Home

93/254/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 december 1992 betreffende het Italiaanse Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992, dat onder meer betrekking heeft op de verlenging, met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen, voor alle steunmaatregelen in Wet nr. 64 van 1 maart 1986 inzake een organieke kaderregeling voor buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

93/254/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 december 1992 betreffende het Italiaanse Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992, dat onder meer betrekking heeft op de verlenging, met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen, voor alle steunmaatregelen in Wet nr. 64 van 1 maart 1986 inzake een organieke kaderregeling voor buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 december 1992 betreffende het Italiaanse Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992, dat onder meer betrekking heeft op de verlenging, met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen, voor alle steunmaatregelen in Wet nr. 64 van 1 maart 1986 inzake een organieke kaderregeling voor buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(93/254/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I (1) Na uit de pers te hebben vernomen dat diverse steunmaatregelen waren goedgekeurd, onder meer met betrekking tot de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen voor alle, in Wet nr. 64 van 1 maart 1986 inzake een organieke kaderregeling voor buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno ( "Legge dal 1 marzo 1986 n. 64 sulla disciplina organica dell'intervento straordinario nel Mezzogiorno") vervatte steunmaatregelen, heeft de Commissie bij schrijven van 24 januari 1992 de Italiaanse autoriteiten verzocht of zij deze informatie konden bevestigen. De in genoemde wet vervatte steunmaatregelen zijn bij Beschikking 88/318/EEG van de Commissie (1) overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag op 2 maart 1988 onder bepaalde voorwaarden met de gemeenschappelijke markt verenigbaar verklaard. De in genoemde wet uitgetrokken begrotingsmiddelen bedroegen 120 000 miljard lire (72 miljard ecu), waarbij de fiscale steunmaatregelen nog moeten worden opgeteld. De einddatum voor deze buitengewone steunregeling was op 31 december 1993 gesteld.

In antwoord op het schrijven van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten haar de tekst van Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992 (Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 16 van 21. 1. 1992, blz. 3) doen toekomen, dat onder meer het volgende behelst:

- verlenging van de vermindering van de sociale lasten als bedoeld in de genoemde Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno (artikel 1);

- een zogeheten fiscalisatiemaatregel van de sociale lasten, welke een verdere verlaging van de sociale lasten ten behoeve van ondernemingen in de Mezzogiorno inhoudt (artikel 2);

- de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen voor alle steunmaatregelen die in genoemde Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno zijn voorzien (artikel 6).

(2) Aangezien de Commissie van oordeel was dat deze drie bepalingen in de zin van artikel 92 van het Verdrag onverenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt en niet voor toepassing van een van de in dat artikel bepaalde uitzonderingen in aanmerking kwamen, stelde zij bij schrijven van 25 juni 1992 de Italiaanse Regering op de hoogte van de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de drie bovengenoemde bepalingen. De Italiaanse Regering werd verzocht binnen 30 dagen na kennisgeving van dit schrijven haar opmerkingen kenbaar te maken. De overige Lid-Staten en andere belanghebbenden werden bij de publikatie van dit schrijven in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken.

Bij schrijven van 8 oktober 1992 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie medegedeeld dat de artikelen 1 en 2 van Wetsdecreet nr. 14 zijn komen te vervallen, aangezien zij niet binnen de door de Italiaanse grondwet voorgeschreven termijn in een wet waren omgezet. Aangezien deze bepalingen inhoudelijk zijn overgenomen in wetsontwerp nr. 1536 van 8 september 1992, dat in de zin van artikel 93, lid 3, van het Verdrag is aangemeld, heeft de Commissie besloten dat wat deze twee bepalingen betreft er voor haar besluit van 25 juni 1992 tot inleiding van de procedure geen grond meer bestond. Terzelfder tijd heeft de Commissie met betrekking tot wetsontwerp nr. 1536 een nieuwe procdure in de zin van artikel 93, lid 2, van het Verdrag ingeleid. De onderhavige beschikking heeft derhalve geen betrekking op de maatregelen van genoemde Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno betreffende de vermindering van de sociale lasten. Binnen de daarvoor gestelde termijn zijn door geen enkele andere Lid-Staat noch door andere belanghebbenden opmerkingen kenbaar gemaakt.

(3) De in artikel 6 van het wetsdecreet vervatte maatregel, die betrekking heeft op de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen voor alle steunmaatregelen in Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno, is in verscheidene wetsdecreten herhaald zonder door het Italiaanse parlement in een wet te zijn omgezet. In een nota van 30 juli 1992 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie verzocht de toezending van hun opmerkingen als bedoeld in artikel 93, lid 2, van het Verdrag te mogen uitstellen om daarin de wijzigingen te kunnen opnemen die in het aan het parlement ter omzetting voor te leggen wetsdecreet aangebracht zijn, ten aanzien waarvan de Commissie krachtens artikel 93, lid 2, van het Verdrag haar eindbeslissing zou kunnen nemen. De tekst van dit wetsdecreet is door de Italiaanse Regering op 22 oktober 1992 goedgekeurd als Wetsdecreet nr. 415 (Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 249 van 22. 10. 1992, blz. 3). Op 27 november 1992 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie hun opmerkingen doen toekomen. De overige Lid-Staten en andere belanghebbenden hebben van de mogelijkheid opmerkingen te maken geen gebruik gemaakt.

II (4) De onderzochte toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen betreft een bedrag van 24 000 miljard lire (14 350 miljoen ecu), dat mogelijk bestemd is voor steun aan ondernemingen.

In haar besluit van 25 juni 1992 stelde de Commissie vast dat de Italiaanse Republiek niet had voldaan aan de haar in artikel 10 van Beschikking 88/318/EEG opgelegde verplichtingen ter zake van de voorwaarden voor de verenigbaarheid van Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno met het Verdrag. Krachtens dit artikel had de Italiaanse Republiek jaarlijks aan de Commissie onder meer het totale, met de fiscale steun gemoeide bedrag, uitgesplitst naar regio's en economische sectoren, moeten mededelen. In de mededelingen die gedaan zijn, ontbreekt een dergelijke specificatie.

In haar besluit van 25 juni 1992 heeft de Commissie opgemerkt dat een verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen voor een zo omvangrijke kaderregeling als die welke in genoemde wet voor de Mezzogiorno is vervat, niet kan worden beoordeeld, indien het concurrentieverstorende effect en het voordeel voor de ontwikkeling van elk van de onderdelen van de maatregel zeven jaar na invoering niet bekend zijn. In een dergelijke situatie, die zowel wat het verleden als wat de toekomst betreft ondoorzichtig is, kan de Commissie zich niet uitspreken over de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen voor de tot op heden toegepaste regeling.

Voorts was de Commissie in genoemd besluit van oordeel dat de termijn waarvoor zij genoemde wet voor de Mezzogiorno met de gemeenschappelijke markt verenigbaar had verklaard, beperkt was tot de geldigheidsduur van deze wet, die op 31 december 1993 afloopt. Dat de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen zich tot een periode na de genoemde datum uitstrekt, zoals blijkt uit Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992, was derhalve niet verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt.

III (5) In hun opmerkingen benadrukken de Italiaanse autoriteiten dat zij voornemens zijn de beginselen die ten grondslag liggen aan de toepassing van de wet voor de Mezzogiorno, ingrijpend te wijzigen wat de op 31 december 1993 aflopende periode betreft waarop de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen betrekking heeft. In dit verband wordt gepreciseerd dat de overschrijding van de genoemde termijn slechts betrekking heeft op reeds uitgetrokken middelen en dat elk besluit tot steunverlening vóór de in de wet bepaalde einddatum moet zijn goedgekeurd.

De bedoelde wijzigingen moeten het mogelijk maken dat, hoewel de mededeling betreffende de in het verleden verleende fiscale steun ontbreekt, de Commissie de steunregeling die het resultaat is van de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar acht.

(6) Uit Wetsdecreet nr. 415 van 22 oktober 1992, waarbij de hoofdlijnen van deze wijzigingen in de Italiaanse regeling zijn ingevoerd, alsmede uit de schriftelijke opmerkingen van de Italiaanse Regering blijkt welke wijzigingen de Italiaanse autoriteiten voornemens zijn aan te brengen langs de weg van de wet tot omzetting van het decreet en welke algemene uitvoeringsbepalingen door onder meer het CIPE Interministeri en het CIPI moeten worden goedgekeurd. Het gaat er met name om dat:

- wordt bepaald dat het totaal van de steun die in het kader van genoemde wet voor de Mezzogiorno aan een onderneming verleend wordt, in netto-steunequivalenten (nse) moet worden berekend en uitgedrukt zodat voor volledige doorzichtigheid van alle maatregelen wordt gezorgd;

- de intensiteitsdrempels voor steun aan investeringen in de produktie worden verlaagd door een onderverdeling, die gebaseerd is op de regionale ontwikkelingsverschillen tussen de gebieden alsook op de omvang van de steunontvangende ondernemingen, zodanig dat binnen elke algemene gebiedsgrens de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen bevorderd wordt. Deze onderverdeling moet op het moment van de uitvoering van het geheel van maatregelen worden uitgewerkt in besprekingen van het CIPI en het CIPE, op voorstel van de ministerraad;

- in het kader van deze onderverdeling de hoogste steunintensiteit tot nieuwe initiatieven wordt beperkt, zodat steun voor uitbreiding en herstructurering hiervan uitgesloten dan wel aanzienlijk verlaagd wordt. Ook deze beleidslijnen moeten in besprekingen van het CIPE en het CIPI worden uitgewerkt;

- de in Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno bepaalde fiscale voordelen (zie artikel 14, leden 4 en 5, ervan, alsmede artikel 102, leden 1 en 2, en artikel 105 van Presidentieel Besluit nr. 218 van 6 maart 1978) worden omgezet in belastingkredieten, die vooraf worden vastgesteld op basis van de door elke steunontvangende onderneming gedane investeringen. Met deze kredieten wordt rekening gehouden bij de berekening in nse van de totale steun die aan een onderneming wordt verleend, ten einde te zorgen voor de naleving van de steundrempels die voor het gebied en voor ondernemingen van een dergelijke omvang gelden;

- de cumulatieregels worden vastgesteld, waarmee voor een correcte toepassing van hetgeen de Commissie op dit gebied bepaald heeft, moet worden gezorgd;

- de mogelijkheid wordt opgenomen om het geografische gebied waarop deze en andere nog vast te stellen regionale steunmaatregelen van toepassing zijn, uit te breiden tot probleemgebieden die niet onder genoemde wet voor de Mezzogiorno vallen. Welke gebieden dit zijn, moet nog worden vastgesteld.

Op alle steunaanvragen die op de datum van inwerkingtreding van Wetsdecreet nr. 363 van 14 augustus 1992 reeds zijn ingediend, zijn overgangsbepalingen van toepassing, die het mogelijk maken dat op deze aanvragen de steunregeling wordt toegepast die in Beschikking 88/318/EEG is goedgekeurd.

IV (7) De maatregelen waarvoor de Italiaanse autoriteiten nieuwe begrotingsmiddelen hebben toegewezen en die door de Commissie in Beschikking 88/318/EEG inhoudelijk onderzocht zijn, vormen om de redenen die in de genoemde beschikking worden aangegeven en die worden geacht bij deze in hun geheel te zijn aangehaald, steun in de zin van artikel 92 van het Verdrag. Zij zijn derhalve verboden. De verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen kan uitsluitend verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt indien hierop een van de in dit artikel bepaalde uitzonderingen van toepassing kan zijn.

De Commissie was in haar Beschikking 88/318/EEG van oordeel dat in verband met de regionale ontwikkelingsdoelstelling van de maatregelen de uitzondering hierop van toepassing kan zijn. Het ontbreken van de mededelingen betreffende de concrete toepassing ervan, met name wat de exploitatiesteun betreft zoals die welke in de vorm van fiscale steun verleend is, maakt het de Commissie evenwel onmogelijk de concurrentieverstorende effecten van een verlenging met toewijzing van nieuwe middelen voor een ondoorzichtig geworden systeem te beoordelen; bijgevolg is het haar niet mogelijk deze verlenging verenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt.

(8) Dit oordeel kan evenwel worden gewijzigd, indien de in Wet nr. 64 voor de Mezzogiorno vervatte steunregeling wordt toegepast op een wijze die sterk van het verleden afwijkt, met name zodanig dat een overgang naar een meer radicale hervorming van het Mezzogiorno-beleid wordt bevorderd, hetgeen bij het aflopen van de wet tot stand kan worden gebracht overeenkomstig de beginselen die uit de aangebrachte wijzigingen blijken.

(9) Over de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van een eventuele uitbreiding van de maatregelen tot andere gebieden dan die welke in genoemde wet voor de Mezzogiorno bepaald zijn, kan de Commissie zich in deze niet uitspreken alvorens nauwkeurig is vastgesteld om welke gebieden het gaat. Bijgevolg moet de Italiaanse Regering overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag de voorgenomen uitbreiding in detail en tijdig bij de Commissie aanmelden, zodat deze haar opmerkingen kan maken voordat de voorgenomen maatregelen tot uitvoering worden gebracht.

V (10) In het licht hiervan en met het voorbehoud omtrent de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied is de Commissie van oordeel dat de beleidslijnen die uit Wetsdecreet nr. 415 van 22 oktober 1992 alsook uit de opmerkingen van de Italiaanse Regering naar voren komen, ertoe leiden dat de regeling ondanks de ondoorzichtigheid in het verleden verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, op voorwaarde dat de maatregelen op duidelijke en controleerbare wijze concreet worden uitgewerkt. De goedkeuring van de wet tot omzetting van het wetsdecreet en van eventuele andere wettelijke bepalingen, alsmede de besprekingen van het CIPI en het CIPE zijn voor deze concrete uitwerking de passende instrumenten.

In deze omstandigheden is het vanzelfsprekend dat steun aan ondernemingen slechts zal worden verleend in de provincies die nog van de toepassing van genoemde wet voor de Mezzogiorno kunnen profiteren, waarbij rekening moet worden gehouden met de hiervoor in Beschikking 88/318/EEG vastgestelde termijnen. In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat de steun als bedoeld in artikel 3 van Beschikking 88/318/EEG mag worden verleend tot 31 december 1992 en dat het verlenen van steun in de regio's die in artikel 4 van genoemde beschikking vermeld worden, al sinds 30 december 1990 niet meer mogelijk is. Bovendien zij met nadruk erop gewezen dat artikel 9 van Beschikking 88/318/EEG betreffende uitgesloten en aan beperkingen onderworpen sectoren van toepassing blijft, evenals alle andere bepalingen van deze beschikking die door de nieuwe beschikking niet inhoudelijk worden gewijzigd.

(11) Gezien de steunintensiteit die is toegekend aan regio's in de Gemeenschap waarin de sociaal-economische situatie vergelijkbaar is met die in de Mezzogiorno, is de Commissie voor zover het investeringen in de produktie betreft van oordeel dat, afhankelijk van de uiteenlopende economische situatie in de drie zones waarin de Mezzogiorno overeenkomstig overweging 1 van Beschikking 88/318/EEG ingedeeld is, de navolgende steunintensiteitsdrempels verenigbaar kunnen worden geacht met de gemeenschappelijke markt:

- in zone A: 65 % nse voor kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, die op 20 mei 1992 door de Commissie is goedgekeurd (3), en 50 % nse voor de overige ondernemingen;

- in zone B: 55 % nse voor kleine en middelgrote ondernemingen die aan bovenbedoelde criteria voldoen en 40 % nse voor de overige ondernemingen;

- in zone C: 40 % nse voor kleine en middelgrote ondernemingen die aan bovenbedoelde criteria voldoen en 25 % nse voor de overige ondernemingen.

(12) Gezien de ervaringen in het verleden is de Commissie de mening toegedaan dat ook de intensiteit van de steun voor onderzoek moet worden verminderd en overeenkomstig de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (4) afhankelijk moet worden gemaakt van het niveau van het onderzoek en de omvang van het bedrijf. In dit licht zijn de volgende bruto steunintensiteitsdrempels verenigbaar met de gemeenschappelijke markt:

- 60 % voor basisonderzoek en 35 % voor toegepast onderzoek door kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf;

- 50 % voor basisonderzoek en 25 % voor toegepast onderzoek van de overige ondernemingen.

(13) Wat de fiscale steun betreft, is de Commissie van oordeel dat de omzetting hiervan in belastingkredieten die vooraf en afhankelijk van de investeringen van de steunontvangende onderneming vastgesteld worden en waarmee bij de berekening in netto-steunequivalenten zodanig rekening wordt gehouden dat de bovenvermelde intensiteitsdrempels in acht worden genomen, een wijziging van de regeling inhoudt waardoor deze steun doorzichtig wordt en onder de aangegeven voorwaarden verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

De bepalingen van nationaal recht waarmee de fiscale steunregeling in deze zin gewijzigd wordt, moeten uiteraard op zo kort mogelijke termijn en uiterlijk op 31 december 1992 zijn goedgekeurd. Deze bepalingen moeten van toepassing zijn op alle steunaanvragen die onder de onderhavige beschikking vallen, met uitzondering van die welke onder artikel 5 vallen.

(14) Wat de cumulatieregels betreft, herinnert de Commissie eraan dat de voorwaarden voor verenigbaarheid die in deze van toepassing zijn, aan de Lid-Staten ter kennis zijn gebracht, in het bijzonder bij de mededeling van de Commissie van 21 december 1978 inzake regionale steunregelingen (5) en bij de mededeling inzake de cumulering van steunmaatregelen met uiteenlopende doelstelling (6).

De naleving van deze regelingen door de Italiaanse autoriteiten is derhalve een voorwaarde voor de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de onderzochte steunmaatregelen.

(15) Wat de toepassing bij wijze van overgangsmaatregel van de tot op heden ten uitvoer gelegde steunregeling op bepaalde reeds ingediende aanvragen betreft, merkt de Commissie op dat elke beoordeling van de verenigbaarheid van een steunregeling ook betrekking heeft op het totaal van de hiervoor bestemde begrotingsmiddelen en dat de Lid-Staat die de regeling toepast, dient te vermijden dat situaties worden geschapen die met de verenigbaarheid van de regeling strijdig kunnen zijn. Eventuele binnenlandse situaties die in strijd zijn met het plafond van de toegewezen middelen, moeten in het nationale recht van de Lid-Staat worden opgelost, waarbij de Commissie niet ertoe kan worden verplicht een verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te beschouwen indien zij dat niet is. Weliswaar zal de Commissie in de praktijk een verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen in beginsel positief beoordelen (zie hiervoor de mededeling van de Commissie van 2 juli 1992 inzake versnelde goedkeuringsprocedures (7)), maar dit beginsel is niet van toepassing indien, zoals in het onderhavige geval, de Commissie de Lid-Staat tijdig ervan op de hoogte heeft gesteld dat vanwege het feit dat de regeling ondoorzichtig geworden is, een dergelijke verlenging niet toelaatbaar is.

De Commissie kan echter in haar beoordeling betrekken dat in het kader van de wijziging van de uitvoeringsbepalingen een beperkte verlenging met toewijzing van nieuwe middelen voor de regeling zoals deze oorspronkelijk werd toegepast, gerechtvaardigd kan zijn, indien een dergelijke verlenging tot doel heeft initiatieven te bevorderen waarvan de gevolgen voor de ontwikkeling van een regio van meer algemene aard zijn. Als zodanig kunnen worden beschouwd initiatieven die in programmacontracten vastgesteld zijn en initiatieven waarvan de afgesloten administratieve behandeling en goedkeuring, dan wel de vergevorderde staat van uitvoering de verwachting wekken dat de positieve gevolgen voor de ontwikkeling zich op korte termijn zullen doen gevoelen.

In dit licht is de Commissie van oordeel dat de bestemming van een gedeelte van de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen ten belope van 24 000 miljard lire voor het verlenen van steun overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van genoemde wet voor de Mezzogiorno, welke door de Commissie bij haar Beschikking 88/318/EEG verenigbaar verklaard zijn, aan ondernemingen die hun aanvraag reeds op de datum van inwerkingtreding van Wetsdecreet nr. 363 van 14 augustus 1992 hadden ingediend, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden geacht. Dit gedeelte van de nieuwe toewijzing mag niet meer bedragen dan 10 000 miljard lire en moet met voorrang worden bestemd voor steun voor programmacontracten en projecten waarvan de administratieve behandeling en goedkeuring afgesloten zijn of die reeds in gevorderde staat van uitvoering verkeren, waarbij het uitgevoerde gedeelte moet overeenkomen met ten minste 30 % van het project. De Commissie behoudt zich het recht voor op basis van een verslag over de toewijzing van het genoemde bedrag dat de Italiaanse autoriteiten haar moeten voorleggen, nader te onderzoeken of de hoogte daarvan adequaat is,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992 en in de decreten waarin dit herhaald en gewijzigd is, vastgelegde verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen tot een bedrag van 24 000 milljard lire voor de maatregelen in de Italiaanse Wet nr. 64 van 1 maart 1986 inzake een organieke kaderregeling voor buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno, wordt goedgekeurd onder de in de navolgende artikelen vervatte voorwaarden.

De steun mag slechts worden verleend voor zover aan de betreffende provincies krachtens Wet nr. 64 van 1 maart 1986 nog steun mag worden verleend en met inachtneming van de termijnen die bij Beschikking 88/318/EEG betreffende de verenigbaarheid van deze wet zijn vastgesteld.

Van de verlenging met toewijzing van nieuwe begrotingsmiddelen zijn uitgesloten de verminderingen van de sociale lasten, die bij artikel 1 van Wetsdecreet nr. 14 van 21 januari 1992 zijn vastgesteld.

Artikel 2

De intensiteit van de steun aan ondernemingen voor investeringen in de produktie mag uitgedrukt in netto-steunequivalenten (nse) niet meer bedragen dan de volgende drempels:

a) in de zone die in Beschikking 88/318/EEG betreffende buitengewone steunverlening in de Mezzogiorno als zone A is aangeduid:

- 65 % voor kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf van 20 mei 1992;

- 50 % voor de overige ondernemingen;

b) in zone B:

- 55 % voor de kleine en middelgrote ondernemingen die aan de in bovenvermelde kaderregeling bepaalde criteria voldoen;

- 40 % voor de overige ondernemingen;

c) in zone C:

- 40 % voor de kleine en middelgrote ondernemingen die aan de in bovenvermelde kaderregeling bepaalde criteria voldoen;

- 25 % voor de overige ondernemingen.

Artikel 3

De intensiteit van de steun voor onderzoek mag niet meer bedragen dan de volgende brutodrempels:

- 60 % voor basisonderzoek en 35 % voor toegepast onderzoek door kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf van 20 mei 1992;

- 50 % voor basisonderzoek en 25 % voor toegepast onderzoek door de overige ondernemingen.

Artikel 4

De fiscale steun krachtens artikel 14 van Wet nr. 64 van 1 maart 1986 alsmede artikel 102, leden 1 en 2, en artikel 105 van Presidentieel Decreet nr. 218 van 6 maart 1978, dient te worden omgezet in belastingkredieten, waarvan de omvang afhankelijk is van de investeringen van de onderneming.

Bij de berekening van de totale steun in nse wordt met deze kredieten rekening gehouden, ten einde ervoor te zorgen dat de in de artikelen 2 en 3 bepaalde steunintensiteitsdrempels in acht worden genomen. Indien noodzakelijk moeten deze kredieten zodanig worden verlaagd dat de totale steunintensiteit binnen bovengenoemde grenzen blijft.

De nationale bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden op uiterlijk 31 december 1992 vastgesteld. Zij zijn van toepassing op alle steunaanvragen die onder de onderhavige beschikking vallen, uitgezonderd de in artikel 5 bedoelde aanvragen.

Artikel 5

Van het in artikel 1 genoemde bedrag van 24 000 miljard lire mag bij wijze van toepassing van Beschikking 88/318/EEG betreffende de verenigbaarheid van de wet op de Mezzogiorno, een bedrag van 10 000 miljard lire worden gebruikt voor steunaanvragen die reeds op het moment van de inwerkingtreding van Wetsdecreet nr. 363 van 14 augustus 1992 bij de Italiaanse autoriteiten waren ingediend, onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de onderhavige beschikking.

Dit bedrag is met voorrang bestemd voor de financiering van programmacontracten en projecten waarvan de administratieve behandeling en goedkeuring afgesloten is, dan wel projecten die in gevorderde staat van uitvoering verkeren, waarbij het uitgevoerde gedeelte met ten minste 30 % van het project moet overeenkomen.

Vóór 1 juli 1993 legt de Italiaanse Regering over de toewijzing van dit bedrag aan de Commissie een schriftelijk en gedetailleerd verslag voor. De Commissie behoudt zich het recht voor opnieuw te beoordelen of dit bedrag adequaat is.

Artikel 6

Afzonderlijke besluiten tot toekenning van steun worden tot uiterlijk 31 december 1993 door de Italiaanse autoriteiten goedgekeurd.

De onderhavige beschikking heeft geen betrekking op de verlening met toewijzing van nieuwe middelen voor de verminderingen van de sociale lasten als bepaald in Wet nr. 64 van 1 maart 1986, die voorwerp zijn van een afzonderlijk onderzoek.

De bepalingen van Beschikking 88/318/EEG betreffende de verenigbaarheid van Wet nr. 64 van 1 maart 1986 blijven van toepassing voor zover deze door de onderhavige beschikking niet inhoudelijk worden gewijzigd.

Artikel 7

Op uiterlijk 31 januari 1993 deelt Italië aan de Commissie de maatregelen mede die zijn genomen om aan deze beschikking gevolg te geven.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 9 december 1992.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 143 van 10. 6. 1988, blz. 37.

(2) PB nr. C 240 van 19. 9. 1992, blz. 7.

(3) PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 2.

(4) PB nr. C 83 van 11. 4. 1986, blz. 2.

(5) PB nr. C 31 van 3. 2. 1979, blz. 9.

(6) PB nr. C 3 van 5. 1. 1985, blz. 2.

(7) PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 10.