Verordening (EEG) nr. 3904/92 van de Raad van 17 december 1992 betreffende aanpassingsmaatregelen ten behoeve van de douane-expediteurs met het oog op de totstandkoming van de interne markt
Verordening (EEG) nr. 3904/92 van de Raad van 17 december 1992 betreffende aanpassingsmaatregelen ten behoeve van de douane-expediteurs met het oog op de totstandkoming van de interne markt
VERORDENING (EEG) Nr. 3904/92 VAN DE RAAD van 17 december 1992 betreffende aanpassingsmaatregelen ten behoeve van de douane-expediteurs met het oog op de totstandkoming van de interne markt
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de verwezenlijking van de interne markt een beslissende en positieve basisdoelstelling is voor de ontwikkeling van de Gemeenschap;
Overwegende dat een aantal gebieden met grote problemen zal worden geconfronteerd doordat zij in hoge mate afhankelijk zijn van activiteiten in de douanesector;
Overwegende dat de economische bedrijvigheid aan de binnengrenzen van de Gemeenschap ingrijpende wijzigingen zal ondergaan door de afschaffing van de douaneformaliteiten aan de binnengrenzen op 1 januari 1993;
Overwegende dat de werkzaamheden van douane-expediteurs en daarmee gelijkgestelden in belangrijke mate afhankelijk zijn van de douanecontroles en de vervulling van de douaneformaliteiten;
Overwegende dat de afschaffing van de douaneformaliteiten aan de binnengrenzen van de Gemeenschap een abrupt einde zal maken aan de intracommunautaire activiteiten van deze bedrijfstak;
Overwegende dat deze bedrijfstak zich grondig moet herbezinnen over zijn toekomst na 1 januari 1993 en dat dit verstrekkende gevolgen zal hebben voor de werknemers in deze sector, alsmede voor de ondernemingen en de gebieden waarvan de economische structuur hoofdzakelijk op het grensverkeer is afgestemd;
Overwegende dat vooral kleine en middelgrote ondernemingen ondersteuning nodig hebben om zich aan te passen aan de afschaffing van de douaneformaliteiten aan de binnengrenzen van de Gemeenschap;
Overwegende dat, gezien de omstandigheden en in het licht van de Verklaring van Birmingham, van de Europese Raad van 16 oktober 1992, aanvullende maatregelen op communautair niveau een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de door de Lid-Staten ondernomen acties;
Overwegende dat deze maatregelen de Lid-Staten en de betrokken regio's er bovendien toe kunnen aanzetten om voorstellen uit te werken en fondsen beschikbaar te stellen om het hoofd te bieden aan de economische moeilijkheden van de getroffen grensgebieden;
Overwegende dat de Gemeenschap van oordeel is dat er dringend begeleidende maatregelen op communautair niveau ten behoeve van de douane-expediteurs moeten worden getroffen;
Overwegende dat deze maatregelen vooral gebaseerd zullen zijn op de acties van de Gemeenschap in het kader van de structuurfondsen;
Overwegende dat deze door de structuurfondsen te subsidiëren maatregelen moeten worden aangevuld met maatregelen die niet uit deze fondsen worden gefinancierd, zodat een volledig pakket maatregelen beschikbaar is om de herstructurering en de diversificatie van de door deze bedrijfstak geleverde diensten te ondersteunen;
Overwegende dat deze specifieke maatregelen van buitengewone aard, die een aanvulling vormen op de maatregelen uit hoofde van de structuurfondsen, van tijdelijke aard moeten zijn;
Overwegende dat de in deze verordening bedoelde acties in overeenstemming dienen te zijn met het beleid van de Gemeenschap, inclusief het beleid inzake de mededingingsregels;
Overwegende dat de tenuitvoerlegging van deze bijstandsverlening plaatsvindt met het oog op de economische en sociale samenhang;
Overwegende dat de Gemeenschap beoogt de gebieden en ondernemingen die door het communautaire beleid ter afschaffing van de fiscale grenzen en de douanecontroles worden getroffen, bij te staan;
Overwegende dat de maatregelen om de betrokken gebieden en ondernemingen te steunen, gestalte moeten krijgen in uiteenlopende vormen van bijstand, met name op het gebied van de beleidsvoering, de toegang tot de kapitaalmarkten, de beroepsopleiding van de werknemers enz.;
Overwegende dat, met het oog op de tenuitvoerlegging van de maatregelen tot bereiking van het gestelde doel, de regels voor de bijstandsverlening door de Gemeenschap moeten worden vastgelegd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doelstellingen De actie die de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening voert, heeft ten doel de in het kader van de structuurfondsen ondernomen acties aan te vullen door:
- bijstand te verlenen voor de economische herstructurering en het scheppen van vervangende activiteiten in de gebieden die, volgens de opgave van iedere Lid-Staat aan de Commissie, door de afschaffing van de douaneformaliteiten het meest getroffen worden;
- bij te dragen aan de omschakeling en/of herstructurering van de in artikel 2, lid 2, bedoelde ondernemingen die weliswaar verzwakt maar nog levensvatbaar zijn, ten einde zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden.
Artikel 2
Maatregelen 1. De Gemeenschapsmaatregelen die bestemd zijn om bijstand te verlenen in de in artikel 1, eerste streepje, bedoelde gebieden kunnen betrekking hebben op:
- assistentie aan de bevoegde autoriteiten op het gebied van ontwikkelingsadviezen en andere ontwikkelingstechnieken;
- ondersteuning van initiatieven voor plaatselijke ontwikkeling;
- financiering van begeleidende maatregelen voor plaatselijke ontwikkeling.
2. De Gemeenschapsmaatregelen die bestemd zijn om ondernemingen bij te staan wier belangrijkste activiteit voortvloeit uit de douanecontroles en het vervullen van intracommunautaire douaneformaliteiten, kunnen betrekking hebben op:
- de beleidsvoering ten aanzien van de omschakeling of herstructurering van deze ondernemingen, met name door middel van studies en marktonderzoeken;
- de overdracht van technologie, waaronder het verzamelen en verspreiden van informatie en het realiseren van innovaties in deze ondernemingen;
- maatregelen voor het scheppen of behouden van duurzame werkgelegenheid;
- de beroepsopleiding van de werknemers van deze ondernemingen, alsmede alle maatregelen om deze beroepsopleiding te vergemakkelijken.
Artikel 3
Subsidiabiliteit De in artikel 2, lid 2, bedoelde maatregelen zijn voornamelijk bedoeld voor de gebieden van de Gemeenschap die door de Lid-Staten, overeenkomstig artikel 1, als de meest getroffen gebieden worden aangemerkt.
De acties die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de Verdragen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten, alsmede met het beleid van de Gemeenschap, met name ten aanzien van de mededingingsregels.
Artikel 4
Vormen van bijstandsverlening De financiële bijstand van de Gemeenschap kan in een van de volgende vormen worden verleend:
- medefinanciering van een nationale steunregeling, met inbegrip van terugbetalingen;
- medefinanciering van passende projecten, met inbegrip van terugbetalingen;
- steun ten behoeve van de technische bijstand en van de voorbereidende studies inzake de opstelling van de acties.
De financiële bijstand is in de eerste plaats voor kleine en middelgrote ondernemingen bestemd.
Artikel 5
Hoogte van de steun De communautaire steun in het kader van deze verordening bedraagt ten hoogste 50 % van de kosten van de in artikel 2 genoemde acties. In bepaalde gevallen, met name in regio's met een ontwikkelingsachterstand, kan dit percentage door de Commissie worden verhoogd tot 75 %.
De communautaire steun vormt een aanvulling op uitgaven uit particuliere of openbare fondsen. In de gevallen waarin de communautaire steun een aanvulling vormt op uitgaven uit de particuliere sector, bedraagt de steun nooit meer dan 50 %.
De communautaire steun voor maatregelen en individuele acties die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, kan niet worden gecombineerd met andere, uit de structuurfondsen verleende steun.
Artikel 6
Bijstandsaanvragen De bijstandsaanvragen worden vanaf 1 januari 1993, na overleg met de betrokken beroepsgroeperingen en sociale groeperingen, ingediend door de bevoegde instanties die door de Lid-Staten zijn aangewezen. De uiterste datum voor het indienen van deze aanvragen is 31 maart 1993.
Artikel 7
Goedkeuring van de bijstandsaanvragen en tenuitvoerlegging Voor zover aan de in deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan, geeft de Commissie in principe uiterlijk drie maanden na de indiening van de bijstandsaanvraag een beschikking betreffende die aanvraag.
De communautaire steun heeft betrekking op een periode die op 1 januari 1993 aanvangt en kan een financiering met terugwerkende kracht behelzen voor de bijstandsaanvragen die vanaf deze datum wordt goedgekeurd. De juridische verbintenis voor deze bijstandsverlening wordt vóór 31 december 1993 aangegaan.
De Commissie maakt een lijst van de goedgekeurde bijstandsaanvragen bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 8
Technische bijstand Behalve de in artikel 4 genoemde vormen van bijstandsverlening kan ook financiële steun worden verleend voor uitgaven ten behoeve van technische bijstand, evaluatie en toezicht met betrekking tot de uit hoofde van deze verordening aangenomen maatregelen.
In afwijking van artikel 5 kan de communautaire financiering voor dergelijke acties tot 100 % van de kosten bedragen. In totaal mag deze bijstandsverlening echter niet meer bedragen dan 2 % van het in het kader van deze verordening op de begroting uitgetrokken totaalbedrag.
Artikel 9
Toezicht, evaluatie en financiële controle De Commissie en de Lid-Staten zorgen voor een doeltreffend toezicht op en een doeltreffende evaluatie van de communautaire bijstandsverlening uit hoofde van deze verordening.
In de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van de financiële steun worden de nadere bepalingen inzake toezicht op en evaluatie van de bijstandsverlening opgenomen.
De betrokken Lid-Staat is subsidiair aansprakelijk voor de terugbetaling aan de Gemeenschap van ten onrechte betaalde bedragen.
Artikel 10
Betalingsverplichtingen - Betalingen 1. De betalingsverplichtingen worden aangegaan op de grondslag van de beschikkingen van de Commissie tot goedkeuring van de betrokken acties.
2. De financiële bijstand wordt overeenkomstig de aangegane betalingsverplichtingen uitbetaald. De betaling geschiedt aan de bevoegde instantie die hiertoe door de betrokken Lid-Staat in zijn betalingsaanvraag is aangewezen.
3. Nadat een betalingsverplichting is aangegaan, betaalt de Gemeenschap een voorschot uit van 60 % van het bedrag van de betalingsverplichting.
4. Betaling van het saldo geschiedt indien:
- de in lid 2 bedoelde instantie binnen de zes maanden na de daadwerkelijke voltooiing van de actie en uiterlijk op 30 juni 1995 bij de Commissie een betalingsaanvraag indient,
- de Lid-Staat een verklaring overlegt ter bevestiging van de juistheid van de in de betalingsaanvraag verstrekte gegevens.
Artikel 11
Gebruik van de ecu De bedragen van de betalingsverplichtingen en betalingen van de Commissie worden uitgedrukt en betaald in ecu.
De gehanteerde wisselkoersen zijn die welke van toepassing zijn ten tijde van de ontvangst van de bijstandsaanvraag en de betalingsaanvraag.
Artikel 12
Verslag Vóór 1 november 1994 brengt de Commissie aan het Europese Parlement en de Raad verslag uit van de op grond van deze verordening verleende bijstand.
Artikel 13
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1993 voor de duur van een jaar.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 17 december 1992.
Voor de Raad De Voorzitter R. NEEDHAM
(1) PB nr. C 220 van 27. 8. 1992, blz. 4.
(2) PB nr. C 337 van 21. 12. 1992.
(3) Advies van 25 november 1992 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).