90/103/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 februari 1990 tot wijziging van Beschikking 88/123/EEG betreffende het door Nederland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
90/103/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 februari 1990 tot wijziging van Beschikking 88/123/EEG betreffende het door Nederland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
90/103/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 februari 1990 tot wijziging van Beschikking 88/123/EEG betreffende het door Nederland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 066 van 14/03/1990 blz. 0008 - 0010
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 9 februari 1990
tot wijziging van Beschikking 88/123/EEG betreffende het door Nederland overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991)
(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
(90/103/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (1), en met name op artikel 4 en op artikel 5, lid 2,
Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de resultaten van het overleg dat met de Nederlandse autoriteiten is gepleegd over de voortgang van het bij Beschikking 88/123/EEG van de Commissie (2) vastgestelde meerjarig oriëntatieprogramma;
Overwegende dat uit de gegevens over het aantal nieuwe vissersvaartuigen dat in bedrijf is genomen, is gebleken dat de capaciteit van de vissersvloot, uitgedrukt in tonnage (brt) en in motorvermogen (kW), in 1987 en in de eerste zes maanden van 1988 per saldo is afgenomen, maar nog niet het in Beschikking 88/123/EEG vastgestelde peil heeft bereikt;
Overwegende dat het tijd vergt om de aanpassing van de vissersvloot, waarmee een aanvang is gemaakt, tot een goed einde te brengen en de door Nederland genomen maatregelen met het oog op de doeltreffende controle van de capaciteit van de Nederlandse vissersvloot ten uitvoer te leggen;
Overwegende dat de Commissie voornemens is om de door Nederland genomen saneringsmaatregelen te steunen zodra blijkt dat de desbetreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen resultaten te zien geven, waaruit met zekerheid kan worden afgeleid dat de structurele ontwikkeling van de vloot zo wordt gestuurd dat de bij Beschikking 88/123/EEG vastgestelde doelstellingen tegen de streefdatum van 31 december 1991 zullen worden bereikt;
Overwegende dat de Commissie richtsnoeren voor het onderzoek van de nationale steunmaatregelen in de visserijsector (3) heeft vastgesteld, die zij wil hanteren bij het gebruik van haar bevoegdheden inzake de afwijkingen van het beginsel van de onverenigbaarheid van nationale steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt;
Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Beschikking 88/123/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 3, tweede alinea, wordt als volgt gelezen:
»Indien nodig deelt de Commissie de Lid-Staat op basis van haar conclusies uit de in artikel 2 bedoelde, periodiek meegedeelde gegevens of, bij achterwege blijven van desbetreffende mededelingen, na zes maanden, mee dat zij heeft vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden waarop het programma is goedgekeurd.".
2. De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.
Gedaan te Brussel, 9 februari 1990.
Voor de Commissie
Manuel MARÍN
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 7.
(2) PB nr. L 62 van 8. 3. 1988, blz. 28.
(3) PB nr. C 313 van 8. 12. 1988, blz. 21.
BIJLAGE
»BIJLAGE
MEERJARIG ORIËNTATIEPROGRAMMA VOOR DE NEDERLANDSE VISSERSVLOOT (1987 tot en met 1991)
I. ALGEMEEN
Het programma betreft de gehele Nederlandse vissersvloot met uitzondering van de vloot voor het IJsselmeer en geldt voor het gehele grondgebied van deze Lid-Staat.
II. DOELSTELLINGEN
1. Het programma moet de hieronder vermelde doelstellingen bereiken:
a) inkrimping van de kottervloot tot 51 574 brt en 336 000 kW;
b) inkrimping van de vloot van de grote zeevisserij tot 13 222 brt en 46 276 kW;
c) modernisering van de bestaande schepen voor zover dat niet tot een verhoging van de totale vangstcapaciteit (in tonnenmaat en motorvermogen) leidt van de categorie waartoe deze schepen behoren, met uitzondering van de in punt IV. 2 vermelde boten.
2. De ontwikkeling van de vloot, met uitzondering van
- de schepen die uitsluitend bestemd zijn voor de aquicultuur,
- de schepen die uitsluitend bestemd zijn voor de vangst van schaal- en schelpdieren,
dient binnen de looptijd van het programma binnen de volgende grenzen te verlopen:
Tonnage
(in brt)
1.2.3.4,6 // // // // // Type // Doelstelling van het programma per 31. 12. 1986 // Situatie per 1. 1. 1987 (1) // Doelstelling voor 1.2.3.4.5.6 // // // // 31. 12. 1989 // 31. 12. 1990 // 31. 12. 1991 // // // // // // // Kottervloot // 52 100 // 68 200 // // // 51 574 // Grote zeevisserij // 14 700 // 14 200 // // // 13 222 // // // // // // // Totaal A // 66 800 // 82 400 // 80 640 // 71 840 // 64 796 // // // // // // // Schepen uitsluitend voor de aquicultuur en voor schaal- en schelpdieren // // 13 500 // // // // // // // // // // Totaal B // // 95 900 // // // // // // // // //
(1) Inclusief de schepen die per 1. 1. 1987 in aanbouw waren.
Motorvermogen
(in kW)
1.2.3.4,6 // // // // // Type // Doelstelling van het programma per 31. 12. 1986 // Situatie per 1. 1. 1987 (1) // Doelstelling voor 1.2.3.4.5.6 // // // // 31. 12. 1989 // 31. 12. 1990 // 31. 12. 1991 // // // // // // // Kottervloot // 338 560 // 440 000 // // // 336 000 // Grote zeevisserij // 51 520 // 58 000 // // // 46 278 // // // // // // // Totaal A // 390 080 // 498 800 // 486 430 // 429 570 // 382 278 // // // // // // // Schepen uitsluitend voor de aquicultuur en voor schaal- en schelpdieren // // 39 043 // // // // // // // // // // Totaal B // // 537 043 // // // // // // // // //
(1) Inclusief de schepen die per 1. 1. 1987 in aanbouw waren. III. GEPLANDE ACTIES
1.1. In verband met de in punt II. 2, totaal A, vermelde inkrimping van de vangstcapaciteit gelijk aan het verschil tussen de situatie per 1 januari 1987 en de doelstellingen per 31 december 1991 moet verder rekening gehouden worden met het saldo van de vangstcapaciteit dat voortvloeit uit:
- de toevoegingen en de onttrekkingen aan de vloot tussen de voor 1 januari 1987 vastgestelde situatie en 30 juni 1988.
Deze bedragen geven het totaal van de noodzakelijke inkrimping van de vangstcapaciteit.
1.2. De in punt III. 1.1 vermelde inkrimpingen dienen verwezenlijkt te worden door de volgende acties die genomen moeten worden voor zover de indienststellingen passen in de doelstellingen van het programma en met dien verstande dat de geplande inkrimpingen die uit elk van deze acties voortvloeien onderling kunnen schommelen op voorwaarde echter dat het totaalbedrag van de inkrimping van de vangstcapaciteit zoals vastgelegd in punt III. 1.1 in acht wordt genomen:
- inkrimping van het totaal van de vloot bij de vervanging van verongelukte, vergane of op andere manier aan de vloot onttrokken schepen, in het bijzonder door een rechtstreeks verband met de nieuwbouw van schepen overeenkomstig de oriëntaties en de in punt II. 2 vermelde doelstellingen,
- maatregelen nemen en in werking zetten die tot doel hebben de vangstcapaciteit aan te passen zoals het toekennen van premies voor de definitieve stillegging en dit in het bijzonder om de noodzakelijke inkrimpingen te waarborgen die niet verwezenlijkt zouden kunnen worden door voornoemde actie,
- maatregelen nemen die een mogelijke verhoging van de vangstcapaciteit die in strijd zou zijn met de doelstellingen van het programma, voorkomen,
- andere maatregelen die tot dezelfde resultaten zouden kunnen leiden, o.a. de zeedagenregeling.
2. Maatregelen nemen en in werking zetten van wettelijke en/of administratieve maatregelen betreffende een effectieve controle van de capaciteit en de activiteit van de vloot met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.
3. Verbetering van het vlootregister met het oog op de effectieve controle van de capaciteit.
IV. OPMERKINGEN
1. De in punt II. 1, onder a), vermelde doelstellingen voor de vissersvloot kunnen slechts worden herzien op grond van nauwkeurige wetenschappelijke evaluaties waaruit het bestaan van thans niet volledig benutte bestanden blijkt.
2. Voor schepen van de kustvisserij die kleiner zijn dan 12 m kan een beperkte verhoging van de tonnenmaat (max. 10 %) en van het motorvermogen (max. 6 %) in overweging genomen worden indien zulks nodig is om veiligheidsredenen of om de werkomstandigheden en de behandeling van de vis aan boord te verbeteren, op voorwaarde echter dat deze gevallen gemotiveerd worden en de in punt II. 2 vermelde doelstellingen in acht worden genomen. Een dergelijke verhoging mag echter alleen in aanmerking komen voor zover ze in evenwicht is met de door deze schepen te vangen visbestanden.
3. De doelstellingen van het programma moeten eind 1989 voor ten minste 10 % en eind 1990 voor ten minste 60 % zijn bereikt.
4. De Commissie herinnert eraan dat de financiële bijstand op structuurgebied die door nationale, regionale of plaatselijke autoriteiten voor maatregelen voor de betrokken sector inclusief de steun aan scheepswerven voor de bouw van vissersvaartuigen wordt toegekend, voortaan in het raam van dit programma moet worden ingepast."