Home

Richtlijn 94/14/EG van de Commissie van 29 maart 1994 tot wijziging van Zevende Richtlijn 76/372/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders

Richtlijn 94/14/EG van de Commissie van 29 maart 1994 tot wijziging van Zevende Richtlijn 76/372/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders

Richtlijn 94/14/EG van de Commissie van 29 maart 1994 tot wijziging van Zevende Richtlijn 76/372/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders

Publicatieblad Nr. L 094 van 13/04/1994 blz. 0030 - 0031


RICHTLIJN 94/14/EG VAN DE COMMISSIE van 29 maart 1994 tot wijziging van Zevende Richtlijn 76/372/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/373/EEG van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (2), en met name op artikel 2,

Overwegende dat in Zevende Richtlijn 76/372/EEG van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/95/EEG (4), de methoden zijn vastgesteld voor de bepaling van aflatoxine B1;

Overwegende dat de momenteel gebruikte bepalingsmethode nog op een aantal punten moet worden aangepast ten einde duidelijk aan te geven welke werkwijze moet worden gevolgd bij de monsterbereiding en welke regels moeten worden gevolgd voor het weergeven van de resultaten;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 76/372/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn aan de bepalingen daarvan te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 29 maart 1994.

Voor de Commissie

René STEICHEN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 170 van 3. 8. 1970, blz. 2.

(2) PB nr. L 362 van 31. 12. 1985, blz. 8.

(3) PB nr. L 102 van 15. 4. 1976, blz. 8.

(4) PB nr. L 327 van 13. 11. 1992, blz. 54.

BIJLAGE

Deel C in de bijlage bij Richtlijn 76/372/EEG wordt vervangen door de volgende tekst:

"C. Opmerkingen in verband met de methoden A en B

1. Ontvetten

Monsters met een vetgehalte van meer dan 5 % moeten met petroleumether (kookpunt 40-60 °C) worden ontvet nadat zij op de in punt 5.1 aangegeven wijze zijn bereid. In dergelijke gevallen moeten de analyseresultaten worden uitgedrukt op basis van het gewicht van het niet-ontvette monster.

2. Reproduceerbaarheid van de resultaten voor methode A

De reproduceerbaarheid van de resultaten, zijnde de variatie tussen de resultaten van twee of meer laboratoria op hetzelfde monster, werd vastgesteld op:

± 50 % van gemiddelde waarde in aflatoxine B1 bij gemiddelde waarden van 10 tot en met 20mg/kg;

± 10 mg/kg van de gemiddelde waarde bij gemiddelde waarden hoger dan 20 en tot en met 50 mg/kg;

± 20 % van de gemiddelde waarde bij gemiddelde waarden van meer dan 50 mg/kg.".