Home

92/61/EEG: Besluit van de Commissie van 27 januari 1992 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure in verband met de invoer van dihydrostreptomycine van oorsprong uit Japan

92/61/EEG: Besluit van de Commissie van 27 januari 1992 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure in verband met de invoer van dihydrostreptomycine van oorsprong uit Japan

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 27 januari 1992 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure in verband met de invoer van dihydrostreptomycine van oorsprong uit Japan (92/61/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9,

Na overleg in het kader van het in genoemde verordening bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende dat:

A. PROCEDURE

(1) In april 1990 ontving de Commissie een klacht vanwege de European Council of Chemical Manufacturers' Federations (CEFIC) (hierna "de klagende partij" genoemd) namens de enige communautaire producent van dihydrostreptomycine (hierna "DHS" genoemd) betreffende de invoer van dat produkt van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Japan.

(2) De klacht bevatte bewijsmateriaal van de dumping en van de hieruit voortvloeiende, aanzienlijke schade dat toereikend werd geacht om de inleiding van een onderzoek te rechtvaardigen. Derhalve kondigde de Commissie, in een bericht dat in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen werd gepubliceerd (2), de inleiding aan van een anti-dumpingprocedure in verband met het produkt in kwestie dat is ingedeeld onder GN-code 2941 20 10.

B. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(3) Bij Verordening (EEG) nr. 2054/91 (3) hief de Commissie een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van dihydrostreptomycine (DHS) dat is ingedeeld onder GN-code 2941 20 10, van oorsprong uit China. Voorts werd de geldigheid van het voorlopige recht bij Verordening (EEG) nr. 3091/91 van de Raad (4) voor een periode van maximaal twee maanden verlengd.

(4) In de overwegingen 31 tot 35 van de verordening inzake het voorlopige recht kwam de Commissie tot de vaststelling dat de invoer van DHS uit Japan niet tot de aanzienlijke schade waaronder de communautaire bedrijfstak te lijden had, had bijgedragen.

C. HIEROPVOLGENDE PROCEDURE

(5) Er werden geen gemotiveerde argumenten ingediend, noch door de communautaire bedrijfstak, noch door de exporteur van DHS uit China die voordien de bevindingen van de Commissie zoals die zijn weergegeven in de overwegingen 31 tot 35 van de verordening inzake het voorlopig recht in verband met de uitvoer van DHS van oorsprong uit Japan, hadden betwist.

D. BEËINDIGING

(6) Het is bijgevolg duidelijk dat beschermende maatregelen ten aanzien van Japan onnodig zijn en de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van DHS van oorsprong uit Japan zou, zonder dat maatregelen worden genomen, moeten worden beëindigd.

(7) Tegen deze conclusies werden door het Raadgevend Comité geen bezwaren ingebracht.

(8) De klagende partij werd op de hoogte gebracht van de essentiële feiten en fundamentele overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de procedure in verband met Japan te beëindigen en betwistte deze niet.

BESLUIT:

Enig artikel

De anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van dihydrostreptomycine van oorsprong uit Japan wordt hierbij beëindigd. Gedaan te Brussel, 27 januari 1992. Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1. (2) PB nr. C 186 van 27. 7. 1990, blz. 33. (3) PB nr. L 187 van 13. 7. 1991, blz. 23. (4) PB nr. L 293 van 24. 10. 1991, blz. 1.