Home

Verordening (EEG) nr. 527/93 van de Commissie van 5 maart 1993 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, van oorsprong uit Thailand, maar uitgevoerd vanuit een ander derde land naar de Gemeenschap

Verordening (EEG) nr. 527/93 van de Commissie van 5 maart 1993 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, van oorsprong uit Thailand, maar uitgevoerd vanuit een ander derde land naar de Gemeenschap

Verordening (EEG) nr. 527/93 van de Commissie van 5 maart 1993 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, van oorsprong uit Thailand, maar uitgevoerd vanuit een ander derde land naar de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 056 van 09/03/1993 blz. 0024 - 0026


VERORDENING (EEG) Nr. 527/93 VAN DE COMMISSIE van 5 maart 1993 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op de invoer van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, van oorsprong uit Thailand, maar uitgevoerd vanuit een ander derde land naar de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 11,

Na overleg in het kader van het in bovenvermelde verordening bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE (1) In juni 1988 heeft de Commissie een anti-subsidieprocedure betreffende de invoer van bepaalde kogellagers van oorsprong uit Thailand (2) ingeleid naar aanleiding van een klacht die was ingediend door de Federatie van Europese verenigingen van lagerfabrikanten ( "Federation of Europea Bearing Manufacturers' Associations"), hierna "FEBMA" genoemd.

(2) De Commissie stelde vast dat bovenbedoelde invoer werd gesubsidieerd en aan de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke schade toebracht. In het licht van deze bevindingen bood de Koninklijke Thaise Regering, hierna "Thaise Regering" genoemd, een verbintenis aan om de gevolgen van de subsidie op te heffen. Hierbij werd een uitvoerheffing van 1,76 baht per naar de Gemeenschap uitgevoerde eenheid ingesteld, hetgeen overeenstemde met het bedrag van de vastgestelde, te compenseren subsidie. In juni 1990 werd bij Besluit 90/266/EEG van de Commissie (3) deze verbintenis aanvaard.

(3) In dit stadium werd geen compenserend recht ingesteld en het onderzoek werd derhalve bij bovenvermeld besluit beëindigd.

B. ONTWIKKELINGEN SEDERT DE AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS (4) Bij latere verificaties stelde de Commissie vast dat zowel de Thaise Regering als de in Thailand gevestigde exporteurs de verbintenis naleefden. De uitvoerheffing werd geïnd op alle kogellagers van oorsprong uit Thailand die rechtstreeks vanuit dit land naar de Gemeenschap werden uitgevoerd.

(5) Het kwam de Commissie ter kennis dat in Thailand vervaardigde kogellagers die oorspronkelijk naar onafhankelijke afnemers in een derde land waren uitgevoerd, achteraf naar de Gemeenschap werden verzonden. Aangezien de aanvankelijke bestemming van deze zendingen niet de Gemeenschap was, werd over deze indirecte invoer geen uitvoerheffing betaald.

C. HEROPENING VAN HET ONDERZOEK (6) Na overleg werd duidelijk dat een herziening van het besluit gerechtvaardigd was en de Commissie besloot derhalve het onderzoek te heropenen ten einde na te gaan of het dienstig was op de invoer van alle kogellagers van oorsprong uit Thailand waarop geen uitvoerheffing was betaald, een compenserend recht in te stellen, ten einde zodoende de schadelijke gevolgen van de subsidie voor de Gemeenschap op te heffen. Aangezien hiertoe een nieuw onderzoek diende te worden ingeleid, besloot de Commissie het bedrag van de uitvoerheffing die noodzakelijk was om de schadelijke gevolgen van de subsidie op te heffen, te herberekenen.

(7) In juli 1992 kondige de Commissie door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (4) de inleiding aan van een nieuw onderzoek naar het compenserende recht op de invoer in de Gemeenschap van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, hierna "kogellagers" genoemd. Het betrokken produkt is ingedeeld onder GN-code 8482 10 10.

(8) De Commissie bracht de Thaise Regering, de naar haar weten betrokken exporteurs en importeurs alsmede de klagende partij van het aanvankelijke onderzoek, zijnde FEBMA, officieel op de hoogte en stelde de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

De Thaise Regering, de in Thailand gevestigde exporteurs en de door FEBMA vertegenwoordigde producenten in de Gemeenschap maakten hun standpunt schriftelijk bekend.

(9) De Commissie verzamelde en verifieerde alle informatie die zij nodig achtte en stelde een onderzoek in.

D. RESULTATEN VAN HET HEROPENDE ONDERZOEK MET BETREKKING TOT DE INDIRECTE INVOER (10) Het onderzoek van de Commissie wees uit dat de betrokken produkten zonder uitvoerheffing in de Gemeenschap werden ingevoerd aangezien zij vooraf waren uitgevoerd naar andere derde landen waarvoor geen uitvoerheffing geldt. In het bijzonder bleek dat onafhankelijke klanten in Japan kogellagers aankopen die in Thailand zijn vervaardigd en vervolgens een gedeelte van de zending naar de Gemeenschap uitvoeren. Aangezien de oorspronkelijke bestemming van de zending Japan en niet de Gemeenschap is, wordt geen uitvoerheffing betaald.

(11) De Commissie beschikt over voldoende bewijzen dat aanzienlijke hoeveelheden kogellagers onrechtstreeks in de Gemeenschap zijn binnengebracht, hoewel de hoeveelheden die rechtstreeks uit Thailand werden ingevoerd aanmerkelijk groter zijn. Het is bovendien zeer goed mogelijk dat dergelijke invoer in omvang toeneemt, gezien het grote aantal onafhankelijke verdelers dat thans in Azië werkzaam is.

E. VERSTERKING VAN DE VERBINTENIS (12) De Commissie is van oordeel dat, om het beoogde effect van de verbintenis te handhaven, op deze invoer van kogellagers van oorsprong uit Thailand waarover geen uitvoerheffing werd betaald, een compenserend recht dient te worden ingesteld. Deze kogellagers worden namelijk nog steeds gesubsidieerd en hun invoer in de Gemeenschap draagt bij tot de schade die de bedrijfstak in de Gemeenschap te lijden heeft. Het recht zal derhalve slechts op de onrechtstreekse invoer van toepassing zijn. De rechtstreekse invoer in de Gemeenschap van lagers van oorsprong uit Thailand is van dit recht vrijgesteld aangezien de Thaise Regering deze invoer aan een uitvoerheffing onderwerpt.

(13) Aangezien het recht ten doel heeft te waarborgen dat op alle invoer van kogellagers van oorsprong uit Thailand, ongeacht of deze rechtstreeks dan wel onrechtstreeks geschiedt, vergelijkbare maatregelen van toepassing zijn die de gevolgen van de subsidie opheffen, dient dit recht even hoog te zijn als bij uitvoerheffing, omgerekend naar cif-prijzen franco grens Gemeenschap.

F. VOORLOPIG RECHT (14) Op basis van de bevindingen van het aanvankelijke onderzoek werd de uitvoerheffing vastgesteld op 1,76 baht per stuk, hetgeen overeenstemt met het bedrag van de geconstateerde subsidie. De herberekening van het bedrag van de subsidie door de Commissie (zie overweging 6) in het kader van deze herziening is nog niet voltooid.

De Commissie is evenwel van oordeel dat dringend maatregelen moeten worden getroffen om verdere schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap door invoer welke de uitvoerheffing ontduikt, te voorkomen en de doeltreffendheid van de verbintenis te waarborgen. Zij heeft te dien einde besloten een voorlopig compenserend recht van 1,76 baht per stuk in te stellen. Mocht het onderzoek van de Commissie een wijziging in het bedrag van de subsidie aan het licht brengen, met een overeenkomstige lagere uitvoerheffing, dan zal hiermede bij een voorstel betreffende de definitieve inning van het voorlopige recht rekening worden gehouden.

(15) Het recht van 1,76 baht per stuk stemt overeen met een ad valoremrecht van 13,4 % indien het wordt uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs franco grens Gemeenschap.

(16) Er dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de betrokken partijen hun standpunt kunnen bekendmaken en kunnen verzoeken om te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en opnieuw kunnen worden bezien met het oog op de vaststelling van een definitief recht dat de Commissie kan voorstellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de invoer van kogellagers met een grootste uitwendige diameter van niet meer dan 30 mm, van GN-code 8482 10 10, van oorsprong uit Thailand, die vanuit een ander derde land naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld.

2. Het compenserende recht, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, van het produkt bedraagt 13,4 %.

3. De ter zake van de douanerechten geldende bepalingen zijn van toepassing.

4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde produkt dient zekerheid te worden gesteld ten belope van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar maken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 2423/88, is artikel 1 van de onderhavige verordening van toepassing voor een tijdvak van vier maanden of tot het tijdstip waarop de Raad, vóór het verstrijken van deze periode, definitieve maatregelen vaststelt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 5 maart 1993.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. C 147 van 4. 6. 1988, blz. 4.

(3) PB nr. L 152 van 16. 6. 1990, blz. 59.

(4) PB nr. C 182 van 18. 7. 1992, blz. 6.