VERORDENING (EEG) Nr. 665/90 VAN DE COMMISSIE van 16 maart 1990 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van ferroboorlegeringen van oorsprong uit Japan
VERORDENING (EEG) Nr. 665/90 VAN DE COMMISSIE van 16 maart 1990 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van ferroboorlegeringen van oorsprong uit Japan
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 665/90 VAN DE COMMISSIE
van 16 maart 1990
tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van ferroboorlegeringen van oorsprong uit Japan
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 11,
Na overleg in het kader van het in genoemde verordening bedoelde Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
(1) De Commissie heeft een klacht ontvangen van het »Comité de Liaison des producteurs de ferro-alliages de la Communauté Européenne" namens producenten die samen nagenoeg de gehele communautaire produktie van het betrokken produkt voor hun rekening nemen. De klacht bevatte voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot dumping en daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade om de opening van een procedure te rechtvaardigen. De Commissie heeft dan ook met een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) de inleiding aangekondigd van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van ferroboor en is met een onderzoek begonnen. Het betrokken produkt valt onder GN-code ex 7202 99 90.
(2) De Commissie heeft de naar haar weten betrokken exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld. Zij heeft de betrokken partijen verzocht de vragenlijsten die hun waren toegezonden in te vullen en heeft hun de gelegenheid geboden om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord.
(3) Twee Japanse exporteurs, vijf importeurs en drie communautaire producenten hebben een behoorlijk ingevulde vragenlijst aan de Commissie teruggestuurd en hun respectieve standpunten schriftelijk toegelicht. Drie andere Japanse ondernemingen hadden vragenlijsten voor exporteurs ontvangen. Twee van hen hebben meegedeeld gedurende de periode van onderzoek geen ferroboor naar de Gemeenschap te hebben uitgevoerd. De derde onderneming heeft niet gereageerd.
(4) De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte verzameld en geverifieerd en zij heeft onderzoek ingesteld ten kantore van:
- producenten in de Gemeenschap
- London and Scandinavian Metallurgical Co. Ltd, Londen, Verenigd Koninkrijk
- Pechiney Electrometallurgie, Parijs, Frankrijk
- Gesellschaft fuer Elektrometallurgie GmbH, Duesseldorf, Duitsland;
- Japanse producenten/exporteurs
- Nippon Denko Co. Ltd, Tokio
- Yahagi Iron Co. Ltd, Nagoya.
(5) Het dumpingonderzoek strekte zich uit over de periode van 1 januari 1988 tot en met 30 november 1988.
(6) Door de complexiteit van de procedure, in het bijzonder de moeilijkheden die de Commissie ondervond om van de betrokken partijen de relevante gegevens om tot voorlopige bevindingen te komen, te verkrijgen, overschreed het onderzoek de normale duur van één jaar.
B. PRODUKT
i) Beschrijving van het produkt
(7) Het produkt waarnaar een onderzoek wordt ingesteld is ferroboor, een ferrolegering die van 16 tot 20 % boor bevat.
Door de toevoeging van boor aan staal wordt de duurzaamheid en de hardheid van dit produkt verhoogd. Boor wordt ook op ruime schaal gebruikt om stikstof te fixeren zodat het geproduceerde staal niet veroudert en gemakkelijker kan worden bewerkt.
(8) Het produkt is beschikbaar in drie vormen: korrels, poeder of brokken. Het kan volgens twee verschillende methoden worden gefabriceerd:
- reductie van boorzuur, booroxide, colemaniet of mengsels daarvan met aluminium (aluminotherm), en
- reductie van boorzuur, booroxide, colemaniet of mengsels daarvan met koolstof (carbotherm).
ii) Soortgelijk produkt
(9) De Commissie heeft vastgesteld dat in de Gemeenschap geproduceerd ferroboor op dezelfde wijze wordt vervaardigd als in Japan verkocht en uit dat land uitgevoerd ferroboor en dat het, wat de essentiële materiële en technische eigenschappen betreft, soortgelijke produkten zijn.
C. DUMPING
a) Normale waarde
(10) De normale waarde werd vastgesteld op basis van de in het normale handelsverkeer werkelijk betaalde of te betalen vergelijkbare prijzen voor een soortgelijk produkt op de Japanse markt.
(11) De binnenlandse verkoop die voor de berekening van de normale waarde in aanmerking werd genomen, was de verkoop aan onafhankelijke klanten, met winst, en in aanzienlijke hoeveelheden. Het gewogen gemiddelde van de prijzen van deze verkoop werd daarom beschouwd als representatief voor de prijzen op de Japanse binnenlandse markt.
b) Prijzen bij uitvoer
(12) De prijzen bij uitvoer werden vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het soortgelijke produkt dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht.
c) Vergelijking
(13) Bij de vergelijking van de normale waarde met de prijzen bij uitvoer heeft de Commissie zo nodig rekening gehouden met verschillen die op de vergelijkbaarheid van de prijzen van invloed kunnen zijn, zoals verschillen in de commissielonen, kredietvoorwaarden, vervoer en verzekering, kosten van laden en lossen en aanverwante kosten.
De twee betrokken Japanse exporteurs hebben aangevoerd dat met het oog op de vergelijking terdege rekening diende te worden gehouden met de verschillen in het boorgehalte van het produkt en met de verschillen in presentatie (brokken, korrels en poeder). De Commissie heeft op grond van de haar verstrekte informatie aanvaard dat het verschil in de boorgehalten van het produkt de vergelijkbaarheid van de prijzen kan beïnvloeden. Daarom werden produkten met hetzelfde of nagenoeg hetzelfde boorgehalte vergeleken.
Verder hebben beide exporteurs in verband met de invloed van de verschillende aanbiedingsvormen op de vergelijkbaarheid van de prijzen geen overtuigend bewijsmateriaal verstrekt. De Commissie was derhalve van oordeel dat bij de huidige stand van de procedure met dergelijke verschillen geen rekening diende te worden gehouden.
(14) Alle vergelijkingen werden in hetzelfde stadium gemaakt (producenten of handelaren).
(15) De normale waarden voor het op de binnenlandse markt verkochte produkt van de Japanse ondernemingen werden per transactie vergeleken met de prijzen van het vergelijkbare produkt dat voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht. Deze vergelijking bracht dumping door de exporteurs bij wie een onderzoek werd verricht aan het licht; de dumpingmarge was gelijk aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.
De dumpingmarge verschilde naar gelang van de exporteur. De gewogen gemiddelde marges, uitgedrukt in een percentage van de waarde cif-grens Gemeenschap zijn:
- Nippon Denko Co. Ltd, Tokio: 23,3 % en
- Yahagi Iron Co. Ltd, Nagoya: 11,4 %.
(16) Voor de exporteur die de vragenlijst van de Commissie niet had beantwoord en zich ook niet anderszins had bekendgemaakt, werd de dumpingmarge vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88.
De Commissie was van mening dat de resultaten van haar onderzoek de meest geschikte grondslag voor het bepalen van de dumpingmarges vormen en dat een gelegenheid tot ontduiking van het recht zou worden geboden indien zou worden aanvaard dat de dumpingmarge voor deze exporteur lager zou liggen dan de hoogste dumpingmarge van 23,3 % die was vastgesteld ten aanzien van een exporteur die wel aan het onderzoek had medegewerkt. Derhalve wordt het passend geacht voor deze exporteur de laatstgenoemde dumpingmarge te hanteren.
D. SCHADE
i) Omvang en marktaandeel van de met dumping ingevoerde produkten
(17) Met betrekking tot de door de invoer met dumping veroorzaakte schade blijkt uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal, dat de invoer van door de twee betrokken Japanse ondernemingen geproduceerd ferroboor steeg van 54 ton in 1985 tot 483 ton tijdens de referentieperiode (de eerste elf maanden van 1988). Hun overeenkomstige gecumuleerde marktaandeel steeg van 5,3 % in 1985 tot 37,9 % tijdens de periode van onderzoek. De meest getroffen Lid-Staten waren Frankrijk en Duitsland. De invoer in Frankrijk die in 1985 praktisch onbestaand was, steeg tijdens de referentieperiode tot 87 ton. De invoer in Duitsland steeg van vrijwel nul in 1985 tot 121 ton tijdens de periode van onderzoek.
Deze stijging van het Japanse marktaandeel deed zich voor tijdens een periode waarin het verbruik in de Gemeenschap steeg van 1 015 ton in 1985 tot 1 276 ton tijdens de periode van onderzoek, wat neerkomt op een stijging van 25,7 %. De verkoop van de communautaire producenten daalde evenwel van 858 ton in 1985 tot 793 ton tijdens de periode van onderzoek, wat neerkomt op een daling van het marktaandeel met 24,4 %.
ii) Prijsonderbieding
(18) Uit het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt, is gebleken dat de prijzen waartegen de invoer met dumping uit Japan in de Gemeenschap werd verkocht tijdens de periode van onderzoek aanzienlijk onder de prijzen van de communautaire producenten lagen. De in aanmerking genomen prijzen waren in beide gevallen de prijzen waartegen aan de eerste niet gelieerde koper in de Gemeenschap werd verkocht. De gewogen gemiddelde prijsonderbieding varieerde van 18,2 % tot 22,8 %. Dit heeft ertoe geleid dat de prijzen van de communautaire producenten aanzienlijk daalden.
iii) Produktie
(19) De produktie van ferroboor dat door de communautaire bedrijfstak is vervaardigd, steeg van 1 556 ton in 1985 tot 1 879 ton tijdens de periode van onderzoek. Niettemin werd vastgesteld dat, hoewel deze trend in de produktie werd beïnvloed door een stijging van de communautaire uitvoer naar derde landen, de totale hoeveelheid ferroboor die door de communautaire bedrijfstak op de markt van de Gemeenschap werd verkocht van 858 ton in 1985 is gedaald tot 793 ton tijdens de periode van onderzoek, hetgeen overeenstemt met een daling van 7,6 %.
iv) Andere relevante factoren
(20) Andere bewijzen van de door de communautaire bedrijfstak geleden schade werden gevonden in de trend in de bezettingsgraad van de produktiecapaciteit en in de rentabiliteit.
(21) Tussen 1985 en 1988 breidde de communautaire bedrijfstak zijn produktiecapaciteit uit om aan de gestegen vraag in de Gemeenschap het hoofd te kunnen bieden. De bezettingsgraad steeg gedurende deze periode evenwel van 70,7 % tot 73,2 % hetgeen niet in verhouding stond tot de stijging van het verbruik in de Gemeenschap en hoofdzakelijk moest worden toegeschreven aan de stijging van de uitvoer naar derde landen.
(22) Wat de winst- en verliessituatie betreft, hebben de betrokken communautaire producenten gedurende de periode van onderzoek verliezen geleden die op basis van een gewogen gemiddelde 10,9 % bedroegen, terwijl in 1985 nog een aanzienlijke winst werd gemaakt.
(23) Omtrent één van de communautaire producenten voerde een Japanse exporteur aan, dat deze onderneming, die een groot percentage van de communautaire produktie van ferroboor voor haar rekening neemt, niet in aanmerking mocht worden genomen omdat niet was aangetoond dat zij schade had geleden. De Commissie was evenwel van oordeel dat de invoer met dumping voor de betrokken onderneming aanzienlijke gevolgen had gehad, hetgeen vooral bleek uit de daling van haar marktaandeel in de Lid-Staten waarin de invoer uit Japan sterk was toegenomen. Volgens de Commissie was het dan ook aangewezen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 voor de drie betrokken communautaire producenten de schade vast te stellen.
E. OORZAKELIJK VERBAND
i) Weerslag van de invoer met dumping
(24) Toen de Commissie probeerde vast te stellen of de aanzienlijke schade die door de communautaire bedrijfstak werd geleden het gevolg was van de hierboven beschreven dumping, stelde zij vast dat de snelle verslechtering van de situatie van de communautaire producenten samenviel met een even snelle stijging van de Japanse invoer.
ii) Gevolgen van andere factoren
(25) De Commissie ging ook na of schade was veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping. Zij onderzocht in het bijzonder de invoer uit andere derde landen en stelde vast dat deze invoer, die in 1985 88 ton bedroeg, sinds 1986 nagenoeg tot nul was teruggevallen.
(26) Op verzoek van een van de exporteurs onderzocht de Commissie of het verlies aan marktaandeel van een van de communautaire producenten was veroorzaakt door een handelsovereenkomst met de moedermaatschappij volgens welke hij zijn inspanningen diende te concentreren op de uitvoer naar derde landen in plaats van ferroboor in de Gemeenschap te verkopen.
De Commissie vond geen overtuigende bewijzen om te kunnen concluderen dat de betrokken producent had besloten niet binnen de Gemeenschap te verkopen. Integendeel, uit de beschikbare informatie en de onderzochte statistieken bleek dat de moedermaatschappij slechts via haar dochtermaatschappij op de betrokken nationale markt verkocht. Voorts kocht de betrokken dochtermaatschappij bij de moedermaatschappij een zeer kleine hoeveelheid ferroboor voor wederverkoop aan, die het ernstige afzetverlies op die markt, hoegenaamd niet heeft kunnen goedmaken.
(27) Een van de exporteurs voerde aan dat de moeilijke economische situatie van één van de belangrijkste Europese producenten enerzijds was veroorzaakt door de hevige concurrentie op de markt van de Gemeenschap en anderzijds door het besluit om door te gaan met de produktie van het type ferroboor waarnaar gewoonlijk wordt verwezen als »ferroboor 14". Te deze stelde de Commissie vast dat de betrokken onderneming de produktie van »ferroboor 14" had stopgezet vóór de referentieperiode, en dat gedurende die periode een ander type ferroboor werd vervaardigd. Verder bleek uit de beschikbare informatie dat, telkens wanneer in een Lid-Staat het marktaandeel van deze onderneming daalde, dit niet noodzakelijk leidde tot een evenredige stijging van het marktaandeel van de andere producenten van de Gemeenschap.
iii) Conclusie
(28) Op grond van genoemd bewijsmateriaal kwam de Commissie tot de conclusie dat de invoer met dumping uit Japan op zich de communautaire bedrijfstak aanzienlijke schade heeft berokkend. F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
(29) De produktie van ferroboor is een belangrijke bedrijvigheid in de Gemeenschap en zij is nauw verbonden met de staalindustrie. Deze produktie is van bijzonder belang bij de ontwikkeling van speciale staalsoorten en vooral van metglas amorf metaal, een produkt dat in sectoren met een gevanceerde technologie wordt gebruikt.
(30) Het is zeer waarschijnlijk dat de schadelijdende communautaire producenten, zonder beschermende maatregelen tegen dumping, zich genoopt zullen zien de produktie van ferroboor stop te zetten met als gevolg, dat een belangrijke tak van de industrie steeds meer van invoer afhankelijk gaat worden.
(31) Ook het belang van de communautaire bedrijfstak die ferroboor verwerkt, werd in aanmerking genomen. De Commissie heeft evenwel geconcludeerd dat bij de evaluatie van de concurrerende belangen van respectievelijk producenten en verwerkers, de belangen van eerstgenoemden moeten overwegen, gezien het algemeen belang van de ferroboorproduktie. Daarbij komt, dat de door de heffing van anti-dumpingrechten veroorzaakte prijsstijging op de kosten van de verwerkende industrie waarschijnlijk maar weinig invloed zal hebben.
Geen enkele gebruiker of verwerker van ferroboor heeft zijn standpunt aan de Commissie bekendgemaakt.
G. HOOGTE VAN HET RECHT
(32) Om de schade die de klagende communautaire industrie stelt te ondervinden, volledig ongedaan te maken, moet de in punt 21 beschreven prijsonderbieding volledig worden beeïndigd. Bovendien moet de producenten de mogelijkheid worden geboden om hun prijzen nog te verhogen, willen zij niet langer verlies lijden en over de verkoop een redelijke opbrengst behalen. Zo kunnen zij hun marktaandeel terugwinnen en weer redelijke winsten maken. Gelet op de toestand in de bedrijfstak en in het kader van een voorlopige vaststelling is de Commissie van oordeel dat 11 % een billijke jaarlijkse opbrengst over de verkoop is en een evenwichtige ontwikkeling toelaat. Indien deze elementen worden gecombineerd bij de berekening van het prijsniveau dat nodig is om de vermeende schade van de ondernemingen ongedaan te maken, dan blijkt dat voor de Japanse invoer prijsstijgingen van 34,3 % tot 42,3 % vereist zijn.
(33) Gelet op wat voorafgaat en overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2423/88 moet het bedrag van het voorlopige recht overeenstemmen met de geconstateerde dumpingmarges, die lager zijn dan de schadedrempels die voor de afzonderlijke Japanse uitvoerverrichtingen zijn vastgesteld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de invoer van ferroboor van GN-code ex 7202 99 90 (Taric-code 7202 99 90 *20), van oorsprong uit Japan (Taric aanvullende code 8441), wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld. Het recht bedraagt 23,3 % van de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, behalve voor het door Yahagi Iron Co. Ltd, Nagoya, vervaardigde en met het oog op uitvoer verkochte ferroboor (Taric aanvullende code 8440) waarvoor het recht 11,4 % bedraagt.
2. De voor douanerechten van kracht zijnde bepalingen zijn van toepassing.
3. Het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde produkt is afhankelijk van het stellen van een zekerheid ten belope van het bedrag van het voorlopige recht.
Artikel 2
Onverminderd artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88, kunnen de betrokken partijen binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar maken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Onverminderd de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 2423/88, is de onderhavige verordening van toepassing voor een tijdvak van vier maanden of tot het tijdstip waarop de Raad vóór het verstrijken van deze periode definitieve maatregelen vaststelt.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 16 maart 1990.
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.
(2) PB nr. C 306 van 1. 12. 1988, blz. 7.