BESCHIKKING VAN DE RAAD van 28 november 1991 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van de veiligheid van kernsplijting (1990-1994) (91/626/Euratom) #
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 28 november 1991 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van de veiligheid van kernsplijting (1990-1994) (91/626/Euratom) #
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 28 november 1991 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van de veiligheid van kernsplijting (1990-1994) (91/626/Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 7,
Gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (1), ingediend na raadpleging van het Wetenschappelijk en Technisch Comité,
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de Raad bij Besluit 90/221/Euratom, EEG (4) een Derde Kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1990-1994) heeft vastgesteld, waarin met name wordt voorzien in onderzoekactiviteiten op het gebied van de veiligheid van kernsplijting en van stralingsbescherming; dat de onderhavige beschikking voor zover zulks wenselijk is, moet worden vastgesteld in het licht van de in de preambule van genoemd besluit uiteengezette overwegingen;
Overwegende dat voor de onder het EGA-Verdrag vallende activiteiten in artikel 2 van Besluit 90/221/Euratom, EEG is bepaald dat dit kaderprogramma wordt uitgevoerd door middel van overeenkomstig artikel 7 van dat Verdrag vastgestelde specifieke programma's;
Overwegende dat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) met zijn eigen programma een bijdrage levert aan de uitvoering van genoemde acties;
Overwegende dat fundamenteel onderzoek op het gebied van de veiligheid van kernsplijting en van stralingsbescherming in de gehele Gemeenschap moet worden gestimuleerd;
Overwegende dat het nodig is om, behalve in het specifieke programma inzake menselijk potentieel en mobiliteit, ook in het kader van het in dit besluit vervatte programma de opleiding van onderzoekers en ingenieurs te stimuleren;
Overwegende dat het wenselijk is dat in het kader van dat programma de economische en sociale gevolgen en de eventuele technologische risico's ervan worden beoordeeld;
Overwegende dat, krachtens artikel 4 en bijlage I van Besluit 90/221/Euratom, EEG, het voor het kaderprogramma als geheel noodzakelijk geachte bedrag een bedrag van 57 miljoen ecu voor de gecentraliseerde actie inzake verspreiding en exploitatie van de resultaten omvat, dat naar rato van het voor elk programma uitgetrokken bedrag moet worden verdeeld;
Overwegende dat in dat besluit wordt bepaald dat de communautaire acties op het gebied van onderzoek in het bijzonder ten doel hebben de wetenschappelijke en technologische grondslag van de Europese industrie te versterken en de ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen en daarbij een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te handhaven; dat in dat besluit ook wordt bepaald dat communautaire actie gerechtvaardigd is wanneer het onderzoek er onder andere toe bijdraagt de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap te versterken en de harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap in haar geheel te bevorderen, zulks met inachtneming van de beoogde wetenschappelijke en technische kwaliteit; dat het de bedoeling is dat het in het onderhavige besluit vervatte programma ertoe bijdraagt deze doelstellingen te bereiken;
Overwegende dat de ontwikkeling van samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling met derde landen, met name de Europese landen, en met internationale organisaties, voor de ontwikkeling van het onderhavige programma buitengewoon vruchtbaar kan blijken;
Overwegende dat het wenselijk is, zoals gesteld in bijlage II van Besluit 90/221/Euratom, EEG, een geharmoniseerde benadering op het gebied van de veiligheid van kernsplijting in de Gemeenschap te stimuleren door alle betrokken partijen bijeen te brengen, zodat de prenormatieve dimensie van het onderzoek meer nadruk krijgt, met name op het gebied van de stralingsbescherming en de reactorveiligheid,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 28 november 1991 tot en met 31 december 1994 wordt een in bijlage I nader omschreven programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van de veiligheid van kernsplijting, hierna "programma" te noemen, vastgesteld.
Artikel 2
1. Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van het programma beloopt 35,64 miljoen ecu, met inbegrip van de uitgaven voor personeel en administratie ten belope van 6,94 miljoen ecu.
2. Een indicatieve verdeling van de middelen is in bijlage II opgenomen.
3. Ingeval door de Raad krachtens artikel 1, lid 4, van Besluit 90/221/Euratom, EEG een besluit wordt genomen, wordt deze beschikking dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 3
Bijlage III behelst de nadere regels voor de uitvoering van het programma, met inbegrip van het percentage van de financiële deelneming van de Gemeenschap.
Artikel 4
1. De Commissie beziet het programma opnieuw in de loop van het tweede toepassingsjaar en brengt het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de resultaten daarvan, zonodig vergezeld van wijzigingsvoorstellen.
2. Aan het eind van het programma laat de Commissie de resultaten evalueren door een groep onafhankelijke deskundigen. Het verslag van deze groep wordt, samen met de opmerkingen van de Commissie, voorgelegd aan het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen worden opgesteld aan de hand van de in bijlage I van deze beschikking omschreven doelstellingen en overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Besluit 90/221/Euratom, EEG.
Artikel 5
Bij de uitvoering van het programma wordt de Commissie bijgestaan door de passende Raadgevende Comités inzake beheer en cooerdinatie. Op deze Comités zijn de artikelen 2 tot en met 6 van Besluit 84/338/Euratom, EEG (5) van toepassing.
Artikel 6
1. De Commissie is gemachtigd om in overeenstemming met artikel 101, tweede alinea, van het Verdrag onderhandelingen te voeren over internationale overeenkomsten met derde landen die deel uitmaken van COST, in het bijzonder de leden-landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), en de landen van Midden- en Oost-Europa, ten einde deze landen geheel of gedeeltelijk bij het programma te betrekken.
2. Aan in Europese derde landen gevestigde organisaties en ondernemingen kan, in het licht van het criterium van wederzijds voordeel, worden toegestaan aan een project in het kader van dit programma deel te nemen.
De in lid 2 bedoelde contractanten die deelnemen aan een actie in het kader van dit programma, komen niet in aanmerking voor financiering die door de Gemeenschap ten behoeve van het programma wordt verstrekt. Zij nemen een deel van de algemene administratieve kosten voor hun rekening.
Artikel 7
Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 28 november 1991. Voor de Raad
De Voorzitter
J. PRONK
(1) PB nr. C 262 van 8. 10. 1991, blz. 5. (2) PB nr. C 240 van 16. 9. 1991, blz. 272. (3) PB nr. C 69 van 18. 3. 1991, blz. 33. (4) PB nr. L 117 van 8. 5. 1990, blz. 28. (5) PB nr. L 177 van 4. 7. 1984, blz. 25.
BIJLAGE I
WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNISCHE DOELSTELLINGEN EN INHOUD VAN HET PROGRAMMA
De wetenschappelijke en technische doelstellingen en de behandelde onderwerpen van dit specifieke programma vormen een afspiegeling van de benadering die in het derde kaderprogramma wordt gevolgd.
Punt 5 B van bijlage II van het derde kaderprogramma maakt integrerend deel uit van dit programma. Hier wordt bepaald dat de algemene doelstelling van de communautaire activiteiten bestaat in het leveren van een bijdrage tot het veilige gebruik van kernenergie. In het kader van de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en haar Lid-Staten moet deze actie derhalve aansluiten bij de gehele veiligheidsproblematiek. Alle aspecten van kerncentrales en van de splijtstofkringloop, waaronder de problematiek van het beheer van afvalstoffen, radioactieve materialen en splijtstoffen, met name plutonium, en van het transport en de opslag ervan, en de aspecten van de ontmanteling van kerninstallaties en de risico's van ongevallen waarbij radioactiviteit vrijkomt, moeten worden behandeld. Met verscheidene van deze aspecten wordt rekening gehouden in de reeds goedgekeurde programma's en bij andere activiteiten op dit gebied.
De inhoud van dit programma wordt hieronder omschreven in het licht van bovenstaande factoren.
THEMA 1: STRALINGSBESCHERMING
Doel is de wetenschappelijke kennis te verwerven voor een objectieve beoordeling van de effecten en risico's van straling en te komen tot methoden om de stralingsbescherming te optimaliseren. Er zal onderzoek worden verricht om de mate van blootstelling te definiëren, evenals de wijze waarop blootstelling kan plaatsvinden via natuurlijke, medische en industriële bronnen; de gevolgen voor de gezondheid, met inbegrip van de behandeling van overdoses, zullen worden onderzocht en de risico's die straling kan opleveren voor de mens en zijn milieu zullen zowel relatief als absoluut worden bepaald.
De in deze actie verkregen wetenschappelijke kennis is een eerste voorwaarde voor de constante bijwerking van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren en zal de wetenschappelijke grondslag vormen voor de verdere evolutie van opvattingen en praktijken op het gebied van stralingsbescherming.
Tevens wordt beoogd de technische en regulatieve aspecten van de deskundigheid op het gebied van de stralingsbescherming te handhaven en te versterken, terwijl de betrokken instanties in staat worden gesteld de gevolgen van lange-termijnkeuzen op het gebied van het energiebeleid voor de mens en zijn omgeving te beoordelen. Voorts is het de bedoeling zowel normale bedrijfssituaties als noodsituaties aan te kunnen, afvalstoffen te verwijderen en het publiek objectief voor te lichten over de risico's en voordelen van straling. Er zal onderzoek worden verricht naar de gezondheidsrisico's in verband met de ontmanteling van zowel systemen voor de insluiting van radioactiviteit in geval van ernstige ongevallen als van installaties die aan het eind van hun normale werkingsduur ontmanteld zijn of op het punt staan te worden ontmanteld.
Er zal worden ingegaan op onderwerpen in verband met de bezorgdheid over straling en stralingseffecten, die is toegenomen als gevolg van het ongeval van Tsjernobyl en meer recente informatie over risicoschattingen en over de mate van blootstelling aan natuurlijke, medische en industriële bronnen. Er zal onderzoek worden verricht om in een steeds complexer wordende omgeving de onzekerheden te verkleinen in verband met de beoordeling van risico's van lage doses/lage-dosissnelheden door de informatie die is verkregen bij diverse experimentele benaderingen met epidemiologische informatie te combineren.
De risico's in verband met radon in huizen zullen worden beoordeeld. Er zullen vergelijkende studies worden verricht, waarbij rekening wordt gehouden met de relevante factoren (geografische gebieden, bouwmaterialen, levenswijzen enz.). Deze zullen elementen moeten verschaffen op grond waarvan eventuele effectieve en duurzame tegenmaatregelen kunnen worden getroffen om de blootstelling van de bevolking te verkleinen. Er zal onderzoek worden verricht naar de optimalisatie van procedures om de blootstelling van patiënten door medisch diagnostische radiologie te verkleinen. Er zullen beheerprocedures worden ontwikkeld, gebaseerd op betere wetenschappelijke informatie, om de stralingsbescherming op de werkplek te optimaliseren.
Er zullen wetenschappelijke procedures worden ontwikkeld waarmee de gevolgen van nucleaire noodsituaties in de praktijk beter kunnen worden beoordeeld en beheerst, zodat de meest efficiënte tegenmaatregelen kunnen worden genomen, radioactieve besmetting van de mens kan worden beperkt en de slachtoffers van stralingsongevallen kunnen worden behandeld.
Om de betrokken complexe problemen te kunnen oplossen moet informatie uit sterk uiteenlopende gebieden worden bijeengebracht in een multidisciplinaire benadering waarin de volgende onderwerpen aan bod komen:
Blootstelling van de mens aan straling en radioactiviteit
Doel is methoden en middelen te ontwikkelen om stralingsdoses op accurate en betrouwbare wijze te meten en de kritische trajecten van radioactiviteit in het milieu te bepalen, evenals mogelijke strategieën om de besmetting van de mens met radionucliden te vermijden.
Er zal onderzoek worden verricht naar het gedrag van radionucliden in het milieu met nadruk op natuurlijke en langlevende kunstmatige radionucliden die kunnen accumuleren in natuurlijke of semi-natuurlijke ecosystemen of die chemische en biologische modificaties ondergaan. Bovendien zullen maatregelen worden bestudeerd om de gevolgen van radioactieve besmetting voor het milieu en de mens te verkleinen.
Gevolgen van stralingsblootstelling voor de mens: beoordeling, preventie en behandeling
Doel is de effecten van lage doses/lage-dosissnelheden (stochastische stralingseffecten) kwantitatief te bepalen, middelen te ontwikkelen om de gevolgen van stralingsongevallen (niet-stochastische effecten) te beoordelen en te behandelen en de effecten op de ontwikkeling van het organisme te bepalen.
Er zal een gecooerdineerde benadering worden gevolgd, gebaseerd op microdosimetrie, biofysische modellering, moleculair en cellulair onderzoek, dierproeven en epidemiologie, om inzicht te krijgen in de betrokken mechanismen en om de risico's van door straling geïnduceerde kanker en genetische beschadiging in de mens te beoordelen. Daarbij zal onder meer gebruik worden gemaakt van in verschillende gebieden uitgevoerde vergelijkende epidemiologische studies en steekproeven.
Hiermee zal een belangrijke bijdrage worden geleverd tot de interpretatie van epidemiologische gegevens over de mens en de extrapolatie daarvan naar lage doses/lage-dosissnelheden.
De diagnose en behandeling van de gevolgen van ongevallen met totale of gedeeltelijke externe bestraling of interne besmetting met radionucliden zullen worden verbeterd door onderzoek naar de pathogenese ervan en toepassing van nieuwe moleculaire en cellulaire technieken. Aan het zich ontwikkelende organisme zal onderzoek worden verricht naar onder andere hersenletsel na bestraling in utero, de inductie van kanker als gevolg van straling en de overdracht van radionucliden in de foetus en bij baby's en kinderen.
Risico's en beheer van stralingsblootstelling
Doel is de totale risico's van blootstelling van de mens aan straling te beoordelen en methoden te ontwikkelen voor het optimaliseren en beheren van stralingsbescherming onder normale omstandigheden en in ongevalssituaties.
Er zal systematisch informatie worden verzameld over de blootstelling van de mens aan natuurlijke, medische en industriële bronnen, waarbij de nadruk zal worden gelegd op epidemiologische studies, onder andere van personen die straling ontvangen op de werkplek of die zijn blootgesteld aan verhoogde natuurlijke radioactiviteit. Er zal onderzoek worden verricht naar de factoren die van belang zijn voor de blootstelling van de bevolking aan radon in huizen en naar mogelijke tegenmaatregelen. De stralingsrisico's zullen in perspectief worden geplaatst door deze te vergelijken met andere risico's.
Er zal onderzoek worden verricht naar de optimalisatie van de stralingsbescherming onder normale omstandigheden en in ongevalssituaties, ten einde aan de nieuwe beschermingsnormen te kunnen voldoen. Modellen van de gevolgen van stralingsongevallen en procedures voor het beheer van noodsituaties zullen verder worden ontwikkeld. De blootstelling als gevolg van radiodiagnostiek zal in optimale omstandigheden plaatsvinden door maatregelen uit te werken die de kwaliteit van de beeldvormende diagnostiek garanderen en door de risico's en voordelen van de verschillende methoden te analyseren.
THEMA 2: REACTORVEILIGHEID
Deze nieuwe actie heeft ten doel, via het stimuleren van overleg tussen de betrokken partijen uit alle Lid-Staten van de Gemeenschap, ook de Lid-Staten zonder eigen kernenergieprogramma, een bijdrage te leveren aan de definitie van wat er nodig is om aan de verwachte veiligheidseisen voor toekomstige generaties kerncentrales te voldoen en om het vertrouwen in veiligheidsanalyses te vergroten.
Met de geplande werkzaamheden zal worden bijgedragen tot de beoordeling van de veiligheidsmarges in het ontwerp en tijdens het bedrijf en zal meer vertrouwen worden gecreëerd in de volledigheid van veiligheidsanalyses en de betrouwbaarheid van de componenten die een rol spelen bij de preventie van ongevallen. De werkzaamheden kunnen dienen als referentiepunt voor initiatieven in de Gemeenschap en als basis voor eventuele toekomstige communautaire acties.
Er zal worden gewerkt aan een aantal essentiële veiligheidsvraagstukken in verband met toekomstige kerncentrales waarbij vooral aandacht zal worden geschonken aan technologieën waarbij meer gebruik wordt gemaakt van passieve systemen. De werkzaamheden zullen ook gericht zijn op de veilige opsluiting van radioactiviteit bij ernstige ongevallen, waarbij de aandacht in hoofdzaak zal gaan naar de technologie voor lichtwaterreactoren, het reactortype dat het meest voorkomt in de Gemeenschap, in de andere Europese landen alsmede in de rest van de wereld. Bovendien zullen de werkzaamheden, wat betreft veiligheid van het ontwerp, ook betrekking hebben op toekomstige of in ontwikkeling zijnde reactoren van de nieuwe generatie die mogelijkerwijs vóór het einde van deze eeuw gebouwd zullen worden.
De acties van de Gemeenschap omvatten studies, onderlinge vergelijkingen van methoden en rekeninstrumenten, zoals probabilistische veiligheidsanalyse en gezamenlijke evaluaties van onderzoek- en ontwikkelingswerkzaamheden, met inbegrip van validering van voorschriften aan de hand van experimentele resultaten. De in dit gedeelte van het programma behandelde drie grote thema's zullen ertoe bijdragen de methoden voor de evaluatie van de ongevallen en de interventiemethoden te verbeteren. Nadat de potentiële risico's van de opsluiting bij ernstige ongevallen en de gevolgen daarvan voor het gedrag van de opsluiting zijn onderzocht, zullen de essentiële vraagstukken worden behandeld onder de volgende drie hoofdthema's:
Analyse van ongevallenevolutie
De fenomenologie van ernstige ongevallen en de gevolgen voor de opsluiting zullen worden onderzocht zowel uit het oogpunt van de verschijnselen in het reactorvat die van invloed kunnen zijn op het gedrag van de opsluitingsruimte als van de verschijnselen buiten het reactorvat. Wat deze laatstgenoemde aspecten betreft, gaat het met name om verschijnselen waarbij waterstof een rol speelt en de modellering van deze verschijnselen, detectie en beheersing van waterstof, het gedrag van splijtingsprodukten, de afkoeling van de gesmolten reactorkern, stoomexplosies en de wisselwerking gesmolten reactorkern/beton.
Gedrag en kwalificatie van het opsluitingssysteem
Dit onderwerp betreft onderzoek naar de integriteit van het opsluitingssysteem (ventileren, seismische en andere externe fenomenen, verslechtering van de lekdichtheid als gevolg van veroudering), modellering en analyses van faalwijzen (gedrag van materialen en constructies, met name van voorgespannen beton) en de kwalificatie en veiligheidsmarges van opsluitconstructies, uitrusting en elektronische systemen in verband met ernstige ongevallen.
Beheer en beheersing van ongevallen
Dit onderdeel betreft onderzoek naar de mens/machine-interface (computergebaseerde hulpmiddelen voor operateurs die te maken hebben met complexe procedures en nieuwe situaties: bij voorbeeld herkenning en diagnose van afwijkingen en verwerking van onvolledige of misleidende informatie) en naar strategieën voor maatregelen en ongevallenbestrijding.
BIJLAGE II
INDICATIEVE VERDELING VAN HET NOODZAKELIJK GEACHTE BEDRAG
(in miljoen ecu)
Thema Verdeling 1. Stralingsbescherming 28,64 2. Reactorveiligheid 7,00 Totaal 35,64 (1) (2) (3)
(1) Met inbegrip van de personeelsuitgaven ten belope van 5 miljoen ecu en de administratieve uitgaven ten belope van 2 miljoen ecu.
Een aanvullend bedrag van 162 miljoen ecu zal worden bestemd voor onderzoekactiviteiten van het GCO op het gebied van de veiligheid van kernsplijting, waarvan 1,6 miljoen ecu als bijdrage van het GCO aan de gecentraliseerde actie voor verspreiding van de onderzoekresultaten.
(2) In het totaal van 35,64 miljoen ecu is niet inbegrepen een bedrag van 0,36 miljoen ecu dat gereserveerd zal worden als bijdrage van het specifieke programma "veiligheid van kernsplijting" aan de gecentraliseerde actie voor de verspreiding en de exploitatie van de resultaten.
(3) Er wordt een bedrag van 5,6 miljoen ecu, zijnde ten minste 15 % van het totaal, uitgetrokken voor de financiering van projecten ter bevordering van fundamenteel onderzoek, welke projecten terdege als zodanig moeten zijn geïdentificeerd.
Een bedrag van 0,75 miljoen ecu, zijnde 2 % van het totaal, wordt besteed aan de financiering van projecten ter bevordering van de opleiding van onderzoekers op de onder dit specifieke programma vallende gebieden.
De verdeling in verschillende thema's sluit niet uit dat projecten verscheidene thema's tegelijk kunnen bestrijken.
BIJLAGE III
NADERE REGELS VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA EN ACTIES INZAKE VERSPREIDING EN EXPLOITATIE VAN DE RESULTATEN
1. De Commissie voert het programma uit op basis van de doelstellingen en de wetenschappelijke en technische inhoud die in bijlage I zijn vastgesteld.
2. De in artikel 3 bedoelde nadere regels voor de uitvoering van het programma hebben betrekking op projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, begeleidende maatregelen en gecooerdineerde acties. Bij de selectie ervan moet rekening worden gehouden met de in bijlage III van Besluit 90/221/Euratom, EEG genoemde criteria en met de doelstellingen in bijlage I van de onderhavige beschikking.
Thema 1 "Stralingsbescherming" zal hoofdzakelijk worden bestreken door onderzoekprojecten voor gezamenlijke rekening. Activiteiten op het gebied van thema 2 "Reactorveiligheid" zullen worden uitgevoerd via gecooerdineerde acties waarvoor passende contracten zullen worden gesloten.
A. Onderzoekprojecten
Voor de projecten worden voor gezamenlijke rekening contracten voor onderzoek en technologische ontwikkeling gesloten. De Gemeenschap financiert deze projecten voor een deel dat normaal gesproken niet meer dan 50 % beloopt. Universiteiten en andere onderzoekcentra die aan acties voor gezamenlijke rekening deelnemen, kunnen per actie een financiering ten belope van 50 % van de totale uitgaven, dan wel een financiering ten belope van 100 % van de bijkomende marginale kosten aanvragen.
De onderzoekacties voor gezamenlijke rekening moeten worden uitgevoerd door in de Gemeenschap gevestigde deelnemers. Projecten waaraan bij voorbeeld universiteiten, onderzoekorganisaties en industriële ondernemingen, waaronder ook kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen deelnemen, moeten voorzien in de deelneming van ten minste twee partners die onafhankelijk van elkaar zijn en gevestigd zijn in verschillende Lid-Staten. De contracten die betrekking hebben op de onderzoekacties voor gezamenlijke rekening, moeten in het algemeen worden gesloten na een selectieprocedure die berust op in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.
B. Begeleidende maatregelen
De begeleidende maatregelen houden het volgende in:
- het organiseren van studiebijeenkomsten, workshops en wetenschappelijke conferenties;
- interne cooerdinatie via instelling van integratiegroepen;
- geavanceerde opleidingsactiviteiten met de nadruk op het multidisciplinaire aspect;
- bevordering van de exploitatie van de resultaten;
- onafhankelijke wetenschappelijke en strategische evaluatie van de werking van de projecten en van het programma.
C. Gecooerdineerde acties
De gecooerdineerde acties bestaan in maatregelen van de Gemeenschap om de afzonderlijke onderzoekacties in de Lid-Staten te cooerdineren. De communautaire financiële deelname kan oplopen tot 100 % van de kosten.
3. De verspreiding van de in het kader van de uitvoering van de projecten verworven kennis vindt plaats binnen het programma en tevens door middel van een gecentraliseerde actie overeenkomstig het besluit bedoeld in artikel 4, derde alinea, van Besluit 90/221/Euratom, EEG.