Home

91/407/EEG: Besluit van de Commissie van 12 juli 1991 tot wijziging van Besluit 85/13/EEG betreffende de oprichting van een Paritair Comité voor de spoorwegen

91/407/EEG: Besluit van de Commissie van 12 juli 1991 tot wijziging van Besluit 85/13/EEG betreffende de oprichting van een Paritair Comité voor de spoorwegen

91/407/EEG: Besluit van de Commissie van 12 juli 1991 tot wijziging van Besluit 85/13/EEG betreffende de oprichting van een Paritair Comité voor de spoorwegen

Publicatieblad Nr. L 226 van 14/08/1991 blz. 0031 - 0032
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0020
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0020


BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 12 juli 1991 tot wijziging van Besluit 85/13/EEG betreffende de oprichting van een Paritair Comité voor de spoorwegen (91/407/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Overwegende dat in verband met de uitbreiding van de Gemeenschap het aantal vertegenwoordigers van Europese organisaties in het Paritair Comité voor de spoorwegen dient te worden vergroot;

Overwegende dat de Commissie rekening moet houden met de specifieke situatie in de onderscheiden Lid-Staten ten einde een optimale deelneming van de sociale partners in de spoorwegsector aan de werkzaamheden van het Paritair Comité te bewerkstellingen en aldus zijn representativiteit voor de betrokken sociaal-economische krachten te behouden;

Overwegende dat bijgevolg Besluit 85/13/EEG van de Commissie (1), in die zin dient te worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 85/13/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 3, lid 1, onder b), wordt de aanhef gelezen:

"b) in verband met aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de in artikel 4, lid 3, genoemde beroepsorganisaties vallen,".

2. Artikel 4 wordt gelezen:

"Artikel 4

1. Het Comité telt 54 leden.

2. De zetels worden als volgt toegewezen:

a) 27 aan vertegenwoordigers van de vervoerondernemers;

b) 27 aan vertegenwoordigers van de werknemers.

3. De samenstelling van het Comité waarvan de leden door de Commissie worden benoemd, is als volgt:

a) 48 leden te benoemen op voordracht van de volgende organisaties van vervoerondernemers en werknemers, van wie

- 24 op voordracht van de Gemeenschap van de Europese spoorwegen (CCFE) en

- 24 op voordracht van het Comité van vervoersvakverenigingen in de Europese Gemeenschap;

b) zes leden, rechtstreeks te benoemen door de Commissie na raadpleging van de onder a) genoemde vertegenwoordigende organisaties van vervoerondernemers en werknemers, uit de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers en eventueel uit andere organisaties dan de onder a) genoemde.".

3. Artikel 5, lid 1, wordt gelezen:

"1. Voor elk van de leden van het Comité wordt, onder dezelfde voorwaarden als de in artikel 4, lid 3, genoemde, een plaatsvervanger aangewezen.".

4. Artikel 6, lid 3, wordt gelezen:

"3. Het mandaat van een lid of van een plaatsvervanger eindigt vóór het verstrijken van het tijdvak van vier jaar indien dat lid aftreedt of overlijdt of indien de organisatie die hem heeft voorgedragen, om diens vervanging verzoekt. De opvolger wordt benoemd voor het resterende deel van het mandaat, overeenkomstig de in artikel 4, lid 3, vervatte procedure.".

5. Artikel 7, lid 1, wordt gelezen:

"1. Het Comité kiest met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter, wier ambtstermijn twee jaar bedraagt. De voorzitter en de vice-voorzitter worden beurtelings en in omgekeerde volgorde uit de vertegenwoordigers van de in artikel 4, lid 3, genoemde groepen van organisaties gekozen.".

6. Artikel 9, onder b), wordt gelezen:

"b) de Commissie verzoeken deskundigen uit te nodigen om het in bepaalde werkzaamheden bij te staan. Het is daartoe verplicht indien één van de in artikel 4, lid 3, genoemde organisaties daarom verzoekt;".

7. Artikel 12, leden 3 en 4, wordt gelezen:

"3. Een vertegenwoordiger van het secretariaat van elk van de in artikel 4, lid 3, onder a), genoemde organisaties mag de vergaderingen van het Comité als waarnemer bijwonen.

4. De Commissie kan, na raadpleging van de in artikel 4, lid 3, onder a), genoemde organisaties van vervoerondernemers en werknemers, andere organisaties dan de in artikel 4, lid 3, genoemde verzoeken als waarnemer de werkzaamheden van het Comité te volgen.".

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op 12 juli 1991. Gedaan te Brussel, 12 juli 1991. Voor de Commissie

Vasso PAPANDREOU

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 8 van 10. 1. 1985, blz. 26.