VERORDENING (EG) Nr. 656/94 VAN DE COMMISSIE van 24 maart 1994 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het tweede kwartaal van 1994 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80
VERORDENING (EG) Nr. 656/94 VAN DE COMMISSIE van 24 maart 1994 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het tweede kwartaal van 1994 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80
VERORDENING (EG) Nr. 656/94 VAN DE COMMISSIE van 24 maart 1994 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het tweede kwartaal van 1994 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80
Publicatieblad Nr. L 082 van 25/03/1994 blz. 0017 - 0019
VERORDENING (EG) Nr. 656/94 VAN DE COMMISSIE van 24 maart 1994 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het tweede kwartaal van 1994 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3611/93 (2), en met name op artikel 13, lid 4, artikel 15, lid 2, en artikel 25,
Overwegende dat de Raad in het kader van de invoerregeling voor jonge mannelijke mestrunderen een op ramingen berustende balans van 198 000 stuks voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1994 heeft gemaakt; dat krachtens artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 het aantal dat per kwartaal mag worden ingevoerd en het percentage waarmee de heffing bij invoer van deze dieren wordt verminderd, moeten worden vastgesteld;
Overwegende dat de wijze waarop deze bijzondere regeling moet worden toegepast, is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 612/77 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1121/87 (4), en bij Verordening (EEG) nr. 2377/80 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2867/93 (6);
Overwegende dat het noodzakelijk is gebleken rekening te houden met de behoeften van bepaalde gebieden in de Gemeenschap die een zeer groot tekort hebben aan mestrunderen; dat een dergelijk tekort zich in Italië en in Griekenland voordoet, waar de behoeften voor het tweede kwartaal van 1994 op 42 120 respectievelijk 6 435 dieren kunnen worden geraamd;
Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3534/92 (8), de handel tussen de Europese Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro verboden is; dat deze republieken derhalve van de hierna volgende regeling moeten worden uitgesloten;
Overwegende dat de behoefte aan jonge mestrunderen een reden is om in het tweede kwartaal van 1994 voor runderen met een gewicht van 160 tot 300 kg die van oorsprong en van herkomst zijn uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, Roemenië, Slovenië of Bulgarije de heffing met een hoger percentage te verlagen;
Overwegende dat voor Italië en Griekenland de beschikbare hoeveelheid moet worden verdeeld in telkens twee tranches; dat een tranche, overeenkomend met 80 % van de totale hoeveelheid, moet worden gereserveerd voor de traditionele importeurs; dat de andere tranche, overeenkomend met 20 %, moet worden gereserveerd voor marktdeelnemers die een activiteit op het gebied van de handel in levende dieren met derde landen hebben uitgeoefend, ten einde voor deze marktdeelnemers geleidelijk de mogelijkheden te verruimen om van de betrokken invoerregeling gebruik te maken; dat ter wille van een goed beheer van het aan laatstgenoemde marktdeelnemers toegewezen gedeelte, moet worden afgeweken van artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80;
Overwegende dat, om de toewijzing van de beschikbare aantallen te vergemakkelijken, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 moet worden afgeweken; dat voor de traditionele importeurs de beschikbare aantallen rechtstreeks in verhouding tot de in de afgelopen drie jaar ingevoerde aantallen moeten worden toegewezen; dat, wat de voor de tranche van 20 % in aanmerking komende marktdeelnemers betreft, de beschikbare aantallen rechtstreeks in verhouding tot de gevraagde aantallen moeten worden toegewezen;
Overwegende dat, om voor de laatstgenoemde marktdeelnemers een ruimere spreiding van de beschikbare aantallen mogelijk te maken, het maximumaantal stuks waarop iedere aanvraag voor een invoercertificaat betrekking kan hebben, echter moet worden beperkt; dat het om economische redenen nodig is een minimumaantal stuks per aanvraag niettemin vast te stellen;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 1994 wordt het in artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde maximumaantal op 48 555 jonge mannelijke mestrunderen gesteld, waarvan:
a) 6 315 stuks met een levend gewicht van ten hoogste 300 kg, waarvoor de heffing met 65 % wordt verlaagd, en
b) 42 240 stuks met een levend gewicht van 160 tot 300 kg, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, Roemenië, Slovenië of Bulgarije, waarvoor de heffing met 75 % wordt verlaagd.
2. De in lid 1 bedoelde verlagingen zijn van toepassing op de heffing die geldt op de datum van aanvaarding van de aanvraag om de produkten in het vrije verkeer te brengen.
3. De in lid 1 genoemde aantallen worden als volgt verdeeld:
""" ID="1">5 480> ID="2">835"> ID="1">36 640> ID="2">5 600">
4. De certificaataanvraag en het certificaat hebben in afwijking van artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 betrekking op:
- hetzij jonge runderen met een gewicht tot 300 kg,
- hetzij jonge runderen met een gewicht van 160 tot 300 kg, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, Roemenië, Slovenië of Bulgarije.
In het laatste geval moet op de certificaataanvraag en op het certificaat in de vakken 7 en 8 een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
- Hungría y/o Polonia y/o República Checa y/o República Eslovaca y/o Rumania y/o Eslovenia y/o Bulgaria,
- Ungarn og/eller Polen og/eller Den Tjekkiske Republik og/eller Den Slovakiske Republik og/eller Rumaenien og/eller Slovenien og/eller Bulgarien,
- Ungarn und/oder Polen und/oder Tschechische Republik und/oder Slowakische Republik und/oder Rumaenien und/oder Slowenien und/oder Bulgarien,
- Oyngaria i/kai Polonia i/kai Tsechiki Dimokratia i/kai Slovakiki Dimokratia i/kai Roymania i/kai Voylgaria,
- Hungary and/or Poland and/or Czech Republic and/or Slovak Republic and/or Romania and/or Slovenia and/or Bulgaria,
- Hongrie et/ou Pologne et/ou République tchèque et/ou République slovaque et/ou Roumanie et/ou Slovénie et/ou Bulgarie,
- Ungheria e/o Pologna e/o Repubblica ceca e/o Repubblica slovacca e/o Romania e/o Slovenia e/o Bulgaria,
- Hongarije en/of Polen en/of Tsjechische Republiek en/of Slowaakse Republiek en/of Roemenië en/of Slovenië en/of Bulgarije,
- Hungria e/ou Polónia e/ou República Checa e/ou República Eslovaca e/ou Roménia e/ou Eslovénia e/ou Bulgaria.
Het certificaat houdt de verplichting in tot invoer uit een of meer van de aangegeven landen.
5. Met het in lid 4, eerste alinea, eerste streepje, bedoelde certificaat mogen geen dieren van oorsprong uit de Republieken Servië en Montenegro worden ingevoerd.
6. De gewichtscategorieën en, in het in lid 4, eerste alinea, tweede streepje, bedoelde geval, de oorsprong van de produkten worden door de Lid-Staten gespecificeerd in de in artikel 15, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 bedoelde mededeling.
7. Voor de aan Italië en aan Griekenland toegewezen hoeveelheden kunnen voor iedere categorie, in afwijking van artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 15, lid 6, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80:
a) invoercertificaten overeenkomend met in totaal 80 % van de vorenbedoelde hoeveelheden rechtstreeks worden afgegeven aan importeurs die het bewijs leveren dat zij in de laatste drie kalenderjaren dieren die voor de betrokken regeling in aanmerking komen, hebben ingevoerd. De verdeling geschiedt naar verhouding van de hoeveelheden die die aanvragers in de betrokken periode van drie jaar hebben ingevoerd;
b) invoercertificaten overeenkomend met in totaal de resterende 20 % rechtstreeks worden afgegeven aan de in een Lid-Staat in een openbaar register geregistreerde marktdeelnemers die kunnen bewijzen dat zij in 1993 ten minste 50 levende dieren van GN-code 0102 90 hebben uitgevoerd en/of ingevoerd, waarbij geen rekening wordt gehouden met dieren die zijn ingevoerd in het kader van de volgende verordeningen van de Commissie:
- (EEG) nr. 2753/92 (9),
- (EEG) nr. 3806/92 (10),
- (EEG) nr. 733/93 (11),
- (EEG) nr. 1622/93 (12) en
- (EEG) nr. 2657/93 (13).
De invoercertificaataanvraag moet worden ingediend in Italië of in Griekenland.
8. Het in lid 7 bedoelde bewijs wordt geleverd met het douanedocument waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht of met het uitvoerdocument.
Artikel 2
1. Voor de in artikel 1, lid 7, onder b), bestemde hoeveelheden
- moet de aanvraag voor het invoercertificaat betrekking hebben op een aantal van 50 stuks of meer, en
- mag geen aanvraag voor een invoercertificaat worden ingediend voor een aantal dat hoger is dan 10 % van het beschikbare aantal, behoudens wanneer die 10 % neerkomt op een aantal van minder dan 50 stuks; in dit geval bedraagt het maximumaantal dus 50 stuks.
2. Wanneer in een aanvraag voor een invoercertificaat het in deze verordening bedoelde aantal wordt overschreden, wordt voor die aanvraag slechts het als grens voorgeschreven aantal in aanmerking genomen.
3. De verdeling geschiedt naar verhouding van de door de in aanmerking komende marktdeelnemers aangevraagde aantallen. Wanneer als gevolg van de aangevraagde aantallen de verhoudingsgewijze verlaging tot een aantal van minder dan 20 stuks per certificaat leidt, wijzen de Lid-Staten door loting certificaten voor een aantal van 20 stuks toe.
Artikel 3
In afwijking van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie (14) wordt voor de invoer boven de op het invoercertificaat aangegeven aantallen de volledige heffing geïnd.
Artikel 4
In afwijking van artikel 9, lid 1, onder e) en f), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 worden de daarin voorkomende termen "220 kg" en "JOEGOSLAVIË en/of POLEN en/of HONGARIJE" gelezen als, respectievelijk, "160 kg" en "HONGARIJE en/of POLEN en/of de TSJECHISCHE REPUBLIEK en/of de SLOWAAKSE REPUBLIEK en/of ROEMENIË en/of SLOVENIË en/of BULGARIJE".
Artikel 5
Voor artikel 15, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 worden de aanvragen van een zelfde aanvrager die op dezelfde gewichtscategorie en dezelfde verlaging van de heffing betrekking hebben, samen als één enkele aanvraag beschouwd.
Artikel 6
De garantie met betrekking tot het invoercertificaat wordt neergelegd op het ogenblik van afgifte van het betreffende certificaat.
Artikel 7
Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde autoriteiten die de invoercertificaten hebben afgegeven, van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren in kennis. De bevoegde autoriteiten delen deze gegevens aan het begin van elke maand aan de Commissie mede.
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 1994.
Voor de Commissie
René STEICHEN
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24.
(2) PB nr. L 328 van 29. 12. 1993, blz. 7.
(3) PB nr. L 77 van 25. 3. 1977, blz. 18.
(4) PB nr. L 109 van 24. 4. 1987, blz. 12.
(5) PB nr. L 241 van 13. 9. 1980, blz. 5.
(6) PB nr. L 262 van 21. 10. 1993, blz. 26.
(7) PB nr. L 151 van 3. 6. 1992, blz. 4.
(8) PB nr. L 358 van 8. 12. 1992, blz. 16.
(9) PB nr. L 279 van 23. 9. 1992, blz. 19.
(10) PB nr. L 384 van 30. 12. 1992, blz. 30.
(11) PB nr. L 75 van 30. 3. 1993, blz. 11.
(12) PB nr. L 155 van 26. 6. 1993, blz. 44.
(13) PB nr. L 244 van 30. 9. 1993, blz. 5.
(14) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.