VERORDENING (EEG) Nr. 365/92 VAN DE COMMISSIE van 14 februari 1992 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1992 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3702/91 #
VERORDENING (EEG) Nr. 365/92 VAN DE COMMISSIE van 14 februari 1992 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1992 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3702/91 #
VERORDENING (EEG) Nr. 365/92 VAN DE COMMISSIE van 14 februari 1992 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1992 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3702/91
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1628/91 (2), en met name op artikel 13, lid 4, artikel 15, lid 2, en artikel 25,
Overwegende dat de Raad in het kader van de invoerregeling voor jonge mannelijke mestrunderen een op ramingen berustende balans van 198 000 stuks voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1992 heeft gemaakt; dat krachtens artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 het aantal dat per kwartaal mag worden ingevoerd en het percentage waarmee de heffing bij invoer van deze dieren wordt verminderd, moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat de wijze waarop deze bijzondere regeling moet worden toegepast is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 612/77 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1121/87 (4), en bij Verordening (EEG) nr. 2377/80 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 815/91 (6);
Overwegende dat het noodzakelijk is gebleken rekening te houden met de behoeften van bepaalde gebieden in de Gemeenschap die een zeer groot tekort hebben aan mestrunderen; dat een dergelijk tekort zich in Italië en in Griekenland voordoet, waar de behoeften voor het eerste kwartaal van 1992 op 42 120 respectievelijk 6 435 dieren kunnen worden geraamd;
Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 3300/91 van de Raad (7) de handelsconcessies bedoeld in de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië zijn geschorst; dat dit land onverminderd nieuwe voorschriften die op grond van de besluiten van de Raad van 2 december 1991 en 3 februari 1992 worden vastgesteld ten gunste van de republieken die meewerken aan het vredesproces in het voormalige Joegoslavië, van de hierna volgende regeling moet worden uitgesloten;
Overwegende dat het op grond van het resultaat van de onderhandelingen tussen de Gemeenschap en de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek over een samenwerkingsovereenkomst dienstig is deze regeling reeds nu van toepassing te verklaren voor de genoemde Republiek;
Overwegende dat de behoefte aan jonge mestrunderen een reden is om in het eerste kwartaal van 1992 voor runderen met een gewicht van 220 tot 300 kg die van oorsprong en van herkomst zijn uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek de heffing met een hoger percentage te verlagen;
Overwegende dat de beschikbare aantallen onder de traditionele importeurs van het betrokken contingent en de andere belanghebbende aanvragers moeten worden verdeeld;
Overwegende dat, om de toewijzing van de beschikbare aantallen te vergemakkelijken, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 moet worden afgeweken; dat voor de traditionele importeurs de beschikbare aantallen rechtstreeks in verhouding tot de in de afgelopen drie jaar ingevoerde aantallen moeten worden toegewezen; dat wat de andere aanvragers betreft de beschikbare aantallen in verhouding tot de gevraagde aantallen moeten worden toegewezen;
Overwegende dat, om voor de andere aanvragers een billijker verdeling van de beschikbare aantallen mogelijk te maken, het maximumaantal stuks waarop iedere aanvraag voor een invoercertificaat betrekking kan hebben, moet worden beperkt; dat het om economische redenen nodig is een maximumaantal stuks voor de betrokken aanvragen vast te stellen;
Overwegende dat, daar tot deze op ramingen berustende balans voor 1992 pas einde januari 1992 is besloten, moet worden afgeweken van Verordening (EEG) nr. 2377/80 ten aanzien van de termijnen voor de indiening van de aanvragen en voor de afgifte van de invoercertificaten in het kader van deze bijzondere regeling;
Overwegende dat, met het oog op een regelmatige invoer, de looptijd van de in artikel 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 bedoelde certificaten moet worden verlengd;
Overwegende dat, wegens het van toepassing worden van deze bijzondere invoerregeling, Verordening (EEG) nr. 3702/91 van de Commissie (8) moet worden ingetrokken;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 1992 wordt het in artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde maximumaantal op 52 335 jonge mannelijke mestrunderen gesteld, waarvan:
a) 6 805 stuks met een levend gewicht van ten hoogste 300 kilogram, waarvoor de heffing met 65 % wordt verlaagd, en
b) 45 530 stuks met een levend gewicht van 220 tot 300 kilogram, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek, waarvoor de heffing met 75 % wordt verlaagd.
2. De in lid 1 bedoelde verlagingen zijn van toepassing op de heffing die geldt op de datum van aanvaarding van de aanvraag om de produkten in het vrije verkeer te brengen.
3. De in lid 1 genoemde aantallen worden als volgt verdeeld:
Italië Griekenland Andere Lid-Staten a) 6 805 stuks 5 480 835 490 b) 45 530 stuks 36 640 5 600 3 290
4. De certificaataanvraag en het certificaat hebben overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 betrekking op:
- hetzij jonge runderen met een gewicht tot 300 kilogram,
- hetzij jonge runderen met een gewicht van 220 tot 300 kilogram, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek.
In het laatste geval moet op de certificaataanvraag en op het certificaat in de vakken 7 en 8 een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
- Hungría y/o Polonia y/o República Federativa Checa y Eslovaca
- Ungarn og/eller Polen og/eller Den Tjekkiske og Slovakiske Foederative Republik
- Ungarn und/oder Polen und/oder Tschechische und Slowakische Foederative Republik
- Oyngaria i/kai Polonia, i/kai Tsechiki kai Slovakiki Omospondiaki Dimokratia
- Hungary and/or Poland and/or Czech and Slovak Federal Republic
- Hongrie et/ou Pologne et/ou République fédérative tchèque et slovaque
- Ungheria e/o Polonia e/o Repubblica federativa ceca e slovacca
- Hongarije en/of Polen en/of Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek
- Hungria e/ou Polónia e/ou República Federativa Checa e Eslovaca.
Het certificaat houdt de verplichting in tot invoer uit een of meer van de aangegeven landen.
5. De gewichtscategorieën en in het in lid 4, eerste alinea, tweede streepje, bedoelde geval de oorsprong van de produkten worden door de Lid-Staten gespecificeerd in de in artikel 15, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 bedoelde mededeling.
6. Van de aan Italië en Griekenland toegewezen aantallen wordt voor iedere categorie en in afwijking van artikel 15, lid 6, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80:
a) 90 % rechtstreeks toegewezen aan de aanvragers die het bewijs leveren in de laatste drie kalenderjaren dieren in het kader van de betrokken regeling te hebben ingevoerd. De verdeling geschiedt naar verhouding van de aantallen die de aanvragers in de betrokken drie jaar hebben ingevoerd;
b) 10 % toegewezen aan de andere aanvragers.
7. Het in lid 6 bedoelde bewijs wordt geleverd met het douanedocument waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.
8. De invoercertificaten worden slechts afgegeven voor een aantal van tien stuks of meer.
Artikel 2
1. Voor de in artikel 1, lid 6, onder b), bedoelde hoeveelheden en de hoeveelheden voor de andere Lid-Staten, Italië en Griekenland uitgezonderd:
- moet de aanvraag voor het invoercertificaat betrekking hebben op een aantal van vijftig stuks of meer, en
- mag geen aanvraag voor een invoercertificaat worden ingediend voor een aantal dat hoger is dan 10 % van het beschikbare aantal, behoudens wanneer die 10 % neerkomt op een aantal van minder dan vijftig stuks; in dit geval bedraagt het maximumaantal dus vijftig stuks.
2. Wanneer in een aanvraag voor een invoercertificaat het in deze verordening bedoelde aantal wordt overschreden, wordt voor die aanvraag slechts het als grens voorgeschreven aantal in aanmerking genomen.
3. De verdeling geschiedt naar verhouding tot de aangevraagde aantallen. Wanneer als gevolg van de aangevraagde aantallen de verhoudingsgewijze verlaging tot een aantal van minder dan tien stuks per certificaat leidt, wijzen de Lid-Staten door loting certificaten voor een aantal van tien stuks toe.
Artikel 3
Voor de aantallen die onder de bij artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie (9) vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd, wordt voor de aantallen waarmee de op het invoercertificaat aangegeven aantallen worden overschreden, de volledige heffing geïnd.
Artikel 4
In de zin van artikel 15, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 worden de aanvragen van een zelfde aanvrager die op dezelfde gewichtscategorie en dezelfde verlaging van de heffing betrekking hebben, samen als één enkele aanvraag beschouwd.
Artikel 5
Voor het eerste kwartaal van 1992 gelden in afwijking van artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2377/80 de volgende bepalingen voor de in artikel 9 van die verordening bedoelde regeling:
a) de aanvragen mogen slechts van 17 tot en met 21 februari 1992 worden ingediend;
b) de mededelingen bedoeld in artikel 15, lid 4, onder a), van genoemde verordening worden op 2 maart 1992 gedaan;
c) de afgifte van certificaten als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder a), van genoemde verordening vindt plaats op 12 maart 1992.
Artikel 6
In afwijking van artikel 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 is de geldigheidsduur van de bij deze verordening afgegeven certificaten vier maanden, te rekenen vanaf de datum van afgifte.
Artikel 7
Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde autoriteiten die de invoercertificaten hebben afgegeven, van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren in kennis. De bevoegde autoriteiten delen deze gegevens aan het begin van elke maand aan de Commissie mede.
Artikel 8
Verordening (EEG) nr. 3702/91 wordt ingetrokken.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 14 februari 1992. Voor de Commissie
Ray MAC SHARRY
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. (2) PB nr. L 150 van 15. 6. 1991, blz. 16. (3) PB nr. L 77 van 25. 3. 1977, blz. 18. (4) PB nr. L 109 van 24. 4. 1987, blz. 12. (5) PB nr. L 241 van 13. 9. 1980, blz. 5. (6) PB nr. L 83 van 3. 4. 1991, blz. 6. (7) PB nr. L 315 van 15. 11. 1991, blz. 1. (8) PB nr. L 350 van 19. 12. 1991, blz. 37. (9) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.