90/188/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 oktober 1989 inzake steunmaatregelen in Nederland die uit door het Produktschap voor veevoeder geïnde heffingen worden gefinancierd (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
90/188/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 oktober 1989 inzake steunmaatregelen in Nederland die uit door het Produktschap voor veevoeder geïnde heffingen worden gefinancierd (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
90/188/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 oktober 1989 inzake steunmaatregelen in Nederland die uit door het Produktschap voor veevoeder geïnde heffingen worden gefinancierd (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 101 van 21/04/1990 blz. 0035 - 0037
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 1989
inzake steunmaatregelen in Nederland die uit door het Produktschap voor veevoeder geïnde heffingen worden gefinancierd
(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
(90/188/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1117/78 van de Raad van 22 mei 1978 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2275/89 (2), en met name op artikel 9, en op de overeenkomstige bepalingen in andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten,
Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag, te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (3),
Overwegende hetgeen volgt:
I
Naar aanleiding van een schriftelijke vraag (nr. 1532/85) van een lid van het Europese Parlement heeft de Commissie de Nederlandse autoriteiten verzocht haar overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag, alle nodige gegevens inzake produktschappen mee te delen.
De bedrijfsorganisaties bestaan in Nederland al meer dan dertig jaar op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie van 14 februari 1950, een kaderwet uit hoofde waarvan op verzoek van het bedrijfsleven hoofdbedrijf-, bedrijf- en produktschappen kunnen worden ingesteld.
Hoofdproduktschappen en produktschappen kunnen worden ingesteld voor twee of meer groepen van ondernemingen die in het bedrijfsleven een verschillende functie vervullen ten aanzien van bepaalde produkten of groepen produkten (verticale organisaties).
Hoofdbedrijfschappen of bedrijfschappen kunnen worden ingesteld voor ondernemingen die in het bedrijfsleven een gelijke of verwante functie vervullen (horizontale organisaties).
De betrokken minister kan zich in de door het bestuur van een produktschap of hoofdproduktschap te houden vergaderingen door één of meer door hem aan te wijzen personen doen vertegenwoordigen.
De vertegenwoordigers van de minister hebben in deze vergaderingen een raadgevende stem. Indien een verordening of een ander besluit de goedkeuring van de betrokken minister respectievelijk ministers behoeft, kan deze goedkeuring alleen wegens strijd met de wet of met het algemeen belang worden geweigerd.
De bedrijfsorganisaties worden gefinancierd uit heffingen die in de verschillende produktie-, verwerkings- en afzetstadia worden opgelegd. De door de betrokken bedrijfsorganisaties vastgestelde verordeningen waarbij deze heffingen worden ingesteld (heffingsverordening), zijn van toepassing op alle bedrijven waarvan de activiteiten onder het werkterrein van deze bedrijfsorganisaties vallen. De ondernemingen zijn verplicht de heffingen af te dragen en zijn strafbaar wanneer zij betaling weigeren. De betrokken heffingen moeten daarom als parafiscale heffingen worden beschouwd.
Deze heffingen zijn onderverdeeld in twee categorieën: algemene en specifieke heffingen. De algemene heffingen zijn hoofdzakelijk bedoeld om de administratie- en apparaatskosten te financieren; de specifieke heffingen zijn bedoeld om specifieke uitgaven te dekken, zoals bij voorbeeld de steunmaatregelen die voor verschillende doeleinden zijn ingesteld.
De parafiscale heffingen worden geïnd op diverse niveaus van de afzet: bij rechtstreekse verkoop door de producent, bij verkoop op de veiling of door de groot- en detailhandel en bij verkoop van verwerkte produkten door de fabrikanten. In de verordeningen waarbij deze parafiscale heffingen worden ingesteld, worden eventueel ook bepalingen opgenomen met betrekking tot de heffingen die voor ingevoerde produkten gelden.
II
1. Naar aanleiding van een briefwisseling tussen de Commissie en de Nederlandse autoriteiten heeft de Commissie de Nederlandse Regering bij schrijven van 23 december 1986 laten weten dat zij had besloten om ten aanzien van de betrokken steunmaatregelen de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag, in te leiden, omdat zij niet over voldoende gegevens beschikte om te kunnen vaststellen dat die steunmaatregelen onder de in artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag genoemde uitzonderingen vallen. In het kader van deze procedure heeft de Commissie dan ook om aanvullende gegevens verzocht met betrekking tot
- de wijze van toepassing van de parafiscale heffingen waaruit de steunmaatregelen worden betaald, om zo te kunnen vaststellen of deze heffingen van gelijke werking zijn als douanerechten of discriminatoire interne heffingen vormen of, gezien de steunmaatregelen die uit deze heffingen worden gefinancierd, met artikel 92 van het Verdrag verenigbaar zijn;
- deze steunmaatregelen als zodanig, om zo te kunnen vaststellen of zij gezien het daarmee nagestreefde doel en gezien artikel 92 van het Verdrag, als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kunnen worden beschouwd.
Voorts heeft de Commissie de andere Lid-Staten en ook de andere belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over deze steunmaatregelen mee te delen.
2. De steunmaatregelen waarop deze beschikking betrekking heeft, zijn ingesteld ter financiering van onderzoek met betrekking tot:
- de voeding en gezondheid van vleeskalveren (steunmaatregel nr. 74 - fiche NL/XXX/15-00/002/00 van de gewijzigde en aangevulde inventaris die door de Nederlandse autoriteiten aan de Commissie is meegedeeld bij schrijven van 15 april 1987 (doc. nr. SG(87)A/4859);
- de voederwaarde van veevoeder en veevoedergrondstoffen en de daarin voorkomende ongewenste contaminanten (steunmaatregel nr. 75 - fiche NL/XXX/15-00/003/00);
- het welzijn van landbouwhuisdieren (steunmaatregel nr. 76 - fiche NL/XXX/15-00/008/00);
- mestoverschotten in relatie tot de veevoeding (steunmaatregel nr. 77 - fiche NL/XXX/15-00/011/00).
Deze vier steunmaatregelen worden gefinancierd uit heffingen die zowel op nationale als op ingevoerde produkten worden toegepast. In 1986 bedroegen deze heffingen:
- 0,05 Fl./100 kg voor veekoeken, glutenprodukten, tarweafvallen, dierlijke eiwitten, gedroogde bietenpulp, maniokwortelen, bataten, grasklaver- en luzernemeel en citruspulp. Voor kunstmatig gedroogde groenvoeders gold een bijkomende heffing van 0,11 Fl./100 kg;
- 0,24 Fl./100 kg voor kunstmelkvoeder.
De heffingen worden toegepast als volgt:
1.2 // - voor ingevoerde produkten: // bij de invoer en op basis van facturen; // - voor binnenlandse produkten: // bij de eerste verkoop van producent aan gebruiker.
De opbrengst van de in 1985 geïnde heffingen bedroeg (1):
Fiche 74
(in Fl.)
1.2 // // // Heffingen op binnenlandse produkten // 910 000 // Heffingen op ingevoerde produkten // 40 000 // // // Totaal // 950 000 // //
(Voor 1986 wordt de opbrengst van de heffingen geraamd op 575 000 Fl.)
Fiche 75
(in Fl.)
1.2 // // // Heffingen op binnenlandse produkten // 270 000 // Heffingen op uit derde landen ingevoerde produkten // 601 000 // Heffingen op uit Lid-Staten ingevoerde produkten, rekening houdend met de restituties bij wederuitvoer // 75 000 // // // Totaal // 796 000 // //
Fiche 76
(in Fl.)
1.2 // // // Heffingen op binnenlandse produkten // 197 000 // Heffingen op uit derde landen ingevoerde produkten // 403 000 // Heffingen op uit Lid-Staten ingevoerde produkten, rekening houdend met de restituties bij wederuitvoer // 50 000 // // // Totaal // 550 000 // //
(Voor 1986 wordt de opbrengst van de heffingen geraamd op 500 000 Fl.)
Fiche 77
(in Fl.)
1.2 // // // Heffingen op binnenlandse produkten // 430 000 // Heffingen op uit derde landen ingevoerde produkten // 827 000 // Heffingen op uit Lid-Staten ingevoerde produkten, rekening houdend met de restituties bij wederuitvoer // 97 000 // // // Totaal // 1 160 000 // //
(Voor 1986 wordt de opbrengst van de heffingen geraamd op 1 000 000 Fl.)
Met deze bedragen zijn verscheidene, door het Produktschap voor veevoeder ingestelde steunmaatregelen gefinancierd, waaronder die steunmaatregelen waarop de onderhavige beschikking betrekking heeft, namelijk:
(in Fl.)
1.2.3 // // // // Fiche 74 // 1985 // 508 000 // // 1986 // 425 000 // // // // Fiche 75 // 1985 // 990 000 // // 1986 // 853 000 (raming) // // // // Fiche 76 // 1985 // 430 000 // // 1986 // 500 000 (raming) // // // // Fiche 77 // 1985 // 810 000 // // 1986 // niet beschikbaar // // Commissie is toegezonden (doc. nr. SG(87)A/4859).
III
De door het Produktschap voor veevoeder gefinancierde steunmaatregelen kunnen het handelsverkeer tussen de Lid-Staten nadelig beïnvloeden en de mededinging vervalsen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag, doordat zij de betrokken sector van het bedrijfsleven begunstigen. Toch zouden de uitzonderingsbepalingen van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag voor deze steunmaatregelen van toepassing kunnen zijn, omdat met de betrokken maatregelen de ontwikkeling van de betrokken sector kan worden vergemakkelijkt zonder dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
Deze gevolgtrekking is echter niet mogelijk, omdat de betrokken steunmaatregelen uit heffingen op uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten worden gefinancierd.
Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is namelijk de financiering van een steunmaatregel van de Staten door middel van een verplichte bestemmingsheffing een essentieel onderdeel van de betrokken steunmaatregel en moet bij de beoordeling van een dergelijke maatregel zowel de steunmaatregel op zich als de financiering daarvan aan het Gemeenschapsrecht worden getoetst.
Hoewel de maatregelen ter ondersteuning van het onderzoek zowel wat hun vorm als wat hun doelstelling betreft verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, neemt dit niet weg, dat volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie, zie het arrest van 26 juni 1970 in zaak 47/69 (1), de financiering van deze maatregelen uit parafiscale heffingen die ook voor uit de andere Lid-Staten ingevoerde produkten gelden, een beschermende werking heeft welke verder gaat dan de steunverlening »stricto sensu".
Zelfs als de onderzoekinstellingen de uitkomsten van onderzoekwerkzaamheden aan eventuele belanghebbenden in andere Lid-Staten ter beschikking zouden stellen, behoeft dat niet noodzakelijk te betekenen dat iedereen ook feitelijk in gelijke mate in de resultaten deelt, want zelfs al zou volgens de regels de gelijkheid in behandeling een feit zijn, toch zou in de praktijk, uit de aard van de zaak, sprake zijn van een gunstiger situatie voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Bij dit onderzoek spelen immers de specialisaties, behoeften en leemten op nationaal vlak een rol. Bovendien moet hieraan worden toegevoegd dat het bedrijfsleven uit andere Lid-Staten vaak, hetzij rechtstreeks, hetzij via een financiële bijdrage aan soortgelijke nationale onderzoekcentra, identiek onderzoek laat uitvoeren en dus niet de behoefte gevoelt om de onderzoekresultaten van Nederlandse instellingen te raadplegen.
Daarom kunnen de in punt II.2 omschreven maatregelen ter ondersteuning van het onderzoek wegens de wijze waarop zij worden gefinancierd, niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd en moeten zij derhalve worden ingetrokken,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De Nederlandse Regering mag langs het Produktschap voor veevoeder om niet langer steun verlenen die is bestemd voor onderzoek met betrekking tot de voeding en gezondheid van vleeskalveren, de voederwaarde van veevoeder en veevoedergrondstoffen en de daarin voorkomende ongewenste contaminanten, het welzijn van landbouwhuisdieren en met betrekking tot de mestoverschotten in relatie tot de veevoeding (fiches nrs. NL/XXX/15-00/002/00, NL/XXX/15-00/003/00, NL/XXX/15-00/008/00 en NL/XXX/15-00/011/00 van de inventaris die aan het schrijven van de Nederlandse autoriteiten aan de Commissie van 15 april 1987 is gehecht), tenzij de wijze van financiering van deze steunmaatregelen eerst zodanig wordt gewijzigd dat voor de uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten geen heffingen meer worden opgelegd.
Artikel 2
De Nederlandse Regering stelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking in kennis van de maatregelen die zijn genomen om aan deze beschikking gevolg te geven.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 1989.
Voor de Commissie
Ray MAC SHARRY
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 142 van 30. 5. 1978, blz. 1.
(2) PB nr. L 218 van 28. 7. 1989, blz. 1.
(3) PB nr. C 115 van 30. 4. 1987, blz. 5. //
(1) Bron: gewijzigde en aangevulde inventaris die door de Nederlandse autoriteiten bij schrijven van 15 april 1987 aan de
(1) Jurisprud. 1970, blz. 487.