Home

Richtlijn 90/544/EEG van de Raad van 9 oktober 1990 inzake de voor de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van de paneuropese openbare semafoondienst te land bestemde frequentiebanden

Richtlijn 90/544/EEG van de Raad van 9 oktober 1990 inzake de voor de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van de paneuropese openbare semafoondienst te land bestemde frequentiebanden

*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 9 oktober 1990

inzake de voor de gecooerdineerde invoering in de Gemeenschap van de paneuropese openbare semafoondienst te land bestemde frequentiebanden

(90/544/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad bij Aanbeveling 84/549/EEG (4) heeft opgeroepen om vanuit een gemeenschappelijk geharmoniseerd uitgangspunt op telecommunicatiegebied diensten in te voeren;

Overwegende dat voor de economische ontwikkeling van de Gemeenschap zoveel mogelijk van de door de moderne telecommunicatienetten geboden mogelijkheden gebruik dient te worden gemaakt;

Overwegende dat semafoondiensten afhankelijk zijn van de reservering en de beschikbaarheid van passende frequentiekanalen om tussen basisposten en semafoonontvangers te zenden en te ontvangen;

Overwegende dat thans in de Gemeenschap zeer uiteenlopende frequenties en openbare semafoondiensten te land worden gebruikt, waardoor niet alle zich binnen de Gemeenschap verplaatsende gebruikers, uit geheel Europa bestrijkende diensten en markten voordeel kunnen halen;

Overwegende dat de omschakeling op de door het European Telecommunication Standards Institute (Etsi) gespecificeerde, meer geavanceerde semafoondienst Ermes (European Radio Messaging System) een unieke gelegenheid biedt om een werkelijk paneuropese semafoondienst tot stand te brengen;

Overwegende dat de Europese Conferentie van PTT-administraties (Cept) de ongepaarde frequentieband tussen 169,4 en 169,8 MHz als de geschiktste frequentieband voor de openbare semafoondienst heeft aangewezen en dat deze keuze strookt met de bepalingen van het reglement voor radiocommunicatie van de Internationale Vereniging voor Telecommunicatie (Itu);

Overwegende dat in aanbeveling Cept T/R 25-07 inzake de cooerdinatie van de frequenties voor de Europese semafoondienst de Europese kanalen voor het Ermes-systeem zijn aangewezen;

Overwegende dat deze frequentieband in sommige Lid-Staten gedeeltelijk voor andere radiodiensten wordt of zal worden gebruikt;

Overwegende dat het voor de totstandbrenging van een werkelijk paneuropese semafoondienst onontbeerlijk is dat het nodige deel van bovengenoemde frequentieband geleidelijk volledig beschikbaar komt;

Overwegende dat er een zekere soepelheid vereist is om tegemoet te komen aan de frequentiebehoeften, welke van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat erop toe moet worden gezien dat de uitbreiding van een paneuropees systeem niet door deze noodzakelijke soepelheid wordt vertraagd;

Overwegende dat eventueel cooerdinatieprocedures tussen buurlanden moeten worden ingesteld;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 90/543/EEG van de Raad van 9 oktober 1990 inzake de gecooerdineerde invoering in de Gemeenschap van een paneuropese openbare semafoondienst te land (5) waarborgt dat uiterlijk op 31 december 1992 met een paneuropees systeem kan worden begonnen;

Overwegende dat het, uitgaande van de huidige technologische ontwikkelingen en markttendensen, te verwachten is dat de 169,4 tot 169,8 MHz-band wordt aangewezen voor de selectie van de naar gelang van de commerciële behoeften voor de totstandbrenging en de uitbreiding van een paneuropese openbare semafoniedienst vereiste frequenties;

Overwegende dat Richtlijn 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicatie (6) de mogelijkheid biedt om spoedig gemeenschappelijke specificaties van conformiteit voor het paneuropese openbare semafoonsysteem te land vast te stellen;

Overwegende dat in het door de Groep Analyse en Vooruitzichten (GAP) ten behoeve van de Groep van Hoge Ambtenaren inzake Telecommunicatie (SOG-T) opgestelde verslag over openbare mobiele communicatie er sterk op wo aangedrongen dat de telecommunicatieadministraties tot overeenstemming komen over het gebruik van dezelfde radiofrequenties als essentiële voorwaarde voor paneuropese openbare semafonie;

Overwegende dat de telecommunicatieadministraties, de Cept en de fabrikanten van telecommunicatieapparatuur in de Lid-Staten over dit verslag gunstig hebben geadviseerd;

Overwegende dat semafonie voor het verzenden van oproepsignalen en/of berichten naar zich verplaatsende gebruikers een sterk frequentiebesparende communicatiemethode is,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze richtlijn wordt onder »paneuropese openbare semafoondienst te land" verstaan een op een infrastructuur te land gebaseerde openbare semafoondienst, die in elke Lid-Staat wordt aangeboden volgens gemeenschappelijke specificaties en waarmee personen overal binnen het verzorgingsgebied van de dienst in de Gemeenschap een oproeptoon en/of numerieke of alfanumerieke berichten kunnen verzenden en/of ontvangen.

Artikel 2

1. Overeenkomstig Aanbeveling Cept T/R 25-07 stellen de Lid-Staten uiterlijk op 31 december 1992, met voorrang en bescherming, vier kanalen in de frequentieband van 169,4 tot 169,8 MHz, bij voorkeur

- 169,6 MHz

- 169,65 MHz

- 169,7 MHz

- 169,75 MHz

ter beschikking voor de paneuropese openbare semafoondienst te land.

2. De Lid-Staten zorgen ervoor dat er zo spoedig mogelijk plannen worden opgesteld waardoor de paneuropese openbare semafoondienst te land, naar gelang van de vraag die daarnaar is, de band 169,4 tot 169,8 MHz volledig in beslag kan nemen.

Artikel 3

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 oktober 1991 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

De Commissie brengt uiterlijk eind 1996 bij de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 9 oktober 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. ROMITA

(1) PB nr. C 43 van 23. 2. 1990, blz. 6.

(2) PB nr. C 15 van 22. 1. 1990, blz. 84, en

PB nr. C 231 van 17. 9. 1990, blz. 86.

(3) PB nr. C 298 van 27. 11. 1989, blz. 27.

(4) PB nr. L 298 van 16. 11. 1984, blz. 49.

(5) Zie bladzijde 23 van dit Publikatieblad.

(6) PB nr. L 217 van 5. 8. 1986, blz. 21.