Verordening (EEG) nr. 1057/91 van de Commissie van 26 april 1991 tot wijziging van verordeningen en richtlijnen van de Raad op het gebied van de landbouwstatistiek, in verband met de Duitse eenwording
Verordening (EEG) nr. 1057/91 van de Commissie van 26 april 1991 tot wijziging van verordeningen en richtlijnen van de Raad op het gebied van de landbouwstatistiek, in verband met de Duitse eenwording
VERORDENING ( EEG ) Nr . 1057/91 VAN DE COMMISSIE van 26 april 1991 tot wijziging van verordeningen en richtlijnen van de Raad op het gebied van de landbouwstatistiek, in verband met de Duitse eenwording
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 3570/90 van de Raad van 4 december 1990 inzake afwijkingen bij statistische enquêtes op landbouwgebied in Duitsland, in verband met de Duitse eenwording ( 1 ), inzonderheid op artikel 1,
Overwegende dat er voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving op het gebied van de landbouwstatistiek op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek aanpassingen nodig zijn, zowel wat de met het verzamelen van de gegevens belaste instellingen als wat de declaranten betreft, en dat er in de tijd beperkte afwijkingen moeten worden vastgesteld ten aanzien van de termijnen voor de indiening van de statistieken over dit gebied;
Overwegende dat de centrale opslag van de individuele gegevens, als bedoeld in punt 6 van bijlage II bij Verordening ( EEG ) nr . 571/88 van de Raad ( 2 ), gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 807/89 ( 3 ), voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek om technische redenen niet mogelijk is vóór 31 december 1992;
Overwegende dat de schatting van de rooiingen en de nieuwe aanplantingen, als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 76/625/EEG van de Raad van 20 juli 1976 betreffende de door de Lid-Staten te houden statistische enquêtes ( 4 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/652/EEG ( 5 ), ten einde het produktiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen vast te stellen, op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek pas na de enquête van 1992 in Duitsland mogelijk is;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : Artikel 1
De volgende zin wordt toegevoegd aan artikel 10, lid 1, eerste alinea, van Verordening ( EEG ) nr . 2782/75 van de Raad ( 6 ):
"Duitsland wordt gemachtigd de maandcijfers over de broederijen op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek pas vanaf 1 januari 1991 op te tekenen en de gegevens over deze broederijen voor 1991 uiterlijk vier maanden na de referentiemaand mede te delen .". Artikel 2
De volgende zin wordt toegevoegd aan punt 6 van bijlage II bij Verordening ( EEG ) nr. 571/88 :
"Wat de individuele gegevens voor de bedrijven op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek betreft, wordt de termijn voor de centrale opslag van deze gegevens gesteld op 31 december 1992 .". Artikel 3
Het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd in artikel 6 van Richtlijn 72/280/EEG van de Raad ( 7 ):
"2 bis . In afwijking van lid 2 wordt Duitsland gemachtigd de gegevens over de bedrijven op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek pas vanaf 1 januari 1991 op te tekenen en de gegevens voor 1991 binnen de volgende termijnen mede te delen :
a ) één maand na de referentieweek, de wekelijkse uitkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede alinea, punt 1;
b ) drie maanden na de referentiemaand, de maandelijkse uitkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede alinea, punt 2;
c ) in juli van het jaar volgende op het referentiejaar :
- de jaarlijkse uitkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede alinea, punt 3, onder a ) en b ),
- de uitkomsten van de overzichten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b );
d ) in augustus van het jaar volgende op het referentiejaar, de jaarlijkse uitkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede alinea, punt 3, onder c );
e ) in november van het jaar volgende op het referentiejaar, de uitkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede alinea, punt 4 .". Artikel 4
Richtlijn 73/132/EEG van de Raad ( 8 ) wordt als volgt gewijzigd :
1 . Het volgende lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 6 :
"4 . In afwijking van lid 3 wordt Duitsland gemachtigd de ramingen voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek uiterlijk tien weken na de referentiemaand van de in 1990 en 1991 gehouden enquêtes mede te delen .".
2 . Het volgende lid 5 wordt toegevoegd aan artikel 7 :
"5 . In afwijking van lid 1 wordt Duitsland gemachtigd pas vanaf 1991 maandelijkse statistieken voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op te stellen, en in afwijking van lid 4 de resultaten voor 1991 uiterlijk tien weken na de referentiemaand mede te delen .". Artikel 5
Richtlijn 76/625/EEG wordt als volgt gewijzigd :
1 . Het volgende lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 5 :
"4 . In afwijking van lid 1 wordt Duitsland gemachtigd de statistieken pas vanaf 1993 voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op te stellen .".
2 . Het volgende lid 3 wordt toegevoegd aan artikel 6 :
"3 . In afwijking van lid 1 wordt Duitsland gemachtigd de statistieken pas vanaf 1993 voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op te stellen .". Artikel 6
Richtlijn 76/630/EEG van de Raad ( 9 ) wordt als volgt gewijzigd :
1 . De volgende alinea wordt toegevoegd aan artikel 1 :
"In afwijking van de eerste alinea wordt Duitsland gemachtigd de in april 1991 te houden statistische enquête op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek te vervangen door een enquête in mei 1991 .".
2 . De volgende alinea wordt toegevoegd aan artikel 4, lid 3 :
"In afwijking van de eerste alinea wordt Duitsland gemachtigd de resultaten van de in mei 1991 op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek te houden enquête uiterlijk op 31 augustus 1991 mede te delen .".
3 . Het volgende lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 7 :
"4 . In afwijking van lid 1 wordt Duitsland gemachtigd pas vanaf januari 1991 maandelijkse statistieken voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek samen te stellen .". Artikel 7
Richtlijn 82/177/EEG van de Raad ( 10 ) wordt als volgt gewijzigd :
1 . Het volgende lid 4 wordt toegevoegd aan artikel 6 :
"4 . In afwijking van lid 3 wordt Duitsland gemachtigd de in 1991 op te stellen ramingen uiterlijk op 1 april 1991 mede te delen .".
2 . Het volgende lid 5 wordt toegevoegd aan artikel 7 :
"5 . In afwijking van lid 1 wordt Duitsland gemachtigd pas vanaf januari 1991 maandelijkse statistieken voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek op te stellen, en in afwijking van lid 4 dient zij de resultaten voor 1991 uiterlijk tien weken na de referentiemaand mede te delen .". Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de tiende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .
Gedaan te Brussel, 26 april 1991 . Voor de Commissie
Henning CHRISTOPHERSEN
Vice-Voorzitter ( 1 ) PB nr . L 353 van 17 . 12 . 1990, blz . 8 . ( 2 ) PB nr . L 56 van 2 . 3 . 1988, blz . 1 . ( 3 ) PB nr . L 86 van 31 . 3 . 1989, blz . 1 . ( 4 ) PB nr . L 218 van 11 . 8 . 1976, blz . 10 . ( 5 ) PB nr . L 382 van 31 . 12 . 1986, blz . 16 . ( 6 ) PB nr . L 282 van 1 . 11 . 1975, blz . 100 . ( 7 ) PB nr . L 179 van 7 . 8 . 1972, blz . 2 . ( 8 ) PB nr. L 153 van 9 . 6 . 1973, blz . 25 . ( 9 ) PB nr . L 223 van 16 . 8 . 1976, blz . 4 . ( 10 ) PB nr . L 81 van 27 . 3 . 1982, blz . 35 .