Home

90/215/EEG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 1989 betreffende steunverlening door de Italiaanse Regering aan de krantenpapierindustrie (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

90/215/EEG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 1989 betreffende steunverlening door de Italiaanse Regering aan de krantenpapierindustrie (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

90/215/EEG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 1989 betreffende steunverlening door de Italiaanse Regering aan de krantenpapierindustrie (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 114 van 05/05/1990 blz. 0025 - 0030


 

*****

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 1989

betreffende steunverlening door de Italiaanse Regering aan de krantenpapierindustrie

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(90/215/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na belanghebbenden overeenkomstig bovengenoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I

De Ente Nazionale per la Cellulosa e per la Carta (ENCC) is een publiekrechtelijk lichaam waarin in Italië alle producenten van papier en cellulose alsmede ondernemingen die cellulose gebruiken, zijn georganiseerd. Zij is opgericht bij Wet nr. 1453 van 13 juni 1935.

De ENCC heeft krachtens de wet tot taak de ontwikkeling van de celluloseproduktie in Italië te bevorderen, de produktie en het gebruik van nationale grondstoffen voor de vervaardiging van cellulose te vergemakkelijken, de produktie en verkoop van papier te organiseren, en informatie inzake de produktie van cellulose en papier bijeen te brengen en te verstrekken.

Om deze doeleinden te verwezenlijken steunt de ENCC de bosbouw, het onderzoek op het gebied van de papierfabricage en de bebossing; zij leidt tevens steun door aan het uitgeversbedrijf, met name de pers, onder andere gekoppeld aan haar krantenpapierverbruik.

De werkzaamheden van de ENCC worden ten dele gefinancierd met heffingen op cellulose van binnenlands fabrikaat en op bepaalde typen papier en karton en op soortgelijke ingevoerde produkten, en ten dele uit fondsen welke rechtstreeks door de Italiaanse Regering beschikbaar worden gesteld en voor uitgevers zijn gereserveerd.

De bepalingen die de door de ENCC verleende steun beheersen, zijn bij herhaling gewijzigd. De Commissie stemde met deze wijzigingen eerst in nadat zij de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt had vastgesteld.

Zo sloot de Commissie in november 1974 de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag met betrekking tot de interventies van de ENCC nadat zij van de Italiaanse Regering de verzekering had gekregen dat steun aan de verbruikers van Italiaans krantenpapier en door de ENCC ingevoerd krantenpapier ook zou worden toegekend aan uitgevers die krantenpapier rechtstreeks uit andere Lid-Staten doen komen; dat voor publikaties in andere talen dan het Italiaans geen steun zou worden toegekend, indien die publikaties voor uitvoer bestemd waren en dat het onderzoek op het gebied van de papierfabricage niet langer uit de opbrengst van de heffing op invoer uit andere Lid-Staten zou worden gefinancierd.

Op 16 juni 1976 nam de Commissie een eindbeslissing (Beschikking 76/574/EEG) (1) inzake een nieuwe steunregeling ten behoeve van de pers (Wet nr. 172 van 6 juni 1975), met daarin de eis aan de Italiaanse Regering om te publiceren dat deze steun wordt toegekend ongeacht of de uitgever het papier bij de ENCC koopt dan wel rechtstreeks invoert.

In november 1983 besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag te sluiten welke zij in april 1982 had ingeleid met betrekking tot nog een

andere, nieuwe steunregeling ten behoeve van uitgevers, welke over de ENCC liep (Wet nr. 416 van 5 augustus 1981).

De procedure werd gesloten na een verklaring van de Italiaanse Regering dat steunmaatregelen voor de krantenpapierproduktie in Zuid-Italië niet onder die wet vielen en dat steunmaatregelen ten behoeve van culturele publikaties aan beperkingen zouden worden onderworpen, waarmee zou worden verhinderd dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer in de Gemeenschap zich afspeelt in enigerlei opzicht zouden worden veranderd in een mate die met het gemeenschappelijk belang in strijd zou zijn.

Het Hof van Justitie deed op 19 juni 1973 (Capolongo tegen Maya, zaak 77/72), op 18 juni 1975 (IGAV tegen ENCC, zaak 94/74) en op 22 maart 1977 (Ianelli & Volpi tegen Meroni, zaak 74/76) prejudiciële uitspraken aangaande de verenigbaarheid van de Italiaanse heffingen op cellulose en papier en van de uit deze heffingen gefinancierde steunmaatregelen met het EEG-Verdrag.

II

Bij brief van 2 februari 1987 heeft de Italiaanse Regering de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag in kennis gesteld van haar voornemen Wet nr. 416/81, die op 31 december 1985 was afgelopen, te hernieuwen en te wijzigen. Zonder de goedkeuring van de Commissie af te wachten nam de Italiaanse Regering op 25 februari 1987 Wet nr. 67/87, die Wet nr. 416/81 vervangt, aan. Nadere informatie over de nieuwe regeling werd de Commissie verstrekt bij brief van 4 mei 1987. Na een eerste onderzoek twijfelde de Commissie om drie redenen aan de verenigbaarheid van de nieuwe wet met de gemeenschappelijke markt: artikel 8, lid 12, van Wet nr. 67/87 stond de ENCC toe tot maximaal 30 % van de subsidies aan de pers door hoeveelheden krantenpapier te vervangen; de ENCC had naar eigen zeggen de transportkosten van de Italiaanse fabrikant van krantenpapier Cartiera di Arbatax (Sardinië, provincie Nuoro) gesubsidieerd en deze bedrijfssteun kon krachtens Wet nr. 67/87 gehandhaafd blijven; de koop en verkoop van krantenpapier door de ENCC-dochter Siva zou, naar men verklaarde, in 1986 14,5 miljard lire en in 1987 28 miljard lire kosten en een deel van deze bedragen zou de Italiaanse krantenpapierindustrie ten goede kunnen komen.

De Commissie vreesde bijgevolg dat Wet nr. 67/87 ten behoeve van uitgevers in Italië elementen van staatssteun kon bevatten ten behoeve van de Italiaanse krantenpapierproducenten en besloot dienaangaande de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden. De Italiaanse Regering werd van dit besluit in kennis gesteld bij brief van 6 juli 1987 en aangemaand in het kader van de procedure haar opmerkingen kenbaar te maken en inzake de interventies van de ENCC op de krantenpapiermarkt specifieke informatie te verstrekken.

De Italiaanse Regering maakte haar opmerkingen kenbaar bij brief van 3 november 1987. Aangaande artikel 8, lid 12, van Wet nr. 67/87 was de Italiaanse Regering het met de Commissie oneens waar deze meende dat de mogelijkheid voor de ENCC om een deel van de subsidies aan de pers door hoeveelheden krantenpapier te vervangen, de handel tussen Lid-Staten ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Niettemin zou de Italiaanse Regering, om alle resterende twijfel bij de Commissie weg te nemen, de ENCC gelasten geen gebruik te maken van de in artikel 8, lid 12, van Wet nr. 67/87 besloten liggende gelegenheid; van deze gelegenheid was tot dan toe nog geen gebruik gemaakt. Aangaande de beweerde overeenkomst tussen de ENCC en Cartiera di Arbatax verklaarde de Italiaanse Regering dat deze overeenkomst niet langer bestond. Aangaande de interventies van de ENCC op de krantenpapiermarkt bevestigde de Italiaanse Regering dat deze in 1986 14,5 miljard lire hadden bedragen en in 1987 naar verwachting 21 miljard lire zouden bedragen. De juridische grondslag van deze interventies was echter niet Wet nr. 67/87, maar Wet nr. 1453/35 en een Presidentieel decreet van 18 april 1979.

De Italiaanse Regering bleef in gebreke de Commissie alle specifieke informatie waarom de Commissie in haar brief van 6 juli 1987 had verzocht, te verschaffen.

In het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag werden ook door onder andere de Regering van een derde land, waarmee de Gemeenschap een vrijhandelsovereenkomst heeft, opmerkingen gemaakt. Deze Regering beweerde dat de ENCC krantenpapier van de nationale nijverheid kocht tegen hogere prijzen dan voor krantenpapier dat uit andere Lid-Staten werd ingevoerd, werden betaald en tegen veel hogere prijzen dan door enkele leveranciers uit derde landen werden berekend.

Gezien deze nieuwe beweringen en de nog steeds ontbrekende informatie over het kopen en verkopen van krantenpapier door de ENCC, herhaalde de Commissie bij telexbericht van 29 januari 1988 haar vroegere verzoeken om informatie over alle aspecten van de interventies van de ENCC op de krantenpapiermarkt, alsmede over de verdeling van de opbrengst van de heffingen op papier en cellulose over de verschillende activiteiten van de ENCC. Ook nodigde de Commissie de Italiaanse Regering uit, haar standpunt kenbaar te maken over de beweerde hoge prijzen welke de ENCC zou hebben betaald aan de Italiaanse krantenpapierfabrikanten, zoals het derde (EVA-)land in zijn klacht had verklaard.

De Italiaanse Regering antwoordde bij telexbericht van 25 april 1988 dat alle informatie over Wet nr. 67/87 waarom de Commissie had verzocht, reeds was verstrekt en dat Wet nr. 67/87 de enige regeling was waartegen de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag was ingeleid. De opmerkingen van het door de Commissie genoemde derde land hadden volgens de Italiaanse Regering op deze regeling geen betrekking.

De Commissie besloot op 22 juni 1988 de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag met betrekking tot Wet nr. 67/87 te sluiten omdat aan de drie bezwaren tegen deze wet door de Italiaanse Regering was tegemoetgekomen: van de mogelijkheid van vervanging van hoeveelheden krantenpapier voor subsidies aan de pers door de ENCC uit hoofde van artikel 8, lid 12, van genoemde wet was nimmer gebruik gemaakt en zou in de toekomst ook geen gebruik worden gemaakt. De overeenkomst tussen de ENCC en Cartiera di Arbatax was ontbonden. De aankoop en verkoop van krantenpapier door ENCC werd niet uit hoofde van Wet nr. 67/87 gefinancierd.

Terzelfder tijd besloot de Commissie een nieuwe procedure op grond van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden met betrekking tot de beweerde steunaspecten ten gunste van de Italiaanse krantenpapierindustrie in de interventies van de ENCC op de krantenpapiermarkt, interventies uit hoofde van Wet nr. 1453/35 en het Presidentieel decreet van 18 april 1979. Bij brief van 7 juli 1988 werd de Italiaanse Regering aangemaand in het kader van de procedure haar opmerkingen kenbaar te maken en met name bewijzen over te leggen dat de interventies van de ENCC geen begunstiging van Italiaanse krantenpapierproducenten hadden ingehouden. De Commissie verzocht bovendien om gegevens over de heffingen op cellulose, papier en karton en het gebruik van de opbrengst van deze heffingen door de ENCC en inzake interventies van de ENCC op de krantenpapiermarkt.

III

De Italiaanse Regering maakte in het kader van de procedure opmerkingen kenbaar bij brief van 24 november 1988, volgens welke de ENCC inderdaad in 1987 hogere prijzen voor in Italië geproduceerd krantenpapier had betaald dan voor krantenpapier uit andere Lid-Staten en veel hogere dan voor krantenpapier dat uit derde landen werd ingevoerd.

Aangezien deze cijfers geen nauwkeurige berekening van het totale bedrag aan steun dat aan de Italiaanse fabrikanten van krantenpapier is uitgekeerd, mogelijk maakten, verzocht de Commissie de Italiaanse Regering bij brief van 4 januari 1989 de verstrekte gegevens aan te vullen, met name wat de hoeveelheden krantenpapier uit Italië, uit de Gemeenschap en uit derde landen welke in 1987 door de ENCC zijn gekocht, betreft, alsmede de overeenkomstige gegevens inzake prijzen en hoeveelheden in 1985 en 1986.

De Commissie kreeg geen antwoord en herhaalde haar verzoek aan de Italiaanse Regering in een brief van 1 maart 1989, waarin zij aankondigde aan de hand van de gegevens waarover zij beschikte, een eindbeslissing te zullen nemen indien de Italiaanse Regering niet alsnog binnen twee weken alle nodige gegevens zou hebben verstrekt. De Italiaanse Regering verstrekte een deel van de ontbrekende gegevens in een brief van 14 maart 1989, maar niet de afzonderlijke hoeveelheden krantenpapier uit Italië, de Gemeenschap en derde landen welke in 1985, 1986 en 1987 door de ENCC waren gekocht, maar alleen de totale hoeveelheden.

Bij de raadpleging van andere belanghebbenden in het kader van de procedure maakten de Regeringen van twee andere Lid-Staten en een fabrikant van krantenpapier van nog een derde Lid-Staat opmerkingen kenbaar.

IV

Het gebruik van overheidsmiddelen in een Lid-Staat ter financiering van een instantie die ten behoeve van de binnenlandse pers krantenpapier koopt en verkoopt, bevat elementen van staatssteun ten gunste van de krantenpapierfabricage in de betrokken Lid-Staat, indien deze instantie, hetzij ten aanzien van hoeveelheden hetzij van prijzen, binnenlands gefabriceerd krantenpapier boven ingevoerd krantenpapier bevoordeelt.

Hoewel de Italiaanse Regering niet alle door de Commissie verlangde informatie heeft verstrekt, blijkt uit het beschikbare bewijsmateriaal dat de ENCC, via haar dochter Siva, waarin zij een meerderheidsaandeel heeft, inderdaad de voorkeur geeft aan Italiaans krantenpapier.

In 1984 kocht de ENCC 81 417 ton Italiaans en 6 279 ton ingevoerd krantenpapier; in 1985 kocht zij 74 082 ton Italiaans en 20 119 ton ingevoerd krantenpapier; in 1986 kocht zij 145 098 ton Italiaans en 27 405 ton ingevoerd krantenpapier. Het Italiaanse krantenpapier maakte derhalve 85 % uit van de aankopen van ENCC in 1984 tot en met 1986.

In 1987 kocht de ENCC 221 024 ton krantenpapier, waarvan de herkomst in de door de Italiaanse Regering verstrekte informatie niet wordt aangegeven. Op basis van de beschikbare gegevens inzake prijzen en hoeveelheden lijken deze 221 024 ton bijna geheel van Italiaanse herkomst te zijn.

De hoeveelheid door de ENCC aangekocht Italiaans krantenpapier vertegenwoordigde 39 % van de Italiaanse produktie in 1984, 42 % in 1985, 68 % in 1986 en rond 85 % in 1987, terwijl de totale hoeveelheid door de ENCC aangekocht krantenpapier in 1984 25 %, in 1985 25 %, in 1986 37 % en in 1987 43 % van het Italiaanse verbruik uitmaakte.

Over de prijzen welke door de ENCC voor krantenpapier uit Italië, de Gemeenschap en derde landen werden betaald, verschafte de Italiaanse Regering de volgende gegevens (prijzen in lire/kg):

1.2.3,5 // // // // Jaar // Soort krantenpapier (g/m2) // Herkomst 1.2.3.4.5 // // // Italië // EEG // Andere // // // // // // 1985 // 45 // 802 // 800 // 721 // // 48 // 764 // 675 // 668 // 1986 // 45 // 827 // 676 // 723 // // 48 // 772 // - // - // 1987 // 45 // 820 // 763 // 696 // // 48 // 756 // - // - // // // // //

(1) PB nr. L 185 van 9. 7. 1976, blz. 32.

In 1986 en 1987 werd geen krantenpapier van 48 g/m2 van niet-Italiaanse herkomst gekocht. Krantenpapier van 45 g/m2 maakte 88 % uit van de hoeveelheden welke de ENCC in 1985 aankocht, 95 % in 1986 en 98 % in 1987.

Het krantenpapier werd aan de Italiaanse pers tegen een uniforme prijs van 830 lire/kg verkocht in 1985, 805 lire/kg in 1986 en 790 lire/kg in 1987 voor papier van 45 g/m2. Voor krantenpapier van 48 g/m2 waren deze prijzen respectievelijk 795 lire/kg, 766 lire/kg en 756 lire/kg.

De Commissie komt tot de volgende gevolgtrekkingen: de ENCC is in de loop van de jaren als leverancier van krantenpapier aan de Italiaanse pers steeds belangrijker geworden; zij koopt voornamelijk en in toenemende mate Italiaans krantenpapier; de ENCC betaalt hogere prijzen aan Italiaanse krantenpapierfabrikanten dan aan hun concurrenten in andere Lid-Staten en in derde landen.

Bijgevolg kent de Italiaanse Regering aan de binnenlandse krantenpapierindustrie via de ENCC steun toe.

Volgens ramingen van de Commissie ontving de Italiaanse krantenpapierindustrie in 1985 ongeveer 900 miljoen lire steun, in 1986 21 miljard lire en in 1987 12 miljard lire; de totale steun bedroeg in deze drie jaar ongeveer 34 miljard lire (23 miljoen ecu). In dit bedrag is niet begrepen het extra voordeel voor de Italiaanse krantenpapierfabrikanten dat zij het grootste deel van hun produktie aan één enkele afnemer kunnen verkopen.

V

De steun aan de Italiaanse krantenpapierindustrie is het gevolg van een misbruik van de steunregeling ten gunste van bosbouw en papierresearch, bebossing en uitgevers waartegen de Commissie in 1974 geen bezwaar maakte.

VI

Er wordt in de Gemeenschap tussen fabrikanten van krantenpapier concurrentie gevoerd en er is handel in krantenpapier tussen de Lid-Staten, hoewel de Gemeenschap in haar geheel meer dan de helft van het benodigde krantenpapier uit derde landen invoert.

De handel in krantenpapier binnen de Gemeenschap vertegenwoordigde in 1984 17 % van de produktie in de Gemeenschap, in 1985 17,6 %, in 1986 19,4 % en in 1987 21,6 %. De Italiaanse krantenpapierfabrikanten nemen aan de mededinging binnen de Gemeenschap deel.

Volgens de gegevens welke jaarlijks door het Europese Verbond voor de cellulose-, houtslijp-, papier- en kartonindustrie (CEPAC) worden verzameld, produceerde Italië in 1984 207 000 ton krantenpapier, in 1985 178 000 ton, in 1986 212 000 ton en in 1987 242 000 ton, hetgeen rond 10 % van de produktie in de Gemeenschap en rond 4 % van het verbruik aldaar vertegenwoordigde. Verreweg de grootste fabrikant van krantenpapier in Italië is Cartiera di Arbatax met een produktiecapaciteit van rond 200 000 ton per jaar.

Italië voerde in 1984 29 000 ton krantenpapier uit, in 1985 28 000 ton, in 1986 11 000 ton en in 1987 28 000 ton, voornamelijk naar de Verenigde Staten.

In 1984 voerde Italië 177 000 ton krantenpapier in, waarvan 62 000 ton (35 %) uit andere Lid-Staten; in 1985 232 000 ton, waarvan 85 000 ton (37 %) uit andere Lid-Staten; in 1986 bedroeg de invoer 268 000 ton, waarvan 104 000 ton (39 %) uit andere Lid-Staten; in 1987 importeerde Italië 303 000 ton krantenpapier, waarvan 125 000 ton (41 %) uit andere Lid-Staten.

VII

Waar financiële steun van de Staat de positie van bepaalde ondernemingen ten opzichte van andere die met hen in de Gemeenschap concurreren, versterkt, moet hij worden geacht die andere ondernemingen ongunstig te beïnvloeden.

De door de Italiaanse Regering verleende steun aan haar binnenlandse krantenpapierindustrie beïnvloedt derhalve de handel tussen Lid-Staten ongunstig en vervalst de mededinging of dreigt deze te vervalsen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag.

In artikel 92, lid 1, van het Verdrag is bepaald dat steun die aan de daarin genoemde criteria voldoet, in beginsel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Uitzonderingen op dit beginsel die in artikel 92, lid 2, van het Verdrag zijn opgenomen, zijn in het onderhavige geval niet van toepassing gezien de aard en doelstellingen van de onderhavige steunverlening.

VIII

Artikel 92, lid 3, van het Verdrag behelst steunmaatregelen die kunnen worden geacht verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt. Verenigbaarheid met het Verdrag moet worden beoordeeld in samenhang met de Gemeenschap als geheel en niet met die van een enkele Lid-Staat. Ten einde de goede werking van de gemeenschappelijke markt te verzekeren moeten de in artikel 92, lid 3, van het Verdrag genoemde uitzonderingen op het beginsel van artikel 92, lid 1, rekening houdend met de in artikel 3, onder f), neergelegde beginselen, bij de beoordeling van een steunregeling of een individuele steunmaatregel strikt worden geïnterpreteerd.

Zij mogen met name alleen worden toegepast indien de Commissie vaststelt dat de krachten van vraag en aanbod alleen, zonder de steunverlening, niet zouden volstaan om potentiële ontvangers ertoe te bewegen op zulk een wijze te handelen dat zij bijdragen tot de verwezenlijking van een van de via de uitzonderingsbepalingen nagestreefde doelstellingen.

Zou men de uitzonderingen toepassen op gevallen die niet tot het verwezenlijken van zulk een doelstelling bijdragen, of waarin de steun voor dat oogmerk niet van wezenlijke betekenis is, dan zou dit neerkomen op de toekenning van ongerechtvaardigde voordelen aan de industrieën of ondernemingen uit bepaalde Lid-Staten welker financiële positie zou worden versterkt en zou de handel ongunstig kunnen worden beïnvloed en de mededinging vervalst zonder enige rechtvaardiging in het gemeenschappelijk belang in de zin van artikel 92, lid 3, van het Verdrag. De Italiaanse Regering heeft geen rechtvaardiging kunnen verschaffen voor de bevinding dat de betrokken steun onder een van de categorieën uitzonderingen van artikel 92, lid 3, van het Verdrag valt, noch heeft de Commissie zulk een rechtvaardiging kunnen ontwaren.

IX

Ten aanzien van de uitzonderingen in artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag betreffende steunmaatregelen ter bevordering of vergemakkelijking van de ontwikkeling van bepaalde streken, moet worden opgemerkt dat de Italiaanse Regering voor de toekenning van de onderhavige steun geen overwegingen van regionale aard heeft aangevoerd.

Aangaande de uitzondering in artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag (1) betreffende steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, beseft de Commissie dat de grootste Italiaanse fabrikant van krantenpapier Cartiera di Arbatax op Sardinië is gevestigd, dat aan deze criteria beantwoordt. Hoewel de Commissie principieel bedrijfssteun niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwt, besloot zij bij Beschikking 88/318/EEG (2) de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder a), toe te passen op Wet nr. 64/86, die in speciale interventies in de Mezzogiorno voorziet, onder meer steun ter verlichting van de transportkosten van Sardinische ondernemingen.

De nadelen welke Cartiera di Arbatax als gevolg van haar vestiging op Sardinië ondervindt, worden derhalve gecompenseerd door een specifieke steunregeling en er bestaat geen regionale rechtvaardiging voor extra steun in de vorm van de aankoop van de produkten van deze onderneming door de ENCC tegen kunstmatig verhoogde prijzen.

De toepassing van de uitzondering in artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, komt in deze zaak niet relevant voor, omdat het de vaste praktijk van de Commissie is deze uitzondering alleen toe te passen op steun gekoppeld aan investeringen of de creatie van arbeidsplaatsen in bepaalde achtergebleven streken, waar zulk een steunverlening kan worden gerechtvaardigd. De aan de Italiaanse krantenpapierindustrie toegekende steun is noch aan investeringen noch aan de schepping van arbeidsplaatsen gekoppeld, maar alleen aan de hoeveelheden papier die aan de ENCC worden verkocht.

Aangaande de uitzonderingen in artikel 92, lid 3, onder b), van het Verdrag moet worden opgemerkt dat de steun aan de Italiaanse krantenpapierindustrie noch bestemd is om de uitvoering van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, noch om een ernstige verstoring in de economie van Italië op te heffen; de Italiaanse Regering heeft voor een eventuele toepassing van deze uitzonderingen ook geen argumenten naar voren gebracht.

Aangaande de uitzonderingen in artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag ten gunste van steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, meent de Commissie dat steun in de vorm van de aankoop van toenemende hoeveelheden Italiaans krantenpapier door de ENCC tegen opgedreven prijzen de ontwikkeling van de binnenlandse krantenpapierindustrie niet vergemakkelijkt, maar slechts dient om in deze sector op kunstmatige wijze de »status quo" in stand te houden. Dank zij dergelijke bedrijfssteun kunnen de Italiaanse fabrikanten noodzakelijke aanpassingen uitstellen, die hen in staat zouden hebben gesteld op gelijke voet met fabrikanten in andere Lid-Staten en in derde landen te concurreren.

Ook meent de Commissie dat steun krachtens welke verkochte hoeveelheden en verkoopprijzen worden bepaald, de mededinging vervalst en de handel ongunstig beïnvloedt in veel grotere mate dan bij voorbeeld investeringssteun. Dergelijke bedrijfssteun ten gunste van de binnenlandse krantenpapierindustrie beïnvloedt daarom de voorwaarden waaronder het handelsverkeer geschiedt ongunstig in een mate die in strijd is met het gemeenschappelijk belang.

X

Conclusie

Zoals is uiteengezet in hoofdstuk I heeft de Commissie achtereenvolgens specifieke steunregelingen ten gunste van Italiaanse uitgevers behandeld, die alle werden toegepast door de ENCC, een overheidslichaam waaraan de wettelijke taak is toevertrouwd de belangen van de bosbouw en de cellulose- en papierindustrie in Italië te bevorderen. De Commissie moest zich met name ervan vergewissen dat deze steunregelingen geen bepalingen bevatten die de binnenlandse papierindustrie konden begunstigen.

De Commissie merkt nu op dat wel degelijk door de ENCC misbruik wordt gemaakt van steunregelingen ten gunste van de Italiaanse pers - ten einde ook de Italiaanse papierindustrie te begunstigen - hetgeen mogelijk wordt gemaakt door de speciale positie van de ENCC jegens de papierindustrie.

De steun welke door de Italiaanse Regering aan de Italiaanse krantenpapierindustrie in het kader van de toepassing van Wet nr. 1453/35 en het Presidentieel decreet van 18 april 1979 wordt toegekend - in de vorm van de aankoop van toenemende hoeveelheden krantenpapier van nationaal fabrikaat door de ENCC en in de vorm van ten opzichte van de marktprijs kunstmatig verhoogde aankoopprijzen - is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Door deze steun toe te kennen heeft de Italiaanse Regering misbruik gemaakt van de steunregeling welke door heffingen wordt gefinancierd en waartegen de Commissie in november 1974 besloot geen bezwaar te maken. Indien de Commissie vaststelt dat van steun misbruik wordt gemaakt, beslist zij dat de betrokken Staat deze steun moet intrekken of wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun welke door de Italiaanse Regering in het kader van de toepassing van Wet nr. 1453/35 en het Presidentieel decreet van 18 april 1979 aan de Italiaanse krantenpapierindustrie wordt verstrekt in de vorm van aankopen van toenemende hoeveelheden krantenpapier van nationaal fabrikaat door de ENCC en in de vorm van aankoopprijzen die ten opzichte van de marktprijs kunstmatig zijn verhoogd, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en moet derhalve met ingang van de datum van kennisgeving van deze beschikking aan de Italiaanse Regering worden ingetrokken.

Artikel 2

De Italiaanse Regering dient de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking in kennis te stellen van de maatregelen welke zij heeft genomen om aan deze beschikking gevolg te geven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 3 mei 1989.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) Methode voor toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag op regionale steun, PB nr. C 212 van 12. 8. 1988, blz. 2.

(2) PB nr. L 143 van 10. 6. 1988, blz. 37.