Home

Verordening (EEG) nr. 1855/92 van de Commissie van 7 juli 1992 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde produkten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage II van het Verdrag vermelde goederen

Verordening (EEG) nr. 1855/92 van de Commissie van 7 juli 1992 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde produkten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage II van het Verdrag vermelde goederen

VERORDENING (EEG) Nr. 1855/92 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 1992

houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde produkten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage II van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1738/92 (2), en met name op artikel 16, lid 2, vierde alinea, eerste zin,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1418/76 van de Raad van 21 juni 1976 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 674/92 (4), en met name op artikel 17, lid 2, vierde alinea, eerste zin,

Overwegende dat overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 en artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1418/76 het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde produkten enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer kan worden overbrugd;

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 3035/80 van de Raad van 11 november 1980 tot vaststelling van de algemene regels aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3381/90 (6), is omschreven voor welke van die produkten een restitutie dient te worden vastgesteld bij uitvoer in de vorm van goederen, bedoeld naar gelang van het geval in bijlage B bij Verordening (EEG) nr. 2727/75 of bijlage B bij Verordening (EEG) nr. 1418/76;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 3035/80 de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisprodukten voor iedere maand moet worden vastgesteld;

Overwegende dat overeenkomstig lid 2 van dat zelfde artikel bij de vaststelling van de restitutie met name rekening dient te worden gehouden:

a) enerzijds met de gemiddelde kosten waartegen de verwerkende industrieën zich op de markt van de Gemeenschap van de betrokken basisprodukten kunnen voorzien en anderzijds met de op de wereldmarkt toegepaste prijzen;

b) met het niveau van de restituties bij de uitvoer van verwerkte landbouwprodukten die onder bijlage II van het Verdrag vallen en waarvan de vervaardiging onder vergelijkbare voorwaarden geschiedt;

c) met de noodzaak, gelijke mededingingsvoorwaarden te waarborgen tussen de industrieën die produkten uit de Gemeenschap gebruiken en die welke produkten uit derde landen onder de regeling van het actieve veredelingsverkeer gebruiken;

Overwegende dat bij gebreke van het bewijs dat voor de uit te voeren goederen de op grond van Verordening (EEG) nr. 1009/86 van de Raad van 25 maart 1986 tot vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restituties bij de produktie in de sectoren granen en rijst (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1309/92 (8), van toepassing zijnde restitutie bij de produktie niet werd betaald, moet worden vastgesteld dat op de uitvoerrestitutie het bedrag van de betrokken restitutie bij de produktie in mindering wordt gebracht, die geldt op de dag van de aanvaarding van de uitvoeraangifte; dat dit stelsel het enige is dat het mogelijk maakt, iedere vorm van fraude te voorkomen;

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties van landbouwprodukten (9), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2026/83 (10), en bij Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten (11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 887/92 (12), een stelsel is vastgesteld voor vooruitbetaling van de uitvoerrestituties, waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanpassing van de uitvoerrestituties;

Overwegende dat ingevolge de regeling tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (13), de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming dient te worden gedifferentieerd;

Overwegende dat het voor de toepassing van artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 3035/80 noodzakelijk is de restituties te differentiëren;

Overwegende dat de Raad bij Verordening (EEG) nr. 1432/92 (1) het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro heeft verboden; dat daarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de restituties;

Overwegende dat met name zetmeel van GN-code 1108, uitgevoerd in onverwerkte vorm, slechts voor uitvoerrestitutie in aanmerking komt op voorwaarde dat het drogestofgehalte ten minste 77 % bedraagt voor aardappelzetmeel en 84 % voor zetmeel van granen;

Overwegende dat voor wat betreft de sector aandappelen, alleen het aardappelzetmeel valt onder marktordeningsregels; dat hierbij nader moet worden bepaald onder welke voorwaarden voor dit zetmeel uitvoerrestitutie kan worden verleend;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 worden de restituties die worden toegepast voor de in bijlage A van Verordening (EEG) nr. 3035/80 genoemde basisprodukten die tevens zijn bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2727/75 of artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1418/76 en die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage B van Verordening (EEG) nr. 2727/75 respectievelijk bijlage B van Verordening (EEG) nr. 1418/76, vastgesteld zoals in de bijlage is opgenomen.

Er wordt geen restitutie vastgesteld voor uitvoer naar de Republieken Servië en Montenegro.

2. Voor de in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1009/86 vermelde produkten worden de in de bijlage bij deze verordening vermelde restituties toegepast op voorwaarde dat bij aanvaarding van de uitvoeraangifte en het verzoek om betaling van de uitvoerrestitutie het bewijs wordt geleverd dat voor de basisprodukten die voor de vervaardiging van de te exporteren produkten zijn gebruikt, geen produktierestitutie als bedoeld in voornoemde verordening is aangevraagd en ook niet zal worden aangevraagd.

Het in de eerste alinea bedoelde bewijs wordt geleverd door overlegging, door de exporteur, van een verklaring van het bedrijf dat de betrokken basisprodukten heeft verwerkt luidens welke voor dit produkt geen produktierestitutie als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1009/86 is aangevraagd en ook niet zal worden aangevraagd.

3. Indien het in lid 2 bedoelde bewijs niet wordt geleverd, wordt op de uitvoerrestitutie:

a) die van toepassing is op de dag van de aanvaarding van de uitvoeraangifte voor de goederen of die geldt op de in artikel 26, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde dag, indien geen vaststelling van tevoren heeft plaatsgevonden,

of

b) die van tevoren is vastgesteld,

het bedrag van de produktierestitutie in mindering gebracht die krachtens Verordening (EEG) nr. 1009/86 voor het verwerkte basisprodukt geldt op de dag van de aanvaarding van de uitvoeraangifte voor de goederen of die geldt op de in artikel 26, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde dag in geval van plaatsing van de produkten onder het stelsel van vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie.

Artikel 2

1. De restitutie voor zetmeel van GN-code 1108 of voor de produkten, vermeld in bijlage A van Verordening (EEG) nr. 2727/75, welke zijn verkregen door verwerking van zetmeel, wordt slechts verleend na overlegging van een verklaring van de leverancier dat de produkten direct uit graan, aardappelen of rijst zijn verkregen met uitsluiting van het gebruik van bijprodukten verkregen bij de produktie van andere landbouwprodukten of goederen.

De hierboven bedoelde verklaring blijft, behoudens herroeping, geldig voor elke volgende levering afkomstig van dezelfde fabrikant; zij wordt gecontroleerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 1 en lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 3035/80.

2. Indien het droge-stofgehalte van aardappelzetmeel dat krachtens artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3035/80 met maïszetmeel is gelijkgesteld gelijk is aan of hoger is dan 80 %, is de in de bijlage vastgestelde restitutie van toepassing; indien het droge-stofgehalte lager is dan 80 %, is de restitutie gelijk aan de in de bijlage vastgestelde restitutie vermenigvuldigd met het feitelijke percentage van het droge-stofgehalte en gedeeld door 80.

Voor alle andere zetmeelsoorten geldt dat, indien het droge-stofgehalte gelijk is aan of hoger is dan 87 %, de in de bijlage vastgestelde restitutie van toepassing is; indien het droge-stofgehalte lager is dan 87 %, is de restitutie gelijk aan de in de bijlage vastgestelde restitutie vermenigvuldigd met het feitelijke percentage van het droge-stofgehalte en gedeeld door 87.

3. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het droge-stofgehalte van het zetmeel bepaald volgens de in bijlage II van Verordening (EEG) nr. 1908/84 van de Commissie (1) vermelde methode die wordt toegepast voor meel.

4. Bij aanvraag van een uitvoerrestitutie voor de goederen moet de belanghebbende het droge-stofgehalte van het gebruikte zetmeel aangeven, tenzij deze informatie is geregistreerd door de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3035/80 bedoelde bevoegde instantie, volgens het bepaalde in dat lid.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van 1 augustus 1992.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 1992. Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Vice-Voorzitter

BIJLAGE bij de verordening van de Commissie van 7 juli 1992 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde produkten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage II van het Verdrag vermelde goederen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) De gebruikte hoeveelheden van de genoemde graanprodukten moeten, al naar gelang van het geval, worden vermenigvuldigd met de coëfficiënten, vermeld in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2744/75.