Home

92/589/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 december 1992 betreffende het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van België voor de periode 1993-1996, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

92/589/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 december 1992 betreffende het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van België voor de periode 1993-1996, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

92/589/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 december 1992 betreffende het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van België voor de periode 1993-1996, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

Publicatieblad Nr. L 401 van 31/12/1992 blz. 0009 - 0014


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 21 december 1992 betreffende het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van België voor de periode 1993 1996, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad (Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek) (92/589/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3946/92 (2),

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (3), en met name in artikel 2, lid 2, onder d), maatregelen met het oog op de instandhouding van de visbestanden via beperking van de visserijinspanning worden bepleit;

Overwegende de resolutie van het Europese Parlement inzake het verslag 1991 van de Commissie over het gemeenschappelijk visserijbeleid (4), en met name het gedeelte dat gewijd is aan de aanpassing van de structuur van de vissersvloot door de vaststelling van een nieuwe generatie meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's) die moeten zorgen voor een naar regio en tak van visserij gedifferentieerde vermindering van de vangstcapaciteit;

Overwegende dat de Raad in zijn vergadering van 3 april 1992 heeft besloten dat, met het oog op het voortbestaan van de visserij, het toekomstige gemeenschappelijk visserijbeleid ten doel moet hebben het evenwicht tussen de vangstmogelijkheden en de visserijinspanning, inclusief de vangstcapaciteit, te herstellen en te zorgen voor een evenwichtig en rationeel beheer van de bestanden;

Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité in zijn in de vergadering van 27 mei 1992 uitgebrachte advies over het verslag 1991 de mening te kennen geeft dat de MOP's een essentieel middel zijn om de vangstcapaciteit af te stemmen op de vangstmogelijkheden en dat moet worden gestreefd naar een gedifferentieerde vermindering van de capaciteit van de communautaire vissersvloot;

Overwegende dat de regering van België op 30 april 1991 overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4028/86 bij de Commissie een meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot voor de periode 1992 1996, hierna "het programma" genoemd, heeft ingediend; dat zij achteraf aanvullende gegevens over dit programma heeft verstrekt;

Overwegende dat dient te worden nagegaan of dit programma aan de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 4028/86 voldoet en het kader kan vormen voor de verlening van communautaire en nationale financiële bijstand in de betrokken sector;

Overwegende dat de in het vorige programma geformuleerde per 31 december 1991 te bereiken doelstellingen inzake beperking van de capaciteit van de vissersvloot het referentiekader vormen voor de evaluatie van de vooruitgang die is gemaakt en van de inspanning die nog moeten worden geleverd om het gestelde doel te bereiken;

Overwegende dat de Commissie een als overgangsmaatregel geldend oriëntatieprogramma voor 1992 (5) heeft goedgekeurd en dat de daarin vastgestelde doelstellingen derhalve moeten worden ingepast in de doelstellingen van het onderhavige Belgische programma;

Overwegende dat de totale vermindering van de visserijinspanning die nodig wordt geacht met het oog op aanpassing aan de vangstmogelijkheden, het resultaat dient te zijn van aanzienlijke verminderingen van de visserijinspanning in de verschillende segmenten van de vloot waarvoor de wanverhouding tussen visserijinspanning en vangstmogelijkheden het grootst is; dat derhalve voor de betrokken vlootsegmenten verminderingscoëfficiënten dienen te worden toegepast die naar tak van visserij of naar groep visserijtakken worden gedifferentieerd;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met een alleen al uit de technische vooruitgang voortvloeiende toeneming van de visserijinspanning, die op 2 % per jaar wordt geraamd;

Overwegende dat op grond van de resultaten van biologische en economische analyses globale verminderingen van de visserijinspanning moeten worden voorgesteld die, gedifferentieerd al naar gelang van de groep doelsoorten, voor de demersale bestanden worden vastgesteld op 20 % en voor de benthische (platvis) op 15 % en voor de pelagische bestanden 0 % bedragen, d.w.z. een ongewijzigd niveau van de visserijinspanning opleveren;

Overwegende dat, om deze doelstellingen te bereiken en tot betere vormen van exploitatie te komen, de vermindering van de visserijinspanning bij voorkeur moet worden gericht op segmenten van de vloot die gebruik maken van niet-selectief vistuig, met name vistuig waarmee grote hoeveelheden jonge vis worden gevangen, met dien verstande evenwel dat er geen uitbreiding mag zijn voor de vlootsegmenten die selectiever vistuig gebruiken;

Overwegende dat het, om de doelstellingen van het programma te bereiken, noodzakelijk kan zijn invloed uit te oefenen op alle factoren van de mortaliteit voortvloeiende uit de visserij, met name de capaciteit en de mate van activiteit van de vloot, maar dat het accent van de maatregelen op structureel gebied moet liggen op het wegwerken van overcapaciteit;

Overwegende dat erop moet worden toegezien dat de in het programma vastgestelde doelstellingen door een geleidelijke en coherente actie worden bereikt en dat er daarom voor elk jaar tussentijdse en indicatieve doelstellingen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat België niet alleen elk halfjaar een overzicht van de ontwikkeling van de vissersvloot, en eventueel van de activiteit van de vissersvloot, moet meedelen, maar dat er ook voor moet worden gezorgd dat deze gegevens in overeenstemming zijn met die van het gegevensbestand inzake de vissersvaartuigen van de Gemeenschap;

Overwegende dat ontwikkelingen van de vissersvloot die niet met de doelstellingen van het programma stroken, strijdig zijn met het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat, wanneer een dergelijke ontwikkeling wordt geconstateerd, verlening van financiële bijstand van de Gemeenschap voor concrete maatregelen in het kader van het programma niet gerechtvaardigd is;

Overwegende dat een gecooerdineerde en evenwichtige programmering van de vermindering van de totale visserijinspanning van de communautaire vissersvloot slechts mogelijk is als de communautaire bijstand wordt gericht op maatregelen die bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het programma binnen de vastgestelde termijnen; dat bovendien voorrang moet worden verleend aan investeringen om de vissersvloot aan te passen aan de voorschriften van de Gemeenschap inzake veiligheid en hygiëne en investeringen die de ontwikkeling ten goede komen van een selectieve visserij die het mariene milieu het minst schaadt;

Overwegende dat het Permanent Comité voor de visserijstructuur geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het door de Regering van België op 30 april 1991 ingediende en achteraf door haar aangevulde meerjarig oriëntatieprogramma voor de periode 1992 1996 wordt goedgekeurd, met het voorbehoud dat ter zake de in deze beschikking vermelde beperkingen en voorwaarden gelden.

Artikel 2

Om te komen tot een duurzaam evenwicht tussen de omvang van de visbestanden en de visserijinspanning van de vissersvloot van de Gemeenschap heeft België zijn vissersvloot in segmenten opgedeeld zoals is aangegeven in de bijlage. De vangstcapaciteit van deze segmenten moet worden verminderd met de volgende percentages:

- 20 % voor de segmenten met vaartuigen die op demersale bestanden vissen met de bodemtrawl of het bodemspannet;

- 15 % voor de segmenten waarin met de kor of met boomkorkotters op benthische bestanden (platvis) wordt gevist;

- 0 % voor de overige segmenten, hetgeen dus betekent dat de capaciteit niet mag toenemen.

Deze verminderingen moeten worden toegepast op de doelstellingen die voor 31 december 1991 als uitgangspunt voor het voor België goedgekeurde overgangsprogramma 1992 zijn vastgesteld op basis van de door de betrokken Lid-Staat aangegeven situatie van zijn vissersvloot op 1 januari 1992.

Artikel 3

1. De vermindering van de visserijinspanning mag de resultante zijn van het gecombineerde effect van capaciteitsverminderingen en een vermindering van activiteit.

2. De totale doelstelling van het programma, zijnde het totaal van de doelstellingen per segment, moet voor ten minste 55 % worden bereikt door middel van capaciteitsverminderingen.

3. Voor het overige mag de totale doelstelling worden bereikt door middel van maatregelen om de activiteit te verminderen, bij voorbeeld maatregelen tot beperking van het aantal zeedagen, voor zover deze maatregelen gebaseerd zijn op door de Commissie geaccepteerde permanente wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en door haar goedgekeurde technieken.

4. De einddoelstelling per segment en de tussentijdse en indicatieve doelstellingen per jaar worden bepaald overeenkomstig de punten 2 en 4 van de in de bijlage opgenomen aanvullende bepalingen.

Artikel 4

Uiterlijk op 15 februari en 31 juli van elk jaar, telkens voor de aan de betrokken data voorafgaande periode van zes maanden die eindigt op 31 december, respectievelijk 30 juni, deelt België de Commissie voor elk in de bijlage gedefinieerd vlootsegment het aantal geregistreerde vaartuigen mee, alsmede de aan de vloot toegevoegde respectievelijk onttrokken tonnages en motorvermogens, een en ander overeenkomstig de bijzondere bepalingen van het programma, de aantallen visdagen per homogene groep vaartuigen en de desbetreffende verschillen per halfjaar.

Deze gegevens moeten overeenstemmen met die welke worden medegedeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 163/89 van de Commissie van 24 januari 1989 betreffende het gegevensbestand inzake de vissersvaartuigen van de Gemeenschap (1).

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 21 december 1992.

Voor de Commissie Manuel MARÍN Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 7.

(2) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.

(3) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.

(4) Resolutie A3-0175/92.

(5) PB nr. L 193 van 13. 7. 1992, blz. 1.

(1) PB nr. L 20 van 25. 1. 1989, blz. 5.

BIJLAGE

MEERJARIG ORIËNTATIEPROGRAMMA VOOR DE VISSERSVLOOT VAN BELGIË VOOR DE PERIODE 1993 1996

I. DOELSTELLINGENTABEL (Bevindt zich aan het einde van de bijlage.) II. AANVULLENDE BEPALINGEN 1. Segmentering Voor het opdelen van de vloot in segmenten wordt rekening gehouden met de verschillende bestanden waarop wordt gevist en de verschillende visgronden (kustzone, visserijzone van de Gemeenschap en internationale wateren, visserijzone van derde landen, Middellandse Zee, wateren van ultraperifere regios's van de Gemeenschap), de groepen doelsoorten (demersale, benthische (platvis) en pelagische bestanden) en de aard van het gebruikte vistuig.

Hiervan uitgaande worden segmenten afgebakend die homogene en volstrekt afgesloten compartimenten vormen, d.w.z. dat de vastgestelde doelstellingen voor elk apart segment aan het eind van het programma bereikt moeten zijn.

2. Einddoelstelling per segment De einddoelstelling per segment wordt vastgesteld in capaciteit (tonnage in brt en motorvermogen in kW) met als uitgangspunt de in het overgangsprogramma voor 1992 vastgestelde per 31 december 1991 te bereiken doelstellingen.

De doelstelling per segment wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

(In deze formule is (a) een segment waarvan de capaciteit in tonnage en motorvermogen per 1 januari 1992 bekend is en waarvoor een verminderingspercentage y geldt.) Doelstelling segment (a) = (1 y) × situatie op 1. 1. 1992 × totale doelstelling voor 31. 12. 1991totale situatie op 1. 1. 1992 .

3. Verdiscontering van verminderingen van de activiteit Na afloop van het programma moet voor de Lid-Staten die deze bepaling toepassen de activiteit zijn gereduceerd tot het vooraf bepaalde niveau en met inachtneming van de geldende beperkingen, zodat de som van de tussentijdse activiteitsverminderingen per jaar ten minste gelijk is aan het resultaat van een lineaire vermindering van de activiteit van jaar tot jaar.

De hierdoor bereikte verminderingen van de visserijinspanning worden aan het einde van het programma opgeteld en op basis daarvan kunnen de doelstellingen worden aangepast met een percentage dat gelijk is aan het effect van de activiteitsverminderingen op de totale inspanning.

Niet-toepassing van deze maatregelen mag niet impliceren dat de activiteit wordt opgevoerd.

4. Tussentijdse doelstellingen per jaar Om via een geleidelijke verwezenlijking van de in het programma vastgestelde doelstellingen tot een vlot verloop van het programma te komen, worden voor elk jaar tussentijdse doelstellingen vastgesteld. Deze doelstellingen worden uitgedrukt in een percentage van de in de voorafgaande programma's vastgestelde doelstellingen per 31 december 1991.

Afgezien van de in het overgangsprogramma voor 1992 vastgestelde 2 % zou voor elk programmajaar, dus voor het eerst op 31 december 1993, 25 % van de totale doelstelling, verminderd met 2 %, moeten zijn gerealiseerd.

5. Tenuitvoerlegging, follow-up Opdat de maatregelen tot vermindering van de activiteit van de vaartuigen voor bepaalde segmenten van de vloot kunnen worden toegepast, moet de Commissie van de Lid-Staat de verzekering krijgen dat zij voor elk van de betrokken segmenten de beschikking krijgt over de volgende gegevens:

- gegevens inzake het activiteitspeil vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen (referentiebasis 1991);

- garanties met betrekking tot het bestaan van doeltreffende instrumenten voor het beheer van de aantallen zeedagen en de mogelijkheden om een vergunningssysteem te beheren, met name voor polyvalente vaartuigen;

- gegevens aan de hand waarvan het effect van de maatregelen kan worden geëvalueerd overeenkomstig artikel 2 en overeenkomstig de voorschriften inzake het gegevensbestand betreffende de vissersvaartuigen. Het effect van deze maatregelen moet door de Commissie kunnen worden gecontroleerd op basis van de communautaire controlevoorschriften.

6. Voorgenomen maatregelen Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 9 van Verordening (EEG) nr. 4028/86 wordt voorrang gegeven aan:

- maatregelen om de vangstcapaciteit aan te passen aan de vangstmogelijkheden,

- investeringen aan boord van vissersvaartuigen om te voldoen aan de communautaire voorschriften inzake veiligheid en hygiëne,

- investeringen om te komen tot betere vormen van exploitatie van de visbestanden en tot een visserij die selectiever is en/of minder schadelijk voor het mariene milieu,

- investeringen aan boord van vissersvaartuigen die de controle op de visserij ten goede komen.

De Commissie herinnert eraan dat de structurele financiële bijstand van de plaatselijke, regionale of nationale overheid voor de sector in dit programma moet passen.

7. Herziening van het programma Het programma kan op initiatief van de Commissie worden herzien om het in het licht van de ervaring bij te stellen of het aan te passen aan de vigerende nationale en communautaire voorschriften, dan wel om rekening te houden met nieuwe elementen die de uitvoering van het programma en het bereiken van de doelstellingen ten goede kunnen komen.

Deze herziening moet plaatsvinden vóór eind 1994.

De elementen voor het beheer van de maatregelen tot vermindering van de activiteit van de vaartuigen voor bepaalde segmenten van de vloot moeten in deze herziening worden verdisconteerd. In dit verband moeten de doelstellingen voor de betrokken segmenten worden uitgdrukt in een eenheid die de capaciteit (in motorvermogen en/of tonnage), vermenigvuldigd met de activiteit (aantal zeedagen) of met een andere door de Commissie goedgekeurde formule aangeeft.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>