Home

94/438/EG: Beschikking van de Commissie van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee, en tot wijziging van Beschikking 93/342/EEG

94/438/EG: Beschikking van de Commissie van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee, en tot wijziging van Beschikking 93/342/EEG

94/438/EG: Beschikking van de Commissie van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee, en tot wijziging van Beschikking 93/342/EEG

Publicatieblad Nr. L 181 van 15/07/1994 blz. 0035 - 0039
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 59 blz. 0069
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 59 blz. 0069


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee, en tot wijziging van Beschikking 93/342/EEG (94/438/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/120/EG (2), en met name op artikel 22, leden 2 en 3,

Gelet op Richtlijn 91/494/EEG van de Raad van 26 juni 1991 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van vers vlees van pluimvee (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/121/EG (4), en met name op artikel 10, leden 2 en 3,

Overwegende dat bij de vaststelling van Beschikking 93/342/EEG van de Commissie (5), waarbij criteria zijn vastgesteld voor de toekenning aan derde landen van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle ( "Newcastle disease") met betrekking tot de invoer van levend pluimvee, broedeieren en vers vlees van pluimvee, rekening is gehouden met de bepalingen die voor de Lid-Staten zijn vastgesteld bij de Richtlijnen 92/40/EEG (6) en 92/66/EEG (7) van de Raad;

Overwegende dat overeenkomstig Richtlijn 93/121/EG bij invoer van vers vlees van pluimvee internationale normen ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle in acht worden genomen;

Overwegende dat bijgevolg voor de toekenning aan derde landen van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle nieuwe criteria moeten worden vastgesteld met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee en dat de werkingssfeer van Beschikking 93/342/EEG tot de invoer van levend pluimvee en broedeieren dient te worden beperkt;

Overwegende dat moet worden bepaald onder welke voorwaarden ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle regionalisering van derde landen mogelijk is;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder

a) "deel van het grondgebied": een deel van een derde land dat voldoende groot is en dat, met inachtneming van de epizooetiologische situatie, geografisch en administratief duidelijk is omschreven;

b) "noodenting": enting die wordt toegepast om de ziekte te bestrijden nadat zich een of meer uitbraken hebben voorgedaan, en die wordt uitgevoerd tegen:

i) aviaire influenza, veroorzaakt door subtypes van virussen waarvan bekend is dat zij sterk pathogeen zijn (momenteel de subtypes H5 en H7);

ii) de ziekte van Newcastle met een entstof op basis van een "master seed" van dat ziektevirus met een hogere pathogeniteit dan lentogene stammen van het virus;

c) "opruimingsbeleid": de toepassing, bij een uitbraak van aviaire influenza of van de ziekte van Newcastle, van de in bijlage C bij Beschikking 93/342/EEG opgenomen maatregelen;

d) "commercieel koppel": elk pluimveekoppel dat bestaat uit ten minste 200 dieren en elk ander pluimveekoppel waarvan vlees in de Gemeenschap kan worden ingevoerd.

Artikel 2

Een derde land wordt als vrij van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle erkend wanneer het ten minste aan de volgende algemene eisen voldoet:

a) het moet op het gebied van de diergezondheid beschikken over een zodanige algemene infrastructuur dat op adequate wijze op de pluimveekoppels toezicht kan worden gehouden;

b) het moet een wetgeving hebben op grond waarvan een aangifteplicht geldt voor alle soorten pluimvee en voor alle in gevangenschap gehouden vogels in gans het land ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle, waarbij de definitie van deze twee ziekten niet minder nauwkeurig mag zijn dan die van "fowl plague" (aviaire influenza) en van de ziekte van Newcastle in de "zoosanitary code" van het OIE (Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten);

c) het moet zich ertoe verbinden een grondig onderzoek in te stellen wanneer besmetting met een van beide ziekten wordt vermoed;

d) het moet monsters van elk virus van aviaire influenza of van elk paramyxovirus dat bij gevallen van vermoedelijke besmetting wordt gevonden, aan een specifiek laboratoriumonderzoek onderwerpen;

e) het moet beschikken over de nodige laboratoriumcapaciteit in eigen officiële laboratoria of afspraken hebben met andere laboratoria op zijn grondgebied, om snel de nodige tests te kunnen verrichten;

f) het moet de Commissie een lijst van deze laboratoria toezenden, samen met een beschrijving van de voor diagnose en voor virustypering van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle gebruikte methoden, en het moet toestaan dat deze laboratoria door deskundigen van de Gemeenschap worden gecontroleerd;

g) van elke eerste uitbraak moet het virusisolaten toezenden aan het communautaire referentielaboratorium in Weybridge (Addlestone, Verenigd Koninkrijk);

h) het moet, binnen 24 uur na bevestiging, bij de Commissie aangifte doen van elke eerste uitbraak in een deel van zijn grondgebied dat tot dan toe vrij was van de ziekte;

i) bij verdere uitbraken in datzelfde deel van zijn grondgebied, moet het bij de Commissie ten minste eenmaal per maand een verslag over de ziektesituatie indienen;

j) wanneer enting tegen aviaire influenza en/of tegen de ziekte van Newcastle niet is verboden, moeten de invoer, de produktie, het testen en de distributie van alle partijen entstof officieel worden gecontroleerd; dat houdt met name registratie in van de entstof, waarvoor de bevoegde autoriteiten zich op een volledig dossier met alle gegevens over doelmatigheid en onschadelijkheid moeten baseren; voor ingevoerde entstoffen mag de bevoegde autoriteit zich baseren op gegevens die zijn gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van het land waar de entstof is geproduceerd, wanneer die controles overeenkomstig internationaal aanvaarde normen zijn uitgevoerd;

k) het moet de Commissie in kennis stellen van de kenmerken van elke virusstam die bij de produktie van entstof tegen aviaire influenza, respectievelijk tegen de ziekte van Newcastle, wordt gebruikt.

Artikel 3

1. Onverminderd de in artikel 2 vastgestelde algemene eisen wordt een derde land als vrij van aviaire influenza erkend indien

a) zich bij pluimvee op zijn grondgebied ten minste in de laatste 36 maanden geen enkele uitbraak van de ziekte heeft voorgedaan, en

b) ten minste in de laatste twaalf maanden niet tegen door subtypes van virussen waarvan bekend is dat zij sterk pathogeen zijn (momenteel de subtypes H5 en H7), veroorzaakte aviaire influenza is geënt.

2. Wanneer in het kader van de ziektebestrijding een opruimingsbeleid wordt toegepast, wordt, onverminderd het bepaalde in lid 1, onder b), de in lid 1, onder a), genoemde periode van 36 maanden verminderd tot

a) zes maanden indien geen noodenting is toegepast,

b) twaalf maanden indien noodenting is toegepast, op voorwaarde dat ten minste twaalf maanden zijn verlopen nadat deze noodenting officieel is beëindigd.

Artikel 4

1. Onverminderd de in artikel 2 vastgestelde algemene eisen wordt een derde land een eerste keer als vrij van de ziekte van Newcastle erkend indien

a) zich op zijn grondgebied ten minste in de laatste 36 maanden geen enkele uitbraak van deze ziekte heeft voorgedaan, en

b) ten minste in de laatste twaalf maanden niet tegen de ziekte van Newcastle is geënt met een entstof op basis van een "master seed" van dat ziektevirus met een hogere pathogeniteit dan lentogene stammen van het virus.

2. Wanneer in het kader van de ziektebestrijding een opruimingsbeleid wordt toegepast, wordt, onverminderd het bepaalde in lid 1, onder b), de in lid 1, onder a), genoemde periode van 36 maanden verminderd tot

a) zes maanden indien geen noodenting is toegepast,

b) twaalf maanden indien noodenting is toegepast, op voorwaarde dat ten minste twaalf maanden zijn verlopen nadat deze noodenting officieel is beëindigd.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a), en lid 2, onder a), wordt een derde land als vrij van de ziekte van Newcastle erkend indien alleen voor commerciële koppels aan de in de leden 1 en 2 vastgestelde eisen wordt voldaan of indien het gebruik wordt toegestaan van entstoffen op basis van een "master seed" van dat ziektevirus met een hogere pathogeniteit dan lentogene stammen van het virus.

In dat geval mag het betrokken derde land vers vlees van pluimvee naar de Gemeenschap zenden indien in het gezondheidscertificaat waarvan het vlees vergezeld gaat, de in de bijlage vervatte bijkomende garanties worden opgenomen.

Artikel 5

Artikel 10, lid 1, van Richtlijn 91/494/EEG en de artikelen 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op delen van het grondgebied die aan de daarin vastgestelde eisen voldoen, op voorwaarde dat afdoende garanties zijn gegeven, ten aanzien van:

- beperkende maatregelen met betrekking tot het verkeer van en naar andere delen van het grondgebied die niet vrij zijn van aviaire influenza, respectievelijk van de ziekte van Newcastle,

- serologische "screening" voor zover dat nodig is,

- eventuele andere maatregelen.

Artikel 6

Beschikking 93/342/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel komt te luiden:

"Beschikking van de Commissie van 12 mei 1993 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van een bepaalde gezondheidsstatus aan derde landen ten aanzien van aviaire influenza en "Newcastle disease" (ziekte van Newcastle) met betrekking tot de invoer van levend pluimvee en broedeieren".

2. Artikel 1, onder f), komt te luiden:

"f) deel van het grondgebied: een deel van een derde land dat voldoende groot is en dat, met inachtneming van de epizooetiologische situatie, geografisch en administratief duidelijk is omschreven.".

3. In artikel 2 komt het bepaalde onder f) tot en met i) te luiden:

"f) het moet de Commissie een lijst van deze laboratoria toezenden, samen met een beschrijving van de voor diagnose en voor virustypering van aviaire influenza en Newcastle disease gebruikte methoden, en het moet toestaan dat deze laboratoria door deskundigen van de Gemeenschap worden gecontroleerd;

g) van elke eerste uitbraak moet het virusisolaten toezenden aan het communautair referentielaboratorium in Weybridge (Addlestone, Verenigd Koninkrijk);

h) het moet, binnen 24 uur na bevestiging, bij de Commissie aangifte doen van elke eerste uitbraak in een deel van zijn grondgebied dat tot dan toe vrij was van de ziekte;

i) bij verdere uitbraken in datzelfde deel van zijn grondgebied, moet het bij de Commissie ten minste eenmaal per maand een verslag over de ziektesituatie indienen;".

4. Artikel 4, lid 3, wordt geschrapt.

5. In artikel 4, lid 4, tweede alinea, worden de woorden "of vers vlees van pluimvee" en de woorden "of bijlage F" geschrapt.

6. Een nieuw artikel 4 bis wordt ingevoegd, luidende:

"Artikel 4 bis

Artikel 22, lid 1, van Richtlijn 90/539/EEG en de artikelen 3 en 4 van de onderhavige beschikking zijn van overeenkomstige toepassing op delen van het grondgebied die aan de daarin vastgestelde eisen voldoen, op voorwaarde dat afdoende garanties zijn gegeven, ten aanzien van:

- beperkende maatregelen met betrekking tot het verkeer van en naar andere delen van het grondgebied die niet vrij zijn van aviaire influenza, respectievelijk van Newcastle disease,

- serologische "screening" voor zover dat nodig is,

- eventuele andere maatregelen.".

7. De bijlagen D en F worden geschrapt.

8. Bijlage E komt te luiden:

"BIJLAGE E

BIJKOMENDE GARANTIES DIE MOETEN WORDEN OPGENOMEN IN HET GEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN LEVEND PLUIMVEE EN BROEDEIEREN UIT DERDE LANDEN WAARVOOR ARTIKEL 4, LID 4, VAN BESCHIKKING 93/342/EEG VAN TOEPASSING IS

Hoewel het gebruik van entstof tegen Newcastle disease die niet aan de in bijlage B, punt 2, bij Beschikking 93/342/EEG vastgestelde specifieke criteria voldoet, in .............................. (8)() niet is verboden, geldt voor

- het levende pluimvee (9)(),

- het fokpluimvee waarvan de broedeieren (9)() / eendagskuikens (9)() afkomstig zijn, hetgeen volgt:

a) het is ten minste in de laatste twaalf maanden niet met een dergelijke entstof geënt, en

b) het komt uit een koppel waarbij in de laatste 14 dagen vóór de verzending of vóór het verzamelen van de broedeieren, op basis van een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste 60 dieren per betrokken koppel, een virusisolatietest op Newcastle disease is uitgevoerd in een officieel laboratorium, waarbij geen aviaire paramyxovirussen met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) van meer dan 0,4 zijn gevonden, en

c) het is in de laatste 60 dagen vóór de verzending of vóór het verzamelen van de broedeieren niet in contact geweest met pluimvee dat niet aan de onder a), respectievelijk onder b), genoemde garantie voldoet, en

d) het is in de onder b) genoemde periode van 14 dagen op het bedrijf van herkomst onder officieel toezicht geïsoleerd,

en

wanneer het gaat om uitvoer van eendagskuikens, zijn de broedeieren waarvan zij afkomstig zijn, in de broederij of tijdens het vervoer niet in contact geweest met eieren of pluimvee die niet aan bovenstaande garanties voldoen.

".

Artikel 7

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juli 1994.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 7 juni 1994.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 303 van 31. 10. 1990, blz. 6.

(2) PB nr. L 340 van 31. 12. 1993, blz. 35.

(3) PB nr. L 268 van 24. 9. 1991, blz. 35.

(4) PB nr. L 340 van 31. 12. 1993, blz. 39.

(5) PB nr. L 137 van 8. 6. 1993, blz. 24.

(6) PB nr. L 167 van 22. 6. 1992, blz. 1.

(7) PB nr. L 260 van 5. 9. 1992, blz. 1.

(8)() Naam van het land van herkomst.

(9)() Doorhalen wat niet van toepassing is.

BIJLAGE

BIJKOMENDE GARANTIES DIE MOETEN WORDEN OPGENOMEN IN HET GEZONDHEIDSCERTIFICAAT VOOR DE INVOER IN DE GEMEENSCHAP VAN VERS VLEES VAN PLUIMVEE UIT DERDE LANDEN WAARVOOR ARTIKEL 4, LID 3, VAN BESCHIKKING 94/438/EG VAN TOEPASSING IS Het commerciële slachtpluimveekoppel waarvan het vlees afkomstig is,

a) is niet geënt met een entstof tegen Newcastle disease die is aangemaakt op basis van een "master seed" van het Newcastle-disease-virus met een hogere pathogeniteit dan lentogene stammen van het virus, en

b) heeft bij het slachten, op basis van een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste 60 dieren per betrokken koppel, een virusisolatietest op Newcastle disease ondergaan die is uitgevoerd in een officieel laboratorium en waarbij geen aviaire paramyxovirussen met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) van meer dan 0,4 zijn gevonden, en

c) is in de laatste 30 dagen vóór het slachten niet in contact geweest met pluimvee dat niet aan de onder a) en b) genoemde garanties voldoet.