BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 januari 1990 houdende machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Denemarken tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen ten einde zich te beschermen tegen de verspreiding van Corynebacterium sepedonicum en tot intrekking van Beschikking 88/36/EEG (90/52/EEG)
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 januari 1990 houdende machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Denemarken tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen ten einde zich te beschermen tegen de verspreiding van Corynebacterium sepedonicum en tot intrekking van Beschikking 88/36/EEG (90/52/EEG)
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 17 januari 1990 houdende machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Denemarken tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen ten einde zich te beschermen tegen de verspreiding van Corynebacterium sepedonicum en tot intrekking van Beschikking 88/36/EEG (90/52/EEG)
Publicatieblad Nr. L 036 van 08/02/1990 blz. 0023 - 0025
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 17 januari 1990
houdende machtiging van de Lid-Staten om ten aanzien van Denemarken tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen ten einde zich te beschermen tegen de verspreiding van Corynebacterium sepedonicum en tot intrekking van Beschikking 88/36/EEG
(90/52/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid-Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/439/EEG (2), en met name op artikel 15, lid 2,
Gelet op Richtlijn 80/665/EEG van de Raad van 24 juni 1980 betreffende de bestrijding van ringrot bij aardappelen (3), en met name op artikel 9, lid 2,
Overwegende dat, wanneer een Lid-Staat van mening is dat er gevaar dreigt voor het binnenbrengen op zijn grondgebied van aardappelringrot uit een andere Lid-Staat, hij tijdelijk aanvullende maatregelen kan nemen om zich tegen dat gevaar te beschermen;
Overwegende dat een Lid-Staat dergelijke maatregelen eveneens kan nemen wanneer een andere Lid-Staat hem ervan in kennis stelt dat besmetting met aardappelringrot is bevestigd;
Overwegende dat Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk de andere Lid-Staten en de Commissie hebben medegedeeld dat zij de maatregelen inzake het binnenbrengen op hun grondgebied van aardappelen uit Denemarken hebben gehandhaafd, dan wel dergelijke maatregelen hebben vastgesteld, in verband met de aanwezigheid van aardappelringrot in die Lid-Staat;
Overwegende dat bekend is dat aardappelringrot in Denemarken reeds meer dan 25 jaar voorkomt;
Overwegende dat Denemarken een uitroeiingsprogramma ten uitvoer heeft gelegd;
Overwegende dat met name vanaf 1984 al het teeltmateriaal van aardappelen is vervangen door gezuiverd en gezond materiaal; dat sinds 1986 pootaardappelen en consumptieaardappelen in Denemarken alleen uit dergelijk gezuiverd en gezond materiaal mogen worden geteeld;
Overwegende dat Denemarken bovendien een adequate produktie-, verwerkings- en distributiestructuur heeft opgezet om herbesmetting van onder bovengenoemde voorwaarden geteelde aardappelen te voorkomen;
Overwegende dat uit de resultaten van intensieve officiële controles in Denemarken op aardappelen die daar in en na 1986 zijn geoogst, met name uit tests volgens de voor de Gemeenschap ontwikkelde methode voor opsporing en diagnose van Corynebacterium sepedonicum, kan worden geconcludeerd dat in Denemarken geoogste aardappelen ten minste vanaf 1986 als vrij van aardappelringrot kunnen worden beschouwd;
Overwegende dat de Commissie bovengenoemde Lid-Staten bij Beschikking 88/36/EEG (4) heeft gemachtigd om tijdelijk de in de beschikking omschreven voorzorgsmaatregelen te treffen;
Overwegende dat Denemarken de overige Lid-Staten en de Commissie heeft medegedeeld dat bij onderzoek van monsters van de aardappeloogst van 1988, met inbegrip van monsters van een in een andere Lid-Staat binnengebrachte zending, besmetting met aardappelringrot is bevestigd;
Overwegende dat de besmettingsbron nog niet kon worden geïdentificeerd;
Overwegende dat Beschikking 88/36/EEG derhalve moet worden ingetrokken en de nodige maatregelen moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat bij de vaststelling van deze maatregelen rekening moet worden gehouden met de produktie- en distributiestructuur in Denemarken; dat deze maatregelen een aanvulling moeten zijn op de bestrijdingsmaatregelen die Denemarken overeenkomstig Richtlijn 80/665/EEG heeft vastgesteld voor de volledige aardappeloogst en dat zij niets mogen afdoen aan de fytosanitaire controles die de Lid-Staten van bestemming overeenkomstig de communautaire fytosanitaire regeling mogen verrichten;
Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Planteziektenkundig Comité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. Denemarken ziet erop toe dat, gedurende een periode die op 30 juni 1991 verstrijkt, aardappelen uit Denemarken die bestemd zijn om in de andere Lid-Staten te worden binnengebracht, niet alleen voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 80/665/EEG, en met name artikel 2 en artikel 5, leden 4 en 5, maar ook aan de voorwaarden van onderstaand lid 2.
2. Op grond van lid 1 moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
a) De aardappelen:
aa) voor zover het pootaardappelen betreft:
- moeten rechtstreeks zijn geteeld uit officieel ziektevrij verklaarde knollen die zijn verkregen in het raam van een passend programma,
- mogen niet in aanraking zijn geweest met op een andere wijze verkregen aardappelen, noch met velden of, tenzij ze zijn ontsmet, bewaarplaatsen en werktuigen die in of na 1985 in aanraking zijn geweest met dergelijke aardappelen,
- moeten zijn geteeld op bedrijven waar in of na 1989 uitsluitend pootaardappelen zijn geteeld,
- moeten vrij van aardappelringrot zijn bevonden bij een test die door een officiële instantie is uitgevoerd volgens de voor de Gemeenschap ontwikkelde methode voor de opsporing en diagnose van Corynebacterium sepedonicum, op een officieel genomen monster van ten minste 200 knollen per partij van ten hoogste 25 ton en per teler, met dien verstande dat elk monster moet zijn genomen vóórdat de aardappelen met aardappelen van andere telers zijn gemengd en de lokalen van het kweek- en verpakkingsstation hebben verlaten en bij voorkeur vóórdat ze zijn gereinigd en verpakt,
- moeten officieel zijn gemerkt met een officieel identificatiemerkteken op de verpakking;
bb) voor zover het consumptieaardappelen betreft:
- moeten worden verpakt in gesloten verpakkingen die rechtstreeks aan kleinhandelaars of eindverbruikers kunnen worden geleverd en die geen groter gewicht hebben dan het in de Lid-Staat van bestemming gebruikelijke gewicht voor verpakkingen van dergelijke aardappelen, met een maximum van 25 kg,
- moeten voor dergelijke rechtstreekse levering bestemd zijn,
- mogen niet in aanraking zijn geweest met aardappelen, noch met velden of, tenzij ze zijn ontsmet, bewaarplaatsen en werktuigen, ten aanzien waarvan in 1989 besmetting met aardappelringrot is bevestigd,
- moeten rechtstreeks zijn geteeld uit officieel ziektevrij verklaarde knollen die zijn verkregen in het raam van een passend programma en moeten zelf vrij van aardappelringrot zijn bevonden bij een test die door een officiële instantie is uitgevoerd volgens de voor de Gemeenschap ontwikkelde methode voor de opsporing en diagnose van Corynebacterium sepedonicum, d. w. z. op een officieel genomen monster van ten minste 200 knollen per partij van ten hoogste 25 ton;
cc) voor zover het aardappelen voor industriële verwerking betreft:
- moeten behoren tot voor dit doel geschikte rassen,
- moeten bestemd zijn voor rechtstreekse en onmiddellijke levering aan een verwerkingsbedrijf dat beschikt over officieel goedgekeurde voorzieningen voor afvalverwijdering.
b) In het volgens Richtlijn 77/93/EEG vereiste fytosanitaire certificaat moeten de volgende gegevens worden ingevuld:
- in de rubriek »Toegevoegde verklaring", de vermelding:
»Gegarandeerd in overeenstemming met artikel 1, lid 2, van Beschikking 90/52/EEG van de Commissie", vergezeld van een referentie waarmee duidelijk wordt aangegeven om welk van de hiervoor genoemde gevallen het in casu gaat en de naam van het aardappelras; als een test is uitgevoerd op monsters van partijen die bestemd zijn om in de andere betrokken Lid-Staten te worden binnengebracht, moet ook het referentienummer van het monster worden vermeld; - in de rubriek »Merken der colli", het nummer van de zending en het overeenkomstige officiële identificatiemerkteken van de verpakking.
c) Indien de Deense planteziektenkundige dienst officieel op de hoogte wordt gebracht van andere omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de geboden waarborgen ontoereikend zijn geweest of niet langer toereikend zijn om het in deze beschikking bedoelde gevaar uit te sluiten, mag zij het certificaat, respectievelijk de certificaten niet afgeven, of moet zij het certificaat, respectievelijk de certificaten intrekken, totdat de aangelegenheid volledig is onderzocht, en moet Denemarken de Commissie daarvan in kennis stellen.
3. De Lid-Staten van bestemming
- zien erop toe dat uit Denemarken afkomstige zendingen onder officieel toezicht worden geplaatst ten einde ervoor te zorgen dat de verpakkingen niet worden geopend alvorens zij ter bestemming aankomen, en dat de aardappelen, alvorens zij hun definitieve bestemming bereiken, niet in contact komen met velden, aardappelbewaarplaatsen of machines voor goederenbehandeling met betrekking tot ter plaatse geteelde aardappelen, en dat, wanneer het gaat om aardappelen voor industriële verwerking, de zendingen onder officieel toezicht worden geplaatst ten einde ervoor te zorgen dat zij rechtstreeks en onmiddellijk worden geleverd aan het verwerkingsbedrijf waarvoor ze bestemd zijn;
- mogen dergelijke zendingen onderwerpen aan een test als omschreven in lid 2, onder a), aa), vierde streepje;
- stellen de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis van het type officieel goedgekeurde voorzieningen als bedoeld in lid 2, onder a), cc), tweede streepje.
4. Voorts kunnen ook andere adequate maatregelen worden genomen met het oog op het officiële toezicht op de naleving van het bepaalde in lid 2.
Artikel 2
De Lid-Staten moeten de maatregelen die zij hebben vastgesteld om zich te beschermen tegen het binnenbrengen of de verspreiding van Corynebacterium sepedonicum, in overeenstemming brengen met het bepaalde in artikel 1.
Artikel 3
Deze beschikking zal worden ingetrokken of gewijzigd indien en zodra aardappelringrot wordt geconstateerd bij aardappelen uit Denemarken overeenkomstig Richtlijn 80/665/EEG of bij aardappelen die overeenkomstig deze beschikking in andere Lid-Staten worden binnengebracht.
Artikel 4
Beschikking 88/36/EEG wordt ingetrokken.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 17 januari 1990.
Voor de Commissie
Ray MAC SHARRY
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.
(2) PB nr. L 212 van 22. 7. 1989, blz. 106.
(3) PB nr. L 180 van 14. 7. 1980, blz. 30.
(4) PB nr. L 20 van 26. 1. 1988, blz. 33.