BESCHIKKING VAN DE RAAD van 26 februari 1990 tot vaststelling van een specifiek communautair programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen (1989-1993) (90/84/EEG)
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 26 februari 1990 tot vaststelling van een specifiek communautair programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen (1989-1993) (90/84/EEG)
*****
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 26 februari 1990
tot vaststelling van een specifiek communautair programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen (1989-1993)
(90/84/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 Q, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat in artikel 130 K van het Verdrag wordt bepaald dat het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd door middel van specifieke programma's die binnen elke actie worden ontwikkeld;
Overwegende dat de Raad bij Besluit 87/516/Euratom, EEG (4), gewijzigd bij Besluit 88/193/EEG, Euratom (5), een kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1987-1991) heeft vastgesteld, waarin wordt voorzien in acties met het oog op de exploitatie en optimale benutting van de biologische hulpbronnen;
Overwegende dat in genoemd besluit wordt bepaald dat communautaire actie gerechtvaardigd is wanneer zij er onder andere toe bijdraagt de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap te versterken en de harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap in haar geheel te bevorderen, en dat in overeenstemming met het wetenschappelijke en technische gehalte van het onderzoek; dat het de bedoeling is dat het specifieke programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen ertoe bijdraagt de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te bereiken;
Overwegende dat het kaderprogramma voorziet in een specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen ten einde tot een verhoogde efficiëntie van de mankracht en de financiële middelen in de landbouw te komen en een antwoord te vinden op de uitdagingen op economisch, sociaal, regionaal en milieugebied die het gevolg zijn van de ontwikkeling van de landbouwactiviteiten in het sociaal-economische kader van plattelandsgebieden;
Overwegende dat de Gemeenschap moet trachten de overschotproblemen in de landbouw op te lossen, de produktie af te stemmen op de vraag, de landbouwinkomens op een redelijk peil te houden, de landbouwstructuur te rationaliseren en te moderniseren en de concurrentiepositie van de landbouw van de Europese Gemeenschappen op de wereldmarkt veilig te stellen, maar dat zij tegelijk ook het milieu dient te beschermen en te verbeteren;
Overwegende dat in deze context moet worden getracht produkten waaraan in de Gemeenschap een tekort bestaat te ontwikkelen en de verkoop ervan te bevorderen, de kwaliteit van de landbouwprodukten te verbeteren en nieuwe gebruiksmogelijkheden voor traditionele en nieuwe landbouwprodukten te ontwikkelen ten einde de toegevoegde waarde daarvan te verhogen;
Overwegende dat, gezien het verschil in ontwikkeling van talrijke regio's in de Gemeenschap, alle mogelijkheden om de economische en sociale dispariteiten tussen de regio's met ontwikkelingsachterstand en de economisch meer ontwikkelde regio's van de Gemeenschap, in het bijzonder daar waar de dispariteiten het meest scherp uitkomen, te verkleinen, in kaart dienen te worden gebracht;
Overwegende dat één van de grootste problemen van het landbouwonderzoek erin bestaat de snel stijgende kosten van intermediair verbruik in de landbouw in de hand te houden, met name door de ontwikkeling van nieuwe kostenbesparende produktie-, verwerkings- en bewaarsystemen;
Overwegende dat planning op lange termijn voor het beheer van hulpbronnen kan leiden tot nieuwe formules voor het beheer van land en water ten voordele van landbouw, milieu en landschap;
Overwegende dat het ontwikkelen van methoden en het oprichten van diensten voor de verspreiding van de resultaten van het landbouwonderzoek de aanpassing aan de ombuiging en de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zullen vergemakkelijken;
Overwegende dat bij de tenuitvoerlegging en de nadere uitwerking van het programma zal worden gezorgd voor een nauwe cooerdinatie met de acties van het kaderprogramma, in het bijzonder de programma's ECLAIR en FLAIR,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING
VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt voor een periode van vijf jaar, ingaande op 26 februari 1990 een in bijlage I nader omschreven specifiek communautair programma voor onderzoek en technolo
gische ontwikkeling op het gebied van het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen, aangenomen.
Artikel 2
Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van het programma, beloopt 55 miljoen ecu, met inbegrip van de uitgaven voor een personeelsbestand van 16 personen.
Een indicatieve verdeling van het bedrag is opgenomen in bijlage II.
Artikel 3
De wijze van uitvoering van het programma wordt omschreven in bijlage I.
Artikel 4
1. In het derde uitvoeringsjaar beziet de Commissie het programma opnieuw en legt zij het Europese Parlement en de Raad een verslag voor dienaangaande. Indien nodig gaat dit verslag vergezeld van voorstellen tot wijziging of verlenging van het programma.
2. Aan het eind van het programma evalueert de Commissie de bereikte resultaten en brengt zij daarover verslag uit aan het Europese Parlement en de Raad.
3. Bovengenoemde verslagen worden opgesteld aan de hand van de in bijlage I van deze beschikking omschreven doelstellingen en overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Besluit 87/516/Euratom, EEG.
Artikel 5
De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.
De Commissie wordt bijgestaan door een Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
Artikel 6
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.
De Raad kan binnen de in de tweede alinea genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
Artikel 7
De procedure van artikel 6 is met name van toepassing ten aanzien van:
- de inhoud van de uitnodigingen tot inschrijving;
- de beoordeling van de voorgestelde projecten en het geraamde bedrag van het aandeel van de Gemeenschap daarin;
- afwijkingen van de algemene regels met betrekking tot de bijdrage van de Gemeenschap, weergegeven in bijlage I;
- aanpassingen van de in bijlage II weergegeven indicatieve verdeling van middelen;
- de maatregelen ter evaluatie van het programma;
- regelingen voor verspreiding, bescherming en exploitatie van de resultaten van het in het kader van het programma verrichte onderzoek.
Artikel 8
Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 26 februari 1990.
Voor de Raad
De Voorzitter
M. SMITH
(1) PB nr. C 146 van 13. 6. 1989, blz. 15.
(2) PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 90, en
besluit van 14 februari 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
(3) PB nr. C 56 van 6. 3. 1989, blz. 22.
(4) PB nr. L 302 van 24. 10. 1987, blz. 1.
(5) PB nr. L 89 van 6. 4. 1988, blz. 35.
BIJLAGE I
SPECIFIEK COMMUNAUTAIR PROGRAMMA VOOR ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING OP HET GEBIED VAN HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE LANDBOUW EN HET BEHEER VAN DE AGRARISCHE HULPBRONNEN
(1989-1993)
DOELSTELLINGEN
Het onderzoekprogramma is erop gericht, in het bijzonder door de ontwikkeling en de aanwending van technologie, de volgende doelstellingen te verwezenlijken:
1. de landbouwers helpen zich aan te passen aan de nieuwe situatie die is ontstaan door de overproduktie en door het restrictieve markt- en prijsbeleid;
2. de bedrijfsinkomens op peil houden en de structuurhervorming bevorderen en daarbij tevens de produktie beheersen en de produktiekosten verlagen;
3. de landbouwproblemen aanpakken en de toestand in de landbouw verbeteren - zonder de marktsituatie uit het oog te verliezen - in alle regio's met een ontwikkelingsachterstand die gebrekkige landbouwstructuren hebben, ten einde bij te dragen tot een versterking van de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap;
4. de natuurlijke hulpbronnen en het landschap in stand houden en er daarbij op toe te zien dat de toepassing van de te ontwikkelen technologieën en van de gewijzigde produktiesystemen tot een verbetering van de milieusituatie leidt;
5. de diensten en voorzieningen voor landbouwvoorlichting uitbouwen om de verspreiding van onderzoekresultaten binnen de Lid-Staten en van Lid-Staat tot Lid-Staat te verbeteren.
INHOUD
De onderzoekwerkzaamheden zijn onderverdeeld in vier gebieden:
1. Omschakeling, diversificatie, met inbegrip van extensivering van de produktie, kostenverlaging en bescherming van het plattelandsmilieu:
- invoering van verbeterde plantenrassen en van nieuwe rassen van buiten het normale seizoen te oogsten produkten en subprodukten, met name om de toegevoegde waarde ervan te verhogen;
- alternatieve produktiesystemen in de veehouderij - hierbij wordt in het bijzonder aan geiten, schapen, zoogkoeien, paarden en wild gedacht - met het doel overschotten te voorkomen;
- verbeteren van de rentabiliteit van boerenbos, ontwikkeling van geïntegreerde systemen voor bosbouw en veehouderij, bepalen welke alternatieve teelten in ondergroei mogelijk zijn;
- een betere geïntegreerde en biologische controle, beperkter en beter gebruik van meststoffen, schimmelwerende middelen, herbiciden en bestrijdingsmiddelen in de produktiesystemen;
- ontwikkeling van alternatieve landbouwmethoden, in het bijzonder de biologische landbouw, met het doel de natuurlijke hulpbronnen en het landschap in stand te houden;
- maatregelen uitwerken ter bevordering van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk beleid inzake de landbouwstructuur en de nodige gegevens voor de bepaling, de evaluatie en het voeren van dat beleid te verzamelen;
- bepalen welke andere mogelijkheden voorhanden zijn om grond die aan de landbouw is onttrokken in ecologisch kwetsbare gebieden, te gebruiken door de aanwending van systemen van bodem- en waterbeheer.
2. Kwaliteit van de produkten, nieuwe gebruiksmogelijkheden voor traditionele landbouwprodukten, fytosanitaire en veterinaire aspecten:
- omschrijven, beoordelen en bepalen van de kwaliteit van landbouwprodukten wanneer afzetmogelijkheden aanwezig kunnen zijn, met name wanneer een grotere toegevoegde waarde aan de produkten kan worden gegeven,
- technieken ter kwaliteitsverbetering, toe te passen vóór en na de oogst, met inbegrip van vervoer en opslag,
- effect van residuen, toxines en andere schadelijke stoffen die in landbouwprodukten aanwezig kunnen zijn,
- het verpakkingsklaar maken van landbouwprodukten en verpakkingsmethoden om betere kwaliteit en hogere veiligheid uit milieu-oogpunt te verkrijgen,
- opsporing van planten- en dierziekten, bestrijding van de ziekten waarmee de Gemeenschap te kampen heeft en verbetering van het welzijn van huisdieren,
- nieuwe gebruiksmogelijkheden voor traditionele produkten en verbetering van hun kwaliteit. 3. Sociaal-economische aspecten en specifieke acties ten behoeve van alle regio's met een ontwikkelingsachterstand:
- evaluatie van de gevolgen op structureel, sociaal en economisch gebied die aan de uitvoering van het communautaire beleid in deze regio's verbonden zijn,
- onderzoek naar de factoren die de ontwikkeling van deze regio's belemmeren en grote lijnen van latere onderzoek- en ontwikkelingsacties,
- specifieke regionale problemen in verband met de omschakeling, diversificatie en extensivering van de teelten en van de veehouderij,
- specifieke regionale problemen in verband met de omschakeling op bos en bosbouw,
- specifieke regionale acties ter oplossing van problemen in verband met een ontoereikende samenstelling van het water, een teveel en/of een tekort aan water,
- acties ter verbetering van de mechanisatie van de landbouw in specifieke regio's,
- geïntegreerde plattelandsontwikkeling.
4. Methoden en diensten voor de verspreiding van informatie over landbouwonderzoek, met name het onderzoek in het kader van dit programma:
- integratie van de systemen voor informatie over het communautaire landbouwonderzoek ten einde de toegang tot deze systemen te verbeteren en de resultaten van het onderzoek te verspreiden, alsmede uitbreiding van de diensten, ten behoeve van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het platteland;
- ontwikkeling van de technologie voor landbouwvoorlichting ten einde doublures te voorkomen, de kwaliteit van het landbouwonderzoek in de Gemeenschap te verbeteren en de toegevoegde waarde ervan te verhogen;
- toepassing van computers en van informatiemodellen op de systemen van landbouwproduktie om een beter beeld van het onderzoek en de voor de communautaire programma's benodigde informatie te krijgen.
UITVOERINGSBEPALINGEN
Het programma bestaat uit werkzaamheden op basis van onderzoekcontracten voor gezamenlijke rekening die worden gegund na een selectieprocedure op basis van een in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte uitnodiging tot inschrijving. Er kan worden deelgenomen door in de Gemeenschap gevestigde publiek- of privaatrechtelijke lichamen, zoals onderzoekinstellingen en universiteiten, industriële en landbouwbedrijven, natuurlijke personen, verenigingen en cooeperaties, alsmede combinaties daarvan.
Bij contracten voor gezamenlijke rekening bedraagt de bijdrage van de Gemeenschap in het algemeen maximaal 50 % van de totale kosten. In andere gevallen, wanneer universiteiten en onderzoekinstellingen uit hoofde van dit programma projecten uitvoeren, kan de Gemeenschap tot 100 % van de daaraan verbonden extra uitgaven voor haar rekening nemen. De contracten moeten in de regel worden uitgevoerd door deelnemers uit meer dan één Lid-Staat.
Het programma behelst ook cooerdinatie-activiteiten en toelagen voor opleiding en mobiliteit. Publicitaire acties om de deelneming aan vergaderingen, studiebijeenkomsten en werkgroepen, alsmede de belangstelling voor toelagen, te vergroten en de resultaten ervan zo goed mogelijk in de Gemeenschap te verspreiden, zijn voorzien.
Bij de uitvoering van het programma zal de Commissie toezien op een nauwe cooerdinatie met andere onderzoekwerkzaamheden van de Gemeenschap, met name de lopende programma's die mede betrekking hebben op landbouw, biotechnologie en milieu.
EVALUATIE
In de mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende een communautair actieprogramma voor de evaluatie van communautaire onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten voor de jaren 1987-1991 (1) wordt gesteld dat de doelstellingen van elk onderzoekprogramma controleerbaar moeten zijn.
Het algemene doel van dit programma bestaat erin het concurrentievermogen van de landbouw en het beheer van de agrarische hulpbronnen te verbeteren. Het programma is afgestemd op de behoeften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het platteland. Het is op een betere economische en sociale samenhang alsmede op milieubescherming gericht.
De specifieke doelstellingen zijn omschreven in het eerste deel van deze bijlage.
Na het tweede jaar van tenuitvoerlegging zal het programma aan de hand van de volgende criteria worden geëvalueerd:
1. Zijn er nieuwe onderzoekwerkzaamheden betreffende bepaalde geselecteerde systemen van landbouwproduktie uitgevoerd ten einde de afzetmogelijkheden te verbeteren en kunnen aan de resultaten van dat onderzoek voordelen verbonden zijn?
2. Heeft het nieuwe kwaliteitsonderzoek geleid tot de ontwikkeling van kwalitatief betere produkten en tot gezondere planten en dieren?
3. Kon door aanvullend onderzoek worden bepaald welke factoren de ontwikkeling van regio's met een achterstand belemmeren? Hoe kan een eerste aanzet tot een oplossing voor de problemen worden gegeven en hoe kan de economische en sociale samenhang van deze regio's door bepaalde specifieke acties worden verbeterd?
4. Is er naast een beter gebruik van de permanente inventaris van de projecten inzake landbouwonderzoek (AGREP) en van EUR-AGRIS ook een tendens merkbaar naar een ruimere aanwending van nieuwe technologieën om de verspreiding van de resultaten van landbouwonderzoek, met name in het kader van dit programma, te verbeteren?
5. Beantwoorden de cooerdinatieactiviteiten aan de doelstellingen van het programma? Worden het nut en de impact van dit programma, alsmede de waarde van de belangrijke nationale onderzoekprogramma's die in de Lid-Staten worden uitgevoerd, erdoor vergroot? Worden deze cooerdinatieactiviteiten in ruime mate gestimuleerd en op passende wijze gecontroleerd?
6. Vormen de werkzaamheden een aanvulling op andere communautaire acties en is er voor cooerdinatie met die acties gezorgd?
De evaluatie aan het eind van het programma zal naast bovengenoemde criteria ook de volgende criteria omvatten:
1. Kunnen de resultaten van dit specifieke programma voor communautair onderzoek bijdragen tot een oplossing voor enkele van de grote problemen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gerezen zijn?
2. Heeft de benutting van de biologische hulpbronnen ten behoeve van de communautaire landbouw tot een versterking van de concurrentiepositie geleid? Worden de hulpbronnen goed beheerd? Worden de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en het milieu beperkt en wordt er meer aandacht besteed aan de bescherming en herwaardering van de natuur en de samenleving op het platteland?
3. Heeft het programma een toegevoegde waarde opgeleverd die aan het multinationale karakter van de acties voor gezamenlijke rekening en van de gecooerdineerde acties kan worden toegeschreven? Konden dank zij het programma doublures in de onderzoekactiviteiten worden voorkomen?
4. Is nagegaan welke gevolgen de toepasbare resultaten op milieu-, structureel, sociaal en economisch gebied hebben?
5. Heeft de verspreiding van de resultaten bijgedragen tot de overdracht van methoden en van werkzaamheden op onderzoekgebied aan regio's waar geen onderzoek heeft plaatsgevonden?
6. Is op passende wijze rekening gehouden met alle selectiecriteria volgens bijlage III bij Besluit 87/516/Euratom, EEG?
(1) PB nr. C 14 van 20. 1. 1987, blz. 5.
BIJLAGE II
INDICATIEVE VERDELING VAN DE AAN TE WENDEN MIDDELEN
1.2 // // (in %) // I. Acties op contractuele basis // // 1. Omschakeling, diversificatie, met inbegrip van extensivering van de produktie, kostenverlaging en bescherming van het plattelandsmilieu // 34,0 // 2. Kwaliteit van de produkten, fytosanitaire en veterinaire aspecten en nieuwe gebruiksmogelijkheden voor traditionele produkten // 20,9 // 3. Sociaal-economische aspecten en specifieke acties ten behoeve van alle regio's met een ontwikkelingsachterstand // 18,3 // 4. Verbetering van de verspreiding en de toepassing van de resultaten, met name van die van het onderhavige programma voor landbouwonderzoek // 5,3 // II. Gecooerdineerde acties // // Werkingskosten in verband met vergaderingen, studiebijeenkomsten, publikaties, ruime resultatenverspreiding, permanente inventaris van het landbouwonderzoek, en programma-evaluatie // 16,2 // III. Toelagen voor opleiding en mobiliteit // 5,3 // // 100,0 (1)
(1) Waarvan ongeveer 9 % personeelskosten die naar evenredigheid over de verschillende overwogen wetenschappelijke activiteiten worden verdeeld.