Home

VERORDENING (EEG) Nr. 1738/93 VAN DE RAAD van 25 juni 1993 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur met het oog op de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt

VERORDENING (EEG) Nr. 1738/93 VAN DE RAAD van 25 juni 1993 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur met het oog op de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt

VERORDENING (EEG) Nr. 1738/93 VAN DE RAAD van 25 juni 1993 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur met het oog op de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt

Publicatieblad Nr. L 161 van 02/07/1993 blz. 0004 - 0008


VERORDENING (EEG) Nr. 1738/93 VAN DE RAAD van 25 juni 1993 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur met het oog op de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat het voor de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt nodig is dat de Gemeenschap een actieprogramma ten uitvoer legt dat is gericht op de harmonische ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur in de Gemeenschap;

Overwegende dat er een programma met een looptijd van twee jaar dient te worden vastgesteld;

Overwegende dat een bedrag van 325 miljoen ecu noodzakelijk wordt geacht voor de tenuitvoerlegging van dit programma;

Overwegende dat de bedragen die voor de financiering van het programma moeten worden vastgelegd, moeten worden ingepast in het geldende communautaire financiële kader;

Overwegende dat de aanleg van snelle en doeltreffende verbindingen tussen alle regio's van de Gemeenschap een fundamentele voorwaarde is voor het versterken van haar economische en sociale samenhang;

Overwegende dat zowel rekening dient te worden gehouden met de belangen van de gebruikers als met dwingende eisen op het gebied van het milieu, de veiligheid en het rationale energiegebruik;

Overwegende dat de door de Gemeenschap middels de Structuurfondsen, de Europese Investeringsbank (EIB) en de andere bestaande financiële instrumenten gevoerde actie kan bijdragen tot het tot stand komen van infrastructuurwerken van communautair belang;

Overwegende dat specifieke financiële steun voor infrastructuurprojecten een wezenlijke stimulans kan vormen voor de bevordering en het opzetten van projecten van communautair belang;

Overwegende dat de participatie van het particulier kapitaal de verwezenlijking van infrastructuurprojecten kan bevorderen en dat de invoering van een verklaring van Europees nut particulier kapitaal voor de financiering van grote projecten van Europees belang kan helpen aantrekken;

Overwegende dat het noodzakelijk is te zorgen voor een goede cooerdinatie bij de uitvoering van de verschillende projecten en voor een goed financieringsschema;

Overwegende dat de werkingssfeer van het programma dient te worden afgebakend, met name de doeleinden die rechtstreeks zullen worden nagestreefd en de uit te voeren projecten;

Overwegende dat het belang voor de Gemeenschap van de projecten waarvoor steun wordt verleend, aan de hand van objectieve criteria dient te worden vastgesteld;

Overwegende dat steun van de Gemeenschap nodig is voor de uitvoering van de projecten en met name voor het op gang brengen van de werkzaamheden;

Overwegende dat het eerste meerjarenactieprogramma van financiële steun aan infrastructuurprojecten eind 1992 is verstreken en dat de goedkeuring van een nieuw programma onontbeerlijk is, omdat de verschillende communautaire netwerken nog niet zijn voltooid;

Overwegende dat deze verlenging evenwel niet langer dan twee jaar mag duren, om niet vooruit te lopen op de besluiten inzake de transeuropese netwerken;

Overwegende dat, in afwachting van volledigere maatregelen die moeten worden genomen op basis van latere besluiten in het kader van de transeuropese netwerken, deze verordening een overgangskarakter moet hebben;

Overwegende dat deze verordening buiten werking dient te treden in geval de Raad vóór de datum waarop zij verstrijkt een nieuw besluit met betrekking tot de financiering van de transeuropese netwerken vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze verordening heeft ten doel een communautair actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur, hierna "actieprogramma" te noemen, vast te stellen, dat met ingang van 1 januari 1993 van toepassing is. Het actieprogramma heeft een looptijd van twee jaar.

2. Het voor de tenuitvoerlegging van het actieprogramma noodzakelijk geachte bedrag aan communautaire financiële middelen beloopt 325 miljoen ecu en moet in het geldende communautaire financiële kader worden ingepast.

3. De begrotingsautoriteit stelt de beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed beheer als bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (4).

Artikel 2

De Gemeenschap identificeert de vervoersinfrastructuurprojecten van communautair belang in het kader van dit actieprogramma, die gericht zijn op:

1. opheffing van knelpunten,

2. invoeging van de ontbrekende schakels,

3. integratie van gebieden die, geografisch gezien, ingesloten zijn of aan de periferie van de Gemeenschap liggen,

4. vermindering van de met het transitoverkeer verband houdende kosten in samenwerking met de eventueel betrokken derde landen,

5. verbetering van de verbindingen die gedeeltelijk een traject over land en gedeeltelijk een zeetraject en die een gecombineerd vervoerstraject omvatten,

6. het tot stand brengen van verbindingen van hoge kwaliteit tussen de belangrijkste stedelijke centra, met inbegrip van hoge-snelheidsspoorverbindingen,

7. het bereiken van een hoog veiligheidsniveau voor de onder deze verordening vallende wijze van vervoer.

Artikel 3

De bijdrage van de Gemeenschap aan de verwezenlijking van de projecten in het kader van het actieprogramma kan met name de vorm aannemen van:

- financiële steun door middel van kredieten die daartoe in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen zijn opgevoerd, in het kader van de financiële vooruitzichten voor de periode die door het actieprogramma wordt bestreken;

- financiële steun uit hoofde van andere financieringsinstrumenten, wanneer deze van toepassing zijn;

- een verklaring van Europees nut van het project, door de Commissie afgegeven in overeenstemming met de in de bijlage neergelegde voorwaarden en na raadpleging van de rechtstreeks bij het project betrokken Lid-Staten. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis. De besluiten houdende een verklaring van Europees nut worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

De actie van de Gemeenschap heeft betrekking op alle studies betreffende de infrastructuur van het vervoer over land en op de onderstaande grote projecten; specifieke individuele projecten waarnaar wordt verwezen in andere artikelen zijn onderdelen van deze grote projecten:

1. bijdrage tot het hoge-snelheidsspoorwegnet:

- verbindingen: Parijs - Londen - Brussel - Amsterdam - Keulen, en aansluitingen naar andere Lid-Staten;

- verbindingen:

a) Madrid - Barcelona - Lyon - Turijn - Milaan - Venetië en vandaar naar Tarvisio en Triëst,

b) Porto - Lissabon - Madrid;

2. hoofdverbinding door de Alpen (Brenner-as);

3. bijdrage aan het net van gecombineerd vervoer van communautair belang;

4. wegverbindingen over de Pyreneeën;

5. Scandinavische verbindingen;

6. verbetering van de verbindingen over land in Griekenland, Ierland en Portugal, alsmede met deze drie Lid-Staten.

Artikel 5

Of vervoersinfrastructuurprojecten voor financiële steun in aanmerking komen, wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a) het belang en het grotere nut van het project voor het internationale vervoer van de Gemeenschap, beoordeeld in het licht van de bijdrage die het levert tot de verwezenlijking van de in artikel 1 vastgestelde doelstellingen. De in aanmerking te nemen factoren zijn:

- de omvang van het huidige of potentiële intracommunautaire internationale verkeer,

- de omvang van het handelsverkeer van de Gemeenschap met derde landen op de as waarop het project betrekking heeft,

- de mate waarin het project bijdraagt tot de totstandkoming van een homogeen en evenwichtig net in communautair kader, dat ook is aangepast aan de huidige en toekomstige vervoersbehoeften;

b) de sociaal-economische rentabiliteit van het project;

c) de samenhang van het project met de andere communautaire maatregelen uit hoofde van het gemeenschappelijke vervoerbeleid of ander beleid van de Gemeenschap en met de andere nationale maatregelen die in de nationale vervoersinfrastructuurplannen en -programma's als prioritair worden aangemerkt;

d) bijzondere moeilijkheden bij het mobiliseren van kapitaal;

e) onvermogen van de nationale of regionale overheden om de projecten alleen uit te voeren.

Artikel 6

1. De financiële steun van de Gemeenschap kan betrekking hebben op de uitvoerbaarheidsstudies en de werkzaamheden ter voorbereiding van infrastructuurprojecten, op eventueel daarmee verband houdende verwezenlijkingen en op de uitvoering van een gedeelte of het geheel van de projecten.

2. De specifieke financiële steun van de Gemeenschap voor de vervoersinfrastructuur kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of, bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, in ongeacht welke andere vorm die is aangepast aan de financiële eisen van het project.

3. Indien voor een specifiek project dat deel uitmaakt van een van de in artikel 4 genoemde grote projecten, reeds niet terug te betalen steun uit de communautaire begroting wordt verleend, kan dat project niet in aanmerking komen voor andere niet terug te betalen steun, maar uitsluitend voor steun in de vorm van leningen.

4. De niet terug te betalen steun uit de communautaire begroting mag niet hoger zijn dan 25 % van de totale kosten van het project of van het gedeelte van het project waarvoor steun wordt verleend. Deze steun mag worden verhoogd tot maximaal 50 % in het geval van studies ter voorbereiding van constructiewerkzaamheden.

5. Een project kan slechts voor financiële steun van de Gemeenschap in aanmerking komen, indien alle uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen inzake overheidsopdrachten worden nagekomen en indien de hand wordt gehouden aan het bepaalde in Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (5).

Artikel 7

1. De aanvragen voor de in artikel 3, eerste alinea, eerste streepje, bedoelde specifieke financiële steun worden bij de Commissie ingediend via de Lid-Staten.

Iedere aanvraag dient de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens te bevatten en met name:

- een gespecificeerde raming van de uitgaven;

- een indicatief tijdschema van de werkzaamheden en van de financiële verbintenissen;

- de voor de beoordeling van het communautaire belang van het project benodigde gegevens;

- een algemene samenvatting van de met inachtneming van het bepaalde in Richtlijn 85/337/EEG uitgevoerde milieu-effectbeoordeling.

De Lid-Staten verschaffen de Commissie alle bijkomende gegevens die deze voor het beoordelen van het project nuttig acht.

2. Voor de aanwending van de in artikel 3, eerste alinea, tweede streepje, bedoelde financieringsinstrumenten worden de aan die instrumenten eigen regels en procedures gevolgd.

Artikel 8

1. Ieder jaar doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad een mededeling toekomen met een beschrijving van de projecten waarvoor uit hoofde van artikel 7 een aanvraag is ingediend en die, in het kader van dit actieprogramma en in het licht van de in artikel 1 vastgestelde doelstellingen, in aanmerking kunnen komen voor financiële steun uit de specifieke kredieten bedoeld in artikel 3.

2. De in lid 1 bedoelde mededeling bevat ten minste de volgende beoordelingselementen:

- de belangrijkste redenen voor de ontvankelijkheid van het project uit hoofde van de artikelen 1, 4 en 5;

- de omvang en de aard van de gewenste financiële steun;

- de in artikel 7, lid 1, tweede alinea, vastgestelde gegevens voor de beoordeling.

Artikel 9

De Commissie besluit over de toekenning van de financiële steun volgens de procedure van artikel 10. De financiële steun wordt toegekend in overeenstemming met artikel 6. De omvang ervan is afhankelijk van de beoordeling van elk project ten aanzien van de in artikel 5 genoemde criteria.

Artikel 10

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 4 van Beschikking 78/174/EEG (6) ingestelde Comité voor de vervoersinfrastructuur.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 11

1. Indien een project waarvoor financiële steun is verleend, niet wordt uitgevoerd zoals was gepland, of indien niet aan de ter zake geldende voorwaarden wordt voldaan, kan de financiële steun bij besluit van de Commissie, na onderzoek van de door de begunstigde verschafte uitleg, worden verminderd of ingetrokken.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden door de betrokken begunstigde aan de Gemeenschap terugbetaald binnen twaalf maanden na de datum van kennisgeving van dit besluit.

2. Onverminderd de door de Lid-Staten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen verrichte controles en onverminderd de financiële controle door de Rekenkamer overeenkomstig artikel 206 bis van het Verdrag, worden verificaties ter plaatse of onderzoeken betreffende de financieel gesteunde projecten uitgevoerd door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staat en door personeelsleden van de Commissie of door andere personen die daartoe van laatstgenoemde Instelling de opdracht hebben gekregen. De Commissie stelt termijnen vast voor het uitvoeren van de verificaties en licht de Lid-Staat hierover van tevoren in ten einde de nodige bijstand te verkrijgen.

3. De verificaties ter plaatse of onderzoeken genoemd in lid 2 beogen vast te stellen:

a) of de administratieve methoden in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften;

b) of bewijsstukken voorhanden zijn en of deze betrekking hebben op de projecten waarvoor financiële steun wordt toegekend;

c) op welke wijze de projecten worden uitgevoerd en geverifieerd;

d) of hetgeen werd verwezenlijkt in overeenstemming is met de voorwaarden voor de toekenning van de financiële steun.

4. De Commissie kan uitbetaling van de bijdrage voor een project schorsen indien uit een controle blijkt dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan of dat een belangrijke wijziging in de aard of de wijze van uitvoering van dit project is aangebracht, die niet ter goedkeuring aan de Commissie is voorgelegd.

5. De Commissie verricht tijdig, na de verwezenlijking van het project waarvoor financiële steun is verleend, een diepgaande analyse van de gevolgen van dit project voor het vervoer en de economie in het algemeen.

Artikel 12

Deze verordening zal in de loop van het begrotingsjaar worden herzien in het licht van de beslissingen die zijn genomen ter zake van de financiering van de infrastructuur.

Artikel 13

Uiterlijk op 31 december van elk jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de bij de uitvoering van deze verordening en van de Verordeningen (EEG) nr. 3600/82 (7), (EEG) nr. 3620/84 (8), (EEG) nr. 4059/86 (9), (EEG) nr. 4070/87 (10), (EEG) nr. 4048/88 (11) en (EEG) nr. 3359/90 (12) opgedane ervaring.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1994, of, indien de Raad vóór die datum een regeling betreffende de financiering van de transeuropese netwerken vaststelt, tot de datum waarop die regeling van kracht wordt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. SJURSEN

(1) PB nr. C 236 van 15. 9. 1992, blz. 3.

(2) PB nr. C 337 van 21. 12. 1992, blz. 287, en PB nr. C 115 van 26. 4. 1993.

(3) PB nr. C 19 van 25. 1. 1993, blz. 32.

(4) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1. Financieel Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 610/90 (PB nr. L 70 van 16. 3. 1990, blz. 1).

(5) PB nr. L 175 van 5. 7. 1985, blz. 40.

(6) PB nr. L 54 van 25. 2. 1978, blz. 16.

(7) Verordening (EEG) nr. 3600/82 van de Raad van 30 december 1982 betreffende een beperkte actie op het gebied van de vervoersinfrastructuur (PB nr. L 376 van 31. 12. 1982, blz. 10) (begrotingsjaar 1982).

(8) Verordening (EEG) nr. 3620/84 van de Raad van 19 december 1984 betreffende een bijzondere actie op het gebied van de vervoersinfrastructuur (PB nr. L 333 van 21. 12. 1984, blz. 58) (begrotingsjaren 1983 en 1984).

(9) Verordening (EEG) nr. 4059/86 van de Raad van 22 december 1986 betreffende het verlenen van financiële bijstand voor vervoersinfrastructuurprojecten (PB nr. L 378 van 31. 12. 1986, blz. 24) (begrotingsjaar 1985).

(10) Verordening (EEG) nr. 4070/87 van de Raad van 22 december 1987 betreffende het verlenen van financiële steun aan vervoersinfrastructuurprojecten (PB nr. L 380 van 31. 12. 1987, blz. 33) (begrotingsjaren 1986 en 1987).

(11) Verordening (EEG) nr. 4048/88 van de Raad van 19 december 1988 betreffende het verlenen van financiële steun aan vervoersinfrastructuurprojecten (PB nr. L 356 van 24. 12. 1988, blz. 5) (begrotingsjaren 1988 en 1989).

(12) Verordening (EEG) nr. 3359/90 van de Raad van 20 november 1990 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma op het gebied van de vervoersinfrastructuur met het oog op de verwezenlijking van de geïntegreerde vervoermarkt in 1992 (PB nr. L 326 van 24. 11. 1990, blz. 1).

BIJLAGE

Voorwaarden voor de toekenning van de verklaring van Europees nut De voorwaarden voor de toekenning van de verklaring van Europees nut zijn:

- het een grondig bestudeerd project betreffen: de resultaten van de uitvoerbaarheidsstudies moeten dus bekend zijn en aantonen dat het project levensvatbaar is;

- het project wordt rechtstreeks, dan wel via een Lid-Staat, aan de Commissie voorgelegd. De rechtstreeks bij het project betrokken Lid-Staten worden door de Commissie geraadpleegd;

- de Commissie bestudeert het project om zich ervan te vergewissen dat het goed aansluit bij het betrokken beleid van de Gemeenschap. In het bijzonder moet de procedure van uitvoering in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving, met name inzake de mededingingsregels, de gunning van overheidsopdrachten en de integratie van het project in het milieu. Ook gaat de Commissie na of het project in overeenstemming is met de regels en het beleid van de Gemeenschap in de betrokken sector;

- het project moet grotendeels steunen op financiering met particulier kapitaal en passen bij de doelstellingen en criteria omschreven in de programma's van de Commissie voor de betrokken sectoren. De Commissie gaat na welke voordelen het project voor de Gemeenschap biedt, niet alleen vanuit technisch en financieel oogpunt, maar ook op grond van sociaal-economische criteria. Onder meer worden voor de betrokken landen en gebieden de gevolgen van het project voor het communautaire concurrentievermogen, met name op het gebied van werkgelegenheid en produktie, beoordeeld.