Home

VERORDENING (EEG) Nr. 1391/91 VAN DE RAAD van 27 mei 1991 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika #

VERORDENING (EEG) Nr. 1391/91 VAN DE RAAD van 27 mei 1991 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika #

VERORDENING (EEG) Nr. 1391/91 VAN DE RAAD van 27 mei 1991 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika -

Publicatieblad Nr. L 134 van 29/05/1991 blz. 0001 - 0006
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 17 blz. 0023
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 17 blz. 0023


VERORDENING ( EEG ) Nr . 1391/91 VAN DE RAAD van 27 mei 1991 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap ( 1 ), inzonderheid op artikel 12,

Gezien het voorstel van de Commissie na raadpleging van het bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt :

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

( 1 ) Bij Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 ( 2 ) heeft de Commissie een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op de invoer van aspartaam van oorsprong uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika . Dit recht werd voor een periode van ten hoogste twee maanden verlengd bij Verordening ( EEG ) nr . 792/91 ( 3 ).

B . VERVOLG VAN DE PROCEDURE

( 2 ) Na het instellen van het voorlopige anti-dumpingrecht zijn de in Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 genoemde Japanse en Amerikaanse producenten/exporteurs en de indiener van de klacht op hun verzoek door de Commissie gehoord naar aanleiding van de in deze verordening uiteengezette bevindingen . Zij hebben hun standpunt inzake deze bevindingen ook schriftelijk medegedeeld .

( 3 ) Een aantal gebruikers van aspartaam hebben de Commissie ook schriftelijke mededelingen gedaan . Slechts één van hen heeft zijn standpunt onderbouwd .

( 4 ) Op hun verzoek werd de partijen ook, eerst mondeling en dan schriftelijk, mededeling gedaan van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond de aanbeveling te doen definitieve rechten in te stellen en tot de definitieve inning over te gaan van de uit hoofde van de voorlopige rechten als zekerheid gestelde bedragen . Overeenkomstig artikel 7, lid 4, onder c ) iii ), van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 kregen zij voorts de gelegenheid binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken .

( 5 ) De mondelinge en schriftelijke mededelingen en commentaren van partijen werden in overweging genomen en in voorkomend geval werden de bevindingen van de Commissie gewijzigd om hiermede rekening te houden .

( 6 ) Gezien de complexiteit van de procedure en met name het diepgaande onderzoek van de gegevens en de talrijke argumenten die naar voren werden gebracht, kon het onderzoek niet binnen de in artikel 7, lid 9, onder a ), van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 genoemde termijn worden afgesloten .

( 7 ) Alle studies en mededelingen die niet vergezeld gingen van een zinvolle, niet-vertrouwelijke samenvatting werden door de Commissie buiten beschouwing gelaten, omdat anders het recht van verdediging van de andere partijen zou worden geschonden .

C . DUMPING

a ) DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

I . Normale waarde

( 8 ) De normale waarde werd vastgesteld aan de hand van de gewogen gemiddelde prijs op de binnenlandse markt, na aftrek van alle kortingen, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a ), van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 . Daar geen nieuwe argumenten naar voren werden gebracht, worden de bevindingen in de overwegingen 12 tot en met 19 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 bevestigd .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie ter zake .

II . Prijs bij uitvoer

( 9 ) Zoals in overweging 20 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 vermeld, zijn de prijzen bij uitvoer vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het produkt dat voor uitvoer naar de Gemeenschap wordt verkocht, zulks overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder a ), van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 . Daar geen nieuwe argumenten naar voren werden gebracht, worden de bevindingen in de overwegingen 20 tot en met 23 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 door de Raad bevestigd .

III . Vergelijking

( 10 ) Zoals in overweging 28 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 uiteengezet werd zowel ten aanzien van de prijs bij uitvoer als de normale waarde rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zulks in overeenstemming met artikel 2, lid 9 en lid 10, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 . De op grond hiervan toegestane correcties zijn vermeld in overweging 29 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 en worden bevestigd . Alle door NutraSweet gevraagde correcties werden toegestaan, ongeacht de motivering, daar zij geen invloed hadden op de uitslag van de procedure .

( 11 ) De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie betreffende de correcties die zijn toegestaan om een deugdelijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer mogelijk te maken .

IV . Dumpingmarge

( 12 ) De normale waarde werd per transactie met de prijs bij uitvoer vergeleken . Het onderzoek der feiten toont dumping aan ten aanzien van aspartaam van oorsprong uit de Verenigde Staten, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het bedrag waarmede de normale waarde zoals vastgesteld de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt .

( 13 ) De gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt 66 ecu per kg .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie ten aanzien van de dumpingmarge .

b ) JAPAN

I . NORMALE WAARDE

( 14 ) Na het instellen van de voorlopige anti-dumpingrechten heeft de Commissie de dumpingsituatie opnieuw bekeken .

De bijzonderheid in dit geval was dat het Japanse produkt niet rechtstreeks vanuit Japan in de Gemeenschap werd ingevoerd, maar eerst naar de Verenigde Staten werd uitgevoerd . Volgens artikel 2, lid 6, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 kan de normale waarde in een dergelijk geval worden vastgesteld aan de hand van de prijzen die betaald of te betalen zijn in het land van oorsprong ( Japan ) dan wel het land van uitvoer ( Verenigde Staten ) en dat de prijs in het land van oorsprong ( Japan ) aangehouden zou kunnen worden wanneer het produkt slechts via het land van uitvoer ( Verenigde Staten ) wordt doorgevoerd, wanneer het produkt niet in het land van uitvoer ( Verenigde Staten ) wordt geproduceerd of wanneer de prijzen daar niet vergelijkbaar zijn .

( 15 ) Uit het onderzoek bleek dat het produkt niet alleen slechts via de Verenigde Staten werd doorgevoerd, maar dat het in feite door de Amerikaanse producent/exporteur werd gekocht en in de Verenigde Staten ingevoerd alvorens het naar de Gemeenschap werd uitgevoerd . Uit het onderzoek bleek voorts dat dit produkt in de Verenigde Staten in aanzienlijke hoeveelheden werd geproduceerd en dat de prijs voor aspartaam in de Verenigde Staten vergelijkbaar was .

( 16 ) Gezien het bovenstaande wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 6, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88, volgens welke, voor het vaststellen van de normale waarde, van het land van oorsprong kan worden uitgegaan .

( 17 ) Bovendien bleek uit het onderzoek dat het Japanse produkt volledig verwisselbaar was met het Amerikaanse produkt en dat bijna de gehele produktie van de Japanse producent door de Amerikaanse exporteur werd aangekocht en opgeslagen, die het produkt vervolgens zowel in de Verenigde Staten als voor uitvoer naar de Gemeenschap verkocht .

( 18 ) De Commissie heeft de normale waarde derhalve gebaseerd op de prijzen op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten .

( 19 ) Het is derhalve niet nodig in te gaan op het aanbod van de Japanse producent/exporteur nieuwe gegevens te verstrekken over de normale waarde op de Japanse markt . De Japanse producent/exporteur heeft deze nieuwe gegevens eerst na het instellen van de voorlopige rechten aangeboden . In ieder geval zij erop gewezen dat voor de verificatie van deze gegevens een nieuw onderzoek in Japan nodig is . De Commissie is echter van oordeel dat een dergelijke benadering niet gerechtvaardigd is, met name in gevallen als de onderhavige waarin de exporteur de gelegenheid heeft gehad de gegevens op tijd te verstrekken, maar dit destijds niet heeft willen doen .

( 20 ) De Raad bevestigt de bevindingen en conclusie van de Commissie ter zake .

II . Prijs bij uitvoer

( 21 ) Daar de totale uitvoer van de Japanse exporteur via een geassocieerd bedrijf in Zwitserland verliep, die de produkten aan niet-geassocieerde bedrijven in de Gemeenschap verkocht, dienden de prijzen bij uitvoer te worden vastgesteld aan de hand van een samengestelde prijs bij uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder b ), van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 .

( 22 ) De Commissie kreeg van de Zwitserse overheid geen toestemming ten kantore van het Zwitserse bedrijf een onderzoek in te stellen . Voorts zij vermeld dat aan de hand van de door het Zwitserse bedrijf berekende wederverkoopprijs, vóór aftrek van alle kosten tussen invoer en wederverkoop en winst, de dumpingmarge al veel hoger lag dan het niveau van de rechten dat nodig was om een einde te maken aan de schade . De Commissie heeft haar berekening derhalve op deze prijzen gebaseerd .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie .

III . Vergelijking

( 23 ) Zoals in overweging 28 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 uiteengezet, werd zowel ten aanzien van de prijs bij uitvoer als de normale waarde rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zulks in overeenstemming met artikel 2, lid 9 en lid 10, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 . De op grond hiervan toegestane correcties zijn vermeld in overweging 29 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 en worden bevestigd . Alle gevraagde correcties werden toegestaan, ongeacht de motivering, daar zij geen invloed hadden op de uitslag van de procedure .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie betreffende de correcties die zijn toegestaan om een deugdelijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer mogelijk te maken .

IV . Dumpingmarge

( 24 ) De normale waarde werd per transactie met de prijs van uitvoer vergeleken . Het onderzoek der feiten toont dumping aan ten aanzien van aspartaam van oorsprong uit Japan, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het bedrag waarmede de normale waarde zoals vastgesteld de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt .

( 25 ) De gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt 47 ecu per kg voor aspartaam van oorsprong uit Japan .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie ten aanzien van de dumpingmarge .

D . SCHADE

( 26) Ook na het instellen van de voorlopige rechten bleven de Amerikaanse en de Japanse exporteur stellen dat de EG-producent geen schade had geleden, daar zowel diens marktaandeel was toegenomen als ook de benutting van zijn produktiecapaciteit . Er werden echter geen nieuwe argumenten aangevoerd . De bevindingen ten aanzien van schade, zoals in de overwegingen 33 tot en met 40 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 uiteengezet, worden derhalve bevestigd . Om te bepalen of de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade had geleden werd, kort samengevat, met de volgende factoren rekening gehouden :

De producent uit de Gemeenschap is eerst in 1988 met de verkoop aangevangen en heeft een betrekkelijk bescheiden aandeel veroverd van de markt van de Gemeenschap, die nu nog steeds grotendeels in handen is van de Amerikaanse en de Japanse producent/exporteur . Als antwoord op deze marktpenetratie ging de Amerikaanse concurrent over tot een drastische prijsvermindering, waardoor het bedrijf in de Gemeenschap aanzienlijke verliezen leed . Het kon zijn bezettingsgraad niet opvoeren en daardoor niet van schaalvoordelen profiteren . Aan het einde van het onderzoektijdvak hadden de verliezen zulk een omvang aangenomen dat het bedrijf in zijn voortbestaan werd bedreigd .

( 27 ) Op grond van deze factoren werd vastgesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke schade had geleden in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88 . De overwegingen 43 en 44 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 worden bevestigd .

( 28 ) De Amerikaanse producent /exporteur heeft zijn argumenten herhaald dat het bij de invoer van het Amerikaanse produkt om minimale hoeveelheden ging waardoor de producent in de Gemeenschap geen schade had kunnen lijden . De Amerikaanse producent voerde voorts aan dat de Commissie de Amerikaanse en Japanse uitvoer niet bij elkaar had mogen optellen om de schade te bepalen, omdat de Amerikaanse producent hierdoor ten onrechte in een anti-dumpingprocedure werd verwikkeld .

( 29 ) De Raad is echter van oordeel dat cumulatie gerechtvaardigd is, omdat bedoelde produkten van de Amerikaanse en de Japanse producent onderling volledig verwisselbaar zijn en omdat het grootste deel van de invoer in de Gemeenschap plaatsvindt via het bedrijf in Zwitserland ( NSAG ) waarvan zij gezamenlijk eigenaar zijn . Cumulatie is voorts gepast gezien de nauwe banden tussen de Amerikaanse en de Japanse producent/exporteur . Zou alleen op de invoer uit Japan anti-dumpingrechten worden geheven, dan zou dit niet noodzakelijkerwijze een einde maken aan de schadeveroorzakende dumpingpraktijken, daar deze door invoer van het Amerikaanse produkt via de NSAG zouden kunnen worden voortgezet op grond van een gezamenlijke beslissing van de twee producenten/exporteurs .

De Raad bevestigt de bevindingen en conclusies van de Commissie .

E . OORZAKELIJK VERBAND

( 30 ) Om de in de overwegingen 45 tot en met 49 van Verordening ( EEG ) nr. 3421/90 genoemde redenen, wordt aangenomen dat de invoer met dumping de schade veroorzaakte die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt . Verkoop geschiedde tegen prijzen waarmede de kosten niet konden worden gedekt, waardoor de producent in de Gemeenschap gedwongen was ook lage prijzen te berekenen . Er werden geen andere factoren gevonden die medeverantwoordelijk waren voor de schade .

( 31 ) De exporteurs stelden dat de sterke daling van de prijzen op de markt van de Gemeenschap te wijten was aan de sterke concurrentie van andere kunstmatige zoetstoffen . Deze concurrentie bestond echter al voordat de EG-producent de markt betrad . In ieder geval, zelfs al zouden door concurrentie van andere zoetstoffen de prijzen enigszins zijn gedrukt, deze prijsdaling was niet te vergelijken met die welke zich voordeed op het moment dat de EG-producent besloot de markt te betreden .

Bovendien bestaat in de Verenigde Staten ook concurrentie tussen aspartaam en andere zoetstoffen, hoewel in mindere mate . Daar bleven de prijzen echter zeer hoog .

( 32 ) Bovendien werd gesteld dat de problemen van het EG-bedrijf voornamelijk te wijten waren aan een gebrek aan efficiënt optreden van dat bedrijf . De Commissie merkt echter op dat efficiëntie grotendeels afhangt van de omvang van de produktie . Was de EG-producent in staat geweest zijn produktiecapaciteit als gepland uit te breiden, dan had hij van schaalvoordelen kunnen profiteren en was zijn concurrentiepositie beter geweest .

( 33 ) De Raad is het met het vorenstaande eens en bevestigt de bevindingen en conclusies van de Commissie zoals uiteengezet in de overwegingen 45 tot en met 49 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 .

F . BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

I . Algemeen

( 34 ) De algemene overwegingen met betrekking tot het "belang van de Gemeenschap" ( zie de overwegingen 51 tot en met 54 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 ) worden bevestigd .

II . Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(35 ) Overweging 55 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 wordt bevestigd door de Raad, met name wat betreft de noodzaak de bedrijfstak van de Gemeenschap in stand te houden en te voorkomen dat honderden arbeidsplaatsen verloren gaan die rechtstreeks en onrechtstreeks van deze bedrijfstak afhangen .

III . Belang van andere partijen

( 36 ) Wat het belang van andere partijen betreft werd in overweging 56 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 vermeld dat de Commissie opmerkingen had ontvangen van eindverbruikers van aspartaam in de Gemeenschap . Dit zijn voornamelijk de producenten van frisdranken en andere levensmiddelen met een lage calorische waarde . De eindverbruikers stelden dat een recht op aspartaam hun kosten zou verhogen, een einde zou maken aan de concurrentie en de verwachte groei van de aspartaammarkt zou vertragen .

Bovendien werd in overweging 57 van Verordening ( EEG) nr . 3421/90 vermeld dat de Commissie geen gegevens had ontvangen waardoor de kostenverhoging voor de eindgebruikers en de gevolgen van mogelijke verhogingen voor de prijzen van hun produkten duidelijk werden aangetoond .

( 37 ) Na het instellen van het voorlopige anti-dumpingrecht heeft de Commissie nog mededelingen ontvangen van de verbruikende bedrijfstak, waarin wordt gesteld dat het anti-dumpingrecht de prijs van hun eindprodukt aanzienlijk zou verhogen . Hoewel in Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 was vermeld dat geen materiaal was ontvangen waarmede deze beweringen werden gestaafd, hebben deze bedrijven dergelijk bewijsmateriaal ook niet in een later stadium overgelegd .

( 38 ) Gezien het bovenstaande kon de Commissie niet anders doen dan aan de hand van de beschikbare gegevens een raming te maken van de gevolgen van een definitief anti-dumpingrecht . De weerslag van de rechten op de kosten van de producenten van "lichte" frisdranken, die verreweg de grootste verbruikers van aspartaam zijn, werd als te verwaarlozen beschouwd . Hetzelfde geldt voor de consumenten van "lichte" frisdranken .

( 39 ) De Raad bevestigt derhalve de overwegingen als uiteengezet in de overwegingen 58 tot en met 60 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 .

IV . Ontwikkeling van de vraag naar aspartaam

( 40 ) Gesteld werd dat de vraag naar aspartaam in de Gemeenschap door de instelling van een anti-dumpingrecht aanzienlijk zou verminderen . Dit produkt zou door andere kunstmatige zoetstoffen worden vervangen . Dit argument wordt om de volgende redenen afgewezen :

- ten eerste, wordt in de Gemeenschap steeds meer aandacht aan de gezondheid met betrekking tot gebruik van bepaalde soorten zoetstoffen besteed;

- ten tweede, heeft de Commissie een voorstel van richtlijn gemaakt aan de Raad met betrekking tot het gebruik van zoetstoffen in voedingsmiddelen waarbij aspartaam wordt beschouwd als de zoetstof met het hoogste toegestane maximum per kilogram of liter voedingsmiddel;

- ten derde, zal als gevolg van de anti-dumpingrechten de prijs van aspartaam in de Gemeenschap omhoog gaan, maar slechts in die mate die nodig is om de schade op te heffen . Deze prijsverhoging zal slechts een te verwaarlozen weerslag hebben op de prijs die de eindverbruiker betaalt;

- ten vierde, overtreft de vraag in de Gemeenschap naar aspartaam ruimschoots de produktiecapaciteit in de Gemeenschap . De vraag naar aspartaam, of die nu ingevoerd wordt of in de Gemeenschap geproduceerd, zal derhalve voortdurend stijgen .

( 41 ) Voorts wordt overwogen dat, zelfs indien de vraag zou dalen, dit nog geen reden zou zijn schadeveroorzakende dumping te laten voortbestaan .

De Raad bevestigt de bevindingen van de Commissie inzake het belang van de Gemeenschap .

G . CONCLUSIES

( 42 ) Na de verscheidene argumenten van de exporteurs in aanmerking te hebben genomen, komt de Commissie tot de conclusie dat de Gemeenschap in het algemeen er belang bij heeft dat een situatie van eerlijke concurrentie wordt hersteld en een einde wordt gemaakt aan de schadelijke gevolgen van invoer met dumping . De voordelen van een dergelijke bescherming wegen ruimschoots op tegen de eventuele nadelen op korte termijn, met name wat de prijzen betreft .

De Raad bevestigt de conclusies van de Commissie ter zake .

H . RECHT

( 43 ) Voorlopige maatregelen werden getroffen in de vorm van specifieke anti-dumpingrechten . Deze werden gesteld op het niveau dat nodig was om een einde te maken aan de schade, ofschoon de dumpingmarges veel hoger waren .

Als definitieve maatregel acht de Commissie het dienstig een soortgelijk specifiek recht in te stellen ten bedrage van :

- 27,21 ecu per kg voor aspartaam van oorsprong uit Japan, en

- 25,15 ecu per kg voor aspartaam van oorsprong uit de Verenigde Staten .

(44 ) Op grond van het bovenstaande concludeert de Commissie dat definitieve anti-dumpingrechten moeten worden ingesteld . Om te bepalen hoe hoog het recht moet zijn om de schade op te heffen heeft de Commissie de methode gebruikt die in de overwegingen 65 tot en met 67 van Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 is uiteengezet . Ten aanzien van de berekening van de produktiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, moest de Commissie rekening houden met het feit dat bepaalde grondstoffen en diensten van een verwant bedrijf werden betrokken en dat bepaalde kosten geen betrekking hadden op de verkoop van aspartaam in de Gemeenschap. De werkelijke kosten voor onderzoek en ontwikkeling werden nu ook in aanmerking genomen alsmede de rechtstreekse verkoopkosten . Het bedrag van de produktiekosten, aan de hand waarvan de referentieprijs wordt berekend, kwam door deze correcties lager te liggen, wat zijn weerslag had op de hoogte van het recht waarmede de schade wordt opgeheven .

( 45 ) Voor de beoordeling van de redelijke winstmarge werden de volgende factoren in aanmerking genomen :

- het feit dat de aanloopfase voor de EG-producent juist voorbij is;

- de onzekerheid over het verloop van de toekomstige afzet, die wellicht zo gunstig is als in de Verenigde Staten van Amerika, maar die ook negatief kan uitvallen;

- de mogelijkheid van de ontwikkeling van vervangingsprodukten, waardoor de produktiecyclus van het betrokken produkt kan worden bekort .

Gezien het bovenstaande wordt een rendement van 8 % op de omzet redelijk en passend geacht .

( 46 ) De producenten/exporteurs stelden dat de Commissie de referentieprijs niet had mogen vaststellen aan de hand van de produktiekosten van het bedrijf in de Gemeenschap plus een redelijke winstmarge, maar aan de hand van "de prijs die in de Gemeenschap zou zijn verkregen bij afwezigheid van invoer met dumping ". De Commissie merkt evenwel op dat een dergelijke prijs aanzienlijk hoger zou zijn geweest dan de prijs die nu als referentieprijs is aangehouden, daar de dumpingmarges aanzienlijk hoger lagen dan 100 %. Bij afwezigheid van invoer met dumping had het bedrijf in de Gemeenschap veel hogere prijzen kunnen vragen dan de huidige referentieprijs .

( 47 ) De Raad bevestigt de bevindingen en conclusies van de Commissie ten aanzien van de hoogte van het recht .

( 48 ) De EG-producent heeft om het instellen van anti-dumpingrechten met terugwerkende kracht gevraagd . Dit verzoek werd echter niet voldoende gestaafd . De Commissie heeft derhalve niet onderzocht of voldaan werd aan de voorwaarden volgens welke, ingevolge artikel 13, lid 4, van Verordening ( EEG ) nr . 2423/88, anti-dumpingrechten met terugwerkende kracht kunnen worden ingesteld . De Raad bevestigt het standpunt van de Commissie ter zake .

I . VERBINTENISSEN

( 49 ) De producenten/exporteurs hebben prijsverbintenissen aangeboden . Na overleg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat deze verbintenissen niet als aanvaardbaar kunnen worden beschouwd . De Commissie heeft de producenten/exporteurs in kennis gesteld van de redenen van haar besluit .

J . INNING VAN DE VOORLOPIGE RECHTEN

( 50 ) Gezien de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, is de Raad van oordeel dat het noodzakelijk is de uit hoofde van de voorlopige anti-dumpingrechten geheven bedragen definitief te innen ten belope van het bedrag van het definitief ingestelde recht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : Artikel 1

1 . Op de invoer van aspartaam, vallende onder GN-code ex 2924 29 90 ( Taric-code 2924 29 90 * 50 ), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld ten bedrage van 25,15 ecu per kg ( nettogewicht ).

2 . Op de invoer van aspartaam, vallende onder GN-code ex 2924 29 90 ( Taric-code 2924 29 90 * 50 ), van oorsprong uit Japan wordt een definitief anti-dumpingrecht ingesteld van 27,21 ecu per kg ( nettogewicht ). Artikel 2

De bedragen die uit hoofde van het voorlopige anti-dumpingrecht ingevolge Verordening ( EEG ) nr . 3421/90 als zekerheid werden gesteld worden definitief geïnd ten belope van het bedrag van het definitief ingestelde recht . De als zekerheid gestelde bedragen die niet door het definitief recht worden gedekt worden vrijgegeven . Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel, 27 mei 1991 . Voor de Raad

De Voorzitter

G . WOHLFART ( 1 ) PB nr . L 209 van 2 . 8 . 1988, blz . 1 . ( 2 ) PB nr . L 330 van 29 . 11 . 1990, blz . 16 . ( 3 ) PB nr . L 82 van 28 . 3 . 1991, blz . 1 .