Home

93/353/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 maart 1993 betreffende de toepassing van de Spaanse regionale steunregeling in een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

93/353/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 maart 1993 betreffende de toepassing van de Spaanse regionale steunregeling in een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

93/353/EEG: Beschikking van de Commissie van 9 maart 1993 betreffende de toepassing van de Spaanse regionale steunregeling in een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 145 van 17/06/1993 blz. 0025 - 0030


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 9 maart 1993 betreffende de toepassing van de Spaanse regionale steunregeling in een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone (Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(93/353/EEG)DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na belanghebbenden overeenkomstig genoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I Bij schrijven van 1 juni 1987 heeft de Commissie aan de Spaanse Regering medegedeeld de zones en steunplafonds van de Spaanse regeling voor regionale steun te kunnen aanvaarden. Bij schrijven van 1 september 1987 en bij telexbericht van 14 maart 1988 heeft de Commissie aan de Spaanse Regering medegedeeld akkoord te kunnen gaan met de overige bepalingen van deze regeling welke onder meer betrekking hebben op de vorm waarin de steun wordt verleend en de soorten investeringen die voor steun in aanmerking komen. Uitgaande van deze beslissingen is de Spaanse Regering geleidelijk tot uitvoering van de Spaanse regionale steunregeling (Wet 50/1985, Koninklijk Besluit 1535/1987) overgegaan door koninklijke besluiten vast te stellen waarbij de onderscheiden steunzones worden afgebakend.

Voor een in het noorden van de provincie Madrid gelegen zone, de Sierra Norte, is de Commissie, mede gelet op Protocol nr. 12 van de Akte van Toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen, bij wijze van uitzondering akkoord gegaan met een periode van drie jaar, waarin met een intensiteitsplafond van 45 % netto-subsidie-equivalent (nse) regionale steun kan worden toegekend. Na afloop van die periode zou de regeling opnieuw worden bezien.

Bij schrijven van 7 juni 1990 van de Spaanse Permanente Vertegenwoordiging heeft de Spaanse Regering de Commissie om verlenging verzocht van de mogelijkheid om in deze zone steun met dit plafond te verlenen, zonder de looptijd van deze verlenging nader aan te geven.

De Commissie heeft opnieuw bezien of er aanleiding was genoemd plafond in deze zone op het bestaande peil te handhaven en heeft vervolgens besloten om de procedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag in te leiden ten aanzien van steunverlening in het kader van de Spaanse regionale steunregeling met een intensiteitsplafond van 45 % nse in de Sierra Norte van de provincie Madrid.

Bij schrijven van 3 augustus 1990 heeft de Commissie de Spaanse Regering aangemaand om haar haar opmerkingen kenbaar te maken. Ook de andere Lid-Staten en de overige belangstellenden zijn aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken (1).

II De Spaanse Regering heeft haar opmerkingen kenbaar gemaakt bij brieven van, respectievelijk, 3 en 10 oktober 1990. In deze brieven verzoekt de Spaanse Regering verlenging van de mogelijkheid om in deze zone regionale steun met een plafond van 45 % nse opnieuw in overweging te nemen, met name in het licht van de volgende opmerkingen:

- Het feit dat de provincie Madrid niet voldoet aan de voorwaarden welke voor de eerste fase van de methode voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), van het EEG-Verdrag zijn vastgesteld, heeft de goedkeuring voor steunverlening (van 1 juni 1987) niet in de weg gestaan. Deze beschikking was gebaseerd op de sociaal-economische achterstand van de desbetreffende zone en daarin werd gewezen op het bergachtige en agrarische karakter van de zone die in het natuurlijke verlengde ligt van de provincies Segovia en Guadalajara en in sociaal-economische zin veeleer bij deze provincies aansluit dan bij de provincie Madrid, waarbij de zone administratief is ingedeeld.

- De sociaal-economische situatie in de zone heeft de laatste drie jaar geen significante verandering ondergaan.

- De zone kan niet worden geacht in sociaal-economisch opzicht deel uit te maken van de provincie Madrid. Het gebruik van op de gehele provincie betrekking hebbende gegevens om na te gaan of de criteria voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), juist zijn gehanteerd, moet dus worden genuanceerd.

- Ook indien de Spaanse Regering in het kader van de nationale regeling voor regionale steun van de haar door de Commissie geboden mogelijkheid om regionale steun in de Sierra Norte te verlenen, geen gebruik heeft gemaakt, is in de fundamentele problemen nog geen verandering gekomen; deze mogelijkheid moet dan ook blijven voortbestaan.

- De provincie Madrid voldoet inderdaad niet aan de criteria (bruto binnenlands produkt (BBP) per inwoner en structurele werkloosheid), die in de eerste fase van de methode voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), worden gehanteerd. Dit is met name het gevolg van het feit dat het gebied van de metropool Madrid in sterke mate het gezicht van de provincie bepaalt. Aangezien er op gemeentelijk niveau geen gegevens bestaan, verdient het de voorkeur om het BBP per inwoner van de Sierra Norte te bepalen:

- door vergelijking met dat van de provincies Segovia en Guadalajara, waarvan de sociaal-economische situatie meer gelijkenis vertoont met die van het noorden van de provincie Madrid dan met die van de hoofdstad zelf. Het BBP per inwoner van Segovia bedraagt 84 % van het nationale gemiddelde van de jaren 1986 tot en met 1988 en dat van Guadalajara is (tussen 1985 en 1989) van indexcijfer 103 naar indexcijfer 99 gedaald (Spanje = 100);

- door als indicator voor het inkomen het per inwoner aan Impuesto sobre la Renta de las Personas Físicas (inkomstenbelasting voor natuurlijke personen) betaalde bedrag aan te houden. In 1986 bedroeg dit voor de Sierra Norte gemiddeld 28 792 peseta, dat is ongeveer een derde van het gemiddelde van de Comunidad autónoma Madrid als geheel (85 026 peseta).

Ten aanzien van de werkgelegenheid kan worden opgemerkt dat het werkloosheidscijfer in 1986 tot 18 % steeg en dat de bevolking die in deze zone in de primaire sector werkzaam was (2) 19,48 % van het totaal vertegenwoordigde. Tevens liep het aantal arbeidsplaatsen in de landbouw in de provincie Madrid tussen 1987 en 1989 met 36,1 % terug, waardoor de Sierra Norte, gezien het belangrijke aandeel van de landbouw in de werkgelegenheid van deze zone, ernstig werd getroffen. Bovendien daalde in deze zone het aandeel in de werkgelegenheid in de industrie en in de bouwnijverheid van 21,32 % tot 20,05 %, respectievelijk van 17,60 % tot 11,81 %, terwijl dat van de dienstensector van 48,13 % tot 59,29 % toenam.

- Sinds 1950 is het aantal inwoners van deze zone met 25 % gedaald. Deze ontvolking viel te verklaren uit een sterke emigratie, voornamelijk van jongeren, naar het hoofdstedelijke gebied Madrid. Het migratiesaldo in deze zone, met uitzondering van de gemeente Colmenar Viejo, bedroeg tussen 1976 en 1981 12 . In 1986 lag de vergrijzingsindex (3) van de zone (1) (17,5 %) ver boven die van de provincie Madrid (9,3 %) en het nationale gemiddelde (10,9 %), terwijl de bevolking onder de 16 jaar slechts 19,05 % van de totale bevolking van de zone (1) uitmaakt.

- De landbouw die in deze zone van groot belang is, wordt gekenmerkt door een geringe produktiviteit, welke verband houdt met de bescheiden omvang van de bedrijven (79 % is niet groter dan 20 hectare), het extensieve gebruik ervan (75,4 % van de bedrijven is improduktief) en de leeftijd van de in de landbouw werkzame bevolking (52,7 % is ouder dan 50 jaar).

- De nabijheid van het hoofdstedelijke gebied Madrid heeft een negatief effect op de omringende streken, hetgeen blijkt uit het geleidelijk opgeven van de werkzaamheden in de landbouw, het verlaten van plattelandswoningen door emigratie naar Madrid, de sterke recreatieve functie van de streek voor de Madrilenen en de bouw van vijf stuwdammen, hetgeen ten koste is gegaan van een groot deel van de irrigeerbare landbouwgronden. Bovendien beschikken sommige gemeenten niet over snelle, moderne verbindingswegen.

- In Protocol nr. 12 van de Akte van Toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen is geen einddatum voor de toepassing daarvan vastgesteld. Op grond van de doelstellingen van de Spaanse regionale ontwikkeling moet worden uitgemaakt in hoeverre toepassing van dit Protocol nog zin heeft.

In de brief van 7 juni 1990 had de Spaanse Regering tevens erop gewezen dat:

- de zone in 1986 50 029 inwoners telde, hetgeen neerkomt op een bevolkingsdichtheid van 30,5 inwoners per vierkante kilometer;

- 77 % van de gemeenten minder dan 500 inwoners heeft. Bepaalde woonkernen dreigen te verdwijnen: in 1980 was er slechts één gemeente met minder dan 100 en acht met minder dan 200 inwoners, in 1986 waren dat er respectievelijk 11 en 22;

- het feit dat het werkloosheidscijfer in de zone lager ligt dan het provinciaal gemiddelde, gezien de omvang van de ondertewerkstelling in de landbouw, niet een werkelijk gunstig teken is.

III De andere Lid-Staten en de overige betrokkenen hebben de Commissie binnen de gestelde termijn geen opmerkingen doen toekomen.

IV a) De door de Spaanse Regering verleende steun in het kader van de nationale regeling voor regionale steun valt onder artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag.

Deze steun wordt verleend aan bedrijven die in bepaalde zones van Spanje investeren en is dus een vorm van bevoordeling van deze ondernemingen, voor zover de steun althans niet voor soortgelijke investeringen buiten deze zones wordt toegekend.

Deze steun vervalst de concurrentie doordat de financiële positie en het concurrentievermogen van de steunontvangende ondernemingen ten opzichte van de concurrentie die geen steun ontvangt, worden versterkt. In de mate waarin dit effect zich ook in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer voordoet, wordt ook dat handelsverkeer nadelig door de steun beïnvloed.

Deze steun is vooral concurrentievervalsend en nadelig voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staten, in zoverre de steunontvangende ondernemingen een deel van hun produktie naar andere Lid-Staten uitvoeren; ook indien deze ondernemingen niet exporteren, wordt de nationale produktie bevoordeeld doordat de mogelijkheden voor ondernemingen uit andere Lid-Staten om hun produkten in Spanje af te zetten daardoor worden beperkt (4).

Het handelsverkeer wordt ook beïnvloed doordat de steunverlening medebepalend is voor het vestigingsbeleid van de steunontvangende ondernemingen. Indien de steun voor deze ondernemingen een reden is om steunzones als vestigingsplaats te kiezen of om bedrijfsonderdelen van de ene Lid-Staat naar de andere over te plaatsen, brengen de produktie van de nieuwe vestiging en het aanbod van aldaar vervaardigde produkten veranderingen teweeg in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten.

Uit het bovenstaande blijkt dat de steun die in het kader van de nationale regeling voor regionale steun wordt verleend, onder artikel 92, lid 1, valt. Daarom is verlenging van deze steunmaatregelen voor de Sierra Norte van de provincie Madrid onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, tenzij een van de uitzonderingen van het Verdrag hierop van toepassing kan worden verklaard.

b) Aangezien het hier om regionale steun gaat, zijn de enig mogelijke uitzonderingen op het verbod tot steunverlening van artikel 92, lid 1, die van lid 3, onder a) en c), van dat artikel. De in dat artikel bedoelde doelstellingen moeten worden nagestreefd in het belang van de Gemeenschap en niet uitsluitend in het belang van Lid-Staten of steunontvangende ondernemingen. De uitzonderingen moeten bij het onderzoek van de steunregelingen en de gevallen waarin deze worden toegepast, strikt worden uitgelegd.

Wanneer de Commissie deze uitzonderingen op regionale steunregelingen van toepassing verklaart, moet zij ervan overtuigd zijn dat de betrokken regio's te kampen hebben met problemen die in vergelijking met de rest van de Gemeenschap zo ernstig zijn, dat de toekenning van steun en een bepaalde steunintensiteit verantwoord zijn. Bij het onderzoek van deze maatregelen moet blijken dat de steun noodzakelijk is om de in artikel 92, lid 3, onder a) of c), genoemde doelstellingen te bereiken.

c) Overeenkomstig artikel 92, lid 3, onder a), kunnen steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd.

De Commissie is van oordeel dat deze uitzondering van toepassing is op de in de NUTS (5) onder niveau II ingedeelde regio's, waar het BBP per hoofd, gemeten naar de koopkrachtstandaard (KKS), niet meer bedraagt dan 75 % van het communautaire gemiddelde (6).

De NUTS-regio II waarvan de Sierra Norte deel uitmaakt, is de Comunidad autónoma (autonome regio) Madrid. In deze autonome regio bedraagt het BBP per hoofd, gemeten naar de KKS, meer dan 75 % van het communautaire gemiddelde, namelijk 91 % (gemiddelde over de jaren 1986 tot en met 1990). Daarom is de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder a), op de regio Madrid niet van toepassing en de steun die in de Sierra Norte de Madrid op grond van de nationale regeling voor regionale steun zou worden verleend, kan dus niet, op grond van deze uitzondering, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt.

d) Overeenkomstig artikel 92, lid 3, onder c), kunnen steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

De Commissie is van mening dat deze uitzondering van toepassing is op regio's die voldoen aan de voorwaarden van de methode voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), op regionale steunmaatregelen van de Lid-Staten (7). Volgens deze methode, die twee onderzoekfasen omvat, worden de regio's beoordeeld op basis van de geografische eenheid die voorkomt in de niveau-III-lijst van de NUTS, welke in Spanje overeenkomt met de provincie. In uitzonderlijke omstandigheden kan, mits deugdelijk gemotiveerd en overeenkomstig de beginselen van deze methode en de praktijk van de Commissie, van een kleinere eenheid worden uitgegaan.

e) Een Spaanse provincie voldoet aan de voorwaarden van de eerste fase van de methode wanneer het inkomen, uitgedrukt in BBP per inwoner, niet meer bedraagt dan 85 % van het nationale gemiddelde en het structurele werkloosheidscijfer niet lager is dan 110 % van het nationale gemiddelde.

De NUTS-III-regio waarvan de Sierra Norte deel uitmaakt, is de provincie Madrid. Het BBP per inwoner van deze provincie is echter hoger dan 85 % van het nationale gemiddelde, aangezien dit namelijk 125 % van dit gemiddelde bedraagt (gemiddelde over de jaren 1986 tot en met 1990), en het structurele werkloosheidscijfer is lager dan 110 % van het nationale gemiddelde, aangezien dit cijfer 76 % van dit gemiddelde bedraagt (gemiddelde over de jaren 1988 tot en met 1992). Derhalve voldoet de provincie Madrid niet aan de voorwaarden van de eerste fase van de methode.

f) De eerste onderzoekfase moet worden aangevuld met een tweede fase, waarin ook andere indicatoren, die op nationale en communautaire statistieken gebaseerd zijn, in de beschouwing kunnen worden betrokken. Met name voor regio's die de gehanteerde drempels in de eerste fase van het onderzoek benaderen, komt soms in de tweede fase aan het licht dat regionale steun toch op zijn plaats is.

Dit is echter niet het geval voor de provincie Madrid waarvan het BBP per inwoner en het structurele werkloosheidscijfer veel gunstiger zijn dan de drempelwaarden van de eerste fase en zelfs duidelijk gunstiger dan het nationale gemiddelde.

Overigens is de enige, door de Spaanse Regering verstrekte relevante indicator met betrekking tot de provincie Madrid de daling van de werkgelegenheid in de landbouw van deze provincie met 36,1 % tussen 1987 en 1989. Deze indicator is echter op zich geen voldoende reden om regionale steun aan de provincie Madrid toe te kennen, omdat het een sector betreft die in 1988 slechts 1 % van de werkgelegenheid in deze provincie uitmaakte.

Bovendien hebben het BBP per inwoner en het werkloosheidscijfer van de provincie Madrid de laatste jaren een gunstige ontwikkeling te zien gegeven, hetgeen met name geldt voor de werkloosheid, ten aanzien waarvan de situatie aanmerkelijk is verbeterd. Terwijl het BBP per inwoner namelijk van 123 % van het nationale gemiddelde in 1986 tot 127 % van dit gemiddelde in 1990 is toegenomen, is het werkloosheidscijfer van 86 % van het nationale gemiddelde in 1988 tot 70 % van dit gemiddelde in 1992 afgenomen.

De tweede fase van de methode leidt dus evenmin tot een rechtvaardiging van regionale steun aan de provincie Madrid.

g) Derhalve dient nog te worden onderzocht of er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die, overeenkomstig de methode, een onderzoek rechtvaardigen op het niveau van de Sierra Norte zelf en niet op provincieniveau.

Er dient in herinnering te worden gebracht dat de Commissie in haar beschikking van 1987 reeds het bestaan van uitzonderlijke omstandigheden had vastgesteld waardoor zij het onderzoek beter op het niveau van de zone dan op provincieniveau kon uitvoeren. De Commissie had met name in aanmerking genomen dat de betrokken zone een bergachtig en agrarisch karakter had en in het natuurlijke verlengde van de provincies Segovia en Guadalajara lag en veeleer deel uitmaakte van het sociaal-economisch milieu van deze provincies dan van dat van de provincie Madrid waar de zone in administratief opzicht toe behoort.

De Sierra Norte blijft uiteraard een in het natuurlijke verlengde van de provincies Segovia en Guadalajara gelegen bergstreek.

Aan het agrarische karakter van de zone kan echter worden getwijfeld, omdat uit de door de Spaanse Regering verstrekte gegevens valt af te leiden dat het werkgelegenheidspercentage in de primaire sector van 12,95 % in 1981 tot 8,85 % in 1986 is afgenomen en dus onder het nationale gemiddelde van 1986 (16,1 %) ligt. De zone behoudt echter in zoverre een zeker agrarisch karakter dat het werkgelegenheidspercentage in de primaire sector in 42 van de 46 gemeenten aldaar hoger is dan het nationale gemiddelde: 19,48 % in 1986.

De bevolkingsdichtheid van de zone is toegenomen van 23,9 inwoners per vierkante kilometer in 1981 tot 30,5 inwoners per vierkante kilometer in 1986. Ondanks deze toename laat de bevolkingsdichtheid zich beter vergelijken met die van de provincies Segovia en Guadalajara (21,7 respectievelijk 12 inwoners per vierkante kilometer) dan met die van de provincie Madrid (597,9 inwoners per vierkante kilometer). In dit opzicht behoort de Sierra Norte nog altijd meer tot het sociaal-economische milieu van Segovia en Guadalajara dan tot dat van Madrid.

Bovendien is de toestand van deze zone in zoverre verschillend van die van de rest van de provincie Madrid, dat de gemiddelde per inwoner van de Sierra Norte betaalde Impuesto sobre la Renta de las Personas Físicas (inkomstenbelasting) een derde bedraagt van het gemiddelde van de gehele provincie Madrid.

Derhalve zijn er redenen om het onderzoek wederom op zoneniveau uit te voeren.

h) Uit de door de Spaanse overheid verstrekte gegevens blijkt echter dat het werkloosheidscijfer van de zone enigszins gunstiger is dan dat van de gehele provincie, daar dit (zie punt e)) duidelijk lager is dan de in het kader van de eerste fase van de methode vastgestelde drempel van 110 % van het nationale gemiddelde. Aangezien het BBP per inwoner van de zone niet beschikbaar is, is het niet mogelijk de conclusie te trekken dat de Sierra Norte niet aan de voorwaarden van de eerste fase van de methode voldoet. De vergelijking met de provincies Segovia en Guadalajara doet echter veronderstellen dat aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, omdat het BBP per inwoner van deze provincies 94 % respectievelijk 120 % van het nationale gemiddelde bedraagt (gemiddelde van de jaren 1986 tot en met 1990).

i) In de tweede fase van de methode moet hieraan worden toegevoegd dat er, gezien de lage produktiviteit van de landbouw van de zone (kleinschalig, extensief, leeftijd van de arbeidskrachten), sprake kan zijn van ondertewerkstelling in de primaire sector, hoewel het belang daarvan met het oog op de omvang van deze sector beperkt is. Ten slotte is de bevolking van de zone, ondanks de ongunstige demografische ontwikkeling (emigratie, ontvolking, vergrijzing), van 39 319 inwoners in 1981 tot 50 029 inwoners in 1986 toegenomen. Gelet op deze elementen kan de zone niet worden geacht op grond van de tweede fase van de methode voor steun in aanmerking te komen.

j) De Commissie heeft echter in 1991 richtsnoeren vastgesteld waarin is bepaald dat bepaalde, uitsluitend voor het midden- en kleinbedrijf geldende nationale steunmaatregelen op verzoek van de betreffende Lid-Staat kunnen worden goedgekeurd voor zones die aan de criteria voor steun uit hoofde van het communautaire structuurbeleid ingevolge doelstelling 2 of 5 b) voldoen en waar zodanige steunmaatregelen, gelet op het oordeel van de Commissie in vergelijkbare gevallen, niet zouden worden goedgekeurd, indien deze zouden worden beoordeeld volgens de gangbare criteria van de methode voor regio's die niet onder deze doelstelling vallen.

De Sierra Norte komt, met uitzondering van de gemeente Colmenar Viejo, nu nog in aanmerking voor steun ingevolge doelstelling 5 b). Daarom kan de steun uit hoofde van de nationale regeling voor regionale stimuleringsmaatregelen voor de Sierra Norte, met uitzondering van de gemeente Colmenar Viejo en voor zover deze beperkt is tot het midden- en kleinbedrijf zoals gedefinieerd in de kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf (8), overeenkomstig de in de vorige alinea bedoelde richtsnoeren worden goedgekeurd tot en met 31 december 1993.

Na deze datum moet ieder voornemen van toepassing van de nationale regeling voor regionale stimuleringsmaatregelen in de Sierra Norte de Madrid bij de Commissie worden aangemeld overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het EEG-Verdrag.

k) Wat de steunplafonds betreft, is in genoemde richtsnoeren bepaald dat voor de steunmaatregelen die voor de betrokken regio's kunnen worden goedgekeurd, geen vooraf vastgesteld plafond geldt. Uit de gangbare handelwijze van de Commissie in vergelijkbare situaties blijkt dat de voor investeringssteun aanvaarde plafonds 10 % of 20 % van de investering bedragen, naargelang sprake is van steunvoornemens voor projecten van het midden- en kleinbedrijf, respectievelijk het kleinbedrijf, zoals gedefinieerd in de eerdergenoemde kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf. Bovendien kan de Commissie in een dergelijk verband ook steun tot 40 % van de investering goedkeuren voor ambachtelijke (ondernemingen tot 10 werknemers) en toeristische projecten. Zodanige plafonds zijn overigens reeds door de Commissie goedgekeurd in gevallen van steunverlening aan de regio Madrid in het kader van doelstelling 5 b) (steunmaatregel van de Staten N 31/91). Derhalve kan de Commissie, gelet op de richtsnoeren uit 1991 en het gelijkheidsbeginsel, de steunplafonds van de betrokken regeling tot de in het bovenstaande genoemde maximale waarden goedkeuren tot en met 31 december 1993.

Ten slotte moeten de steunmaatregelen voldoen aan het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de cumulering van steunmaatregelen met uiteenlopende doelstelling (9) en met betrekking tot bepaalde industrie-, landbouw- en visserijsectoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De regionale steunregeling voor de Sierra Norte de Madrid, met uitzondering van de gemeente Colmenar Viejo en beperkt tot het midden- en kleinbedrijf zoals omschreven in de kaderregeling inzake overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf, is verenigbaar met de gemeenschappelijk markt in de zin van artikel 92, lid 3, onder c), van het EEG-Verdrag op voorwaarde dat de steun wordt toegekend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

- de intensiteit van de steun mag ten hoogste

- 40 % van de investering voor ambachtelijke (ondernemingen met maximaal 10 werknemers) of toeristische projecten

- 20 % van de investeringen voor andere projecten van het kleinbedrijf, zoals gedefinieerd in de kaderregeling inzake overheidsteun voor het midden- en kleinbedrijf

- 10 % van de investering in de overige gevallen

bedragen;

- de regeling mag niet tot na 31 december 1993 gelden.

Artikel 2

De steunmaatregelen moeten voldoen aan het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de cumulering van steunmaatregelen met uiteenlopende doelstelling, alsmede met betrekking tot bepaalde industrie-, landbouw- en visserijsectoren.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 9 maart 1993.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. C 32 van 7. 2. 1991, blz. 5.

(2) Met uitzondering van vier gemeenten.

(3) Percentage van de bevolking van 65 jaar en ouder.

(4) Arrest HvJEG van 13 juli 1988 in zaak 102/87 (Franse Republiek/Commissie), Jurispr. 1988, blz. 4067.

(5) Nomenclature des Unités Territoriales Statistiques.

(6) PB nr. C 212 van 12. 8. 1988, blz. 2, en PB nr. C 163 van 4. 7. 1990, blz. 6.

(7) PB nr. C 212 van 12. 8. 1988, blz. 4 en 5.

(8) PB nr. C 213 van 19. 8. 1992, blz. 2, punt 2.2.

(9) PB nr. C 3 van 5. 1. 1985, blz. 2.