Home

Verordening (EEG) Nr. 2348/91 van de Commissie van 29 juli 1991 tot oprichting van een databank met analyseresultaten van deuteriumkernspinresonantie op wijnbouwprodukten

Verordening (EEG) Nr. 2348/91 van de Commissie van 29 juli 1991 tot oprichting van een databank met analyseresultaten van deuteriumkernspinresonantie op wijnbouwprodukten

Verordening (EEG) Nr. 2348/91 van de Commissie van 29 juli 1991 tot oprichting van een databank met analyseresultaten van deuteriumkernspinresonantie op wijnbouwprodukten

Publicatieblad Nr. L 214 van 02/08/1991 blz. 0039 - 0043
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 38 blz. 0103
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 38 blz. 0103


VERORDENING (EEG) Nr. 2348/91 VAN DE COMMISSIE van 29 juli 1991 tot oprichting van een databank met analyseresultaten van deuteriumkernspinresonantie op wijnbouwprodukten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1734/91 (2), inzonderheid op artikel 79, lid 3,

Overwegende dat de door de bevoegde instanties van de Lid-Staten opgedane ervaring de noodzaak heeft aangetoond om de controles op de bereiding van op de wijnmarkt aangeboden produkten doeltreffender te maken, met name ten aanzien van de naleving van de communautaire en nationale voorschriften betreffende de eventuele correctie van het potentieel en het effectief alcoholgehalte van druivemost of wijn;

Overwegende dat in artikel 16, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2048/89 van de Raad van 19 juni 1989 houdende algemene regels met betrekking tot de controles in de wijnbouwsector (3) is bepaald dat elke Lid-Staat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, hierna "GCO" genoemd, nader te bepalen monsters en analyseverslagen toezendt voor het opzetten van een databank met analyseresultaten over de wijnbouwprodukten;

Overwegende dat correctie van het potentiële en het effectieve alcoholgehalte van druivemost of wijn door toevoeging van saccharose, geconcentreerde druivemost of gerectificeerde geconcentreerde druivemost, een oenologisch procédé is dat soms frauduleus wordt toegepast, hetzij in de vorm van overschrijding van de toegestane limieten, hetzij in de vorm van verhoging van het alcoholgehalte van wijnbouwprodukten die wettelijk niet mogen worden verrijkt; dat de analyse van de wijn of wijnbouwprodukten door deuteriumkernspinresonantie op het daarin aanwezige ethanol een analysemethode is die erkend is bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 van de Commissie (4); dat met deze analysemethode de controle op de verrijking van wijnbouwprodukten kan worden verbeterd; dat het, om de interpretatie van de aan de hand van deze analysemethode verkregen resultaten te vergemakkelijken en de betrouwbaarheid ervan te verhogen, wenselijk is een databank met analyseresultaten op te zetten ten einde de met de genoemde analysemethoden verkregen resultaten te kunnen vergelijken met resultaten die eerder aan de hand van dezelfde methode verkregen zijn voor produkten die vanwege de oorsprong uit dezelfde of uit een naburige streek en als gevolg van nog andere produktieomstandigheden overeenkomsten in de fysisch-chemische kenmerken te zien geven;

Overwegende dat de detectie van wijnverrijking een nauwkeurig toezicht vereist; dat daarom moet worden bepaald dat in de op te zetten databank van analyseresultaten, althans in een eerste fase, alleen de door deuteriumkernspinresonantie verkregen gegevens over de geanalyseerde monsters moeten worden opgenomen;

Overwegende dat de analyse van wijnbouwprodukten door deuteriumkernspinresonantie een vrij nieuwe techniek is; dat, om de uitwisseling van wetenschappelijke gegevens tussen de officiële laboratoria te bevorderen en een zekere mate van overleg bij de interpretatie van de analyseresultaten te vergemakkelijken, moet worden bepaald dat de databank van het GCO toegankelijk dient te zijn voor alle officiële laboratoria waar de genoemde analysemethode wordt toegepast en, op aanvraag, ook voor andere officiële instanties, voor zover het beginsel van de bescherming van particuliere gegevens niet in het gedrang komt;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Een databank met analyseresultaten van wijnbouwprodukten wordt opgericht bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek hierna "GCO" genoemd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2048/89.

In deze databank worden alleen de gegevens opgenomen die bij de analyse van wijnbouwprodukten zijn verkregen door middel van deuteriumkernspinresonantie die op het in deze produkten aanwezige ethanol is uitgevoerd volgens de in hoofdstuk 8 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 beschreven methode. De databank draagt bij tot geharmoniseerde interpretatie van de in de officiële laboratoria van de Lid-Staten met de genoemde analysemethode verkregen resultaten.

Artikel 2

1. Voor het opzetten van de in artikel 1 bedoelde databank met analyseresultaten worden de te onderzoeken monsters verse druiven genomen, behandeld en tot wijn verwerkt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2347/91 van de Commissie (5).

De wijngaardgebieden waar de monsters verse druiven worden genomen, moeten wat bodemgesteldheid, ligging, leivorm, wijnstokras, leeftijd en toegepaste teelttechnieken betreft representatief zijn voor een produktiegebied.

Deze monsters worden, te beginnen in 1991, jaarlijks genomen en worden geanalyseerd in één van de officiële laboratoria van de Lid-Staten. De wijnproducerende Lid-Staten die niet over de voor kernspinresonantieanalyse benodigde apparatuur beschikken, sturen hun wijnmonsters voor onderzoek naar het GCO.

Voor de GCO-databank moeten jaarlijks ten minste de volgende aantallen monsters worden genomen:

- 400 in Frankrijk

- 400 in Italië

- 200 in Duitsland

- 100 in Spanje

- 50 in Portugal

- 50 in Griekenland

- 2 in Luxemburg

- 2 in het Verenigd Koninkrijk.

Het bemonsteringspatroon dient rekening te houden met de geografische ligging van de wijngaardgebieden in de genoemde Lid-Staten. Het kan worden aangepast op grond van de resultaten van de in artikel 4 bedoelde onderzoeken.

2. Elk jaar wordt ten minste 25 % van de monsters genomen op reeds in de voorgaande jaren bemonsterde percelen.

3. De in lid 1 bedoelde monsters worden in door de Lid-Staten aan te wijzen laboratoria of in het GCO geanalyseerd volgens de in hoofdstuk 8 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 beschreven methode. Er wordt een analyseverslag opgesteld volgens het model in de bijlage.

Voor ieder monster wordt een signalementskaart opgesteld overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2347/91.

4. Een kopie van het verslag met de resultaten en de interpretatie van de analyses die overeenkomstig deze verordening in het laboratorium van een Lid-Staat zijn uitgevoerd en een kopie van de signalementskaart, worden aan het GCO toegestuurd.

5. De Lid-Staten en het GCO zorgen ervoor dat

- de in de databank opgeslagen analysegegevens worden bewaard gedurende ten minste vijf wijnoogstjaren na het jaar waarop deze gegevens betrekking hebben,

- gedurende ten minste drie jaar na de monsterneming, ten minste één controlemonster wordt bewaard voor ieder monster dat aan het GCO ter analyse is toegezonden,

- de databank uitsluitend wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de communautaire en nationale voorschriften met betrekking tot de wijnbouwsector, of voor statistische of wetenschappelijke doeleinden,

- maatregelen worden genomen die een afdoende gegevensbescherming waarborgen, inzonderheid tegen diefstal en manipulatie,

- de betrokkenen, zonder buitensporige kosten of wachttijden, inzage kunnen krijgen van de hen betreffende dossiers om eventueel foutieve gegevens daarin te laten corrigeren.

Artikel 3

De Lid-Staten die zelf analyses door kernspinresonantie op wijnbouwprodukten uitvoeren, sturen ten minste 10 % van de in artikel 2, lid 1, vierde alinea, bedoelde monsters voor een controleanalyse aan het GCO of een andere officieel door het GCO aangewezen laboratorium. Het GCO bepaalt welke monsters te zijner beschikking moeten worden gesteld.

Artikel 4

In het raam van de toepassing van artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2048/89 legt de Commissie de volgende punten voor aan het Comité van beheer voor wijn:

- de in de GCO-databank op te nemen analyseresultaten,

- de maatregelen die moeten worden genomen wanneer de analyseresultaten over een zelfde produkt en de interpretaties daarvan verschillen,

- de evaluatie van de statistische parameters van de door kernspinresonanties verkregen analyseresultaten,

- eventuele wijzigingen in de in artikel 2, lid 1, vermelde regels voor het opzetten van de databank, met name met betrekking tot het in ieder wijngaardgebied te nemen aantal monsters,

- de datum met ingang waarvan de in de GCO-databank opgeslagen gegevens als representatief voor de wijngaardgebieden in de Gemeenschap worden beschouwd en, zo nodig, de voorwaarden voor de bruikbaarheid van deze databank bij de interpretatie van analyseresultaten. De uiterste datum in dit verband is 31 maart 1993.

Artikel 5

1. De in de GCO-databank opgeslagen gegevens worden vanaf de in artikel 4, vijfde streepje, bedoelde datum ter beschikking gesteld van elk officieel laboratorium van een Lid-Staat dat daarom verzoekt.

2. In deugdelijk gemotiveerde gevallen mogen de in lid 1 bedoelde gegevens, wanneer zij representatief zijn, ook ter beschikking worden gesteld van een andere met de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2048/89 belaste instantie en van andere officiële instanties die daarom verzoeken.

Artikel 6

De Lid-Staten zorgen ervoor, met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening, dat de analyseresultaten van kernspinresonantie die in hun eigen databanken worden opgeslagen, afkomstig zijn van monsters die overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn genomen en behandeld.

Zolang de in de databank van het GCO opgeslagen gegevens nog niet beschikbaar zijn, kunnen de Lid-Staten gebruik maken van de per 1 september 1991 in de nationale databanken aanwezige gegevens die zijn verkregen op een andere wijze dan die welke bij de communautaire regeling is voorgeschreven.

Artikel 7

Hoofdstuk 8, punt 2, tweede en derde alinea, van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 vervalt met ingang van de in artikel 4, vijfde streepje, bedoelde datum.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 september 1991. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 1991. Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 1. (2) PB nr. L 163 van 26. 6. 1991, blz. 6. (3) PB nr. L 202 van 14. 7. 1989, blz. 32. (4) PB nr. L 272 van 3. 10. 1990, blz. 1. (5) Zie bladzijde 32 van dit Publikatieblad.

BIJLAGE

ANALYSEVERSLAG

met in de GCO-isotopendatabank in te voeren resultaten van de deuteriumkernspinresonantie op monsters van wijn en wijnbouwprodukten die is uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk 8 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 276/90 (SNIF-NMR-analyse) (1) I. ALGEMENE INFORMATIE

1. Land: 2. Nummer van het monster: 3. Jaartal: 4. Wijnstokras: 5. Wijncategorie: 6. Streek/district: 7. Naam en adres van het NMR-laboratorium: 8. Monster voor een controleanalyse in het GCO: ja/neen

II. METHODEN EN RESULTATEN

1. Wijn 1.1. Alcoholvolumegehalte: % vol. 1.2. Totaal droog extract: g/l 1.3. Reducerende suikers: g/l 1.4. Totaal zuur, uitgedrukt in wijnsteenzuur: g/l 1.5. Totaal zwaveldioxide: mg/l 2. Wijndistillatie voor SNIF-NMR-analyse 2.1. Beschrijving van de distillatieappatuur: 2.2. Volume gedistilleerde wijn/gewicht van het distillaat: 3. Analyse van het distillaat 3.1. Watergehalte:

(Karl-Fischer-methode/Densitometrie) % (m/m) 3.2. Gehalte aan vluchtige stoffen exclusief ethanol:

Methode: gaschromatografie met een passend capillair; verstrek een diagram op chromatogrampapier % (m/m) 3.3. Effectief ethanolgehalte van het wijndistillaat: D t M = 1 watergehalte % (m/m)

100

(1) Het analyseverslag dient samen met de vragenlijst over de monsterneming aan het GCO te worden toegezonden.

4. Analyse van het N. N-tetramethylureum 4.1. Watergehalte: % (m/m) 4.2. Zuiverheid van het TMU:

Methode: gaschromatografie met een passend capillair; verstrek een diagram op chromatogrampapier % (m/m) 5. Isotopenverhoudingen: resultaten 5.1. (D/H)I = ppm standaardafwijking 5.2. (D/H)II = ppm standaardafwijking 5.3. (D/H)QW = ppm standaardafwijking 5.4. (D/H)TMU = ppm standaardafwijking 5.5. "R" = standaardafwijking 6. NMR-parameters Geobserveerde frequentie: Geheugenruimte: Aantal scans: Aantal metingen: Meettijd:

Blokpuls 90°: ; 01: 02:

Vermogen van de ontkoppelingsspoel: Ontkoppelingsmethode:

Temperatuur: ; Exponentiële vermenigvuldiging: Hz;

Basislijncorrectie: ja/neen

zero filling: ja/neen

2H-NMR-spectrum weergegeven op papier van 21 × 29,7 cm overeenkomstig de methode die is beschreven in hoofdstuk 8 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90.