgenomen steunmaatregelen.

Overeenkomstig artikel 92, lid 3, dient eventuele verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt te worden nagegaan in communautair verband. Ten einde de goede werking van de gemeenschappelijke markt te waarborgen en rekening te houden met de in artikel 3, onder f), neergelegde beginselen, moeten de uitzonderingen op het beginsel van artikel 92, lid 1, zoals neergelegd in lid 3 van dat artikel, bij een onderzoek van de steunregelingen of individuele steunmaatregelen restrictief worden geïnterpreteerd.

Deze uitzonderingen kunnen slechts worden toegepast wanneer de Commissie heeft kunnen vaststellen dat het marktmechanisme, zonder steun, op zichzelf niet voldoende is om de potentiële begunstigden tot een gedrag te nopen dat voor het verwezenlijken van een van de genoemde doelstellingen nodig is.

Toepassing van deze afwijkingen op gevallen die niet bijdragen tot het verwezenlijken van die doelstellingen of op gevallen waarin de steun voor het verwezenlijken van die doelstellingen niet noodzakelijk zou zijn, zou neerkomen op het ten onrechte verlenen van voordelen aan sectoren of ondernemingen van bepaalde Lid-Staten die daardoor hun financiële positie kunstmatig versterkt zouden zien en zou het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging vervalsen zonder dat zulks in enigerlei opzicht wordt gerechtvaardigd door het belang van de Gemeenschap in de zin van artikel 92, lid 3.

De Franse Regering heeft geen enkel motief kunnen opgeven en de Commissie heeft geen rechtvaardiging kunnen ontdekken om de steun voor één van de afwijkingen van artikel 92, lid 3, in aanmerking te laten komen.

Op grond van het bovenstaande kan de steun derhalve niet in aanmerking komen voor één van de uitzonderingen van artikel 92, lid 3.

Ten aanzien van de uitzonderingsbepalingen van artikel 92, lid 3, onder b), is duidelijk dat de voorgenomen steun niet bestemd is om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van Frankrijk op te heffen. Specifieke steun aan een bedrijf uit de landbouwwerktuigensector draagt niet bij tot het herstel van de in artikel 92, lid 3, onder b), beschreven situaties. De Franse Regering heeft overigens niet dit soort argumenten ter rechtvaardiging van de steun aangevoerd.

Ten aanzien van de uitzonderingen bedoeld in artikel 92, lid 3, onder a) en c), ten behoeve van steun die de ontwikkeling in bepaalde streken moet bevorderen, dient te worden opgemerkt dat de levensstandaard in de streken waarin de investeringen zijn of zullen worden verricht (Haute-Marne en Nord, de fabriek te Angers in Maine-et-Loire is inmiddels gesloten) niet abnormaal laag is en dat daar evenmin een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst in de zin van de onder a) bedoelde uitzondering. Bovendien behoren deze regio's niet tot de streken die voor deze uitzondering in aanmerking komen.

De steun voldoet evenmin aan de voorwaarden vermeld in artikel 92, lid 3, onder c). Van de drie fabrieken bevindt zich alleen de fabriek van Angers (185 werknemers), die in het kader van het investeringsprogramma is gesloten, in een gebied dat voor regionale steun in aanmerking kan komen. Bovendien is noch de subsidie van 40 miljoen Ffr., noch het van een rentesubsidie voorziene kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr. in het kader van een steunregeling met regionale strekking verstrekt. De desbetreffende steun dient niet ter vergemakkelijking van de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën in de zin van artikel 92, lid 3, onder c). Bovendien dient, afgaande op de huidige situatie en de vooruitzichten voor de landbouwwerktuigenmarkt, te worden geconstateerd dat verstrekking van de bedoelde steun de concurrentie op een tegen het gemeenschappelijk belang indruisende manier vervalst. Derhalve kan de steun niet in aanmerking komen voor de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c).

Ten aanzien van de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), voor steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische activiteiten te vergemakkelijken, dient te worden opgemerkt dat de bedoelde steun weliswaar de ontwikkeling van de begunstigde onderneming vergemakkelijkt, doch niet de ontwikkeling van deze sector op communautair niveau en het intracommunautaire handelsverkeer op een tegen het gemeenschappelijk belang indruisende manier beïnvloedt.

De communautaire landbouwwerktuigenmarkt wordt gekenmerkt door een overcapaciteit van ongeveer 50 % met name als gevolg van een sterke daling van de verkoop in de afgelopen tien jaren. Zo liep de verkoop van kleine en middelgrote trekkers tussen 1979 en 1984 met 23 % terug.

Als gevolg van de crisis in de landbouwwerktuigensector is er sprake van een sterke druk op de prijzen waardoor verscheidene producenten belangrijke kortingen toepassen en zo hun toch al geringe winstmarge nog meer verminderen.

In 1984 heeft de Commissie een Italiaans steunvoornemen in de vorm van een rentesubsidie aan een onderneming die landbouwmotoren en -trekkers vervaardigt, uit hoofde van artikel 92 onverenigbaar met dit Verdrag verklaard vanwege de opvoering van de produktiecapaciteit die uit de te steunen investering zou voortvloeien - Beschikking 84/364/EEG van de Commissie (1) -.

International Harvester/Tenneco is een multinational (één van de 50 grootste concerns op wereldniveau, met een omzetcijfer van 130 miljard Ffr. en een netto bedrijfsresultaat van 5,5 miljard Ffr. in 1984); dit concern vervaardigt landbouwmachines en/of onderdelen daarvan in de Verenigde Staten en - binnen de Gemeenschap - op een aantal plaatsen in Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

Vóór de overname van het Europese concern van International Harvester, had Tenneco reeds een dochteronderneming, J.I. Case, in het Verenigd Koninkrijk met twee landbouwwerktuigenfabrieken (te Leigh en Meltham). Met de overname van de Franse (Croix, Angers en St. Dizier), Engelse (Doncaster) en Duitse (Neuss) fabrieken van International Harvester kreeg Tenneco niet alleen de beschikking over het marktaandeel en de capaciteit van zijn concurrent doch ook over de afzetkanalen op markten waarop Tenneco nog slechts betrekkelijk zwak aanwezig was.

In Europa produceert Tenneco landbouwmachines in een aantal in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland gelegen fabrieken. De door Tenneco in Frankrijk genomen maatregelen (stopzetting van de fabricage van maaidorsers, specialisatie van de twee andere fabrieken) maken deel uit van een op wereldniveau uitgevoerd investeringsprogramma dat voor Tenneco een modernisering en een aanpassing van de capaciteit aan de situatie op de wereldmarkten beoogt.

De reorganisatie van de produktie in het kader van het investeringsprogramma van Tenneco met toespitsing van fabrieken op onderdelen en/of bepaalde produkten en uitvoer van onderdelen naar andere fabrieken voor de eindassemblage, bemoeilijkt de beoordeling van de gevolgen voor de communautaire landbouwwerktuigenmarkt.

Het besluit van de Franse autoriteiten om steun te verlenen heeft waarschijnlijk geen invloed op de omvang en de doelstellingen van dit programma. Daarentegen beïnvloedt de steun, zoals verderop zal worden uiteengezet, de besluiten omtrent de geografische verdeling van de investeringen en de specialisatie en de sluiting van fabrieken. De steunmaatregelen houden aldus nadelen in voor niet alleen de andere dochtermaatschappijen van Tenneco elders in de Gemeenschap, doch ook voor alle andere landbouwwerktuigenbedrijven in de Gemeenschap.

De steunverlening heeft Tenneco ertoe aangezet het Franse concern van International Harvester over te nemen en heeft een meer ingrijpende capaciteitsinkrimping in Frankrijk verhinderd. Tenneco heeft namelijk besloten de produktie van trekkers in de fabriek van Meltham/Huddersfield in het Verenigd Koninkrijk in 1988 stop te zetten en de onderdelenproduktie daarvan te verminderen en de onderdelenfabriek van Leigh/Manchester te sluiten, hetgeen een verlies van ongeveer 1 000 arbeidsplaatsen betekent.

De enige werkelijke, door de Franse autoriteiten medegedeelde capaciteitsinkrimping betreft de sluiting van de fabriek van Angers (185 werknemers, capaciteit 2 000 eenheden per jaar) die volgens Tenneco te klein was om aan de belangrijkste Europese concurrenten het hoofd te bieden. De medegedeelde capaciteitsinkrimpingen betroffen bovendien hoofdzakelijk weinig benutte capaciteiten en hebben bijgevolg nauwelijks gevolgen voor de markt.

De door Tenneco besloten capaciteitsinkrimpingen zijn uitsluitend ingegeven door de recente ontwikkeling op de markt, waarop de vraag aanmerkelijk is afgenomen zodat alle ondernemingen uit de Gemeenschap zich aan deze nieuwe situatie hebben moeten aanpassen.

De toespitsing van de andere fabrieken op de produktie van modulen voor trekkers, die grotendeels voor de eindassemblage naar in andere Lid-Staten gevestigde fabrieken worden uitgevoerd, houdt zelfs verband met een capaciteitsopvoering. Afgezien van de stillegging van de produktie van maaidorsers en de specialisatie van de produktie, met als gevolg een verlies van 440 arbeidsplaatsen, betreft het gesteunde investeringsprogramma ten belope van 1,2 miljard Ffr. de schepping van 750 arbeidsplaatsen in een industrie die door een uitermate grote overcapaciteit (ongeveer 50 %) en een intensief intracommunautair handelsverkeer wordt gekenmerkt. Deze netto-aanwinst van 310 arbeidsplaatsen bij Tenneco France als gevolg van een produktiviteitsopvoering in het kader van het op rationalisatie en specialisatie gerichte investeringsprogramma houdt noodzakelijkerwijs een verhoging van de produktie in deze onderneming in. Opgemerkt dient te worden dat deze investeringen - dank zij de verstrekking van genoemde steun - in Frankrijk zijn verricht en niet in één van de andere Lid-Staten waarin Tenneco fabrieken bezit. De steun stelt aldus de begunstigde onderneming in staat haar produktiecapaciteiten op een reeds door sterke overcapaciteit gekenmerkte markt op te voeren.

Gezien de uiterst moeilijke situatie op de landbouwwerktuigenmarkt, waarop vóór 1990 van geen stabilisatie sprake zal zijn, dient te worden geconstateerd dat instemming met de subsidie van 40 miljoen Ffr., de rentesubsidie en de aflossingsvrije periode die aan het kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr. ten gunste van International Harvester/Tenneco France zijn verbonden, zou neerkomen op een benadeling van de concurrenten die tot een niet te rechtvaardigen vermindering van hun verkoop en/of een noodgedwongen terugtrekking van de markt zou kunnen leiden.

Door de ernst en de duur van de crisis die de landbouwwerktuigensector in de Gemeenschap momenteel doormaakt, moeten andere ondernemingen zich, zonder staatssteun en ondanks de financiële moeilijkheden voor velen van hen en de problemen waarvoor deze als gevolg van de in het kader van de drastische herstructureringsmaatregelen toe te passen personeelsinkrimping staan, enorme inspanningen getroosten om zich aan die situatie aan te passen.

Gezien de financiële situatie van de moedermaatschappij en het belang dat deze bij het uitvoeren van het voorgenomen investeringsprogramma heeft, mag worden verondersteld dat de werking van het marktmechanisme op zich voldoende is en dat de investeringen ook zonder steunverlening zullen worden uitgevoerd.

De steun draagt derhalve niet bij tot een ontwikkeling, die vanuit een communautair oogpunt gezien, de daardoor ontstane distorsie van het handelsverkeer kan compenseren.

Ten slotte is de steun onrechtmatig omdat de Franse Regering niet voldaan heeft aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 93, lid 3, van het Verdrag. Evenmin voldoet de steun aan de gestelde voorwaarden voor toepassing van één der uitzonderingsbepalingen van artikel 92, leden 2 en 3.

De steun dient derhalve door terugvordering ongedaan te worden gemaakt. Ten aanzien van het kapitaalkrediet heeft de Commissie, om de redenen uiteengezet in deel III van de motivering van deze beschikking, niet het terug te vorderen steunelement kunnen kwantificeren. Derhalve zal de Franse Regering bij het treffen van de uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van deze beschikking zelf het volgens de door de Commissie gestelde regels terug te vorderen steunbedrag moeten vaststellen; het bedrag van de steun dient gelijk te zijn aan het verschil tussen de rente die het »Crédit National" op de datum van verstrekking van het kapitaalkrediet toepaste op een investeringslening en de daadwerkelijk door de onderneming International Harvester/Tenneco France tot de datum waarop deze beschikking wordt gegeven, betaalde rente; deze maatregelen dienen binnen twee maanden aan de Commissie te worden medegedeeld, die deze op de overeenstemming ervan met de onderhavige beschikking zal beoordelen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in 1985 en 1986 aan International Harvester/Tenneco France, door de Franse Regering verleende steun in de vorm van een subsidie van 40 miljoen Ffr., een kapitaalkrediet van 135 miljoen Ffr. met een rentesubsidie overeenkomende met het verschil tussen de marktrentevoet en de daadwerkelijke, door de onderneming betaalde rente en een aflossingsvrije periode van drie jaar is in strijd met de procedureregels van artikel 93, lid 3, van het Verdrag verstrekt. Bovendien is deze steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag. Artikel 2

De Franse Regering dient de in artikel 1 genoemde steun door terugvordering ongedaan te maken.

Artikel 3

De Franse Regering stelt de Commissie uiterlijk twee maanden na de dagtekening van deze beschikking in kennis van de maatregelen die zij tot nakoming van deze beschikking heeft getroffen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 29 maart 1988.

Voor de Commissie

Peter SUTHERLAND

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 192 van 20. 7. 1984, blz. 35.