RICHTLIJN 93/118/EG VAN DE RAAD van 22 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
RICHTLIJN 93/118/EG VAN DE RAAD van 22 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
RICHTLIJN 93/118/EG VAN DE RAAD van 22 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
Publicatieblad Nr. L 340 van 31/12/1993 blz. 0015 - 0020
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 55 blz. 0188
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 55 blz. 0188
RICHTLIJN 93/118/EG VAN DE RAAD
van 22 december 1993
tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat dierlijke produkten zijn vermeld in de lijst van produkten in bijlage II bij het Verdrag; dat het in de handel brengen van deze produkten een belangrijke bron van inkomsten is voor een aanzienlijk deel van de landbouwbevolking;
Overwegende dat bij Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (4) met name de eisen zijn vastgesteld voor de veterinaire controles die voor een groot aantal dierlijke produkten moeten worden verricht in de Lid-Staat van verzending;
Overwegende dat bij Richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor produkten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (5) met name de eisen zijn vastgesteld voor de controles die voor dierlijke produkten uit derde landen moeten worden verricht;
Overwegende dat bij Richtlijn 85/73/EEG (6) geharmoniseerde voorschriften zijn vastgesteld voor de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees van bepaalde diersoorten; dat krachtens deze richtlijn met name een retributie moet worden geheven uit hoofde van deze keuringen en controles;
Overwegende dat Richtlijn 85/73/EEG moet worden gewijzigd in verband met de nieuwe voorschriften op het gebied van de controles;
Overwegende dat de werkingssfeer van de bij Richtlijn 85/73/EEG vastgestelde beginselen, met name dat van de inning van een retributie, moet worden uitgebreid; dat deze uitbreiding verantwoord is omdat er naar wordt gestreefd een doeltreffende werking van de controleregeling te garanderen en concurrentiedistorsie te voorkomen;
Overwegende dat nu reeds de voorschriften dienen te worden vastgesteld die nodig zijn voor de financiering van de controles van vlees als bedoeld in de Richtlijnen 64/433/EEG (7), 71/118/EEG (8) en 72/462/EEG (9);
Overwegende dat de voorschriften voor wat betreft de andere produkten van dierlijke oorsprong later zullen worden vastgesteld rekening houdend met de specifieke kenmerken van de te controleren produkten en de aard van de te verrichten controles, alsmede met het belang van de vaststelling van een communautaire retributie vanuit het oogpunt van de concurrentieregels;
Overwegende dat de communautaire bepalingen ter zake op homogene wijze dienen te worden gepresenteerd,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 85/73/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. de titel wordt vervangen door:
"Richtlijn 85/73/EEG van de Raad inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles van dierlijke produkten zoals bedoeld in bijlage A van Richtlijn 89/662/EEG en in Richtlijn 90/675/EEG.";
2. artikel 1 wordt als volgt gelezen:
"Artikel 1
1. De Lid-Staten dragen zorg voor
- de inning van een communautaire retributie voor de kosten die verbonden zijn aan de keuringen en sanitaire controles van het vlees bedoeld in de Richtlijnen 64/433/EEG, 72/462/EEG en 71/118/EEG, met inbegrip van de kosten in verband met de in Richtlijn 86/469/EEG bedoelde controles, alsmede van de kosten in verband met de controle op de naleving van de voorschriften van Richtlijn 93/118/EG (oe-I*);
- de financiering
- van de andere keuringen en veterinaire controles op de produkten die bedoeld worden in de in bijlage A bij Richtlijn 89/662/EEG genoemde richtlijnen,
- van de controles als bedoeld in Richtlijn 90/675/EEG voor andere produkten van dierlijke oorsprong dan het in het eerste streepje bedoelde vlees, met inbegrip van de controles op de aanwezigheid van residuen.
2. De in lid 1 bedoelde retributies moeten de kosten dekken die de bevoegde autoriteit maakt in verband met
- de loonkosten, met inbegrip van de sociale premies
- de administratiekosten, eventueel met inbegrip van de kosten voor de na- en bijscholing van de inspecteurs
voor het verrichten van de in lid 1 bedoelde controles en keuringen.
3. Directe of indirecte restitutie van de in deze richtlijn bedoelde retributies is verboden.";
3. de artikelen 2, 2 bis en 3, worden vervangen door de volgende artikelen:
"Artikel 2
1. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat, met het oog op de financiering van de controles die door de bevoegde autoriteiten worden verricht overeenkomstig de in artikel 1 bedoelde richtlijnen, en uitsluitend voor dat doel,
- vanaf 1 januari 1994 voor het in de Richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG en 72/462/EEG bedoelde vlees op de in de bijlage bepaalde wijze de communautaire retributies worden geheven;
- vanaf een datum die wordt vastgesteld bij de aanneming van de in artikel 6 bedoelde besluiten, voor de controles op de in artikel 1, lid 1, tweede streepje, bedoelde produkten van dierlijke oorsprong een communautaire retributie wordt geheven.
2. In afwachting van de in lid 1, tweede streepje, genoemde besluiten, mogen de Lid-Staten nationale retributies heffen met inachtneming van de relevante beginselen voor de vaststelling van de communautaire retributies.
3. Onder het voorbehoud dat de door elke Lid-Staat geïnde totale retributie niet meer bedraagt dan de werkelijk gemaakte keuringskosten, worden de Lid-Staten gemachtigd een bedrag te innen dat hoger is dan het niveau van de communautaire retributies.
4. De communautaire retributies komen in de plaats van alle andere sanitaire heffingen of retributies die de nationale, regionale of gemeentelijke overheden van de Lid-Staten innen voor de in artikel 1 bedoelde keuringen en controles en voor de certificering daarvan. Tot en met 31 december 1995 mogen de Lid-Staten evenwel een bedrag innen dat overeenstemt met de kosten voor de registratie van de inrichtingen die zijn erkend overeenkomstig de in bijlage A van Richtlijn 89/662/EEG vermelde regelgeving.
Deze richtlijn laat de mogelijkheid voor de Lid-Staten om een retributie te heffen voor de bestrijding van epizooetieën, onverlet.
5. De Lid-Staten zenden de Commissie - voor de eerste maal twee jaar na invoering van de nieuwe regeling en vervolgens op haar verzoek - de gegevens toe over de verdeling en het gebruik van deze retributies, en moeten de wijze van berekening ervan kunnen rechtvaardigen.
Artikel 3
1. De Commissie kan, in het kader van de controles op grond van artikel 12 van richtlijn 64/433/EEG, artikel 10 van Richtlijn 71/118/EEG en artikel 20 van Richtlijn 90/675/EEG, zonder voorafgaande kennisgeving nagaan of de bepalingen van deze richtlijn daadwerkelijk worden toegepast.
2. Wanneer een Lid-Staat van mening is dat de controles in een andere Lid-Staat op zodanige wijze worden uitgevoerd dat de in deze richtlijn bedoelde retributies niet overeenstemmen met de feitelijke kosten van genoemde controles, maakt hij gebruik van de relevante bepalingen van Richtlijn 89/608/EEG, en met name de artikelen 10 en 11.
Artikel 4
De retributies komen ten laste van de exploitant of de eigenaar van de inrichting die de activiteiten verricht als bedoeld in de in bijlage A bij Richtlijn 89/662/EEG genoemde richtlijnen. Zij kunnen de voor de betrokken activiteit te betalen retributie verhalen op de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening deze activiteiten worden verricht. In geval van invoer komen de retributies ten laste van de importeur of van het doaunekantoor dat voor rekening van de importeur optreedt.
Artikel 5
De koers die moet worden toegepast voor de omrekening van de in deze richtlijn in ecu uitgedrukte bedragen in nationale valuta, is die welke elk jaar op de eerste werkdag van september in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, wordt bekendgemaakt.
Deze koers is van toepassing met ingang van 1 januari van het volgende jaar.
De Lid-Staten hanteren evenwel voor 1994 de omrekeningskoers die geldt op 1 september 1992 en voor 1995 het gemiddelde van de overeenkomstig de eerste alinea voor de laatste drie jaar bekendgemaakte omrekeningskoersen.
Artikel 6
1. Op voorstel van de Commissie kan de Raad deze richtlijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen aanvullen met specifieke bijlagen om, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de controles als bedoeld in de in bijlage A van Richtlijn 89/662/EEG genoemde richtlijnen, alsmede in Richtlijn 90/675/EEG, de forfaitaire niveaus van de communautaire retributies vast te stellen, alsmede de uitvoeringsbepalingen en -beginselen van deze richtlijn en de uitzonderingsgevallen.
2. De bijlage bij deze richtlijn kan worden gewijzigd of aangevuld volgens de procedure van lid 1.
3. De Raad beziet deze richtlijn voor 1 januari 1996 opnieuw aan de hand van een verslag van de Commissie dat eventueel vergezeld gaat van voorstellen.
Artikel 7
De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis
- van de elk jaar uit hoofde van artikel 5 gehanteerde omrekeningskoersen,
- van de plaats of plaatsen waar de retributies worden geïnd, overeenkomstig hoofdstuk I, punt 6, van de bijlage met de noodzakelijke motivering.
Artikel 8
1. Griekenland mag van de in deze richtlijn vervatte beginselen afwijken wanneer in verband met de geografische kenmerken de kosten van de inning van een retributie in verafgelegen regio's hoger zijn dan de opbrengst van de retributie.
De Griekse autoriteiten stellen de Commissie in kennis van de territoriale reikwijdte van de toegestane afwijkingen.
Deze informatie gaat vergezeld van de noodzakelijke motivering.
2. Met betrekking tot andere ultraperifere regio's kunnen andere Lid-Staten volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG toestemming krijgen om voor dezelfde afwijkingen in aanmerking te komen.";
4. de huidige artikelen 4 en 5 worden respectievelijk de artikelen 9 en 10;
5. de bijlage in de bijlage van de onderhavige richtlijn wordt toegevoegd.
Artikel 2
Beschikking 88/408/EEG wordt met ingang van 1 januari 1994 ingetrokken.
Artikel 3
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om wat de eisen van de bijlage en van artikel 5 betreft uiterlijk op 31 december 1993 en wat de overige bepalingen betreft uiterlijk op 31 december 1994 aan deze richtlijn te voldoen.
Portugal beschikt over een extra termijn van één jaar om aan de nieuwe bepalingen van hoofdstuk I van de bijlage te voldoen.
De Lid-Staten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de vastgestelde bepalingen.
Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 22 december 1993.
Voor de Raad
De Voorzitter
J.-M. DEHOUSSE
(1) PB nr. C 325 van 14. 12. 1991, blz. 21.
(2) PB nr. C 94 van 13. 4. 1992, blz. 326.
(3) PB nr. C 106 van 27. 4. 1992, blz. 17.
(4) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49).
(5) PB nr. L 373 van 31. 12. 1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB nr. L 62 van 15. 3. 1993, blz. 49).
(6) PB nr. L 32 van 5. 2. 1985, blz. 4. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 88/409/EEG (PB nr. L 194 van 22. 7. 1988, blz. 28).
(7) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 2012/64.
(8) PB nr. L 55 van 8. 3. 1971, blz. 23.
(9) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 28.
(*) PB nr. L 340 van 31. 12. 1993, blz. 15".
BIJLAGE
"BIJLAGE RETRIBUTIES DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP HET VLEES DAT ONDER DE RICHTLIJNEN 64/433/EEG, 71/118/EEG en 72/462/EEG VALT
HOOFDSTUK I Vlees waarop de Richtlijnen 64/433/EEG en 71/118/EEG van toepassing zijn
De in artikel 1, lid 1, eerste streepje, bedoelde retributie wordt overeenkomstig artikel 1, lid 2, op de volgende wijze vastgesteld:
1. Onverminderd de toepassing van de punten 4 en 5 innen de Lid-Staten voor de keuringskosten in verband met de slachtwerkzaamheden:
- de volgende forfaitaire bedragen:
a) rundvlees
- volwassen runderen: 4,75 ecu/dier,
- jonge runderen: 2,5 ecu/dier;
b) eenhoevigen/paardachtigen: 4,4 ecu/dier;
c) varkens: 1,30 ecu/dier;
d) schape- en geitevlees: dieren met een geslacht gewicht van
i) minder dan 12 kg: 0,175 ecu/dier;
ii) 12 tot 18 kg: 0,35 ecu/dier;
iii) meer dan 18 kg: 0,5 ecu/dier.
In afwachting van een heronderzoek van de keuringsvoorschriften voor lammeren, geiten en biggen van minder dan 12 kg mogen de Lid-Staten uiterlijk tot en met 31 december 1995, voor de keuring van deze geslachte dieren een bedrag innen dat overeenkomt met de reële keuringskosten;
e) tot en met 31 december 1995 wordt het minimumbedrag voor de in Richtlijn 71/118/EEG bedoelde keuringen vóór en na het slachten vastgesteld:
i) hetzij forfaitair op de onderstaande niveaus:
- voor vleeskippen en vleeskuikens en ander jong mestpluimvee met een gewicht van minder dan 2 kg, alsmede voor uitstootkippen: 0,01 ecu/dier,
- voor ander jong mestpluimvee met een geslacht gewicht van meer dan 2 kg: 0,02 ecu/dier,
- voor ander zwaar volwassen pluimvee van meer dan 5 kg: 0,04 ecu/dier;
ii) hetzij, ingeval een Lid-Staat besluit geen onderscheid te maken naar pluimveecategorieën overeenkomstig bovenstaand punt i), op 0,03 ecu/dier.
- een deel dat betrekking heeft
a) op de administratiekosten, dat wordt vastgesteld op een bedrag dat niet lager mag zijn dan 0,725 ecu per ton;
b) op het opsporen van residuen, dat wordt vastgesteld op een bedrag dat niet lager mag zijn dan 1,35 ecu per ton.
2. De controles en keuringen in verband met het uitsnijden als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt B, van Richtlijn 64/433/EEG en in artikel 3, lid 1, punt B, van Richtlijn 71/118/EEG worden gedekt
a) hetzij op forfaitaire wijze, door een extra forfaitair bedrag van 3 ecu per ton voor vlees dat in een uitsnijderij wordt binnengebracht.
Dit bedrag wordt toegevoegd aan de in punt 1 bedoelde bedragen;
b) hetzij via inning van de reële keuringskosten per werkuur, met dien verstande dat elk begonnen uur als werkuur moet worden beschouwd.
Wanneer het uitsnijden wordt verricht in de inrichting waar het vlees verkregen is, wordt op de in de eerste alinea bedoelde bedragen een korting toegepast van maximaal 55 %.
3. De Lid-Staten heffen een bedrag dat overeenstemt met de reële kosten die worden gemaakt voor de controle of keuring van vlees dat overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt D, van Richtlijn 64/433/EEG en artikel 3, lid 1, punt C, van Richtlijn 71/118/EEG wordt opgeslagen.
De uitvoeringsbepalingen van dit punt kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Richtlijn 64/433/EEG of van artikel 21 van Richtlijn 71/118/EEG, met name om een regeling te treffen voor het geval van vlees uit interventie en van vlees dat voor korte tijd achtereenvolgens in verschillende depots wordt opgeslagen.
4. De Lid-Staten kunnen ter dekking van hogere kosten
a) voor een bepaalde inrichting de in de punten 1 en 2, onder a), genoemde forfaitaire bedragen verhogen.
Afgezien van de in punt 5, onder a), vermelde voorwaarde, kunnen als voorwaarden hiervoor gelden:
- hogere keuringskosten ingevolge de bijzondere grote heterogeniteit van de te slachten dieren qua leeftijd, omvang, gewicht en gezondheidstoestand;
- langere wachttijden en ander tijdverlies voor het keuringspersoneel ingevolge ontoereikende voorafgaande planning binnen de inrichting van de aanvoer van dieren of wegens technische tekortkomingen en storingen, bij voorbeeld in oude inrichtingen;
- frequente vertragingen in het slachtproces, bij voorbeeld omdat er voor het slachten te weinig personeel beschikbaar is, met als gevolg een verminderde benutting van het keuringspersoneel;
- meerkosten ingevolge bijzondere transporttijden;
- tijdverlies ingevolge frequent wisselende, door het keuringspersoneel niet beïnvloedbare slachttijden;
- frequente onderbrekingen van het slachtproces ingevolge maatregelen die vereist zijn voor reiniging en ontsmetting;
- uitvoering van keuringen van dieren die op verzoek van de eigenaar buiten de normale slachturen worden geslacht.
De verhogingen van het forfaitaire referentiebedrag van de retributie hangen af van de omvang van de te dekken kosten,
b) dan wel een specifieke retributie innen die de werkelijk gemaakte kosten dekt.
5. De Lid-Staten waar de loonkosten, de structuur van de inrichtingen en de verhouding tussen dierenartsen en inspecteurs afwijkt van het communautair gemiddelde dat is bepaald voor de berekening van de in de punten 1 en 2, onder a), vastgestelde forfaitaire bedragen, kunnen hiervan afwijken door verminderingen tot op het niveau van de werkelijk gemaakte inspectiekosten,
a) in het algemeen, bij sterk uiteenlopende kosten van levensonderhoud en loonkosten;
b) voor een bepaalde inrichting, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- vaststelling per dag van een minimumaantal te slachten dieren, zodat van tevoren kan worden gepland hoeveel keuringspersoneel moet worden ingezet;
- het aantal geslachte dieren moet constant zijn, zodat het keuringspersoneel door een planning van de aanvoer van dieren op rationele wijze kan worden ingezet;
- strakke bedrijfsorganisatie en planning alsmede vlot verloop van het slachtproces met optimale benutting van het keuringspersoneel;
- geen wachttijden en ander tijdverlies voor het keuringspersoneel;
- maximale uniformiteit van de te slachten dieren qua leeftijd, omvang, gewicht en gezondheidstoestand.
In geen geval mag de toepassing van deze afwijkingen leiden tot een vermindering met meer dan 55 % van de in punt 1 genoemde bedragen.
6. De in de punten 1 tot en met 4 bedoelde retributies worden, naar gelang van het geval, geheven in het slachthuis, de uitsnijderij of het koel- of vrieshuis.
In afwijking van de eerste alinea kunnen de Lid-Staten, wanneer het gaat om een inrichting waarin verschillende activiteiten worden uitgeoefend of om een produktieketen waar diverse activiteiten zijn geïntegreerd, in één keer en op één plaats een enkel retributiebedrag heffen waarin de verschillende bedragen zijn opgenomen.
Indien alle in de eerste alinea bedoelde keuringskosten worden gedekt door de in het slachthuis geïnde retributie, int de Lid-Staat geen retributie in de uitsnijderij of het koel- of vrieshuis.
HOOFDSTUK II Vlees waarop Richtlijn 72/462/EEG van toepassing is
1. De in artikel 1, lid 1, eerste streepje, bedoelde retributie wordt overeenkomstig artikel 1, lid 2, forfaitair vastgesteld op minimaal 5 ecu per ton, met een minimum van 30 ecu per partij; dit minimum wordt niet geïnd in geval van kleine partijen die worden ingevoerd in het kader van handel in grensstreken.
De Lid-Staten mogen evenwel in opwaartse richting van dit bedrag afwijken tot het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.
2. Tot 1 juli 1994 mogen de Lid-Staten evenwel een lager bedrag blijven innen voor vlees uit deze landen waarvoor zij op 1 juli 1993 een lagere controlefrequentie toepasten. Deze vermindering mag maximaal 55 % bedragen ten opzichte van de in punt 1 omschreven forfaitaire bedragen.
3. Bij de aanneming van de in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 90/675/EEG bedoelde besluiten worden de in punt 1 genoemde bedragen volgens dezelfde procedure gedifferentieerd, rekening houdende met de lagere controlefrequentie waartoe is besloten.
Bij deze besluiten houdt de Commissie met name rekening met de garanties die de derde landen geven ten aanzien van de aanvaarding van het regionalisatiebeginsel en van de andere communautaire beginselen.
4. Met ingang van 1 juli 1994 passen de Lid-Staten, indien er geen besluit overeenkomstig punt 3 is genomen, een lager bedrag toe dat in verhouding staat tot de lagere controlefrequentie waartoe in het kader van overeenkomsten ter zake tussen de Gemeenschap en derde landen is besloten; indien zo'n overeenkomst ontbreekt, passen zij de in punt 1 bedoelde bedragen toe.
5. De in punt 1 bedoelde retributie komt ten laste van de importeur en wordt geheven aan de douanepost waaronder de grensinspectiepost ressorteert.
6. De Lid-Staten kunnen een gedeelte van de opbrengst van de in dit hoofdstuk bedoelde retributies toewijzen aan een sanitair solidariteitsfonds dat zal worden aangewend om de veterinaire diensten uit te breiden ten einde deze in de gelegenheid te stellen beter te reageren bij het uitbreken van een exotische ziekte."