Home

88/491/EEG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.379 - Bloemenveilingen Aalsmeer) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

88/491/EEG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.379 - Bloemenveilingen Aalsmeer) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

88/491/EEG: Beschikking van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.379 - Bloemenveilingen Aalsmeer) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 262 van 22/09/1988 blz. 0027 - 0044


*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 1988

inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.379 - Bloemenveilingen Aalsmeer)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(88/491/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 3, lid 1,

Gezien de verzoeken die overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 17 door Florimex BV, gevestigd te Aalsmeer, en door Van der Burg Bloemen BV, gevestigd te Aalsmeerderbrug, beide in Nederland, op 8 september respectievelijk 15 december 1982 zijn ingediend ten einde te doen vaststellen dat de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" te Aalsmeer, Nederland, inbreuken op de artikelen 85 en 86 heeft gepleegd,

Gezien de aanmelding die op 5 november 1984 op grond van artikel 4 van Verordening nr. 17 door de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" met betrekking tot haar statuten, haar veilingreglement, een aantal met kwekers en handelaren gesloten standaardovereenkomsten, haar Algemene bepalingen voor huur en verhuur van de verwerkingsruimte en haar heffingen, werd verricht,

Gezien het besluit van de Commissie van 12 juni 1986 om in deze zaak de procedure in te leiden,

Na de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening nr. 17 en Verordening nr. 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr. 17 van de Raad (2) in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen,

Na Florimex BV en Van der Burg Bloemen BV overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening nr. 17 en Verordening nr. 99/63/EEG te hebben gehoord,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

I. FEITEN

A. Het produkt en het onderwerp van de procedure

1. Het produkt

(1) Deze procedure heeft betrekking op de handel in levende planten en produkten van de bloementeelt, inzonderheid in verse snijbloemen, kamer- en tuinplanten (hoofdstuk 6 van de Nomenclatuur van Brussel), hierna »bloemkwekerijprodukten" genoemd.

2. Het onderwerp van de procedure

(2) Onderwerp van de procedure zijn bij de Commissie aangemelde overeenkomsten die werden gesloten

tussen de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" (VBA), gevestigd te Aalsmeer (Nederland), en de op haar terrein gevestigde ondernemingen van de bloemenhandel, waarbij ten minste tot 1 mei 1988 de commerciële activiteiten van deze ondernemingen op het terrein van de VBA werden geregeld.

(3) Deze procedure heeft geen betrekking op eveneens aangemelde besluiten van de VBA en overeenkomsten die haar eigen commerciële activiteiten betreffen, noch op de per 1 mei 1988 ingevoerde nieuwe regelingen inzake de commerciële activiteiten van ondernemingen in de bloemenhandel die op de terreinen van de VBA gevestigd zijn.

(4) De Commissie heeft de beoordeling van laatstbedoelde besluiten en overeenkomsten verdaagd.

B. De onderneming

(5) De VBA is een cooeperatieve vereniging naar Nederlands recht die op 13 mei 1968 werd opgericht door het samengaan van bestaande veilingen. Zij is gevestigd te Aalsmeer (Nederland) en ingeschreven in het handelsregister te Haarlem.

(6) De VBA heeft ten doel de behartiging van de belangen van haar leden door bevordering van de afzet van bloemen en andere sierteeltprodukten (artikel 3, onder 1, van de statuten). Leden van de VBA kunnen zijn natuurlijke en rechtspersonen die de teelt der bedoelde produkten als bedrijf uitoefenen (artikel 5, onder 1, van de statuten).

(7) Op 31 december 1984 (1) telde de VBA 4 147 leden, die 3 711 ondernemingen vertegenwoordigden; een gering aantal daarvan waren Belgische kwekers, die sedert 1983 als lid worden toegelaten (17 leden in 1983).

(8) De VBA streeft haar doel in hoofdzaak na door het houden van veilingen, waarop niet alleen produkten van de leden maar ook produkten van andere Nederlandse en buitenlandse producenten door hen zelf of door handelaren worden aangeboden.

(9) De totale omzet bedroeg in 1984 (. . .) Hfl (2) (1983 (. . .) Hfl). De VBA is een »exportveiling", d.w.z. dat haar aanbod van goederen en diensten is toegespitst op de uitvoer van de bij haar gekochte produkten. Ongeveer 90 % van de via de VBA verkochte snijbloemen wordt uitgevoerd; voor de bloemkwekerijprodukten in het algemeen geldt een percentage van circa 77 %.

(10) De belangrijkste bron van inkomsten van de VBA vormen de vergoedingen (»heffingen") die zij haar aanvoerders (leden en niet-leden) in rekening brengt en de van haar commerciële huurders ontvangen huurpenningen. Uit deze bron ontving de VBA in 1984 (. . .) Hfl aan »provisies" en »bemiddelingskosten". De basishuurprijs van de oppervlakten die op commerciële grondslag werden verhuurd bedroeg in 1984 (. . .) Hfl.

C. De procedure

1. Klacht van de firma Florimex BV (Zaak IV/30.768)

(11) Bij een klacht van 8 september 1982 heeft de firma Florimex BV (Florimex), gevestigd te Aalsmeer, de Commissie verzocht overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 17 inbreuken vast te stellen die door de VBA op de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag zouden zijn begaan.

(12) Florimex is een onderneming die zich sedert 1970 bezighoudt met de bloemenhandel en waarin de Florimex Verwaltungs-GmbH te Neurenberg (Duitsland) een meerderheidsbelang heeft. Het Florimex-concern, dat over de gehele wereld werkzaam is, wordt als een van de grootste bloemenhandelaren ter wereld beschouwd.

(13) In 1972 huurde Florimex, die bij de VBA als koper was ingeschreven, bij deze een verwerkingsruimte. Vanaf 1974 sloot Florimex met de VBA geregeld overeenkomsten (»conceptovereenkomsten" en »handelsovereenkomsten") waarin de afzet van door Florimex in Nederland ingevoerde produkten via de VBA respectievelijk op haar terreinen werd geregeld.

(14) Tussen partijen bij de overeenkomsten rezen echter al spoedig meningsverschillen; Florimex wilde grotere hoeveelheden via de VBA respectievelijk op haar terreinen verkopen dan deze bereid was toe te staan.

(15) In 1981 maakte Florimex een einde aan haar commerciële betrekkingen met de VBA en stelde zij bij de Arrondissementsrechtbank te Haarlem een vordering tot schadevergoeding in omdat de VBA door haar handelingen en gedragingen, die in strijd zouden zijn met de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag, Florimex zou beletten een economisch verantwoorde activiteit uit te oefenen.

(16) Bij vonnis van 29 januari 1985 heeft genoemde rechtbank het geding geschorst ten einde partijen in de gelegenheid te stellen het oordeel van de Commissie in te winnen over:

- VBA's beroep op artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 26,

- VBA's beroep op artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag,

- de door Florimex ingediende klacht met betrekking tot de gestelde inbreuken op de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag door VBA.

2. Klacht van de firma Van der Burg Bloemen BV (Zaak IV/30.828)

(17) Bij een klacht van 15 december 1982 verzocht de firma Van der Burg Bloemen BV, thans Brug Bloemen BV (Brug Bloemen), gevestigd te Aalsmeerderbrug, de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 17 inbreuken vast te stellen die door de VBA op de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag zouden zijn begaan.

(18) Brug Bloemen, een eveneens tot het Florimex-concern behorende onderneming, die op het ogenblik evenwel niet meer actief is, importeerde bloemen uit derde landen in Nederland, met name uit Kenia. Deze produkten werden in het algemeen per vliegtuig via Frankfurt in de Gemeenschap ingevoerd. Brug Bloemen bood deze produkten aan de Nederlandse groothandel aan.

(19) Brug bloemen stelt dat de VBA door middel van haar verhuurovereenkomsten betreffende verwerkingsruimten, die met alle belangrijke in Nederland gevestigde groothandelaren zouden zijn gesloten, de voorzieningsbronnen van deze handelaren zou bepalen. De afzetkanalen van ondernemingen, zoals Brug Bloemen, die met de VBA om de toegang tot de groothandel concurreren, zouden op die manier worden afgesloten.

3. Aanmelding door de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" (Zaak IV/31.379)

(20) Op 5 november 1984 verzocht de VBA de Commissie om de afgifte van een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 17, respectievelijk een vaststelling overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 26 (1), en subsidiair om een vrijstelling van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag op grond van artikel 85, lid 3, van dat Verdrag met betrekking tot de hieronder volgende besluiten en overeenkomsten:

- de statuten,

- het veilingreglement (2),

- de contractzenderschapsovereenkomst,

- de concept-overeenkomst,

- de handelsovereenkomsten (type A tot en met E),

- de handelsovereenkomst (type F),

- het contract overgegeven sierteeltprodukten,

- de algemene bepalingen voor huur en verhuur van de verwerkingsruimte,

- de heffingen.

(21) De onderhavige procedure heeft alleen betrekking op bepalingen in het veilingreglement en op de algemene bepalingen voor huur en verhuur van de verwerkingsruimte, alsmede op de handelsovereenkomsten en de heffingen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten.

D. Het veilingterrein

(22) In publikaties van de VBA wordt haar veilinggebouw aangemerkt als het »gebouw met de grootste grondoppervlakte ter wereld". Het in 1985 door de VBA genomen besluit om door investeringen ten bedrage van (. . .) Hfl het geëxploiteerde oppervlak van (. . .) m2 uit te breiden tot (. . .) m2 geeft een indruk van de bestaande dimensie van het gebouw. De aldus geschapen infrastructuur dient enerzijds met name voor het veilingbedrijf zelf: aanvoer - veiling - uitlevering. Anderzijds stelt de VBA haar kopers omvangrijke faciliteiten ter beschikking voor de wederverkoop van de produkten.

(23) Op het terrein van de VBA bevinden zich instellingen waaronder vervoerondernemingen (bij voorbeeld KLM), douaneagenten, expediteuren, het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten, de plantenziektenkundige dienst, die van hieruit hun diensten met betrekking tot de handel in bloemkwekerijprodukten verlenen.

(24) Een ander deel van het veilinggebouw is bestemd voor verhuur als »verwerkingsruimte". Hieronder moeten lokalen worden verstaan waarin het in ieder opzicht mogelijk is het bedrijf van de bloemhandel uit te oefenen.

(25) De VBA heeft aangevoerd dat het voor de uitoefening van haar bedrijf een economische noodzaak is voor een concentratie van de vraag te zorgen. Deze noodzaak zou enerzijds voortvloeien uit een vereiste van continuïteit, die nodig zou zijn voor de permanente uitoefening van het veilingbedrijf. Anderzijds zou het in verband met het aan snel bederf onderhevige karakter van de betrokken produkten absoluut noodzakelijk zijn de afzetkanalen zo kort mogelijk te houden. Vooral de exportgroothandel zou op een hoge omloopsnelheid zijn aangewezen.

(26) De VBA streeft ernaar de levering binnen 30 minuten na het tijdstip waarop de betrokken goederen werden geveild, te doen plaatshebben. Reeds bij de aanvang van de veilingdag kunnen de gekochte partijen doorlopend in ontvangst worden genomen en verwerkt, zodat reeds onmiddellijk na de sluiting van de veilingdag alle bloemen voor verzending gereed zijn, dan wel reeds afgeleverd zijn.

(1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.

(2) PB nr. 127 van 20. 8. 1963, blz. 2268/63.

(1) De in deze beschikking opgenomen statistische gegevens hebben in het algemeen betrekking op de jaren 1983 en 1984. De ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan, hebben, voor zover bekend, geen wezenlijke veranderingen in deze gegevens met zich gebracht.

(2) In de voor bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn enige cijfers weggelaten, conform de bepalingen van artikel 21 van Verordening nr. 17 betreffende het niet-prijsgeven van zakengeheimen.

(1) PB nr. 30 van 20. 4. 1962, blz. 993/62.

(2) De VBA heeft de van 15 januari 1981 daterende redactie van het veilingreglement aangemeld. In februari 1986 heeft het bestuur van de VBA een nieuw veilingreglement vastgesteld. Materieel brengt dit nieuwe veilingreglement geen veranderingen in de regelingen waarvan de Commissie uitgaat.

E. Het VBA-verhuurbeleid

(27) Van de ca. (. . .) bij de VBA ingeschreven kopers, waar van enkele buitenlandse ondernemingen, hebben (. . .) kopers (augustus 1985) van de VBA op haar terreinen verwerkingsruimten gehuurd. Deze groep bestaande uit verzendexporteurs neemt ca. (. . .) % van de totale omzet van de VBA voor haar rekening. De huurders van verwerkingsruimten zijn vooral groothandelaren in snijbloemen en in mindere mate handelaren in kamerplanten. Van de handelaren in tuinplanten heeft bijna niemand een verwerkingsruimte bij de VBA.

(28) Aanvragen om huur van verwerkingsruimte, respectievelijk, om huur van grotere verwerkingsruimte worden beoordeeld door de VBA aan de hand van een aanvraagformulier en gesprekken met de aanvrager. Daarbij wordt met name gelet op de afname van huurders van vergelijkbare ruimte op dat moment en op de commerciële betekenis van de betrokken huurder (bijv. zijn vermogen bepaalde afzetmarkten te bereiken voor produkten welke zijn gekocht via de VBA). Dit vormt de basis voor de aard en omvang van de aan de (aspirant-)huurder toegewezen verwerkingsruimte.

(29) De door de VBA voor de verhuur van verwerkingsruimte bestemde totale oppervlakte bedroeg in 1984 (. . .) m2. De jaarlijkse basishuur hiervoor bedroeg (. . .) Hfl. De VBA heeft de Commissie medegedeeld dat de inkomsten uit de verhuur (. . .) bedragen.

(30) In juli 1985 bestond een extra behoefte van ongeveer (. . .) m2 oppervlakte die voor gebruik als verwerkingsruimte zou kunnen worden verhuurd. Op de toenmalige wachtlijst stonden (. . .) groothandelaren die reeds huurder waren maar de gehuurde oppervlakte wilden uitbreiden, en (. . .) nieuwe kandidaten (het jaarlijkse inkoopvolume van deze laatsten bedroeg (. . .) Hfl).

F. De overeenkomsten die ten minste tot 1 mei 1988 hebben gegolden

(31) De verwerkingsruimten die de VBA op haar terreinen aan bij haar ingeschreven kopers ter beschikking stelt, worden verhuurd op grondslag van de »algemene bepalingen voor huur en verhuur van de verwerkingsruimte". Op grond van het bepaalde in artikel 2, onder 2, van deze algemene bepalingen maken de voorschriften van het veilingreglement deel uit van de inhoud van de huurovereenkomsten.

(32) Het veilingreglement bevat twee bepalingen die van belang zijn voor de voorzieningsbronnen en afzetkanalen van de op de terreinen van de VBA gevestigde handelaren:

- volgens artikel 5, onder 10, is het op de terreinen en in de gebouwen van de VBA voorhanden hebben van produkten, die niet van haar of door haar bemiddeling zijn gekocht, alleen geoorloofd tegen voldoening van een heffing;

- volgens artikel 5, onder 11, is het niet toegestaan op de terreinen en in de gebouwen van de VBA produkten, die niet via haar zijn gekocht, te verhandelen en/of te laten afleveren, ten zij het bestuur hiervoor toestemming heeft gegeven.

(33) Voor de voorzieningsbronnen en afzetkanalen van deze handelaren/exporteurs geldt derhalve de volgende contractuele regeling:

1. Commerciële activiteiten waarvoor geen speciale toestemming van de VBA is vereist

(34) Volgens de hierboven genoemde bepalingen mogen zonder de toestemming van de VBA op haar terreinen en in haar gebouwen slechts transacties plaatshebben met betrekking tot via de VBA gekochte produkten.

(35) Voor de administratieve afwikkeling (verrekening) van deze transacties biedt de VBA een bijzondere dienstverlening aan op basis van het »contract overgegeven sierteeltprodukten".

2. Commerciële activiteiten waarvoor wel een speciale toestemming van de VBA is vereist

a) Produkten die van andere Nederlandse veilingen worden betrokken

(36) De VBA stelt bepaalde handelaren in de gelegenheid om, vanuit een bij haar gehuurde ruimte, bepaalde bloemkwekerijprodukten ingekocht op een andere Nederlandse veiling te verkopen en te leveren aan bij de VBA ingeschreven kopers.

(37) De VBA sluit met de betrokken handelaren standaard-overeenkomsten, genaamd »handelsovereenkomst". De afrekening van de transacties vindt plaats via de VBA, die tevens zorg draagt voor incassering van de koopsom.

(38) Deze handelsovereenkomsten zijn onderverdeeld in een aantal typen, welke bepaald worden door de definitie van de betreffende produkten:

A = snijbloemen;

B = plantenarrangementen;

C = droogbloemen en droogbloemenarrangementen;

D = droogbloemen en droogbloemenarrangementen, niet verkocht vanuit de verwerkingsruimte;

E = snijbloemenarrangementen.

(39) De overeenkomsten zijn voor alle typen gelijkluidend. De aan de VBA verschuldigde vergoeding bedraagt 2,5 % van de koopprijs. De totale omzet in deze transacties bedroeg in 1983 (. . .) Hfl. (40) De overige inkopen bij de andere Nederlandse veilingen door de op het terrein van de VBA gevestigde handelaren wordt door de VBA op basis van het wederkerigheidsbeginsel, dat tussen de Nederlandse veilingen is overeengekomen, gedoogd onder voorwaarde dat de produkten aan niet bij de VBA ingeschreven kopers worden doorverkocht.

b) Produkten van buitenlandse oorsprong

»Handelsovereenkomsten type F"

(41) Indien op het terrein van de VBA gevestigde handelaren door henzelf ingevoerde snijbloemen van buitenlandse oorsprong aan andere bij de VBA ingeschreven kopers willen verkopen wordt zulks toegestaan wanneer de VBA met hen een »handelsovereenkomst type F" heeft gesloten. In deze overeenkomsten worden de variëteiten, aantallen en de verkoopperiode nauwkeurig bepaald.

(42) Het betreft meestal exotische produkten die gezien de instabiele prijsvorming minder goed via de klokveiling kunnen worden aangeboden.

(43) De aflevering mag slechts geschieden na voorafgaande bestelling en de verkoop moet verplicht via de VBA worden afgewikkeld.

(44) De VBA brengt de verkoper een vergoeding van 5 % van de waarde van de betrokken goederen in rekening. De totale omzet bedroeg in 1983 (. . .) Hfl.

»De 0,25 Hfl-regeling"

(45) Indien de op het terrein van de VBA gevestigde handelaar produkten van buitenlandse oorsprong zelf invoert, dan mag hij deze goederen tegen betaling van een vergoeding van 0,25 Hfl pro collo op het terrein van de VBA brengen en verwerken. Voorwaarde is evenwel dat de goederen niet aan andere VBA-kopers worden doorverkocht.

(46) Het toezicht op deze transacties geschiedt volgens de volgende voorschriften:

- zowel de leverancier als de ontvanger dienen bij aanvoer van bloemkwekerijprodukten op het veilingterrein documenten bij zich te dragen, waaruit blijkt in wiens opdracht de produkten worden aangevoerd en voor wie de produkten op het VBA-terrein bestemd zijn.

De ontvanger dient daartoe een door hem ingevulde zgn. »begeleidingsbrief" aan de vervoerder ter hand te stellen.

- op verzoek van de VBA-bedrijfsveiligheidsdienst dient de vervoerder van de produkten dit document te tonen.

- de ontvanger dient op verzoek van de VBA tevens documenten te tonen, waaruit blijkt dat de bedoelde produkten voor zijn eigen rekening en risico zijn geïmporteerd.

- de ontvanger dient er zorg voor te dragen dat de voor de VBA bestemde kopieën van de genoemde documenten zo spoedig mogelijk worden ingeleverd bij de VBA, waarna de VBA deze documenten verwerkt en de afdracht van de heffing effectueert.

(47) Ter verzekering van de naleving van deze bepalingen heeft de VBA, enerzijds direct bij de hoofdingang van het veilingcomplex en speciaal voor de hierboven bedoelde documenten een brievenbus doen plaatsen, waarin de vervoerder - bij aankomst op het terrein - de voor de VBA bestemde kopie kan deponeren. Daarenboven heeft de VBA haar bedrijfsbeveiligingsdienst opdracht gegeven steekproefsgewijs controle uit te oefenen op de naleving van het hiervoor gestelde. Indien de bedrijfsbeveiligingsdienst constateert dat deze voorwaarden niet worden nageleefd, wordt dat gerapporteerd aan de directie van de VBA. Alsdan is het te doen gebruikelijk dat de directie van de VBA in eerste instantie een waarschuwend schrijven naar de betrokken persoon laat uitgaan; bij herhaling gaat de directie over tot het opleggen van een boete.

c) Overige voorzieningsbronnen en afzetkanalen

(48) Op basis van artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement zijn op de terreinen en in de gebouwen van de VBA alle transacties van op de VBA-terreinen gevestigde handelaren verboden die niet aan de hiervoor genoemde categorieën beantwoorden.

(49) Hieronder vallen de volgende transacties:

- de verkoop van produkten buiten een »handelsovereenkomst type A tot E" die op een andere Nederlandse veiling werden ingekocht, aan bij de VBA ingeschreven kopers;

- de verkoop van produkten buiten een »handelsovereenkomst type F" die voor eigen rekening van de op de VBA-terreinen gevestigde ontvanger werden geïmporteerd, aan bij de VBA ingeschreven kopers, zelfs wanneer de vergoeding van 0,25 Hfl betaald werd;

- het betrekken (»laten afleveren") van produkten uit een Nederlandse voorzieningsbron (kweker, handelaar, handelsagent) als deze geen Nederlandse veiling is.

(50) De Commissie zijn de volgende concrete voorbeelden bekend waarin deze bepalingen door de VBA werden toegepast:

(51) in de jaren 1976/1977 verbood de VBA de firma (. . .) het terrein van de VBA te betreden ten einde te verhinderen dat deze firma op de VBA-terreinen gevestigde kopers van ingevoerde produkten zou voorzien;

(52) bij circulaire nr. 374 heeft de VBA in mei 1977 haar huurders van verwerkingsruimten gewezen op hun contractuele verplichtingen. Volgens deze mogen op grond van een besluit van de huidige Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (»VBN") in de gebouwen en op de terreinen van de VBA slechts die produkten worden aangeleverd die de administratie van een bij de VBN aangesloten veiling zijn gepasseerd of zullen passeren;

(53) op 15 oktober 1980 wees de VBA de firma Brug Bloemen erop dat het op geen enkele wijze is toegestaan om produkten aan onder het dak van de VBA gevestigde kopers aan te bieden of af te leveren;

(54) op 25 november 1980 eiste de VBA van Florimex een contractuele boete omdat ingevoerde produkten uit de van de VBA gehuurde verwerkingsruimte aan andere huurders van de VBA waren geleverd;

(55) bij schrijven van 20 en 21 januari 1981 weigerde de VBA aan Florimex toestemming te verlenen om bepaalde ingevoerde produkten aan op de terreinen van de VBA gevestigde handelaren te verkopen.

G. Heffingen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten

(56) Het bij de Commissie aangemelde »overzicht heffingen" bevat naast de verschillende vergoedingen voor »door de VBA verleende diensten" (provisies) de zgn. »heffingen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten". Deze heffingen bedragen in beginsel 10 % van de produktwaarde en zijn te betalen door de ontvanger. Zij zijn, naar de VBA stelt, de voorwaarde waaronder zij de uitoefening van de hierboven onder nr. 49 beschreven commerciële activiteiten toestaat.

(57) De 0,25 Hfl-regeling (onder nr. 45) is één van deze heffingen. Bij deze regeling zou volgens de VBA het lage heffingsbedrag afgedwongen zijn door de bij haar ingeschreven kopers.

(58) In verband met de registratie gelden de voorwaarden van de 0,25 Hfl-regeling. In plaats echter van de »begeleidingsbrief" dient met betrekking tot de 10 %-regel gebruik te worden gemaakt van de zgn. »thuisgehaalde lijst". Op deze lijst moeten de koper-rekeninghouder, het volgnummer, de artikelcode, de omschrijving, de lengtecode, de service, de aantallen, de prijs, de emballagecode en de leveringsdatum worden vermeld.

(59) De VBA heeft, ook na uitdrukkelijk verzoek van de Commissie, niet aangetoond wanneer de 10 %-heffing in werking is getreden, en op welke manier de op de terreinen van de VBA gevestigde handelaren hiervan op de hoogte zijn gebracht. Geen enkel voorbeeld van toepassing is bekend; in tegenstelling met alle andere vergoedingen en heffingen, heeft de VBA aan de Commissie geen heffingsopbrengst vermeld.

(60) De Commissie is echter wel ter kennis gekomen dat de VBA bepaalde huurders op de toepassing van deze heffing opmerkzaam heeft gemaakt. De firma Brug Bloemen vermeldt in haar klacht dat de VBA haar op de VBA-terreinen gevestigde klanten op de 10 %-heffing attent maakte. Na het inleiden van de onderhavige procedure en de ontvangst van de punten van bezwaar heeft de VBA in haar brief van 9 juli 1986 de aandacht van de firma Florimex erop gevestigd, dat de 10 %-heffing »nog steeds voor alle handelaren" geldt.

H. Gegevens betreffende de geografische situatie van de Nederlandse

export-groothandel

(61) De Commissie heeft bij 23 van de 1 731 exporteurs die bij het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten zijn aangesloten (meldingsplicht) een enquête gehouden over de geografische situatie van hun bedrijfsruimten. Deze 23 exporteurs behalen 32 % van het totaal van de Nederlandse uitvoer aan siergewassen welke in 1984 3 169 miljoen Hfl bedroeg (Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijprodukten, Jaarverslag 1984, blz. 26).

(62) (. . .) van deze 23 exporteurs zijn huurders van de VBA (waarde van de uitvoer: (. . .) Hfl) (1).

I. De commerciële activiteiten van de VBA

1. De aanvoer

(63) De totale omzet van de VBA wordt behaald door de verkoop (klokveiling, »administratief veilen" en bemiddelingsbureau) van produkten die door

- (. . .) leden-ondernemingen

- (. . .) gastzenders

- (. . .) contractzenders

- (. . .) »losse" zenders en

- (. . .) zenders van buitenlandse produkten

worden aangevoerd (respectievelijk aantal in 1984).

(64) De aanvoer geschiedt onder de volgende voorwaarden:

a) Leden van de VBA

(65) Volgens artikel 17 van de statuten zijn de leden van de VBA verplicht alle op hun bedrijf geteelde »consument-gerede" produkten door de VBA te doen verkopen. Het lidmaatschap waarmede de veilingplicht is verbonden kan met inachtneming van een termijn van drie maanden tegen het einde van ieder kalenderjaar worden opgezegd (artikel 9, onder 2, van de statuten). Voor de dienstverlening van de VBA wordt aan de leden een heffing (provisie) in rekening gebracht. In 1984 bedroeg deze 4,7 % van de verkoopopbrengst (door winstuitkering tot (. . .) % verminderd).

(1) De Commissie heeft aan de VBA inzage in de gegevens, die haar verder dienaangaande verstrekt zijn, onthouden, omdat deze gegevens als zakengeheimen van de betrokken derde ondernemingen te beschouwen zijn. Deze confidentiële informatie werd buiten beschouwing gelaten bij de aanname van deze beschikking.

b) Gastzenders

(66) Gastzenders zijn leden van andere VBN-veilingen, die op grond van een overeenkomst ten aanzien van deze (gedeeltelijk) van de veilplicht worden vrijgesteld en hun produkten (ook) via de VBA met haar toestemming verkopen. De provisie voor de gastzenders bedroeg in 1984 6,2 % (provisiepercentage leden + 1,5 %).

c) Contractzenders (1)

(67) Op basis van »contractzenderschapsovereenkomsten" voorziet de VBA voor Nederlandse kwekers (voor kamerplanten worden dergelijke overeenkomsten ook met sommige buitenlandse kwekers gesloten) die niet bij een Nederlandse veiling zijn aangesloten in de mogelijkheid hun eigen produkten via de VBA te verkopen. De contractzender dient de variëteiten en aantallen die zullen worden aangevoerd in een voor hem bindende verklaring elk halfjaar vooraf bij de VBA aan te kondigen. De looptijd van de overeenkomsten bedraagt 6 tot 18 maanden. Na afloop daarvan worden zij stilzwijgend met een jaar verlengd, tenzij zij met inachtneming van een termijn van een maand tegen het einde van het jaar worden opgezegd.

(68) De hoogte van de provisie is afhankelijk van de omvang van de ten aanzien van de VBA aangegane verplichting:

- provisiepercentage leden + 1 %, wanneer niet bij een andere Nederlandse veiling wordt aangevoerd;

- provisiepercentage leden + 2 %, wanneer in het contractjaar ten minste een hoeveelheid wordt geleverd die overeenkomt met de gemiddelde hoeveelheid in de afgelopen drie jaar;

- provisiepercentage leden + 3 %, in alle overige gevallen.

d) »Losse" zenders

(69) »Losse" zenders zijn kwekers en handelaren van Nederlandse produkten die noch lid van een Nederlandse veiling zijn noch ten aanzien van de VBA verplichtingen met betrekking tot hoeveelheden of het aanvoerschema aangaan. Het provisiepercentage voor »losse" zenders bedroeg tot 1986 10 %. Sedert 1 januari 1987 bedraagt het provisiepercentage voor »losse" zenders-kwekers 8 % en voor »losse" zenders-handelaren 10 %.

e) Zenders van buitenlandse produkten

(70) Wanneer men afziet van de produkten van het kleine aantal Belgische VBA-leden, kunnen produkten van niet-Nederlandse oorsprong slechts dan via de VBA worden verkocht indien in een »concept-overeenkomst" met deze voor een bepaalde invoerperiode nauwkeurige afspraken worden gemaakt met betrekking tot de variëteiten, aantallen en het aanvoerschema. Deze regeling is gebaseerd op artikel 10, onder 2, van het veilingreglement waarin wordt bepaald dat de aanvoer van geïmporteerde produkten alleen op grond van een schriftelijke overeenkomst met het VBA-bestuur kan plaatshebben.

(71) Contractpartijen van de VBA kunnen zijn buitenlandse kwekers en Nederlandse en buitenlandse handelaren. De VBA sluit »concept-overeenkomsten" alleen voor soorten en hoeveelheden die een »interessante" aanvulling op het Nederlandse aanbod vormen. De VBA behoudt zich het recht voor de vergunning tot veilen met onmiddellijke werking te herroepen, wanneer het aanvoerschema respectievelijk de door haar geëiste kwaliteitsnormen niet worden gerespecteerd. Het provisiepercentage voor leveranciers van buitenlandse produkten bedroeg in 1984 8 %.

(72) Het via de VBA verkochte aanbod was in 1983 als volgt samengesteld:

1.2 // // // Leden // (. . .) Hfl (. . . %) // Gastzenders // (. . .) Hfl (. . . %) // Contractzenders // (. . .) Hfl (. . . %) // »Losse" zenders // (. . .) Hfl (. . . %) // Zenders van buitenlandse produkten // (. . .) Hfl (. . . %) // // (. . .) Hfl (100 %) // //

2. Veilingvoorwaarden

(73) Tot de voorschriften die bij de verkoop via de VBA een bijzondere rol spelen behoren de bepalingen over de kwaliteitseisen en de minimumprijzen.

a) Kwaliteitseisen

(74) Volgens artikel 13 van het veilingreglement worden de ter veiling aangevoerde produkten voor de verkoop door bij de VBA aangestelde keurmeesters in kwaliteitsklassen ingedeeld, waarbij de directie in geval van meningsverschil in laatste instantie beslist.

(75) Volgens artikel 14, lid 1, van het veilingreglement is de directie gerechtigd de ter veiling ingezonden produkten die niet aan de minimumkwaliteitseisen voldoen, te vernietigen.

De bij de VBA geldende kwaliteitseisen berusten op normen die door de VBN zijn opgesteld.

b) Minimumprijzen

(76) Op grond van een besluit van de VBN gelden bij de VBA minimumprijzen voor elke ten verkoop aangeboden variëteit bloemkwekerijprodukten. Volgens artikel 21 van het veilingreglement gelden produkten die de minimumprijs niet opbrengen als niet te zijn toegeslagen (»doorgedraaid"). Volgens artikel 5, onder 15, van het veilingreglement kan alleen de directie van de VBA beschikken over »doorgedraaide" produkten. Niet toegeslagen produkten worden vernietigd.

(77) De geldende minimumprijzen liggen ver beneden de gemiddelde veilingprijzen. In 1985 was gemiddeld (. . .) % van het aanbod per dag niet toegeslagen. Indien het aanbod groot is en de vraag gering - zoals geregeld aan het begin van de vakantieperiode in juli het geval is - kan het evenwel in zeer extreme gevallen voorkomen dat op bepaalde veilingdagen bij bepaalde variëteiten meer dan (. . .) van het aanbod niet wordt toegeslagen en dus wordt vernietigd.

J. De horizontale samenwerking tussen de Nederlandse veilingen

(78) De bloemenveilingen in Nederland zijn georganiseerd in de te Leiden gevestigde Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN). De statuten van deze vereniging leggen hun leden de verplichting op om in hun statuten en reglementen ondermeer

- aan hun leden een veilplicht op te leggen (artikel 13, onder 1b),

- de op het niveau van de VBN genomen besluiten op te nemen (artikel 13, onder 1c).

(79) Het bestuur van de vereniging is volgens artikel 20 van haar statuten bevoegd voor de leden verbindende voorschriften uit te vaardigen, met name voor

- kwaliteitsnormen en keuringseisen;

- veilingvoorwaarden en betalingscondities;

- sortering en verpakking;

- minimum- en vergoedingsprijzenregelingen.

(80) In de vergaderingen van het bestuur en de talrijke commissies worden onder meer de volgende onderwerpen besproken en besluiten ter zake genomen:

Invoerbeleid

(81) Uitwisseling van de invoerplannen van de afzonderlijke leden naar aantallen, variëteiten en herkomst.

Statistiek van de afzet

(82) Uitwisseling van gedetailleerde gegevens op dag-, week-, maand- en jaarbasis over aantallen, variëteiten en prijzen.

Marketing

(83) Cooerdinatie van de regelingen voor marketing en verkoopbevordering van de leden op basis van gemeenschappelijk marktonderzoek.

Cooerdinatiemodel

(84) Regelmatige gedachtenwisseling over actuele vraagstukken, waaraan de directeuren van de VBN-leden deelnemen.

Overige

(85) - toelatingsvoorwaarden voor aanvoerders en kopers, met name met betrekking tot de levering aan de bij de veilingen gevestigde kopers;

- tarieven voor provisie en vergoedingen.

K. De markt

1. Algemeen

(86) Er zijn geen gegevens beschikbaar over hoeveelheid en waarde van de in totaal in de EG geproduceerde en verbruikte bloemkwekerijprodukten. Het Institut fuer Gartenbauoekonomie van de Universiteit van Hannover heeft echter in zijn »Jahrbuch der Internationalen Gartenbaustatistik 1984" de omzetontwikkeling van de EG-bloemenverkoopcentrales met een jaaromzet in 1970 van meer dan 1 miljoen ZwFrs gepubliceerd.

(87) Voor de niet Nederlandse verkoopcentrales is die ontwikkeling als volgt:

(in miljoen ZwFrs)

1.2.3.4.5.6.7 // // // // // // // // // 1960 // 1970 // 1975 // 1980 // 1982 // 1983 // // // // // // // // // // // // // // // // // // // // // // Veilingen // // // // // // // // // // // // // // Odense // 12,1 // 50,7 // 64,7 // 89,4 // 91,9 // 98,0 // Aarhus // 9,0 // 29,6 // 42,7 // 59,7 // 64,0 // 66,4 // Aalborg // 2,4 // 4,8 // 8,1 // 12,5 // 10,1 // 9,5 // Neuss // 14,8 // 72,5 // 85,3 // 108,9 // 109,2 // 112,7 // Straelen // 10,7 // 42,0 // 62,3 // 129,5 // 127,4 // 195,5 // Aalst // (1) // 12,5 // 12,6 // 10,1 // 10,7 // 11,9 // // // // // // // 1,7 // Productenten-groothandelsmarkten // 1.2.3.4.5.6.7 // Pescia // (1) // 60,2 // 84,0 // 145,4 // 154,1 // 164,3 1,7 // (in miljoen ZwFrs) 1.2.3.4.5.6.7 // // // // // // // // // 1960 // 1970 // 1975 // 1980 // 1982 // 1983 // // // // // // // // // // // // // // // // Ontvangst-groothandelsmarkten // 1.2.3.4.5.6.7 // Kopenhagen // 48,6 // 92,2 // 89,7 // 92,6 // 78,3 // 79,5 // Hamburger Grossmarkt // 36,0 // 107,2 // 133,7 // 150,5 // 144,8 // (1) // Berlijn // (1) // (1) // 101,8 // 96,8 // 93,6 // (1) // Duesseldorf // (1) // 44,2 // (1) // 63,1 // 59,8 // 60,6 // Keulen // 15,9 // 39,6 // 41,9 // 51,1 // 48,7 // 51,4 // Mannheim // (1) // (1) // 23,1 // 32,3 // 33,4 // 32,9 // Bielefeld // (1) // (1) // 12,7 // 17,5 // 17,3 // 16,7 // Brussel // 10,1 // 20,1 // 25,7 // 33,6 // (1) // (1) // // // // // // //

(1) Geen gegevens.

2. EG-handel

(1984 in 1 000 Ecu - Bron: Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen)

1.2.3.4 // // // // // // // Snijbloemen (Gemeenschappelijk douanetarief 06.03 A; GN-code 0603 10) // Planten (NIMEXE-codes 06.02-54, 96, 99; GN-codes 0602 30 10, 0602 99 91 en 0602 99 99) // // // //

INVOER

1.2.3.4 // (88) // in de EG uit derde landen // 185 524 // 21 025 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I NL GB // 1 106 675 67 945 657 6 251 448 10 585 63 680 34 177 // 1 838 551 4 852 53 1 771 0 1 771 9 215 994 // (89) // in EG-landen uit EG-landen // 807 095 (1) // 423 128 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I NL GB // 32 689 14 832 572 342 150 95 369 3 657 18 073 12 931 57 052 // 23 276 7 353 193 739 528 89 693 1 200 43 484 19 016 44 839 // // // // // // UITVOER // // // // // // // (90) // uit de EG-landen naar derde landen // 211 948 // 132 039 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I NL GB // 18 1 285 3 724 264 6 510 0 24 577 174 799 771 // 9 217 51 645 9 021 112 644 0 2 687 58 496 217 // (91) // uit EG-landen naar EG-landen // 793 704 // 418 383 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I NL GB // 1 414 544 3 674 603 12 424 37 70 655 701 428 2 925 // 73 896 88 079 10 494 79 2 181 403 3 759 238 450 1 042 // // // //

(1) Het verschil in deze getallen wordt verklaard door de uiteenlopende vaststelling van in- en uitvoer.

(1) De VBA heeft met ingang van 1988 een algemene heffing van Hfl 2 per partij bloemen, respectievelijk Hfl 4 per partij planten geïntroduceerd waardoor de tarieven van de contractzenders en de »losse" zenders-kwekers werden genivelleerd zodat dit type contract feitelijk niet meer van toepassing is.

3. De Nederlandse markt

a) Handel

(1984 in 1 000 Ecu - Bron: Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen)

1.2.3.4 // // // // // // // Snijbloemen (Gemeenschappelijk douanetarief 06.03 A; GN-code 0603 10) // Planten (NIMEXE-codes: 06.02-54, 96, 99; GN-codes 0602 30 10, 0602 99 91 en 0602 99 99) // // // // // (92) // INVOER // // // // // // // // totaal // 78 110 // 28 231 // // EG // 12 525 // 18 858 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I GB // 314 9 3 211 191 2 559 0 4 443 1 798 // 11 211 2 691 3 700 0 349 0 649 258 // // Derde landen // 65 585 // 9 373 // // hiervan: Israël Thailand Kenia Columbia Zuid-Afrika // 42 088 4 169 3 413 2 484 2 350 // Spanje 1 685 Japan 1 509 Costa Rica 1 379 VSA 1 310 Brazilië 651 // // // // // (93) // UITVOER // // // // // // // // totaal // 876 227 // 296 946 // // EG // 700 986 // 238 450 // // hiervan: BLEU DK D GR F IRL I GB // 30 384 13 766 487 482 123 93 549 2 461 19 893 53 328 // 19 567 4 805 123 042 2 479 37 011 749 27 818 22 979 // // Derde landen // 175 241 // 58 496 // // hiervan: VSA // 66 963 // Zwitserland 10 778 // // // // Zweden 9 725 // // // // Oostenrijk 9 753 // // // // Spanje 5 892

// // // // b) Afzetkanalen

(94) Ongeveer 95 % van het Nederlandse aanbod aan snijbloemen wordt afgezet via de tien (1) veilingen die de rechtsvorm hebben van een cooeperatieve vereniging en zijn aangesloten bij de VBN (inclusief kamerplanten bedraagt het percentage ca. 80 %; worden ook tuinplanten in beschouwing genomen dan bedraagt het percentage ca. 70 %). Ca. 70 % van de ingevoerde snijbloemen worden geveild (ca. 50 % van de ingevoerde bloemkwekerijprodukten).

(95) De Nederlandse veilingen behaalden in 1984 een totale omzet van 3 027 miljoen Hfl (1983: 2 740 miljoen Hfl). De grootste twee veilingen namen hiervan meer dan (. . .) % voor hun rekening (1983 - VBA: (. . .) Hfl, Westland (. . .) Hfl; 1984 - VB: (. . .) Hfl, Westland (. . .) Hfl).

(96) Ongeveer 77 % van het totale aanbod wordt uitgevoerd, terwijl de rest op de Nederlandse markt blijft.

L. Huidige communautaire voorschriften

1. Basisverordening en uitvoeringsbepalingen

(97) Met Verordening (EEG) nr. 234/68 van de Raad van 27 februari 1968 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector levende planten en produkten van de

bloementeelt (1), is de basis gelegd voor een gemeenschappelijk beleid voor de produkten die vallen onder hoofdstuk 6 van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT).

(98) Die verordening behelst met name:

a) de mogelijkheid om gemeenschappelijke kwaliteitsnormen in te voeren voor bepaalde produkten; normen die reeds zijn vastgesteld voor bloembollen en -knollen, alsmede voor snijbloemen;

b) liberalisatie van de interne markt;

c) harmonisatie van de bepalingen tot cooerdinatie en unificatie van de invoerregelingen van de Lid-Staten ten opzichte van derde landen, welke bepalingen zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3279/75 van de Raad (2);

d) vaststelling van vrijwaringsmaatregelen indien in de Gemeenschap de markt dreigt te worden verstoord door invoer uit derde landen. De uitvoeringsbepalingen inzake vrijwaringsmaatregelen in de sector levende planten en produkten van de bloementeelt zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3280/75 van de Raad (3).

2. Communautair toezicht

(99) Omdat de communautaire produktie alleen kan worden beschermd via de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (welke rechten in het kader van het GATT zijn geconsolideerd: 24 % in de periode van 1 juni tot en met 31 oktober en 17 % in de periode van 1 november tot en met 31 mei; produkten van ACS-Staten kunnen met vrijdom van rechten worden ingevoerd) is de invoer, uit derde landen, van vier economisch gevoelige produkten (rozen, anjers, rozestruiken en Asparagus plumosus) sedert 1 januari 1976 onderworpen aan een communautair toezicht in het kader waarvan de Lid-Staten iedere maand aan de Commissie mededeling moeten doen van de hoeveelheden die iedere maand zijn ingevoerd en van de hoeveelheden waarvoor gedurende een bepaalde maand invoerdocumenten zijn aangevraagd. Voor de invoer is een invoerdocument vereist dat op aanvraag wordt afgegeven en een geldigheidsduur van 6 weken heeft. Dit communautaire toezicht is ingevoerd bij Verordening (EEG) nr. 3353/75 van de Commissie (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3979/86 (5). Sedert januari 1985 wordt het toezicht nog slechts uitgeoefend op anjers uit Israël, Kenia en Columbia en op rozen uit Israël en Brazilië. Rozestruiken en Asparagus plumosus vallen niet meer onder het communautaire toezicht.

II. JURIDISCHE BEOORDELING

(100) Artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag bepaalt dat alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst verboden zijn.

A. Concurrentiebeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen

1. Artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement

(101) Eenieder die zich op het VBA-terrein bevindt, is aan het veilingreglement onderworpen. De daardoor in het algemeen impliciet ontstane overeenkomsten vormen een uitdrukkelijk bestanddeel van de tussen de VBA en de op haar terrein gevestigde handelaren ter zake van verwerkingsruimten gesloten huurovereenkomsten (artikel 2, onder 2, van de algemene bepalingen voor de huur en verhuur van de verwerkingsruimte).

(102) De commerciële activiteiten van de op het terrein van de VBA gevestigde groothandelaren worden ingevolge artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement uitvoerig als onderdeel van de huurovereenkomsten geregeld (zie hierboven onder I.F). De volgende transacties zijn uitdrukkelijk verboden, respectievelijk afhankelijk van de door de VBA verleende toestemming:

- de afname van produkten uit andere bronnen dan de VBA door VBA-huurders in hun hoedanigheid van kopers (afnamebinding);

- het doorverkopen door VBA-huurders van niet via de VBA ingekochte waren (afzetbeperking).

(103) Deze verboden die door toestemming opgeheven kunnen worden, zijn ook gericht tot de niet op het VBA-terrein gevestigde leveranciers van de VBA-huurders, die aan deze regels zijn onderworpen zodra zij het VBA-terrein betreden.

(104) Artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement heeft derhalve tot gevolg dat de op het VBA-terrein gevestigde groothandelaren jegens de VBA gehouden zijn, bloemkwekerijprodukten met het oog op de wederverkoop vanuit de gehuurde verwerkingsruimten in beginsel slechts bij de VBA te betrekken. Deze groothandelaren kunnen zich alleen met toestemming van de VBA en onder de door haar gestelde voorwaarden tot andere voorzieningsbronnen wenden. Daardoor wordt de mededinging beperkt tussen leveranciers die via de VBA

hun produkten aan op de VBA-terreinen gevestigde groothandelaren aanbieden en andere leveranciers die buiten de VBA om deze zelfde groep van groothandelaren wensen te bereiken.

(105) De VBA heeft betoogd dat de concurrentiebeperkende gevolgen van artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement waren vervallen, doordat aan de op het VBA-terrein gevestigde groothandelaren alle commerciële activiteiten openstonden, hetzij op grond van speciale regelingen (handelsovereenkomsten; 0,25 Hfl-regel) dan wel op grond van de 10 %-regel. Dit betoog houdt bij een nader onderzoek geen stand.

(106) Enerzijds zijn degenen tot wie de betrokken maatregelen zijn gericht niet identiek. De 10 %-heffing, de handelsovereenkomsten en de 0,25 Hfl-regel gelden uitsluitend voor de op het terrein van de VBA gevestigde groothandelaren, terwijl de voorschriften in het veilingreglement ook dienen om potentiële leveranciers van deze groothandelaren de toegang tot het veilingterrein te ontzeggen (zie de hierboven onder nrs. 51 tot en met 55 genoemde gevallen).

(107) Anderzijds passen de 10 %-heffing, de handelsovereenkomsten en de 0,25 Hfl-regel onweersprekelijk in de betrokken bepalingen van het veilingreglement. Zij vormen de uitdrukkelijke voorwaarde waaronder van het principiële verbod kan worden afgeweken.

(108) Ten slotte zou het voor een toepassing van het mededingingsrecht van het EEG-Verdrag volstaan dat de concurrentiebeperkende overeenkomst formeel bestaat; of zij al dan niet in feite wordt toegepast is irrelevant.

(109) De VBA is bovendien van mening dat aan de huurders opgelegde beperkingen van hun commerciële vrijheid van handelen geen beperkingen van de concurrentie zijn als bedoeld in artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag, omdat zij op haar eigen terrein geen concurrentie behoeft te dulden.

(110) Het argument als zou »de VBA op haar terrein geen concurrentie behoeven te dulden", moet nader worden ontleed. Het kan enerzijds rechtstreeks betrekking hebben op de horizontale relatie tussen de VBA en haar concurrenten. De onderhavige beschikking heeft op dergelijke concurrentieverboden slechts in zoverre betrekking als de op het terrein van de VBA gevestigde handelaren onderworpen zijn aan beperkingen van hun afzetvrijheid. Anderzijds zou het ook betrekking kunnen hebben op de aan deze handelaren opgelegde afnameverplichtingen, die van verticale aard zijn, en betrekking hebben op de afzetfase die volgt op de relevante concurrentieverhoudingen.

(111) Ook dit argument moet wat beide aspecten betreft van de hand worden gewezen. Op zichzelf is het juist dat ondernemingen in bepaalde economische constellaties overeenkomsten kunnen sluiten die de economische vrijheid van handelen beperken, zonder dat daarbij sprake is van beperkingen van de concurrentie als bedoeld in artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag. Zulks kan in dergelijke constellaties ook gelden voor bepalingen volgens welke slechts goederen mogen worden doorverkocht die van bepaalde leveranciers betrokken zijn (overweging 21 van het arrest »Pronuptia" - HvJEG, 28 januari 1986, zaak 161/84). De economische constellatie in het geval van bv bepaalde franchisingovereenkomsten komt evenwel niet overeen met die van de onderhavige zaak. Deze overeenkomsten verschillen in zoverre van afnameovereenkomsten dat het onafhankelijke handelaren tegen een vergoeding mogelijk wordt gemaakt om met gebruikmaking van de handelsnaam en door overneming van de commerciële methoden van een andere onderneming, op andere markten door te dringen. De noodzaak van een uniforme afzetorganisatie, die aan deze franchisingovereenkomsten inherent is, doet zich in het onderhavige geval niet voor.

2. 10 %-heffing

(112) De bij de Commissie aangemelde 10 %-heffing, die naar de VBA beweert de contractuele voorwaarde moet zijn waaronder alle niet afzonderlijk geregelde commerciële activiteiten op het VBA-terrein mogen worden afgewikkeld, steunt niet alleen op artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement maar zij heeft ook dezelfde concurrentiebeperkende effecten.

(113) De afzet via de VBA is in de regel (uitzonderingen bestaan alleen voor een deel van de »losse" zenders en de zenders van buitenlandse produkten) de eerste afzetfase voor de betrokken produkten. De veilingkosten belopen een bedrag tussen circa 5 % (VBA-leden) en 10 % (»losse" zenders-handelaren). Door de 10 %-heffing wordt de afname uit andere bronnen dan de VBA algemeen aan de hoogste VBA-verkoopkosten onderworpen (slechts 2,5 % van de totale VBA-omzet wordt door de »losse" zenders afgewikkeld, terwijl voor deze slechts voor zover zij handelaar zijn de provisie van 10 % geldt).

(114) De VBA stelt de afzet door »losse" zenders-handelaren via de VBA gelijk met de commerciële relatie tussen andere - niet via de VBA aanbiedende - producenten/handelaren en de VBA-huurders. Zij leidt hieruit af dat van een beperking geen sprake is.

(115) Een dergelijke gelijkstelling is echter niet geoorloofd. De provisie van 10 % van de »losse" zenders-handelaren vormt de tegenprestatie voor een dienstverrichting van de VBA. De door de VBA-huurders verschuldigde 10 %-heffing heeft daarentegen duidelijk ten doel deze huurders van een bepaald gebruik van de gehuurde zaak te weerhouden.

(1) Per 1 januari 1986 is de bloemenafdeling van de cooeperatieve veilingvereniging Beverwijk gesloten. VBA heeft zich bereid verklaard de activiteiten over te nemen. Ook de veiling NCB te Tilburg is per 1 januari 1986 met haar veilactiviteiten gestopt. De veiling Westland heeft hiervan de activiteiten overgenomen.

(1) PB nr. L 55 van 2. 3. 1968, blz. 1.

(2) PB nr. L 326 van 18. 12. 1975, blz. 1.

(3) PB nr. L 326 van 18. 12. 1975, blz. 4.

(4) PB nr. L 330 van 24. 12. 1975, blz. 29.

(5) PB nr. L 370 van 30. 12. 1986, blz. 20.

(116) Het juiste vergelijkingscriterium voor de beantwoording van de vraag of de VBA-huurders aan concurrentiebeperkende overeenkomsten zijn onderworpen, is daarentegen de onbeperkte keuzevrijheid van een handelaar waarover hij beschikt onder omstandigheden waarin de concurrentie niet is beperkt. Onder, voor het overige gelijkwaardige, voorwaarden moet de onderneming die niet via de VBA aanbiedt wegens de 10 %-heffing waarmede de huurder wordt belast, met zijn prijs ten minste 10 % beneden het aanbod van de VBA blijven, om bij de VBA-huurders een kans te hebben en dit alleen omdat deze handelaren op de terreinen van de VBA gevestigd zijn. De 10 %-heffing beoogt niet alleen een beperking van de concurrentie maar heeft deze ook daadwerkelijk tot gevolg en is door haar grootte ook merkbaar.

(117) Het feit dat de 10 %-heffing een merkbaar effect heeft, wordt bevestigd doordat aan de Commissie geen enkele transactie aangetoond werd die op regelmatige wijze overeenkomstig de daarvoor geldende condities werd afgewikkeld, hoewel de VBA, ten minste vanaf september 1982, op de toepasselijkheid van de heffing jegens bepaalde huurders heeft gewezen (de klanten van de firma Brug Bloemen).

(118) Bovendien is de administratieve afwikkeling van deze heffing in strijd met een vrije concurrentie. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het formulier »thuisgehaald". Door de daarin opgenomen gegevens krijgt de VBA in bijzonderheden inzicht in het aankoopgedrag van haar huurders t.o.v. andere voorzieningsbronnen, met name over hoeveelheden, variëteiten en prijzen. Omdat zij voor de huurders de meest belangrijke voorzieningsbron is, heeft de VBA op grond van deze informatie de mogelijkheid om op haar huurders ten gunste van de via haar aangeboden produkten invloed uit te oefenen. Bovendien kan de informatie niet alleen van invloed zijn op de commerciële beslissingen van de VBA, bij voorbeeld in verband met het sluiten van leveringscontracten, maar de VBA-huurders zouden ook weerhouden kunnen worden van het aangaan van potentiële commerciële relaties. De mededinging tussen de via de VBA aanbiedende leveranciers en de andere voorzieningsbronnen van de VBA-huurders wordt door deze informatieplicht van de VBA-huurders ten minste potentieel beperkt.

3. Handelsovereenkomsten

(119) In de tussen de VBA en enkele van haar huurders gesloten handelsovereenkomsten zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder de VBA bepaalde commerciële activiteiten binnen haar terrein toestaat. Deze handelsovereenkomsten houden derhalve rechtstreeks verband met het bepaalde in artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement.

(120) De handelsovereenkomsten vormen de contractuele basis waarop de betrokken huurder binnen het VBA-gebouw produkten van de bloemenhandel kan tentoonstellen en verkopen. Daarenboven zijn echter in de handelsovereenkomsten type A tot E de afnamebronnen voor de te verhandelen produkten nauwkeurig aangegeven, te weten andere VBN-veilingen.

(121) In de handelsovereenkomsten type F worden dan de te verhandelen produkten vastgelegd naar hoeveelheid, variëteit en verkooptermijn. Ook wordt vastgelegd dat het produkt door de huurder zelf moet worden ingevoerd.

(122) Met de handelsovereenkomsten wordt aldus een reductie aangebracht in de toevoervoorzieningen van de VBA-huurders. De mededinging tussen de afzonderlijke voorzieningsbronnen van de VBA-huurders wordt bijgevolg beperkt.

4. 0,25 Hfl-heffing

(123) De voorschriften inzake de 0,25 Hfl-heffing zijn een nadere uitwerking van de voorwaarde die artikel 5, onder 10, van het veilingreglement stelt voor de toestemming van de VBA tot het in ontvangst nemen van produkten die niet via de VBA of door haar bemiddeling werden aangekocht. Hiermee staat de VBA haar huurders toe om voor eigen rekening ingevoerde produkten op het VBA-terrein te verwerken. De VBA koppelt daaraan echter de voorwaarde, dat deze produkten niet aan bij haar ingeschreven kopers zullen worden doorverkocht. Door deze aan haar huurders opgelegde afzetbeperking beschermt de VBA de afzet van de via haar verkopende leveranciers. Daardoor wordt de mededinging beperkt.

B. Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten

(124) Onder invloed van de beschreven beperkingen van de mededinging, ontwikkelen de handelsstromen zich binnen de Gemeenschap anders dan zij gedaan zouden hebben wanneer de betrokken overeenkomsten niet bestonden. Hierdoor wordt niet alleen de Nederlandse invoer van produkten uit andere Lid-Staten en van goederen uit derde landen die zich in een Lid-Staat in het vrije verkeer bevinden geraakt, maar vooral de uitvoer van in Nederland afgezette produkten.

(125) De beperkingen van de mededinging beïnvloeden de handel ook merkbaar.

(126) Hierbij kan de vraag in het midden worden gelaten of iedere afzonderlijke overeenkomst de goederenstromen in voldoende mate beïnvloedt. In ieder geval maken zij deel uit van een aantal gelijksoortige overeenkomsten die tezamen het vereiste vermogen bezitten. (127) Het juridische en economische verband waarin de individuele concurrentiebeperkende overeenkomsten zijn opgenomen vertoont verschillende lagen.

(128) Enerzijds vormen artikel 5, onder 10 en 11, van het veilingreglement, de 10 %-heffing, de handelsovereenkomsten typen A tot F en de 0,25 Hfl-heffing een eenheid. Deze verschillende maatregelen hebben alle (althans mede) ten doel, door een beperking van de mededinging, de afzet van bloemkwekerijprodukten via de VBA te bevorderen en veilig te stellen, waarbij de bepalingen van het veilingreglement de basis van de overige maatregelen vormen.

(129) Anderzijds moeten de concurrentiebeperkende maatregelen van de VBA worden beoordeeld in samenhang met overeenkomstige maatregelen van de overige VBN-veilingen. Het geheel van deze maatregelen berust op de in de VBA-circulaire nr. 374 van mei 1977 genoemde besluiten van de huidige VBN (zie hierboven nr. 52).

(130) De VBA is niettemin van mening dat er niet van een merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel sprake is omdat zowel in Nederland als in de gehele gemeenschappelijke markt andere afzetkanalen voor bloemkwekerijprodukten beschikbaar zijn.

(131) Dit argument kan niet worden beaamd. Het bestaan van alternatieve afzetkanalen kan niet als argument dienen om in twijfel te trekken dat de hier aan de orde zijnde beperkingen van de concurrentie merkbare gevolgen hebben voor de handel tussen Lid-Staten. De handelsstatistieken bevestigen ondubbelzinnig de uitnemende positie van de Nederlandse groothandel in het communautaire verkeer met bloemkwekerijprodukten. Van de 793,7 miljoen Ecu exportwaarde uit EG-landen naar EG-landen voor snijbloemen nemen Nederlandse ondernemingen 701,4 miljoen Ecu voor hun rekening; bij planten 238,4 Ecu op 418,4 Ecu (1984).

(132) Het feit dat

- (. . .) van de 23 grootste Nederlandse exporteurs VBA-huurders zijn, die 32 % van de totale Nederlandse uitvoer voor hun rekening nemen;

- alle VBA-huurders op basis van hun commerciële prestaties met name op de exportmarkten door de VBA worden geselecteerd;

- voor alle Nederlandse bloemenveilingen het in de VBA-circulaire nr. 374 opgenomen VBN-besluit geldt,

illustreert de gevolgen voor de handel.

(133) Ten slotte moet er rekening mee worden gehouden dat de VBA een expansieve verhuurpolitiek voert, waarbij reeds de huidige vraag naar verwerkingsruimten het toekomstige bijkomende aanbod overtreft. De geografische concentratie op het VBA-terrein van belangrijke procedures en diensten in samenhang met de bloemenhandel heeft klaarblijkelijk zoveel economische voordelen, dat althans exporteurs om concurrentieredenen onderling het huuraanbod van de VBA niet kunnen negeren.

(134) De hierboven beschreven beperkingen van de concurrentie, die de handel tussen Lid-Staten merkbaar ongunstig beïnvloeden, zijn derhalve alleen geoorloofd indien artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag, overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 26 niet daarop van toepassing is (zie hieronder sub C), indien zij op grond van artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag van het verbod van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag worden vrijgesteld (zie hieronder sub D en E), of indien de toepassing van artikel 85, lid 1, in het onderhavige geval in strijd zou zijn met de gemeenschappelijke constitutionele opvattingen van de Lid-Staten (zie hieronder sub F).

C. Verordening nr. 26, artikel 2

(135) De onderhavige procedure heeft betrekking op de handel in landbouwprodukten genoemd in bijlage II bij het EEG-Verdrag. Deze produkten vallen onder de artikelen 1 en 2 van Verordening nr. 26. In artikel 1 is bepaald dat de artikelen 85 tot en met 90 van het EEG-Verdrag van toepassing zijn op overeenkomsten en besluiten inzake dergelijke produkten, terwijl artikel 2 uitzonderingen inhoudt op de toepassing van artikel 85 van het EEG-Verdrag op overeenkomsten en besluiten inzake deze produkten. De eerste zin van artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 26 bepaalt dat artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag niet van toepassing is op de in artikel 1 van die verordening vermelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 van het Verdrag omschreven doelstellingen. De tweede zin van artikel 2, lid 1, bepaalt dat artikel 85, lid 1, in het bijzonder niet van toepassing is op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwondernemers, verenigingen van landbouwondernemers, of verenigingen van deze verenigingen binnen één Lid-Staat, voor zover deze, zonder de verplichting in te houden een bepaalde prijs toe te passen, betrekking hebben op de voortbrenging of de verkoop van landbouwprodukten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwprodukten, tenzij de Commissie vaststelt dat de mededinging zodoende wordt uitgesloten of dat de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

1. Artikel 5, onder 10 en 11, van het

veilingreglement

a) Nationale marktorganisatie

(136) Deze bepalingen die het effect van exclusieve afnameovereenkomsten hebben, zijn geen wezenlijk bestanddeel van een nationale marktorganisatie. De betrokken bepalingen kunnen derhalve niet worden gedekt door de eerste uitzondering in de eerste zin van artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 26.

b) Doeleinden van artikel 39 van het Verdrag

(137) Evenmin zijn de bovengenoemde bepalingen noodzakelijk voor het verwezenlijken van de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag. Uit de derde overweging van Verordening nr. 26 blijkt dat deze uitzondering alleen toepasselijk is indien de toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdag de verwezenlijking van de doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de betrokken sector in gevaar zou brengen.

(138) Tot dusverre werd in geen enkele sector van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een exclusieve binding van de handel ten behoeve van producenten in aanmerking genomen als een middel voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het EEG-Verdrag. Zelfs de gemeenschappelijke maatregelen die gedetailleerde voorschriften over de afzet van landbouwprodukten door producentengroeperingen bevatten (Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1); Verordening (EEG) nr. 1360/78 van de Raad van 19 juni 1978 betreffende producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen (2)), voorzien niet in verplichtingen die zich zouden uitstrekken tot de handelspartners van deze groeperingen, omdat andere producenten hierdoor zouden worden benadeeld.

(139) Exclusieve bindingen van de handel ten behoeve van producentengroeperingen betekenen zelfs voor de leden daarvan niet altijd een voordeel. Enerzijds mag weliswaar niet over het hoofd worden gezien dat desbetreffende beperkingen van de concurrentie over het algemeen bevorderlijk zijn voor de afzet van de produkten van de leden, maar anderzijds beperkt de binding van de handel ten behoeve van de producentengroepering ook de vrijheid van elk afzonderlijk lid zijn produkten na het eventuele uittreden uit de vereniging rechtstreeks via de gebonden handel af te zetten. In het geval van producentengroeperingen met een - zoals in het onderhavige geval - aanzienlijk economisch gewicht, kan een exclusieve binding van de handel tot een situatie leiden waarin de leden geen andere keuze hebben dan hun produkten via de groepering af te zetten, aangezien de rechtstreekse afzetkanalen geblokkeerd zijn. Het lidmaatschap van de betrokken producentengroepering (of een andere vorm van contractuele relatie) wordt op die manier indirect afgedwongen. Dergelijke »op dwang berustende groeperingen" behoren in ieder geval niet tot de middelen waarmede de doelstellingen van artikel 39 van het EEG-Verdrag worden verwezenlijkt.

(140) In haar beschikkingen van 25 juli 1974 (IV/26.602 - FRUBO; PB nr. L 237 van 29. 8. 1974, blz. 16 e. v.) en van 2 december 1977 (IV/28.948 - bloemkool; PB nr. L 21 van 26. 1. 1978, blz. 23 e. v.), waarvan de eerste door het Hof van Justitie werd bevestigd in zijn arrest van 15 mei 1974 (zaak 71/74, Jurispr. 1975, blz. 563 e. v.), heeft de Commissie eveneens geweigerd artikel 2 van Verordening nr. 26 op exclusieve bindingen van vergelijkbare aard toe te passen, die tussen producentenorganisaties in de landbouw en handelaren werden overeengekomen.

(141) De VBA brengt in haar verweer tegen de mededeling van punten van bezwaar naar voren dat blijkens de overwegingen van Verordening (EEG) nr. 234/68

- de bevordering van de rationele afzet van de produktie en

- de verzekering van de stabiliteit van de markt

als belangrijke doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de sector levende planten en produkten van de bloemteelt gelden. Derhalve zou het door de VBA in het leven geroepen stelsel voor de gemeenschappelijke afzet van bloemkwekerijprodukten van haar leden noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 van het EEG-Verdrag omschreven doelstellingen.

(142) Dit argument kan niet worden aanvaard, in ieder geval niet voor zover het betrekking heeft op de contractuele relaties tussen de VBA en de bij haar ingeschreven kopers. De middelen die in de sector van de bloemkwekerijprodukten mogen worden toegepast om de doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als weergegeven in artikel 39 van het EEG-Verdrag te verwezenlijken, zijn vooral neergelegd in de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening zelf. De speelruimte die in dit kader nog overblijft voor privaatrechtelijke initiatieven voorziet niet in de mogelijkheid om verplichtingen op te leggen die zich uitstrekken tot de handelspartners van bepaalde producenten omdat hierdoor de mededinging tussen de producenten vervalst wordt.

(143) Ten slotte voert de VBA aan dat de concurrentiebeperkingen die zij aan haar huurders oplegt onmisbaar zouden zijn voor haar veilingbedrijf. Haar voortbestaan zou zijn bedreigd wanneer de desbetreffende voorschriften zouden moeten worden afgeschaft.

(1) PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1.

(2) PB nr. L 166 van 23. 6. 1978, blz. 1.

(144) Voor de afzet van landbouwprodukten hebben veilingsystemen weliswaar duidelijke voordelen:

concentratie van vraag en aanbod op een bepaald tijdstip en op een bepaalde plaats en zodoende een grote doorzichtigheid van de markt, besparing van tijd en kosten voor vracht en afzet. Deze voordelen vat de VBA als volgt samen:

Het veilen via de klok

- garandeert volledige mededinging zowel aan de aanbodzijde als aan de vraagzijde;

- garandeert een gelijke behandeling van alle betrokken aanvoerders, respectievelijk kopers;

- beschermt zowel de veelal kleinere producenten als de kleinere handelaren tegen manipulatie door machtige en beter geïnformeerde handelaren en handelsconcerns;

- leidt tot de meest objectieve prijsvorming;

- verschaft bovendien informatie over het prijsniveau ook ten behoeve van transacties buiten de veiling om;

- vergemakkelijkt de wederzijdse aanpassing van vraag en aanbod door de aldus verkregen doorzichtigheid van de markt.

(145) De VBA verwacht dat leden zullen uittreden en nieuwe aanvoerders geen heil zouden zien in het lidmaatschap omdat de veilplicht voor leden, ruggegraat van de cooeperatie, dan zou worden beschouwd als discriminerend. De risico's van de gehele gemeenschappelijke exploitatie zouden door steeds minder leden moeten worden gedragen en ten slotte onaanvaardbaar worden.

(146) Volledige vrijheid van aanvoer binnen het veilingcomplex, welke zou volgen uit afschaffing van de gewraakte overeenkomsten, zou daarenboven leiden tot onregelmatigheden in die aanvoer. Dergelijke onregelmatigheden in de aanvoer zouden een moeilijker op elkaar afstemmen van vraag en aanbod en dientengevolge verstoringen in de prijsvorming en een niet optimale belevering van de markt ten gevolge hebben.

(147) Een dergelijk proces zou tot verlies van het vertrouwen in de klok leiden. Dat zou het einde voor het veilen van bloemkwekerijprodukten via de klok kunnen betekenen.

(148) Dit betoog kan niet worden gevolgd. Daarbij wordt van de onjuiste veronderstelling uitgegaan dat de onderhavige beschikking onder alle omstandigheden een volledige vrijheid van aanvoer aan de VBA-huurders beoogt te bewerkstelligen. De Commissie ontkent niet dat de VBA-huurders deelnemen aan een bijzonder afzetsysteem, dat in beginsel positief moet worden beoordeeld. De volledige vertikale integratie van deze onafhankelijke handelaren in dit systeem, waarvan het algemene economische nut evenals dat van ieder ander systeem in de concurrentiestrijd met andere systemen moet worden aangetoond, gaat echter verder dan hetgeen rechtens geoorloofd is.

(149) Overigens weerlegt het feit dat ongeveer . . . van de omzet van de VBA door handelaren wordt afgenomen die niet op het terrein van de VBA gevestigd zijn, de stelling dat de exclusieve binding van de VBA-huurders onmisbaar zou zijn.

c) Privilege voor cooeperaties

(150) Aangezien de tweede zin van artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 26 voorziet in een speciale uitwerking van de uitzonderingsregel van de eerste zin van deze bepaling, kan de tweede zin niet meer aan de orde komen, als vastgesteld is, dat de afspraken tussen de VBA en de bij haar ingeschreven kopers niet vereist zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het EEG-Verdrag en van de daarop gebaseerde marktordening voor levende planten en produkten van de bloementeelt.

(151) Zelfs indien de speciale omstandigheden die in de tweede zin zijn beschreven, een afzonderlijke uitzondering beoogden te vormen, dan nog zou aan deze extra onafhankelijke voorwaarde niet zijn voldaan.

(152) De uitzondering in de tweede zin van artikel 2, lid 1, is alleen van toepassing uitgaande op afspraken die uitsluitend gemaakt zijn tussen landbouwondernemers en/of hun verenigingen. Hoewel het veilingreglement en de heffingen besluiten zijn van een vereniging van landbouwondernemers, is de beperking van de mededinging het gevolg van het feit dat groothandelaren zich bij overeenkomst aan deze bepalingen onderwerpen en aldus individuele overeenkomsten tot stand komen tussen een vereniging van landbouwondernemers en groothandelaren.

2. Handelsovereenkomsten en de »Heffingen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten"

(153) De handelsovereenkomsten en dat deel van het VBA-heffingsstelsel dat op deze typen van overeenkomsten betrekking heeft, alsmede de »heffingen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten", vinden hun contractuele grondslag in de hierboven onder II, C, 1, uiteengezette bepalingen. Er zijn geen bijkomende redenen aanwezig die de van deze overeenkomsten uitgaande beperkingen van de mededinging onder de regeling van artikel 2 van Verordening nr. 26 zouden kunnen brengen.

D. Verordening (EEG) nr. 1984/83

(154) De hierboven onder II, C, genoemde beperkingen van de mededinging hebben weliswaar het effect van exclusieve afnameovereenkomsten, maar zij voldoen in formeel opzicht reeds niet aan de definitie van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie (1).

(155) In ieder geval zouden de overeenkomsten ook in materieel opzicht niet voor de generieke vrijstelling in aanmerking komen, aangezien de binding voor onbepaalde duur geldt (artikel 3, onder d), van de verordening). Aan een analoge toepassing van de artikelen 8, lid 2, onder a), en 12, lid 2, van de verordening, waarin verplichtingen opgelegd voor de gehele looptijd van pachtovereenkomsten of feitelijke gebruiksrelaties worden vrijgesteld, kan niet worden gedacht. Deze uitzonderingsregelingen gelden in het detailhandelsstadium van de in die verordening geregelde speciale markten en kunnen derhalve met het onderhavige geval niet worden vergeleken.

E. Artikel 85, lid 3

(156) Het bepaalde in artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag kan ten aanzien van de hierboven onder II, C, besproken overeenkomsten, niet op grond van lid 3 van dat artikel buiten toepassing worden verklaard, aangezien de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening nr. 17 aangemelde beperkingen van de mededinging niet met name bijdragen tot een verbetering van de verdeling der produkten (1).

(157) Exclusieve afnameovereenkomsten kunnen onder bepaalde omstandigheden tot een verbetering van de verdeling van de produkten leiden. Dit geldt met name indien voor kleine en middelgrote ondernemingen de aanstelling van een aantal tot exclusieve afname verplichte wederverkopers de enige wijze is om in een markt door te dringen en er het hoofd te bieden aan de concurrentie met andere fabrikanten (overwegingen nrs. 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 1984/83).

(158) In het onderhavige geval leidt de binding van de op de VBA-terreinen gevestigde groothandelaren ten gunste van de VBA, die een sterke positie op de markt inneemt en voor de wereldhandel een gevestigde voorzieningsbron is, tot een kunstmatige opvoering van haar afzetvolume en tot een verstarring van de afzetkanalen (zie i.v.m. dit punt supra II,C,1,b).

(159) Een bij de VBA ingeschreven koper, die bij deze een verwerkingsruimte heeft gehuurd, kan zich alleen dan van de binding van concurrentiebeperkende afspraken ten gunste van de VBA ontdoen, wanneer hij tevens van standplaats verandert. Het gaat voor hem dus niet alleen om de vraag van de keuze van zijn voorzieningsbronnen, maar de desbetreffende commerciële keuze heeft vergaande gevolgen voor het bestaan van de onderneming in haar geheel. De integratie in het VBA-afzetsysteem is bijgevolg voor onbeperkte duur bedoeld en kan niet worden beschouwd als een positieve bijdrage tot de economische ontwikkeling in de Gemeenschap.

F. Onteigening

(160) De toepassing van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag op de tussen de VBA en de op haar terrein aanwezige handelaren gesloten overeenkomsten zou volgens de VBA overeenkomen met een onteigening. Als eigenaar zou de VBA het recht hebben om over het gebruik van haar eigendom te beschikken.

(161) Deze opvatting houdt geen stand. Het eigendomsrecht wordt in de communautaire rechtsorde gewaarborgd, overeenkomstig de gemeenschappelijke constitutionele opvattingen van de Lid-Staten. In de constitutionele ordeningen van alle Lid-Staten wordt erkend dat de uitoefening van het eigendomsrecht kan worden beperkt indien en voor zover het algemeen belang zulks vordert (HvJEG 13. 12. 1979, zaak 44/79 (L. Hauer/Land Rheinland-Pfalz), Jurispr. 1979, blz. 3727).

(162) Zonder enige twijfel dient artikel 85 van het EEG-Verdrag als een van de fundamentele beginselen van het Gemeenschapsrecht het algemeen belang. Ook houdt de toepassing van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag in de onderhavige zaak geen onevenredige en onaanvaardbare ingreep op het eigendomsrecht in, welke de essentie van het eigendomsrecht van de VBA zou aantasten.

(163) Uit de wezenlijke inhoud van het eigendomsrecht volgt dat de tegenprestatie voor een gebruikslicentie de betaling van een bepaalde som geld is. Voor accessoire afspraken geldt, evenals voor vergelijkbare afspraken in andere economische verbanden, de toepassing van de gemeenschapsrechtelijke concurrentieregels. Het staat de VBA ook in de toekomst vrij om, in samenhang met gebruikslicenties en ter vervanging van de gewraakte overeenkomsten, in haar eigen economisch belang afspraken te maken waarop artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag niet van toepassing is, dan wel artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag kan worden toegepast. Met de omstandigheid dat de VBA-huurders deelnemen aan een bijzonder afzetsysteem kan in deze in de toekomst te sluiten overeenkomsten in het raam van de geldende voorschriften volledig rekening worden gehouden.

G. Vaststelling van de inbreuk

(164) Krachtens artikel 3 van Verordening nr. 17 kan de Commissie een inbreuk op artikel 85 van het Verdrag bij beschikking vaststellen.

(165) Gelet op de volledige context van de onderhavige zaak is de Commissie van mening dat de inbreuk moet worden vastgesteld, alhoewel de beoordeelde regelingen op 1 mei 1988 door andere regelingen vervangen werden.

(166) Op 11 november 1987 deelde de VBA aan de Commissie mede dat, rekening houdende met de bezwaren aan haar kenbaar gemaakt door de Commissie, zij besloten had wijzigingen aan te brengen in de regelingen welke zij op 5 november 1984 had aangemeld. Betreffende de inhoud van deze nieuw in te voeren regelingen werd tot 8 maart 1988 intensief overlegd tussen de Commissie en de VBA. Op 12 april 1988 stelde de VBA de Commissie echter in kennis van het feit dat zij regelingen zal invoeren die niet overeenstemmen met het resultaat dat op 8 maart 1988 leek te zijn bereikt. Deze nieuwe regelingen, die ingegaan zijn per 1 mei 1988, vormen het onderwerp van een nieuw door de Commissie ingesteld onderzoek naar hun verenigbaarheid met de concurrentiebepalingen.

(167) In zijn arrest van 30 januari 1974 in de zaak 127-73 »BRI-I" heeft het Hof van Justitie (1) bepaald dat de rechterlijke instantie, te wier overstaan de verbodsbepalingen van de artikelen 85 en 86 in een civielrechtelijk geding worden ingeroepen, haar beslissing kan aanhouden, indien zij zulks om reden van rechtszekerheid noodzakelijk acht, in afwachting van de uitslag van het optreden van de Commissie. De noodzaak een uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht te verzekeren, is in het bijzonder dan aanwezig wanneer de Commissie een procedure op grond van artikel 3 van Verordening nr. 17 heeft ingeleid.

(168) Om de beslechting van het door de Arrondissementsrechtbank Haarlem geschorste geding tussen de VBA en Florimex mogelijk te maken, met waarborging van de uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht, alsook in verband met de toepassing van overeenkomstige regelingen door andere veilingen, dient een vaststelling van de inbreuk plaats te hebben (2),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bij de Commissie aangemelde, door de VBA gesloten overeenkomsten die de op de terreinen van de VBA gevestigde handelaren en hun leveranciers ten minste tot 1 mei 1988 hebben verplicht op de terreinen van de VBA bloemkwekerijprodukten, welke niet via de VBA zijn gekocht, alleen

a) met toestemming van de VBA en onder door haar te stellen voorwaarden te verhandelen en/of te laten afleveren,

b) voorhanden te hebben tegen voldoening van een door de VBA vast te stellen heffing,

vormen inbreuken op artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag.

De heffingen die door de VBA werden opgelegd aan de op haar terreinen gevestigde handelaren ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de VBA-faciliteiten (10 %- en 0,25 Hfl-heffingen) alsmede de tussen de VBA en deze handelaren gesloten handelsovereenkomsten, zoals zij bij de Commissie zijn aangemeld, vormen eveneens zulke inbreuken.

Artikel 2

Ontheffing krachtens artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag voor de in artikel 1 genoemde overeenkomsten wordt geweigerd.

Artikel 3

De VBA is gehouden geen maatregelen te nemen met hetzelfde doel of hetzelfde gevolg als de in artikel 1 genoemde inbreuken.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Cooeperatieve Vereniging »De Verenigde Bloemenveilingen Aalsmeer" BA,

Legmeerdijk 313,

NL-1430 BA Aalsmeer.

Gedaan te Brussel, 26 juli 1988.

Voor de Commissie

Peter SUTHERLAND

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 173 van 30. 6. 1983, blz. 5.

(1) Van een verbetering van de produktie of van de technische of economische vooruitgang door de beperking van de mededinging is zonder meer geen sprake.

(1) Jurispr. 1974, blz. 51.

(2) HvJEG 17. 10. 1972, zaak 8/72 »Cementhandelaren", Jurispr. 1972, blz. 977, en 2. 3. 1983, zaak 7/82 »GVL", Jurispr. 1983, blz. 483, alsmede de beschikkingen van de Commissie van 10. 12. 1984, zaak IV/30.299 Grohe-verkoopsysteem (PB nr. L 19 van 23. 1. 1985, blz. 17) en van 13. 12. 1985, zaak IV/30.017 Kwekersrecht: rozen (PB nr. L 369 van 31. 12. 1985, blz. 9).