Home

Richtlijn 88/610/EEG van de Raad van 24 november 1988 tot wijziging van Richtlijn 82/501/EEG inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriele activiteiten

Richtlijn 88/610/EEG van de Raad van 24 november 1988 tot wijziging van Richtlijn 82/501/EEG inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriele activiteiten

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 24 november 1988 tot wijziging van Richtlijn 82/501/EEG inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriele activiteiten ( 88/610/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie(1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement(2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3 ),

Overwegende dat het voor de bescherming van mens en milieu nodig is de voorschriften van Richtlijn 82/501/EEG(4 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/216/EEG(5 ), te verscherpen wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen of preparaten;

Overwegende dat bijlage II bij Richtlijn 82/501/EEG, die betrekking heeft op de opslag van gevaarlijke stoffen of preparaten in bulk en in verpakte vorm, door deze wijziging van die richtlijn wordt uitgebreid en verscherpt;

Overwegende dat de opslag van gevaarlijke stoffen of preparaten een kans op zware ongevallen met zich kan brengen, zowel wanneer de opslag verband houdt met een industriële activiteit als wanneer het gaat om afzonderlijke opslag of opslag binnen een installatie zonder dat deze verband houdt met een industriële activiteit;

Overwegende dat aan de hand van een lijst van chemische benamingen of een lijst van verschillende gevarenklassen overeenkomstig de in andere relevante communautaire richtlijnen neergelegde voorschriften voor de indeling en het kenmerken, alsmede met behulp van de respectieve drempelhoeveelheden, kan worden vastgesteld of het de opslag van gevaarlijke stoffen of preparaten betreft waarop Richtlijn 82/501/EEG moet worden toegepast; dat het bij dergelijke categorieën, stoffen of preparaten dient te gaan om die welke geclassificeerd zijn als "zeer giftig'', "giftig'', "ontplofbaar'', "oxyderend'', "zeer licht ontvlambaar'' en "licht ontvlambaar'';

Overwegende dat de in artikel 8 van Richtlijn 82/501/EEG neergelegde bepalingen met betrekking tot de voorlichting van het publiek verscherpt en duidelijker afgebakend moeten worden om ervoor te zorgen dat een ieder die kan worden getroffen door een zwaar ongeval ten gevolge van een aangemelde industriële activiteit in de zin van artikel 5 van die richtlijn, op een over de gehele Gemeenschap geharmoniseerde wijze afdoende en effectief wordt geïnformeerd over alle veiligheidskwesties; dat aan de hand van de aard, de omvang en de mogelijke gevolgen van zware ongevallen die zich bij de industriële activiteiten kunnen voordoen, wordt bepaald welke gebieden en personen kunnen worden getroffen;

Overwegende dat het noodzakelijk is de inhoud van de in artikel 8 van Richtlijn 82/501/EEG bedoelde informatie duidelijk te specificeren; dat, ten einde de gevolgen van een zwaar ongeval te verminderen, de betrokken personen de potentiële risico's en de te nemen maatregelen dienen te kennen; dat het noodzakelijk is dergelijke informatie op actieve wijze, zonder dat daartoe een verzoek is gedaan, via een of ander openbaar informatiekanaal, zoals een brochure of een mededelingenbord, aan de betrokken personen kenbaar te maken;

Overwegende dat de Raad de Commissie in zijn resolutie van 24 november 1986 heeft verzocht de communautaire maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen ervan te herzien en zo nodig passende voorstellen te doen;

Overwegende dat de Commissie, zodra er meer ervaring is opgedaan, een voorstel tot volledige en systematische herziening van de bijlagen bij Richtlijn 82/501/EEG zal indienen;

Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, ingesteld bij Besluit 74/325/EEG(6 ), is geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1 Richtlijn 82 /501/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1.artikel 8, lid 1, wordt vervangen door :

"1 . De Lid-Staten zien erop toe dat informatie over veiligheidsmaatregelen en de bij een ongeval te volgen gedragslijn op passende wijze wordt verstrekt aan personen die kunnen worden getroffen door een zwaar ongeval ten gevolge van een industriële activiteit waarvan overeenkomstig artikel 5 kennis is gegeven, zonder dat deze daarom behoeven te verzoeken . De informatie wordt met passende tussenpozen herhaald en bijgewerkt, en ook ter beschikking van het publiek gesteld .

Zij zal ten minste de in bijlage VII genoemde gegevens omvatten .'';

2.bijlage II wordt vervangen door bijlage A bij deze richtlijn;

3.aan bijlage IV wordt de volgende tekst toegevoegd;

"e)oxyderende stoffen Stoffen die bij contact met andere, met name ontvlambare, stoffen een sterk exotherme reactie vertonen .'';

4.de in bijlage B bij deze richtlijn opgenomen bijlage wordt als bijlage VII toegevoegd .

Artikel 2 1 . Indien het gaat om bestaande industriële activiteiten die na de aanneming van deze richtlijn voor het eerst onder de bepalingen van Richtlijn 82/501/EEG zullen vallen, is deze richtlijn uiterlijk vanaf 1 juni 1991 van toepassing .

2 . In het in lid 1 bedoelde geval dienen de in artikel 9,

lid 3, van Richtlijn 82/501/EEG bedoelde verklaring en de in artikel 9, lid 4, van die richtlijn bedoelde aanvullende verklaring respectievelijk uiterlijk op 1 juni 1991 en 1 juni 1994 bij de bevoegde instantie te worden ingediend .

Artikel 3 1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 1 juni 1990 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid -Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 4 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel, 24 november 1988 .

Voor de RaadDe VoorzitterV . KEDIKOGLOU ( 1)PB nr . C 119 van 6 . 5 . 1988, blz . 2 .

( 2)PB nr . C 290 van 14 . 11 . 1988 .

( 3)PB nr . C 208 van 8 . 8 . 1988, blz . 5 .

( 4)PB nr . L 230 van 5 . 8 . 1982, blz . 1 .

( 5)PB nr . L 85 van 28 . 3 . 1987, blz . 36 .

( 6)PB nr . L 185 van 9 . 7 . 1974, blz . 15 .

BIJLAGE A

BIJLAGE II OPSLAG, MET UITZONDERING VAN DE OPSLAG VAN NIET IN BIJLAGE III VERMELDE STOFFEN DIE TOT EEN IN BIJLAGE I GENOEMDE INSTALLATIE BEHOORT Deze bijlage is van toepassing op de opslag van gevaarlijke stoffen en/of preparaten op iedere plaats, in iedere installatie en ieder gebouw, op ieder terrein, hetzij afzonderlijk, hetzij in een inrichting, zijnde een locatie die voor opslag dient, behalve wanneer de opslag tot een in bijlage I genoemde installatie behoort en de betrokken stoffen in bijlage III zijn vermeld .

De hierna in deel I en deel II vermelde hoeveelheden gelden per opslagplaats of per groep opslagplaatsen van een zelfde fabrikant, wanneer de afstand tussen de opslagplaatsen niet groot genoeg is om in voorzienbare omstandigheden te vermijden dat de risico's van zware ongevallen groter worden . In elk geval gelden deze hoeveelheden per groep opslagplaatsen van een zelfde fabrikant, indien de afstand tussen de opslagplaatsen minder dan 500 meter bedraagt .

De in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximale hoeveelheden die op een willekeurig tijdstip zijn of kunnen zijn opgeslagen .

DEEL 1 Benoemde stoffen Indien een in deel I opgenomen stof ( of groep stoffen ) ook in een categorie van deel II valt, dient de in deel I aangegeven hoeveelheid te worden aangehouden .

1.Acrylnitril ( vinylcyanide ) 20 200 2.Ammoniak 50 500 3.Chloor 10 75 4.Zwaveldioxide 25 250 5.Ammoniumnitraat (¹) 350 2 500 6.Ammoniumnitraatkunstmest (²) 1 25010 000 7.Natriumchloraat 25 250 8.Zuurstof 200 2 000 9.Zwaveltrioxide 15 100 10.Kooloxychloride ( fosgeen ) 0,750 0,750 11.Zwavelwaterstof 5 50 12.Fluorwaterstof 5 50 13.Cyaanwaterstof 5 20 14.Kooldisulfide ( zwavelkoolstof ) 20 200 15.Broom 50 500 16.Acetyleen ( ethyn ) 5 50 17.Waterstof 5 50 18.Ethyleenoxide 5 50 19.Propyleenoxide 5 50 20.2-Propenal ( acroleïne ) 20 200 21.Formaldehyde ( concentratie 8 90 %) 5 50 22.Methylbromide ( monobroommethaan ) 20 200 23.Methylisocyanaat 0,150 0,150 24.Tetraethyllood of tetramethyllood 5 50 25.1,2-Dibroommethaan 5 50 26.Zoutzuur ( tot vloeistof verdicht gas ) 25 250 27.Diphenylmethaan-diisocyanaat ( MDI ) 20 200 28.Tolyleendiisocyanaat ( TDI ) 10 100 (¹)Dit geldt voor ammoniumnitraat en mengsels van ammoniumnitraat waarvan het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat hoger is dan 28 gewichtspercenten, en voor oplossingen van ammoniumnitraat in water met een concentratie ammoniumnitraat die hoger is dan 90 gewichtspercenten .

(²) Dit geldt voor enkelvoudige ammoniumnitraatkunstmeststoffen die voldoen aan Richtlijn 80/876/EEG en samengestelde kunstmeststoffen waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat hoger is dan 28 gewichtspercenten ( samengestelde kunstmeststoffen bevatten ammoniumnitraat en fosfaat en/of kaliumcarbonaat ).

Catergorie stoffen en preparaten ( 2)Hoeveelheid ( in ton ) 8 Voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 Voor de toepassing van artikel 5 ( 3 ) DEEL II Categorieen stoffen en preparaten die niet uitdrukkelijk in deel I zijn genoemd De hoeveelheden van de verschillende stoffen en preparaten ( 1 uit een zelfde categorie zijn cumulatief . Indien onder een zelfde punt meer dan een categorie vermeld staat, moeten de hoeveelheden van alle stoffen en preparaten van de onder dat punt gespecificeerde categorieën bij elkaar worden opgeteld .

1.Stoffen en preparaten die als "zeer giftig'' zijn ingedeeld520 2.Stoffen en preparaten die als "zeer giftig'', "giftig'' ( 4 ), "oxyderend'' of "ontplofbaar'' zijn ingedeeld10200 3.Gasvormige stoffen en preparaten - met inbegrip van die in vloeibare vorm - die bij normale druk in de gasfase verkeren en als "licht ontvlambaar'' zijn ingedeeld ( 5)50200 4.Stoffen en preparaten ( met uitzondering van gasvormige stoffen en preparaten die onder punt 3 vallen ) die als "licht ontvlambaar'' of "zeer licht ontvlambaar'' zijn ingedeeld ( 6)5 00050 000 1Preparaten zijn mengsels of oplossingen die bestaan uit twee of meer stoffen ( Richtlijn 79/831/EEG ).

2Categorieën stoffen en preparaten zoals die in de volgende richtlijnen en wijzigingen daarop zijn gedefinieerd :

-Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen;

-Richtlijn 73/173/EEG van de Raad van 4 juni 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen );

-Richtlijn 77/728/EEG van de Raad van 7 november 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van verven, vernissen, drukinkten, kleefstoffen en soortgelijke preparaten;

-Richtlijn 78/631/EEG van de Raad van 26 juni 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten ( bestrijdingsmiddelen );

-Richtlijn 88/379/EEG van de Raad van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten .

3Artikel 5, lid 1, onder a ), en artikel 5, lid 1, onder b ), derde steepje, zijn hier, voor zover van toepassing, van kracht .

4Wanneer de stoffen en preparaten in een dusdanige toestand verkeren dat zij eigenschappen bezitten die een risico van zware ongevallen met zich brengen .

5Dit omvat tevens ontvlambare gassen in de zin van bijlage IV, onder c ), i ).

6Dit omvat tevens licht ontvlambare vloeistoffen in de zin van bijlage IV, onder c ), ii ).

BIJLAGE B

"BIJLAGE VII GEGEVENS DIE KRACHTENS ARTIKEL 8, LID 1, AAN HET PUBLIEK MOETEN WORDEN VERSTREKT a)De naam van het bedrijf en de locatie .

b)De identiteit van de persoon die de informatie verstrekt, te specificeren aan de hand van zijn functie .

c)Een bevestiging van het feit dat de regelingen en/of bestuursrechtelijke bepalingen ter uitvoering van de richtlijn op de locatie van toepassing zijn en dat de in artikel 5 bedoelde kennisgeving, of in ieder geval de in artikel 9, lid 3, bedoelde verklaring bij de bevoegde instantie is ingediend .

d)Een uitleg in eenvoudige bewoordingen van de op de locatie uitgevoerde activiteit .

e)De gangbare benamingen of, in het geval van opslag die onder deel II van bijlage II valt, de generische benamingen of algemene indeling in gevarenklassen van de stoffen en preparaten die op de locatie aanwezig zijn en een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval, alsmede een indicatie van de voornaamste gevaarlijke eigenschappen ervan .

f)Algemene informatie over de aard van de mogelijke zware ongevallen, inclusief de potentiële gevolgen voor de bevolking en het milieu .

g)Adequate informatie over de wijze waarop de bevolking in kwestie bij een ongeval gewaarschuwd en op de hoogte gehouden wordt .

h)Adequate informatie over de door de bevolking in kwestie bij een ongeval te treffen maatregelen en te volgen gedragslijn .

i)Een bevestiging van het feit dat het bedrijf gehouden is de nodige contacten te leggen met de rampenbestrijdingsdiensten, ten einde ongevallen het hoofd te bieden en de gevolgen ervan zo gering mogelijk te houden .

j)Een verwijzing naar het externe rampenplan dat is opgesteld om eventuele buiten de locatie merkbare gevolgen van een ongeval te bestrijden . Hierin moet het advies zijn opgenomen om bij een ongeval in te gaan op iedere aanwijzing en ieder verzoek van de rampenbestrijdingsdiensten .

k)Gedetailleerde gegevens over de wijze waarop, met inachtneming van de in de nationale wetgeving neergelegde bepalingen inzake vertrouwelijkheid, nadere informatie kan worden verkregen .'' BIJLAGE I

PLAFONDS EN STREEFCIJFERS VOOR DE VERMINDERING VAN SO2-EMISSIES VOOR BESTAANDE INSTALLATIES (¹) (²) 0123456789Lid-StaatSO2 - emissies van GSI 1980 ( in kiloton)Emissieplafond ( in kiloton/jaar)Vermindering in % t.o.v .

emissies 1980 Vermindering in % t.o.v .

aangepaste emissies 1980 Fase 1Fase 2Fase 3Fase 1Fase 2Fase 3Fase 1Fase 2Fase 3199319982003199319982003199319982003België530318 212 159 - 40 - 60-70-40-60-70 Denemarken323213 141 106 - 34 - 56-67-40 -60-70 Duitsland2 2251 335 890 668 - 40 - 60-70-40-60-70 Griekenland303320 320 320 + 6+ 6+ 6-45-45-45 Spanje2 2902 290 1 730 1 440 0 - 24-37-21-40-50 Frankrijk1 9101 146 764 573 - 40 - 60-70-40-60-70 Ierland99124 124 124 + 25+ 25+25-29 -29-29 Italië2 4501 800 1 500 900 - 27 - 39-63-40-50-70 Luxemburg31,81,51,5 - 40 - 50-60-40-50-50 Nederland299180 120 90 - 40 - 60-70-40-60-70 Portugal115232 270 206 +102+135+79-25-13-34 Verenigd Koninkrijk3 8833 106 2 330 1 553 - 20 - 40-60-20-40-60 ;Na 1 juli 1987 toegestane capaciteit kan extra emissies vervoorzaken .

$Emissies door stookinstallaties waarvoor vóór 1 juli 1987 een vergunning is afgegeven, maar die op die datum nog niet in bedrijf waren en waarmee geen rekening is gehouden bij de in deze bijlage vastgestelde emissieplafonds, moeten ofwel voldoen aan de voorwaarden van deze richtlijn voor nieuwe stookinstallaties ofwel worden meegeteld bij de totale emissies van de bestaande installaties, die de in deze bijlage vastegstelde plafonds niet mogen overschrijden .

BIJLAGE II

PLAFONDS EN STREEFCIJFERS VOOR DE VERMINDERING VAN NOx-EMISSIES VOOR BESTAANDE INSTALLATIES (¹) (²) 0123456Lid-StaatGSI NOx-emissies ( als NO2 ) 1980 ( in kiloton)NOx-emissieplafonds ( in kiloton /jaar)Vermindering in % t.o.v .

NOx-emissies 1980 Vermindering in % t.o.v .

aangepaste NOx-emissies Fase 1Fase 2Fase 1Fase 2Fase 1Fase 21993 (³) 19981993 (³) 19981993 (³) 1998België11088 66 - 20 - 40-20-40 Denemarken124121 81 - 3 - 35-10-40 Duitsland870696 522 - 20 - 40-20-40 Griekenland3670 70 + 94+ 9400 Spanje366368 277 + 1 - 24-20-40 Frankrijk400320 240 - 20 - 40-20-40 Ierland2850 50 + 79+ 7900 Italië580570 428 - 2 - 26-20 -40 Luxemburg32,41,8 - 20 - 40-20-40 Nederland12298 73 - 20 - 40 -20-40 Portugal2359 64 +157+178 - 80 Verenigd Koninkrijk1 016864 711 - 15 - 30-15-30 ;Na 1 juli 1987 toegestane capaciteit kan extra emissies veroorzaken .

$Emissies door stookinstallaties waarvoor vóór 1 juli 1987 een vergunning is afgegeven, maar die op die datum nog niet in bedrijf waren en waarmee geen rekening is gehouden bij de in deze bijlage vastgestelde emissieplafonds, moeten ofwel voldoen aan de voorwaarden van deze richtlijn voor nieuwe stookinstallaties ofwel worden meegeteld bij de totale emissies van de bestaande installaties, die de in deze bijlage vastgestelde plafonds niet mogen overschrijden .

=De Lid-Staten mogen om technische redenen de datum van fase 1 voor vermindering van NOx-emissies met ten hoogste twee jaar uitstellen door de Commissie binnen één maand na kennisgeving van deze richtlijn daarvan in kennis te stellen .

BIJLAGE III

(¹)Op grond van een verslag van de Commissie over de beschikbaarheid van zwavelarme brandstoffen en een voorstel van de Commissie zal de Raad in 1990 een besluit nemen over grenswaarden voor installaties met een vermogen tussen 50 en 100 MWth .

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

EMISSIEGRENSWAARDEN VOOR SO2 VOOR NIEUWE INSTALLATIES Gasvormige brandstoffen Soort brandstofEmissiegrenswaarden ( in mg/Nm³)Gasvormige brandstoffen in het algemeen 35 Vloeibaar gemaakt gas 5 Gassen met lage calorische waarde, verkregen door vergassing van raffinaderijresiduen, cokesovengas, hoogovengas800 Gas verkregen door vergassing van kolen (¹) ;De Raad zal de voor dit gas geldende emissiegrenswaarden later vaststellen aan de hand van voorstellen die de Commissie in het licht van verdere technische ervaring zal doen .

BIJLAGE VI

EMISSIEGRENSWAARDEN VOOR NOx VOOR NIEUWE INSTALLATIES Soort brandstofEmissiegrenswaarden ( in mg/Nm³)Vast, in het algemeen 650 Vast, met minder dan 10 % vluchtige bestanddelen1 300 Vloeibaar 450 Gasvormig 350 BIJLAGE VII

EMISSIEGRENSWAARDEN VOOR STOF VOOR NIEUWE INSTALLATIES Soort brandstofThermisch vermogen ( in MWth)Emissiegrenswaarden ( in mg/Nm ³) Vast 8 500 < 500 50 100 Vloeibaar (¹) alle installaties 50 Gasvormigalle installaties 5als regel 10voor hoogovengas 50voor door de ijzer - en staalindustrie geproduceerd gas dat elders kan worden gebruikt ;Er mag een emissiegrenswaarde van 100 mg/Nm³ worden gehanteerd voor installaties met een thermisch vermogen van minder dan 500 MWth waarin vloeibare brandstof met een asgehalte van meer dan 0,06 % wordt gestookt .

BIJLAGE VIII