Home

Verordening (EEG) nr. 586/88 van de Commissie van 2 maart 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2276/79 houdende uitvoeringsbepalingen voor het opstellen van een olijventeeltdossier in de olijfolieproducerende Lid-Staten

Verordening (EEG) nr. 586/88 van de Commissie van 2 maart 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2276/79 houdende uitvoeringsbepalingen voor het opstellen van een olijventeeltdossier in de olijfolieproducerende Lid-Staten

Verordening (EEG) nr. 586/88 van de Commissie van 2 maart 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2276/79 houdende uitvoeringsbepalingen voor het opstellen van een olijventeeltdossier in de olijfolieproducerende Lid-Staten

Publicatieblad Nr. L 057 van 03/03/1988 blz. 0018 - 0019
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0101
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0101


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 586/88 VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 1988

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2276/79 houdende uitvoeringsbepalingen voor het opstellen van een olijventeeltdossier in de olijfolieproducerende Lid-Staten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 154/75 van de Raad van 21 januari 1975 tot instelling van een olijfoliedossier in de olijfolieproducerende Lid-Staten (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3788/85 (2), en met name op artikel 5,

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2276/79 van de Commissie (3) de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld voor het opstellen van een olijventeeltkadaster in de olijfolieproducerende Lid-Staten; dat daarin met name is bepaald dat de gegevens die in de door de olijvenproducenten ingediende aangifte zijn vermeld, moeten worden vergeleken met die waarover het met het opmaken van het dossier belaste orgaan beschikt; dat dient te worden gepreciseerd welke gegevens als basisgegevens voor het olijventeeltdossier moeten worden aangehouden naar gelang bij de vorenbedoelde vergelijking er al dan niet aanzienlijke verschillen aan het licht komen;

Overwegende dat dient te worden bepaald dat het olijventeeltdossier, na de opstelling ervan, jaarlijks door de Lid-Staten wordt bijgewerkt;

Overwegende dat dient te worden bepaald dat de producerende Lid-Staten die na de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 2276/79 tot de Gemeenschap zijn toegetreden, aan de hand van proeven de deugdelijkheid van de in die verordening aanbevolen methode moeten kunnen nagaan;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2276/79 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 6 wordt gelezen:

»Artikel 6

1. De gegevens betreffende het olijventeeltareaal en het aantal olijfbomen op elk perceel, die door toepassing van de in de artikelen 2 en 4 bedoelde methoden zijn verkregen, worden vergeleken met die welke zijn vermeld in een aangifte die door de olijvenproducenten met het oog op de vaststelling van hun produktiepotentieel moet worden ingediend, en die eventueel op verzoek van de betrokken Lid-Staat worden aangevuld.

Wanneer aanzienlijke verschillen worden geconstateerd, worden de door toepassing van de in de artikelen 2 en 4 bedoelde methoden verkregen gegevens individueel aan de olijvenproducenten medegedeeld. De producenten hebben het recht om binnen een periode van drie maanden na die mededeling te vragen dat de bedoelde gegevens worden geverifieerd.

2. In dat geval verifieert het met de opstelling van het olijventeeltdossier belaste orgaan, indien nodig ter plaatse, de oppervlakte en het aantal olijfbomen die voor elke producent in aanmerking moeten worden genomen.

Ingeval de voor de betrokken olijvenproducent vastgestelde gegevens niet op grond van de vorenbedoelde verificatie behoeven te worden gewijzigd, dient de producent de kosten van de verificatie te betalen.

3. De basisgegevens van het dossier zijn:

a) in geval van overeenstemming tussen de aangifte van de olijvenproducenten en de door toepassing van de in de artikelen 2 en 4 bedoelde methoden verkregen gegevens, de in de aangiften van de producenten vermelde gegevens;

b) in geval van beduidende afwijking:

- de aan de olijvenproducent medegedeelde gegevens indien deze niet om de in lid 1, tweede alinea, bedoelde verificatie heeft verzocht;

- de gegevens die resulteren uit de verificatie in de andere gevallen.".

2. De volgende artikelen 6 bis en 6 ter worden ingevoegd:

»Artikel 6 bis

Op basis van de in artikel 6, lid 1, vastgestelde regeling zorgen de producerende Lid-Staten ervoor dat het olijventeeltdossier jaarlijks wordt bijgewerkt, waarbij met name rekening wordt gehouden met de eventuele wijzigingen in de door de olijvenproducenten ingediende teeltaangiften.

Artikel 6 ter

1. De producerende Lid-Staten die na de inwerkingtreding van deze verordening tot de Gemeenschap zijn toegetreden, kunnen proefondervindelijk nagaan welke van de mogelijke methoden, de in bijlage I opgenomen methode inbegrepen, voor hen, gelet op de situatie ten aanzien van de olijventeelt, het geschiktst is.

Daartoe leggen de betrokken Lid-Staten uiterlijk op 31 december 1988 een programma met proefnemingen aan de Commissie ter goedkeuring voor.

2. De Commissie stelt de Lid-Staat in kennis van het door haar ten aanzien van het ingediende programma genomen besluit en, in voorkomend geval, van de wijzigingen die zij dienstig acht. Na goedkeuring door de Commissie wordt het programma zo spoedig mogelijk onder verantwoordelijkheid van de betrokken Lid-Staat ten uitvoer gelegd.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 2 maart 1988.

Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 19 van 24. 1. 1975, blz. 1.

(2) PB nr. L 367 van 31. 12. 1985, blz. 1.

(3) PB nr. L 262 van 18. 10. 1979, blz. 11.