Home

92/237/EEG: Beschikking van de Commissie van 6 april 1992 betreffende de oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad (IV/32.448 en IV/32.450 - UKWAL) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

92/237/EEG: Beschikking van de Commissie van 6 april 1992 betreffende de oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad (IV/32.448 en IV/32.450 - UKWAL) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 6 april 1992 betreffende de oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad (IV/32.448 en IV/32.450 - UKWAL) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (92/237/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer (1), inzonderheid op artikel 19,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op het gebied van het vervoer over zee,

Overwegende hetgeen volgt:

I. DE FEITEN

(1) United Kingdom West Africa Lines Joint Service (UKWAL) is een lijnvaartconference waarvan het secretariaat is gevestigd op het volgende adres:

India Buildings, Room 193,

Water Street,

Liverpool L2 0RR,

Verenigd Koninkrijk.

In UKWAL zijn scheepvaartmaatschappijen verenigd die lijndiensten onderhouden tussen havens in het Verenigd Koninkrijk en Ierland enerzijds en in West-Afrika (van Nouadhibou tot Mocamedes) anderzijds. In december 1988 (de meest recente gegevens waarover de Commissie beschikt) ging het om de volgende ondernemingen:

- Elder Dempster Ltd,

- Palm Line Ltd,

- The Guinea Gulf Line Ltd,

- State Shipping Corporation (Black Star Line),

- The Nigerian National Shipping Line Ltd,

- Compagnie maritime zaïroise,

- Société ivoirienne de transport maritime,

- Nigerian Green Lines Ltd,

- Cameroon Shipping Lines BA,

- Compagnie beninoise de navigation maritime,

- Providence Liner Shipping Inc.

(2) In 1987 ontving de Commissie verscheidene klachten op grond van artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 over de vrachtvaart tussen Europa en West- en Centraal-Afrika. Daaronder valt ook de scheepvaart in het vaargebied van UKWAL.

De identiteit van de klagers en het voorwerp van hun klachten zijn weergegeven in de beschikking van de Commissie van 26 juni 1989, waarnaar in punt 4 wordt verwezen.

(3) Na een eerste onderzoek van de klachten, oordeelde de Commissie dat, indien de vermeende feiten zouden worden bevestigd, het optreden van UKWAL

- onverenigbaar zou kunnen zijn met artikel 85, lid 3, van het Verdrag, waardoor de Commissie zou kunnen worden genoopt de bij Verordening (EEG) nr. 4056/86 verleende generieke vrijstelling op grond van artikel 7, lid 2, van die verordening in te trekken met betrekking tot de conference op het terrein van bedrijvigheid, waarop de vermeende feiten zouden zijn vastgesteld;

- een inbreuk zou kunnen vormen op artikel 86 van het Verdrag.

Met het oog op een nadere vaststelling van de feiten en het verkrijgen van aanvullende inlichtingen en eventuele voorhanden zijnde bewijselementen, achtte de Commissie het noodzakelijk over te gaan tot een gelijktijdige verificatie in de kantoren van drie Euro-Afrikaanse lijnvaartconferences, waaronder UKWAL.

Wegens de ernst van de vermeende inbreuk en het gevaar voor verdwijning van eventuele bewijselementen, achtte de Commissie het tevens noodzakelijk om overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 een verificatie uit te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.

(4) Op 26 juni 1989 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 een beschikking gegeven waarbij UKWAL werd gelast zich aan een verificatie te onderwerpen om de Commissie in staat te stellen na te gaan

- of de gedragingen van UKWAL hebben geleid of leiden tot afwezigheid of uitschakeling van feitelijke of potentiële mededinging waardoor het verkeer niet voor mededingers toegankelijk is, en met name of UKWAL of bij haar aangesloten scheepvaartmaatschappijen door overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben gepoogd om, in strijd met artikel 85 van het Verdrag, de vrachten te verdelen op de scheepvaartverbindingen tussen Europa en Afrika;

- of de werking van niet bij de conference aangesloten maatschappijen ( "outsiders") door gedragingen van derde landen wordt belemmerd met betrekking tot vrachtvaart binnen het vaargebied van UKWAL;

- of UKWAL misbruik heeft gemaakt van een machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag.

In die beschikking wordt met name verwezen naar de bepalingen van artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 betreffende het geval waarin de ondernemingen of ondernemersverenigingen zich niet onderwerpen aan een verificatie die bij een krachtens artikel 18, lid 3, van die verordening gegeven beschikking wordt gelast.

Op 28 juni 1989 begaven twee ambtenaren van de Commissie, vergezeld van een vertegenwoordiger van het Office of Fair Trading, zich naar de lokalen van UKWAL om er de bij de beschikking van 26 juni gelaste verificatie uit te voeren.

Zij werden ontvangen door de heer Birch, voorzitter van UKWAL, aan wie zij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van voornoemde beschikking van de Commissie toonden, alsook hun opdrachten tot verificatie, waarin zij werden geïdentificeerd als de personeelsleden van de Commissie die met het uitvoeren van de verificatie waren belast. Daarnaast toonden zij de heer Birch hun personeelskaart en een document ter identificatie van de door het Office of Fair Trading aangewezen vertegenwoordiger. Tevens werd de heer Birch de toelichting bij de beschikking overhandigd, waarin de rechten en verplichtingen van UKWAL in verband met die beschikking werden uiteengezet.

Zij hebben het doel van het bezoek, alsmede de betekenis en de gevolgen van de aan de heer Birch voorgelegde documenten toegelicht. Zij stelden de heer Birch voor om de beschikking en de toelichting daarbij te lezen, en wezen erop dat de heer Birch een raadsman kon consulteren. De vertegenwoordigers van de Commissie verklaarden bereid te zijn om met de aanvang van de verificatie te wachten tot een raadsman aanwezig zou zijn, op voorwaarde dat het uitstel redelijk zou zijn en dat intussen geen documenten uit de kantoren van UKWAL zouden worden verwijderd of vernietigd.

De heer Birch weigerde de beschikking en de toelichting te lezen en verklaarde het beledigend te vinden dat de Commissie zonder voorafgaande verwittiging een dergelijke verrichting kwam uitvoeren. Voorts stelde de heer Birch, dat UKWAL geen rechtspersoonlijkheid bezit en slechts een bureau is dat de belangen van bepaalde maatschappijen behartigt, dat de bescheiden in de kantoren van UKWAL derhalve het eigendom van de leden hoofdelijk en gezamenlijk zijn en dat een aantal van die leden buiten de Gemeenschap is gevestigd. Op grond van een en ander weigerde de heer Birch zich aan de verificatie te onderwerpen.

De ambtenaren van de Commissie wezen, in het bijzijn van de raadsman van UKWAL, op de mogelijke gevolgen van een weigering, te weten,

- de bepaling van de beschikking dat in dergelijke gevallen een geldboete kan worden opgelegd;

- het feit dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zou worden verzocht om overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 de beschikking te doen uitvoeren.

De heer Birch bleef echter bij zijn standpunt en verklaarde dat UKWAL geen rechtspersoonlijkheid heeft, geen activa bezit, geen personeelsleden in dienst heeft en in eigen naam kantoren huurt noch bezit.

Opnieuw wezen de ambtenaren van de Commissie op de gevolgen van een weigering, doch de heer Birch hield staande dat de verificatie niet kon doorgaan.

De ambtenaren van de Commissie hebben daarom proces-verbaal opgemaakt van de weigering om zich aan de verificatie te onderwerpen. De heer Birch werd verzocht een verklaring te ondertekenen waarin zijn redenen voor de weigering werden vermeld; hij weigerde echter zulks te doen.

De ambtenaren van de Commissie hebben vervolgens de nationale autoriteiten overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 om bijstand verzocht, ten einde hen in staat te stellen hun verificatie uit te voeren.

Nadat de ambtenaren van de Commissie in de namiddag van 28 juni 1989 een beschikking hadden verkregen van het High Court te Londen, hebben zij op 29 juni 1989, te 9.00 uur, opnieuw hun opwachting gemaakt ten kantore van UKWAL, die zich daarna aan de verificatie heeft onderworpen.

II. JURIDISCHE BEOORDELING

(5) In artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 wordt bepaald dat, ter vervulling van de taken welke haar in die verordening zijn opgedragen, de Commissie alle noodzakelijke verificaties kan verrichten bij ondernemingen en ondernemersverenigingen. Volgens lid 3 van dat artikel zijn de ondernemingen en ondernemersverenigingen verplicht zich te onderwerpen aan de verificaties welke de Commissie bij beschikking heeft gelast.

UKWAL is, wat haar exacte rechtspositie ook moge zijn, een ondernemersvereniging in de zin van de artikelen 18 en 19 van Verordening (EEG) nr. 4056/86. Zij is derhalve verplicht om zich te onderwerpen aan beschikkingen die de Commissie geeft op basis van artikel 18, lid 3, en dus ook om, overeenkomstig de in die beschikking vastgestelde voorwaarden, inzage te verlenen in de documenten die materieel in haar bezit zijn, met inbegrip van die welke haar leden aan haar hebben toevertrouwd.

Het feit dat bepaalde leden van UKWAL niet in een Lid-Staat van de Gemeenschap zijn gevestigd, ontslaat UKWAL noch de betrokken leden van de verplichting om de communautaire mededingingsregels in acht te nemen, voor zover hun activiteiten, of een deel daarvan, betrekking hebben op zeevervoer naar of van havens in de Gemeenschap.

(6) De weigering van UKWAL om de daartoe gemachtigde personeelsleden van de Commissie toegang te verlenen, vormt een duidelijke en flagrante inbreuk op de verplichtingen van artikel 18, leden 1 en 3.

(7) De Commissie benadrukt nogmaals dat de vertegenwoordigers van UKWAL volledig in kennis werden gesteld van de rechten, verplichtingen en aansprakelijkheid van de conference, zodat UKWAL op de hoogte was van de risico's die voortvloeiden uit een weigering om een verzoek om toegang te verlenen, in te willigen.

(8) De Commissie concludeert dat

- UKWAL haar verplichtingen uit hoofde van artikel 18, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 niet is nagekomen;

- deze inbreuk opzettelijk werd gemaakt, nadat de vertegenwoordigers van de conference, in het bijzijn van hun raadsman, door de ambtenaren van de Commissie waren ingelicht over hun verplichtingen en de gevolgen van de weigering om zich daaraan te onderwerpen.

(9) Volgens artikel 19, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 4056/86 kan de Commissie bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste 100 en ten hoogste 5 000 ecu, wanneer zij zich opzettelijk of uit onachtzaamheid niet onderwerpen aan een verificatie welke de Commissie bij een krachtens artikel 18, lid 3, gegeven beschikking heeft gelast.

Gelet op de in de punten 1 tot en met 4 beschreven feiten, is de Commissie van oordeel dat de inbreuk bijzonder ernstig is, omdat de doeltreffendheid van de verificatie ernstig door de weigering van UKWAL in gevaar is gebracht, waardoor de verificatie niet kon worden uitgevoerd op de door de Commissie vastgestelde datum die was gekozen om verificaties gelijktijdig te kunnen verrichten in de lokalen van de onderscheiden lijnvaartconferences die van een collectieve inbreuk op de mededingingsregels werden verdacht. Nadat de ter plaatse aanwezige ambtenaren van de Commissie UKWAL in kennis hadden gesteld van de relevante rechtsvoorschriften, hun toepassing en gevolgen, en nadat UKWAL juridisch advies had ingewonnen, heeft zij geweigerd om zich aan de verificatie te onderwerpen.

Gelet op het voorafgaande dient UKWAL de maximumboete te worden opgelegd waarin artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 4056/86 voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

UKWAL heeft artikel 18, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4056/86 overtreden door te weigeren zich aan een overeenkomstig artikel 18, lid 1, gelaste verificatie te onderwerpen.

Artikel 2

Aan UKWAL wordt een geldboete van 5 000 ecu opgelegd. Deze geldboete moet binnen drie maanden na de kennisgeving van deze beschikking in ecu worden betaald op rekening nr. 310-0933000-43 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij de Bank Brussel-Lambert, Europees Agentschap, Schumanplein 5, B-1040 Brussel.

Over het bedrag van deze geldboete is vanaf het verstrijken van de genoemde termijn rente verschuldigd tegen de rentevoet die door het Europese Fonds voor Monetaire Samenwerking op de eerste werkdag van de maand waarin deze beschikking is gegeven, op zijn verrichtingen in ecu wordt toepast, vermeerderd met drie en een half procentpunten.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot UKWAL, India Buildings, Room 193, Water Street, Liverpool L2 0RR, Verenigd Koninkrijk.

Deze beschikking vormt executoriale titel in de zin van artikel 192 van het EEG-Verdrag. Gedaan te Brussel, 6 april 1992. Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 378 van 31. 12. 1986, blz. 4.