Verordening (EG) nr. 3675/93 van de Raad van 20 december 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada inzake hun betrekkingen op visserijgebied
Verordening (EG) nr. 3675/93 van de Raad van 20 december 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada inzake hun betrekkingen op visserijgebied
VERORDENING (EG) Nr. 3675/93 VAN DE RAAD van 20 december 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada inzake hun betrekkingen op visserijgebied
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, juncto artikel 228, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende dat het wenselijk is goede betrekkingen op visserijgebied te onderhouden met Canada, een belangrijke partner van de Europese Gemeenschap, en dat het daarom dienstig is een permanent kader vast te stellen waarbinnen beide partners kunnen samenwerken met het oog op effectieve instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan; dat in dit verband door beide partijen is overeengekomen wat hun betrekkingen op visserijgebied concreet zullen inhouden;
Overwegende dat de Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada, inzake hun betrekkingen op visserijgebied, dient te worden goedgekeurd;
Overwegende dat beide partijen voornemens zijn de specifieke samenwerkingsacties waarin is voorzien bij het aan de briefwisseling gehechte Memorandum van overeenstemming ten uitvoer te leggen overeenkomstig het, door hen ondertekende, Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en conform de Overeenkomst inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, waarbij zij beide partij zijn; dat derhalve dient te worden bevestigd dat de Commissie gemachtigd is om over deze samenwerkingsacties overleg te plegen volgens de op 15 december 1992 vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren;
Overwegende dat de betrekkingen tussen partijen op visserijgebied met name berusten op de toegang tot niet-gebruikte delen van de quota voor de Canadese wateren;
Overwegende dat specifieke bepalingen voor het opzeggen van de samenwerking moeten worden vastgesteld voor het geval dat de Gemeenschap deze wegens bijzondere omstandigheden niet kan voortzetten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada inzake hun betrekkingen op visserijgebied, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de Overeenkomst in de vorm van briefwisselingen, waarvan het Memorandum van overeenstemming een integrerend deel vormt, wordt aan deze verordening gehecht.
Artikel 2
De Voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst te ondertekenen ten einde daardoor de Gemeenschap te binden.
Artikel 3
De Commissie, bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de Lid-Staten, leidt het overleg tussen de Gemeenschap en de Regering van Canada uit hoofde van punt I, onder d), e), g) en h), en punt II van het Memorandum van overeenstemming.
Artikel 4
1. In geval de in punt IV, onder d), van het Memorandum van overeenstemming bedoelde moeilijkheden zich voordoen, dient de Commissie bij de Raad en de Lid-Staten onmiddellijk een verslag in, vergezeld van haar advies dat de voorwaarden voor het opzeggen van de Overeenkomst vervuld zijn. Binnen tien dagen na de indiening van dit advies bij de Raad, kan elke Lid-Staat de kwestie in de Raad aan de orde stellen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de Overeenkomst niet op te zeggen. Indien dit besluit niet wordt genomen binnen een maand na de indiening van het advies bij de Raad of indien geen enkele Lid-Staat de kwestie binnen de voornoemde termijn van tien dagen in de Raad aan de orde heeft gesteld, wordt de Overeenkomst door de Commissie opgezegd.
2. De Commissie geeft namens de Gemeenschap kennis van de opzegging van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling overeenkomstig punt IV, onder e), van het Memorandum van overeenstemming.
Artikel 5
1. Wanneer de Regering van Canada overeenkomstig punt III, onder b), van het Memorandum van overeenstemming besluit aan de Gemeenschap vangstmogelijkheden voor niet-gebruikte delen van quota voor haar visserijzone toe te wijzen, stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en op voorstel van de Commissie, binnen twee maanden na deze toewijzing de verdeling van de betrokken hoeveelheid over de Lid-Staten vast.
2. De eigenaar of exploitant van een vaartuig van een Lid-Staat waarmee de visserij of een andere activiteit wordt uitgeoefend in het kader van punt III, onder c), van het Memorandum van overeenstemming, verstrekt de bevoegde instanties van de Gemeenschap alle uit hoofde daarvan voorgeschreven informatie inzake de gevangen of op een andere wijze verkregen vis of visserijprodukten. Nadere bepalingen ter uitvoering van dit lid zullen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (1).
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 20 december 1993.
Voor de Raad
De Voorzitter
A. BOURGEOIS
(1) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.
OVEREENKOMST in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada inzake hun betrekkingen op visserijgebied
A. Brief van Canada Geachte Heer,
Ik heb de eer te verwijzen naar de onderhandelingen tussen de delegaties van Canada en van de Europese Gemeenschap die op 16 en 17 december 1992 te Brussel zijn gevoerd over hun bilaterale betrekkingen op visserijgebied. Deze onderhandelingen zijn op 17 december 1992 afgesloten met de parafering van het bijgevoegde Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada over hun betrekkingen op visserijgebied, dat tot doel heeft om, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en de Overeenkomst van 1978 inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan te komen tot effectieve instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.
Voorts heb ik de eer U voor te stellen dat deze brief, waarvan de versies in de Deense, de Nederlandse, de Engelse, de Franse, de Duitse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese en de Spaanse taal authentiek zijn, en het bijgevoegde memorandum, voor zover de Gemeenschap met de inhoud ervan instemt, te zamen met Uw antwoord waarin deze instemming wordt bevestigd, een Overeenkomst tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap inzake hun betrekkingen op visserijgebied vormt, die op de datum van Uw antwoord in werking zal treden.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Voor de Regering van Canada
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada over hun betrekkingen op visserijgebied De onderhandelingen op 16 en 17 december 1992 in Brussel tussen de delegaties van Canada en de Europese Gemeenschap over de bilaterale betrekkingen op visserijgebied hebben geleid tot het volgende resultaat:
De Regering van Canada en de Europese Gemeenschap (hierna "partijen" te noemen),
verwijzen naar de in 1976 gesloten Kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en Canada;
verwijzen naar de Verklaring van 1990 over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Canada waarin beide partijen opnieuw hun vastbeslotenheid bevestigen om hun partnerschap nog meer te versterken en, in het bijzonder in internationale lichamen, naar nauwe samenwerking te streven in zaken van wederzijds belang;
constateren dat partijen zich ertoe verbonden hebben om in alle internationale fora nauw samen te werken ter bevordering van de effectieve uitvoering, in overeenstemming met het internationale recht, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met name wat betreft de instandhouding en het gebruik van de levende rijkdommen van de zee;
verwijzen naar de Overeenkomst inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan van 1978 en met name naar het feit dat partijen zich ertoe hebben verbonden ten aanzien van hun onderdanen de voorstellen voor gezamenlijke actie tot regulering van de visserij in het gereglementeerde gebied uit te voeren die zijn aangenomen overeenkomstig artikel XI van de genoemde Overeenkomst;
constateren dat partijen bezorgd zijn over de huidige situatie van de visbestanden in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan en met name over de hoge visserijmortaliteit en de vangst van jonge vis, die een herstel van de visbestanden in de weg staan;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat effectieve uitvoering van de maatregelen die de Visserijcommissie tijdens de 14e jaarvergadering van de NAFO heeft vastgesteld, met name die inzake de minimummaaswijdte en de minimummaat van vis, naar verwachting tot een vermindering van de visserijmortaliteit en de vangst van jonge vis zal leiden;
constateren dat de situatie ernstig is en dat eerdere verlagingen van de vangstmogelijkheden niet hebben geleid tot een evenredige verlaging van de visserijmortaliteit;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat de visserijinspanning in het gereglementeerde gebied van de NAFO zo zal worden beheerd dat wordt bijgedragen tot het herstel van de bestanden;
constateren dat Canada voor 1992 een moratorium voor de visserij op kabeljauw in het gedeelte van de sectoren 2J, 3K en 3L binnen de Canadese visserijzone heeft vastgesteld met het oog op de instandhouding van het bestand en dat tijdens de 14e jaarvergadering van de NAFO is besloten dat in 1993 geen gerichte visserij op dit bestand zal worden toegestaan in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat partijen, zowel bilateraal als in het kader van de NAFO, samenwerken bij het opstellen en de vaststelling van maatregelen met het oog op effectieve internationale inspectie en controle van de visserijactiviteit in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat partijen, zowel individueel als in het kader van de NAFO, maatregelen overwegen om het evenwicht tussen de visserijinspanning en de wettige vangstmogelijkheden in het gereglementeerde gebied van de NAFO te verbeteren;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat het omvlaggen van vaartuigen naar Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag, om op die manier zonder beperking in het gereglementeerde gebied van de NAFO te kunnen vissen, een onaanvaardbare bedreiging vormt voor de instandhouding van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan;
herinneren eraan dat de Wetenschappelijke Raad van de NAFO heeft opgemerkt dat vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag in strijd met door de verdragsluitende partijen vastgestelde instandhoudingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen op bepaalde bestanden en vissen met kleinmazige netten, met de nadelige gevolgen vandien wat betreft de doelstellingen van het Verdrag;
herinneren eraan dat partijen in de NAFO hebben samengewerkt ten aanzien van stappen om ervoor te zorgen dat een einde wordt gemaakt aan de visserijactiviteit die strijdig is met de instandhoudingsmaatregelen van de NAFO door vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag en dat partijen ook samenwerking hebben gezocht met de betrokken Vlaggestaten om te bereiken dat deze hun vaartuigen terugtrekken uit het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat de acties van Vlaggestaten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag geen einde hebben gemaakt aan de huidige bedreiging van de instandhouding van de visbestanden in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat beide partijen in het kader van de NAFO maatregelen hebben vastgesteld en uitgevoerd met het oog op verbetering van de inspectie en controle in het gereglementeerde gebied
a) met betrekking tot de registratie en de identificatie van vissersvaartuigen en vistuig volgens de door de NAFO vastgestelde normen;
b) met het oog op regelmatige uitwisseling van gegevens over inspectie en surveillance, en ook van inspecteurs;
c) met betrekking tot surveillance vanuit de lucht in het kader van de internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO en betreffende de behandeling van rapporten over waarnemingen vanuit de lucht;
d) over het meldingssysteem (hail-system) van de NAFO;
e) om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten onverwijld de nodige maatregelen nemen om de bewijzen met betrekking tot de vermoedelijke overtredingen van de NAFO Conservation and Enforcement Measures (instandhoudings- en uitvoeringsmaatregelen) te verzamelen en ervoor te zorgen dat, naar gelang van het geval, onmiddellijk gerechtelijke of administratieve maatregelen worden genomen;
f) met betrekking tot het volgen van het gedeelte van het quotum dat is opgevist (dat wil zeggen de vangst in vergelijking met de quota) en de controle op de naleving van verbodsbepalingen inzake de visserij, enerzijds door de uitoefening van inspecties in het gereglementeerde gebied van de NAFO en anderzijds via inspecties van de aanvoer;
constateren dat beide partijen per 1 januari 1993 de volgende in de NAFO overeengekomen maatregelen zullen uitvoeren:
a) een experimentele waarnemersregeling met een looptijd van achttien maanden;
b) de verplichting voor de kapiteins van de vaartuigen om aan de NAFO-inspecteurs plattegronden van de opslag van de produkten of produktielogboeken te verstrekken;
c) minimummaten voor kabeljauw en platvis;
d) een standaardmaaswijdte van 130 mm voor bodemvis, behalve voor twee door de NAFO geaccepterede uitzonderingen;
e) regels over de bijvangst, en
f) een bepaling inzake netten van één enkele maaswijdte (vistuig dat in het gereglementeerde gebied van de NAFO niet mag worden gebruikt moet zo zijn vastgezet en opgeborgen dat het niet direct kan worden gebruikt).
I. Zijn overeengekomen
a) samen te werken met het oog op effectieve instandhouding en een duurzame exploitatie van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan;
b) zich te houden aan de NAFO-besluiten inzake visserijbeheer en instandhouding, overeenkomstig hun rechten en verplichtingen op grond van het NAFO-Verdrag;
c) in het licht van de geest van samenwerking waarmee Canada en de Gemeenschap hebben meegewerkt aan de beheers- en instandhoudingsmaatregelen waartoe is besloten tijdens de jaarvergadering van de NAFO van 1992, de Visserijcommissie van de NAFO te steunen voor de goedkeuring van beheers- en instandhoudingsmaatregelen die in overeenstemming zijn met artikel XI van het NAFO-Verdrag; overeenkomstig eerdergenoemd artikel zal Canada de Visserijcommissie op de hoogte blijven brengen van de maatregelen en besluiten die het vaststelt met betrekking tot het beheer en de instandhouding van de visbestanden;
d) na te gaan op welke wijze de economische en commerciële samenwerking tussen bedrijven uit de visserijsector uit Canada en de Gemeenschap nog meer kan worden bevorderd;
e) overleg te plegen met de bedoeling om, onverminderd hun internationale rechten en verplichtingen, tijdig genoeg voor behandeling tijdens de jaarvergadering van de NAFO in 1993 gezamenlijke voorstellen in te dienen over
- een procedure voor de regeling van eventuele geschillen tussen verdragsluitende partijen van de NAFO als gevolg van zodanige toepassing van de bezwaarprocedure van artikel XII dat daardoor de doelstellingen van het NAFO-Verdrag moeilijker kunnen worden bereikt;
- maatregelen om te voorkomen dat vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag in het gereglementeerde gebied van de NAFO visserijactiviteiten uitoefenen als gevolg waarvan de doelstellingen van het NAFO-Verdrag moeilijker kunnen worden bereikt, en met name maatregelen tegen die Vlaggestaten die niet of niet tijdig maatregelen nemen ten aanzien van de visserijactiviteiten van hun onderdanen of hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
- verdere maatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen ter voorkoming van invoer van vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO is gevangen door vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag;
f) maatregelen toe te passen om tegen te gaan dat hun vaartuigen worden omgevlagd naar Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag, om zo in strijd met de instandhoudings- en uitvoeringsmaatregelen van de NAFO te vissen in het gereglementeerde gebied van de organisatie;
g) samen te werken bij de uitvoering en verbetering van maatregelen met het oog op effectieve surveillance van en inspectie op de visserijactiviteit in het gereglementeerde gebied van de NAFO, om te bereiken dat de beheersmaatregelen worden nageleefd;
h) in de NAFO samen te werken aan de vaststelling en uitvoering van verdere maatregelen om het evenwicht tussen de visserijinspanning en de wettelijke vangstmogelijkheden te verbeteren en intern de nodige bepalingen vast te stellen voor uitvoering van dergelijke maatregelen;
i) een Gezamenlijk Comité van hoge ambtenaren op te richten dat steeds als nodig, doch minstens eenmaal per jaar, vergadert over het functioneren van deze Overeenkomst en over de uitvoering van de verbintenissen die partijen zijn aangegaan;
j) te zorgen voor adequate uitvoering van de "NAFO Conservation and Enforcement Measures" en van de bepalingen die zijzelf voor de visserij van hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO hebben vastgesteld;
- te beginnen in 1993 zal de Gemeenschap tenminste evenveel controle ten aanzien van de communautaire vaartuigen uitoefenen als in 1992 om te waarborgen dat de quota niet worden overschreden; de Gemeenschap zal daartoe de visserij sluiten wanneer wordt aangenomen dat de quota zijn opgebruikt en de Gemeenschap zal ernaar streven de visserijinspanning (het aantal vaartuigen en zeedagen) te beperken in verhouding tot de quota en de andere wettelijke vangstmogelijkheden, ten einde zo te zorgen voor effectieve surveillance en controle;
k) visserijinspectievaartuigen te blijven stationeren in het gereglementeerde gebied van de NAFO om, voor zover nodig, inspecties uit te voeren in het kader van de internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO;
- de Europese Commissie is voornemens om daartoe, zoals voor 1992, in 1993 voor tien maanden een visserijinspectievaartuig te zenden naar het gereglementeerde gebied van de NAFO;
- als er geen communautair inspectievaartuig in het betrokken gebied is en als zulks uitvoerbaar is voor beide partijen, zal de Europese Commissie visserijinspecteurs aanwijzen om NAFO-inspecties uit te voeren vanaf een Canadees inspectievaartuig;
l) zonder vooruit te lopen op de voor volgende jaren in onderling overleg vast te stellen regeling ook in 1993 eens per kwartaal de surveillance- en inspectieactiviteiten van Canada en de Gemeenschap en de gegevens dienaangaande te bespreken, met inbegrip van de vangstopgaven van hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO, ten einde ervoor te zorgen dat de stand van zaken wat betreft de gevangen hoeveelheden van de quota nauwkeurig en tijdig wordt bepaald.
II. Kabeljauw in de sectoren 2J, 3K en 3L
Constaterend dat de Wetenschappelijke Raad van de NAFO sinds 1986 heeft geconcludeerd dat gemiddeld over het gehele jaar genomen 5 % van de totale biomassa van dit bestand zich ophoudt in het gereglementeerde gebied van de NAFO,
a) stellen partijen vast dat Canada de Wetenschappelijke Raad van de NAFO jaarlijks zal verzoeken om een evaluatie van het bestand uit te voeren, met inachtneming van alle relevante wetenschappelijke gegevens, met inbegrip van de conclusies en de bewijzen daarvoor van het Canadese "Atlantic Fisheries Scientific Advisory Committee";
b) constateren partijen dat Canada jaarlijks een totaal toegestane vangst (TAC) zal vaststellen en dat de Visserijcommissie van de NAFO een hoeveelheid zal vaststellen van 5 % van de TAC voor het gereglementeerde gebied van de NAFO en die onder de verdragsluitende partijen zal verdelen overeenkomstig de verdeelsleutel die door haar is vastgesteld en overeenkomstig het NAFO-Verdrag;
c) stemmen partijen ermee in besluiten van de Visserijcommissie van de NAFO over de 5 % van de TAC te steunen, voor zover die besluiten gebaseerd zijn op relevante gegevens of adviezen van de Wetenschappelijke Raad van de NAFO en er overeenstemming is tussen die besluiten en de besluiten van Canada inzake het beheer en de instandhouding.
III. Nemen kennis van het besluit van de Regering van Canada
a) communautaire vissersvaartuigen toe te staan Canadese havens aan te doen en te gebruiken overeenkomstig Canadese wetten, regels en voorwaarden;
b) aan de Gemeenschap vangstmogelijkheden beschikbaar te stellen van soorten waarvoor Canada een overschot boven de eigen behoefte vaststelt en daarbij dezelfde regelingen te volgen als voor vergunningen voor andere buitenlandse vissersvaartuigen in de Canadese visserijzone; daarbij zal rekening worden gehouden met de traditionele belangstelling van de Europese Gemeenschap voor bodemvis (met name roodbaars, witte en zwarte heilbot); en
c) communautaire vaartuigen toe te staan om naast Canadese ondernemingen te participeren in commerciële overeenkomsten in het kader van programma's voor de visserij of de ontwikkeling van de visserij die in overeenstemming zijn met het beleid van de Regering van Canada.
IV. Komen overeen dat
a) de bepalingen van deze Overeenkomst in geen enkel opzicht consequenties hebben voor multilaterale overeenkomsten waarbij Canada en de Gemeenschap of Canada en een Lid-Staat van de Gemeenschap partij zijn, noch voor de standpunten van de partijen met betrekking tot vraagstukken inzake het zeerecht,
b) deze Overeenkomst geen consequenties heeft voor de afbakening van economische zones of visserijzones tussen Canada en Lid-Staten van de Gemeenschap.
c) deze Overeenkomst in werking treedt bij de ondertekening ervan en dan voorrang heeft boven de op 30 december 1981 ondertekende Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van Canada,
d) zij, in geval van moeilijkheden wat betreft de interpretatie of de uitvoering van bovenstaande afspraken en verbintenissen, de andere partij daarvan in kennis zullen stellen met het verzoek om zo spoedig mogelijk bilateraal overleg te houden om een oplossing voor die moeilijkheden te vinden, en dat
e) als, ondanks alle mogelijke inspanningen van beide partijen, geen overeenstemming wordt gevonden over een oplossing, elke partij deze Overeenkomst na zestig dagen nadat de andere partij het onder d) genoemde verzoek om overleg heeft ontvangen, op ieder tijdstip mag beëindigen.
B. Brief van de Europese Gemeenschap Geachte Heer,
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt:
"Ik heb de eer te verwijzen naar de onderhandelingen tussen de delegaties van Canada en van de Europese Gemeenschap die op 16 en 17 december 1992 te Brussel zijn gevoerd over hun bilaterale betrekkingen op visserijgebied. Deze onderhandelingen zijn op 17 december 1992 afgesloten met de parafering van het bijgevoegde Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada over hun betrekkingen op visserijgebied, dat tot doel heeft om, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en de Overeenkomst van 1978 inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan te komen tot effectieve instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.
Voorts heb ik de eer U voor te stellen dat deze brief, waarvan de versies in de Deense, de Nederlandse, de Engelse, de Franse, de Duitse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese en de Spaanse taal authentiek zijn, en het bijgevoegde memorandum, voor zover de Gemeenschap met de inhoud ervan instemt, te zamen met Uw antwoord waarin deze instemming wordt bevestigd, een Overeenkomst tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap inzake hun betrekkingen op visserijgebied vormt, die op de datum van Uw antwoord in werking zal treden.".
Ik heb de eer U mede te delen dat de Europese Gemeenschap met de inhoud van deze brief instemt.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden
Namens de Raad van de Europese Unie
MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING tussen de Europese Gemeenschap en de Regering van Canada over hun betrekkingen op visserijgebied De onderhandelingen op 16 en 17 december 1992 in Brussel tussen de delegaties van Canada en de Europese Gemeenschap over de bilaterale betrekkingen op visserijgebied hebben geleid tot het volgende resultaat:
De Regering van Canada en de Europese Gemeenschap (hierna "partijen" te noemen),
verwijzen naar de in 1976 gesloten Kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en Canada;
verwijzen naar de Verklaring van 1990 over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Canada waarin beide partijen opnieuw hun vastbeslotenheid bevestigen om hun partnerschap nog meer te versterken en, in het bijzonder in internationale lichamen, naar nauwe samenwerking te streven in zaken van wederzijds belang;
constateren dat partijen zich ertoe verbonden hebben om in alle internationale fora nauw samen te werken ter bevordering van de effectieve uitvoering, in overeenstemming met het internationale recht, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met name wat betreft de instandhouding en het gebruik van de levende rijkdommen van de zee;
verwijzen naar de Overeenkomst inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan van 1978 en met name naar het feit dat partijen zich ertoe hebben verbonden ten aanzien van hun onderdanen de voorstellen voor gezamenlijke actie tot regulering van de visserij in het gereglementeerde gebied uit te voeren die zijn aangenomen overeenkomstig artikel XI van de genoemde Overeenkomst;
constateren dat partijen bezorgd zijn over de huidige situatie van de visbestanden in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan en met name over de hoge visserijmortaliteit en de vangst van jonge vis, die een herstel van de visbestanden in de weg staan;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat effectieve uitvoering van de maatregelen die de Visserijcommissie tijdens de 14e jaarvergadering van de NAFO heeft vastgesteld, met name die inzake de minimummaaswijdte en de minimummaat van vis, naar verwachting tot een vermindering van de visserijmortaliteit en de vangst van jonge vis zal leiden;
constateren dat de situatie ernstig is en dat eerdere verlagingen van de vangstmogelijkheden niet hebben geleid tot een evenredige verlaging van de visserijmortaliteit;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat de visserijinspanning in het gereglementeerde gebied van de NAFO zo zal worden beheerd dat wordt bijgedragen tot het herstel van de bestanden;
constateren dat Canada voor 1992 een moratorium voor de visserij op kabeljauw in het gedeelte van de sectoren 2J, 3K en 3L binnen de Canadese visserijzone heeft vastgesteld met het oog op de instandhouding van het bestand en dat tijdens de 14e jaarvergadering van de NAFO is besloten dat in 1993 geen gerichte visserij op dit bestand zal worden toegestaan in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat partijen, zowel bilateraal als in het kader van de NAFO, samenwerken bij het opstellen en de vaststelling van maatregelen met het oog op effectieve internationale inspectie en controle van de visserijactiviteit in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat partijen, zowel individueel als in het kader van de NAFO, maatregelen overwegen om het evenwicht tussen de visserijinspanning en de wettige vangstmogelijkheden in het gereglementeerde gebied van de NAFO te verbeteren;
constateren dat partijen het erover eens zijn dat het omvlaggen van vaartuigen naar Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag, om op die manier zonder beperking in het gereglementeerde gebied van de NAFO te kunnen vissen, een onaanvaardbare bedreiging vormt voor de instandhouding van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan;
herinneren eraan dat de Wetenschappelijke Raad van de NAFO heeft opgemerkt dat vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag in strijd met door de verdragsluitende partijen vastgestelde instandhoudingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen op bepaalde bestanden en vissen met kleinmazige netten, met de nadelige gevolgen vandien wat betreft de doelstellingen van het Verdrag;
herinneren eraan dat partijen in de NAFO hebben samengewerkt ten aanzien van stappen om ervoor te zorgen dat een einde wordt gemaakt aan de visserijactiviteit die strijdig is met de instandhoudingsmaatregelen van de NAFO door vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag en dat partijen ook samenwerking hebben gezocht met de betrokken Vlaggestaten om te bereiken dat deze hun vaartuigen terugtrekken uit het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat de acties van Vlaggestaten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag geen einde hebben gemaakt aan de huidige bedreiging van de instandhouding van de visbestanden in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
constateren dat beide partijen in het kader van de NAFO maatregelen hebben vastgesteld en uitgevoerd met het oog op verbetering van de inspectie en controle in het gereglementeerde gebied
a) met betrekking tot de registratie en de identificatie van vissersvaartuigen en vistuig volgens de door de NAFO vastgestelde normen;
b) met het oog op regelmatige uitwisseling van gegevens over inspectie en surveillance, en ook van inspecteurs;
c) met betrekking tot surveillance vanuit de lucht in het kader van de internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO en betreffende de behandeling van rapporten over waarnemingen vanuit de lucht;
d) over het meldingssysteem (hail-system) van de NAFO;
e) om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten onverwijld de nodige maatregelen nemen om de bewijzen met betrekking tot de vermoedelijke overtredingen van de NAFO Conservation and Enforcement Measures (instandhoudings- en uitvoeringsmaatregelen) te verzamelen en ervoor te zorgen dat, naar gelang van het geval, onmiddellijk gerechtelijke of administratieve maatregelen worden genomen;
f) met betrekking tot het volgen van het gedeelte van het quotum dat is opgevist (dat wil zeggen de vangst in vergelijking met de quota) en de controle op de naleving van verbodsbepalingen inzake de visserij, enerzijds door de uitoefening van inspecties in het gereglementeerde gebied van de NAFO en anderzijds via inspecties van de aanvoer;
constateren dat beide partijen per 1 januari 1993 de volgende in de NAFO overeengekomen maatregelen zullen uitvoeren:
a) een experimentele waarnemersregeling met een looptijd van achttien maanden;
b) de verplichting voor de kapiteins van de vaartuigen om aan de NAFO-inspecteurs plattegronden van de opslag van de produkten of produktielogboeken te verstrekken;
c) minimummaten voor kabeljauw en platvis;
d) een standaardmaaswijdte van 130 mm voor bodemvis, behalve voor twee door de NAFO geaccepterede uitzonderingen;
e) regels over de bijvangst, en
f) een bepaling inzake netten van één enkele maaswijdte (vistuig dat in het gereglementeerde gebied van de NAFO niet mag worden gebruikt moet zo zijn vastgezet en opgeborgen dat het niet direct kan worden gebruikt).
I. Zijn overeengekomen
a) samen te werken met het oog op effectieve instandhouding en een duurzame exploitatie van de visbestanden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan;
b) zich te houden aan de NAFO-besluiten inzake visserijbeheer en instandhouding, overeenkomstig hun rechten en verplichtingen op grond van het NAFO-Verdrag;
c) in het licht van de geest van samenwerking waarmee Canada en de Gemeenschap hebben meegewerkt aan de beheers- en instandhoudingsmaatregelen waartoe is besloten tijdens de jaarvergadering van de NAFO van 1992, de Visserijcommissie van de NAFO te steunen voor de goedkeuring van beheers- en instandhoudingsmaatregelen die in overeenstemming zijn met artikel XI van het NAFO-Verdrag; overeenkomstig eerdergenoemd artikel zal Canada de Visserijcommissie op de hoogte blijven brengen van de maatregelen en besluiten die het vaststelt met betrekking tot het beheer en de instandhouding van de visbestanden;
d) na te gaan op welke wijze de economische en commerciële samenwerking tussen bedrijven uit de visserijsector uit Canada en de Gemeenschap nog meer kan worden bevorderd;
e) overleg te plegen met de bedoeling om, onverminderd hun internationale rechten en verplichtingen, tijdig genoeg voor behandeling tijdens de jaarvergadering van de NAFO in 1993 gezamenlijke voorstellen in te dienen over
- een procedure voor de regeling van eventuele geschillen tussen verdragsluitende partijen van de NAFO als gevolg van zodanige toepassing van de bezwaarprocedure van artikel XII dat daardoor de doelstellingen van het NAFO-Verdrag moeilijker kunnen worden bereikt;
- maatregelen om te voorkomen dat vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag in het gereglementeerde gebied van de NAFO visserijactiviteiten uitoefenen als gevolg waarvan de doelstellingen van het NAFO-Verdrag moeilijker kunnen worden bereikt, en met name maatregelen tegen die Vlaggestaten die niet of niet tijdig maatregelen nemen ten aanzien van de visserijactiviteiten van hun onderdanen of hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO;
- verdere maatregelen, met inbegrip van eventuele maatregelen ter voorkoming van invoer van vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO is gevangen door vaartuigen die de vlag voeren van Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag;
f) maatregelen toe te passen om tegen te gaan dat hun vaartuigen worden omgevlagd naar Staten die geen verdragsluitende partij zijn bij het NAFO-Verdrag, om zo in strijd met de instandhoudings- en uitvoeringsmaatregelen van de NAFO te vissen in het gereglementeerde gebied van de organisatie;
g) samen te werken bij de uitvoering en verbetering van maatregelen met het oog op effectieve surveillance van en inspectie op de visserijactiviteit in het gereglementeerde gebied van de NAFO, om te bereiken dat de beheersmaatregelen worden nageleefd;
h) in de NAFO samen te werken aan de vaststelling en uitvoering van verdere maatregelen om het evenwicht tussen de visserijinspanning en de wettelijke vangstmogelijkheden te verbeteren en intern de nodige bepalingen vast te stellen voor uitvoering van dergelijke maatregelen;
i) een Gezamenlijk Comité van hoge ambtenaren op te richten dat steeds als nodig, doch minstens eenmaal per jaar, vergadert over het functioneren van deze Overeenkomst en over de uitvoering van de verbintenissen die partijen zijn aangegaan;
j) te zorgen voor adequate uitvoering van de "NAFO Conservation and Enforcement Measures" en van de bepalingen die zijzelf voor de visserij van hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO hebben vastgesteld;
- te beginnen in 1993 zal de Gemeenschap tenminste evenveel controle ten aanzien van de communautaire vaartuigen uitoefenen als in 1992 om te waarborgen dat de quota niet worden overschreden; de Gemeenschap zal daartoe de visserij sluiten wanneer wordt aangenomen dat de quota zijn opgebruikt en de Gemeenschap zal ernaar streven de visserijinspanning (het aantal vaartuigen en zeedagen) te beperken in verhouding tot de quota en de andere wettelijke vangstmogelijkheden, ten einde zo te zorgen voor effectieve surveillance en controle;
k) visserijinspectievaartuigen te blijven stationeren in het gereglementeerde gebied van de NAFO om, voor zover nodig, inspecties uit te voeren in het kader van de internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling van de NAFO;
- de Europese Commissie is voornemens om daartoe, zoals voor 1992, in 1993 voor tien maanden een visserijinspectievaartuig te zenden naar het gereglementeerde gebied van de NAFO;
- als er geen communautair inspectievaartuig in het betrokken gebied is en als zulks uitvoerbaar is voor beide partijen, zal de Europese Commissie visserijinspecteurs aanwijzen om NAFO-inspecties uit te voeren vanaf een Canadees inspectievaartuig;
l) zonder vooruit te lopen op de voor volgende jaren in onderling overleg vast te stellen regeling ook in 1993 eens per kwartaal de surveillance- en inspectieactiviteiten van Canada en de Gemeenschap en de gegevens dienaangaande te bespreken, met inbegrip van de vangstopgaven van hun vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO, ten einde ervoor te zorgen dat de stand van zaken wat betreft de gevangen hoeveelheden van de quota nauwkeurig en tijdig wordt bepaald.
II. Kabeljauw in de sectoren 2J, 3K en 3L
Constaterend dat de Wetenschappelijke Raad van de NAFO sinds 1986 heeft geconcludeerd dat gemiddeld over het gehele jaar genomen 5 % van de totale biomassa van dit bestand zich ophoudt in het gereglementeerde gebied van de NAFO,
a) stellen partijen vast dat Canada de Wetenschappelijke Raad van de NAFO jaarlijks zal verzoeken om een evaluatie van het bestand uit te voeren, met inachtneming van alle relevante wetenschappelijke gegevens, met inbegrip van de conclusies en de bewijzen daarvoor van het Canadese "Atlantic Fisheries Scientific Advisory Committee";
b) constateren partijen dat Canada jaarlijks een totaal toegestane vangst (TAC) zal vaststellen en dat de Visserijcommissie van de NAFO een hoeveelheid zal vaststellen van 5 % van de TAC voor het gereglementeerde gebied van de NAFO en die onder de verdragsluitende partijen zal verdelen overeenkomstig de verdeelsleutel die door haar is vastgesteld en overeenkomstig het NAFO-Verdrag;
c) stemmen partijen ermee in besluiten van de Visserijcommissie van de NAFO over de 5 % van de TAC te steunen, voor zover die besluiten gebaseerd zijn op relevante gegevens of adviezen van de Wetenschappelijke Raad van de NAFO en er overeenstemming is tussen die besluiten en de besluiten van Canada inzake het beheer en de instandhouding.
III. Nemen kennis van het besluit van de Regering van Canada
a) communautaire vissersvaartuigen toe te staan Canadese havens aan te doen en te gebruiken overeenkomstig Canadese wetten, regels en voorwaarden;
b) aan de Gemeenschap vangstmogelijkheden beschikbaar te stellen van soorten waarvoor Canada een overschot boven de eigen behoefte vaststelt en daarbij dezelfde regelingen te volgen als voor vergunningen voor andere buitenlandse vissersvaartuigen in de Canadese visserijzone; daarbij zal rekening worden gehouden met de traditionele belangstelling van de Europese Gemeenschap voor bodemvis (met name roodbaars, witte en zwarte heilbot); en
c) communautaire vaartuigen toe te staan om naast Canadese ondernemingen te participeren in commerciële overeenkomsten in het kader van programma's voor de visserij of de ontwikkeling van de visserij die in overeenstemming zijn met het beleid van de Regering van Canada.
IV. Komen overeen dat
a) de bepalingen van deze Overeenkomst in geen enkel opzicht consequenties hebben voor multilaterale overeenkomsten waarbij Canada en de Gemeenschap of Canada en een Lid-Staat van de Gemeenschap partij zijn, noch voor de standpunten van de partijen met betrekking tot vraagstukken inzake het zeerecht,
b) deze Overeenkomst geen consequenties heeft voor de afbakening van economische zones of visserijzones tussen Canada en Lid-Staten van de Gemeenschap.
c) deze Overeenkomst in werking treedt bij de ondertekening ervan en dan voorrang heeft boven de op 30 december 1981 ondertekende Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van Canada,
d) zij, in geval van moeilijkheden wat betreft de interpretatie of de uitvoering van bovenstaande afspraken en verbintenissen, de andere partij daarvan in kennis zullen stellen met het verzoek om zo spoedig mogelijk bilateraal overleg te houden om een oplossing voor die moeilijkheden te vinden, en dat
e) als, ondanks alle mogelijke inspanningen van beide partijen, geen overeenstemming wordt gevonden over een oplossing, elke partij deze Overeenkomst na zestig dagen nadat de andere partij het onder d) genoemde verzoek om overleg heeft ontvangen, op ieder tijdstip mag beëindigen.
A. Brief van Canada Geachte Heer,
Onder verwijzing naar de heden ondertekende Overeenkomst inzake de betrekkingen op visserijgebied tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap, schrijf ik U over het vast te stellen besluit inzake de wijze waarop de 5 % van de jaarlijkse totaal toegestane vangst (TAC) van kabeljauw uit de sectoren 2J, 3K en 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO, onder de verdragsluitende partijen zal worden verdeeld. Ik heb de eer hierbij te bevestigen dat Canada en de Gemeenschap tijdens de jaarlijkse vergadering van de NAFO in 1993 zullen voorstellen dat de Europese Gemeenschap ²/3 van deze 5 % krijgt.
Ik heb de eer mijn interpretatie te bevestigen dat de Gemeenschap haar vangsten van 2J, 3K en 3L-kabeljauw zal beperken tot het door de NAFO goedgekeurde aandeel in de TAC.
Canada neemt er nota van dat de Raad van de Europese Unie regels voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in behandeling heeft die nieuwe controlemaatregelen alsmede een vergunningenstelsel omvatten voor communautaire vaartuigen die vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO en dat die maatregelen gericht zijn op het beheer van de visserijinspanning (aantal vaartuigen en zeedagen) om ervoor te zorgen dat de vangsten in overeenstemming zijn met de vastgestelde quota en andere wettige vangstmogelijkheden en dat de vergunningen bij overtredingen worden ingetrokken.
Ik heb voorts de eer voor te stellen dat deze brief, die gelijkelijk authentiek is in het Engels en het Frans, en Uw brief van dezelfde datum een integrerend onderdeel vormen van de heden ondertekende Overeenkomst inzake de betrekkingen op visserijgebied tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Voor de Regering van Canada
B. Brief van de Europese Gemeenschap Geachte Heer,
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, welke als volgt luidt:
"Onder verwijzing naar de heden ondertekende Overeenkomst inzake de betrekkingen op visserijgebied tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap, schrijf ik U over het vast te stellen besluit inzake de wijze waarop de 5 % van de jaarlijkse totaal toegestane vangst (TAC) van kabeljauw uit de sectoren 2J, 3K en 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO, onder de verdragsluitende partijen zal worden verdeeld. Ik heb de eer hierbij te bevestigen dat Canada en de Gemeenschap tijdens de jaarlijkse vergadering van de NAFO in 1993 zullen voorstellen dat de Europese Gemeenschap ²/3 van deze 5 % krijgt.
Ik heb de eer mijn interpretatie te bevestigen dat de Gemeenschap haar vangsten van 2J, 3K en 3L-kabeljauw zal beperken tot het door de NAFO goedgekeurde aandeel in de TAC.
Canada neemt er nota van dat de Raad van de Europese Unie regels voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in behandeling heeft die nieuwe controlemaatregelen alsmede een vergunningenstelsel omvatten voor communautaire vaartuigen die vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO en dat die maatregelen gericht zijn op het beheer van de visserijinspanning (aantal vaartuigen en zeedagen) om ervoor te zorgen dat de vangsten in overeenstemming zijn met de vastgestelde quota en andere wettige vangstmogelijkheden en dat de vergunningen bij overtredingen worden ingetrokken.
Ik heb voorts de eer voor te stellen dat deze brief, die gelijkelijk authentiek is in het Engels en het Frans, en Uw brief van dezelfde datum een integrerend onderdeel vormen van de heden ondertekende Overeenkomst inzake de betrekkingen op visserijgebied tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap.".
Ik heb de eer te bevestigen dat de inhoud van Uw brief aanvaardbaar is voor de Gemeenschap en dat Uw brief en deze brief overeenkomstig Uw voorstel een integrerend onderdeel vormen van de heden ondertekende Overeenkomst inzake de betrekkingen op visserijgebied tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap.
Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.
Namens de Raad
van de Europese Unie