BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 april 1990 tot vaststelling van aanvullende eisen voor bepaalde weefsels en organen ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) (90/200/EEG)
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 april 1990 tot vaststelling van aanvullende eisen voor bepaalde weefsels en organen ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) (90/200/EEG)
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 april 1990 tot vaststelling van aanvullende eisen voor bepaalde weefsels en organen ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) (90/200/EEG)
Publicatieblad Nr. L 105 van 25/04/1990 blz. 0024 - 0025
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0135
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0135
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 9 april 1990
tot vaststelling van aanvullende eisen voor bepaalde weefsels en organen ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE)
(90/200/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG (2), en met name op artikel 13,
Gelet op Richtlijn 72/461/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG, en met name op artikel 8, lid 3,
Overwegende dat, overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 64/433/EEG, volgens de procedure van artikel 16 van die richtlijn kan worden besloten aanvullende eisen te stellen die zijn aangepast aan de specifieke situatie in de Lid-Staten met betrekking tot bepaalde ziekten die de gezondheid van de mens in gevaar zouden kunnen brengen;
Overwegende dat, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Richtlijn 72/461/EEG, volgens de procedure van artikel 9 van die richtlijn kan worden besloten dat de maatregelen die door Lid-Staten worden genomen wanneer gevaar bestaat voor insleep van dierziekten ten gevolge van het binnenbrengen van vers vlees uit een andere Lid-Staat, dienen te worden gewijzigd, inzonderheid met het oog op de cooerdinatie ervan met de door de andere Lid-Staten getroffen maatregelen, of te worden ingetrokken;
Overwegende dat in het Verenigd Koninkrijk bij runderen verscheidene gevallen van bovine spongiforme encefalopathe (BSE) zijn geconstateerd; dat de Commissie, ten einde besmetting van runderen in andere Lid-Staten te voorkomen, op 28 juli 1989 Beschikking 89/469/EEG betreffende bepaalde beschermende maatregelen ten aanzien van bovine spongiforme encefalopathie (BSE) in het Verenigd Koninkrijk (4), gewijzigd bij Beschikking 90/59/EEG (5), heeft gegeven;
Overwegende dat enkele Lid-Staten maatregelen hebben genomen ten aanzien van vers vlees uit het Verenigd Koninkrijk om verspreiding van BSE te voorkomen;
Overwegende dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een aantal maatregelen hebben genomen om de consumenten maximaal te beschermen, en met name het gebruik van bepaalde van runderen afkomstige weefsels en organen voor menselijke consumptie hebben verboden; dat ook maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van niet voor menselijke consumptie bestemde weefsels en organen;
Overwegende dat, in verband met de ontwikkeling van de situatie met betrekking tot BSE in het Verenigd Koninkrijk, de door de Lid-Staten getroffen maatregelen moeten worden geharmoniseerd;
Overwegende dat de Commissie het verdere verloop van de situatie volgt; dat zij deze beschikking aan deze ontwikkeling kan aanpassen;
Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Alle runderen die bij de keuring vóór het slachten overeenkomstig hoofdstuk V van bijlage I bij Richtlijn 64/433/EEG, klinische symptomen vertonen op grond waarvan besmetting met BSE kan worden vermoed, moeten in bewaring worden gehouden en apart worden geslacht, en hun hersenen moeten histologisch op BSE worden onderzocht. Indien besmetting met BSE wordt bevestigd, moeten de karkassen en de slachtafvallen worden gedestrueerd.
Artikel 2
1. Aan het Verenigd Koninkrijk wordt een verbod opgelegd om van zijn grondgebied naar de andere Lid-Staten te verzenden:
a) de volgende weefsels en organen afkomstig van runderen die op het tijdstip van slachting meer dan zes maanden oud waren:
- de hersenen, het ruggemerg, de zwezerik, de tonsillen, de milt, de ingewanden;
b) de volgende van runderen afkomstige weefsels en organen, niet bestemd voor menselijke consumptie:
- de onder a) genoemde weefsels en organen,
- placentaweefsel,
- celcultures van bovine oorsprong,
- serum en serum van kalverfoetussen,
- pancreas, bijnieren, testikels, ovaria en hypofyse,
- ander lymfoïde weefsel.
2. Lid 1, onder b), geld evenwel niet voor runderen die buiten het Verenigd Koninkrijk zijn geboren en na 18 juli 1988 in het Verenigd Koninkrijk zijn binnengebracht, noch voor weefsels en organen van runderen die buiten het Verenigd Koninkrijk zijn geslacht.
Artikel 3
De Lid-Staten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, met deze beschikking in overeenstemming. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 9 april 1990.
Voor de Commissie
Ray MAC SHARRY
Lid van de Commissie
(1) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64.
(2) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.
(3) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 24.
(4) PB nr. L 225 van 3. 8. 1989, blz. 51.
(5) PB nr. L 41 van 15. 2. 1990, blz. 23.