Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden
Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden
VERORDENING (EG) Nr. 1734/94 VAN DE RAAD van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (1),
Overwegende dat er, gezien de grotere behoeften die in de gebieden op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook - hierna "bezette gebieden" genoemd - zullen ontstaan als gevolg van de recente ontwikkeling van het vredesproces in het Midden-Oosten, nieuwe maatregelen dienen te worden getroffen via een gerichte financiële en technische samenwerking, teneinde een duurzame economische en sociale ontwikkeling van deze gebieden mogelijk te maken, rekening houdend met de door de Gemeenschap, die reeds een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd tot de steunverlening aan de Palestijnse bevolking, opgedane ervaring;
Overwegende dat daartoe een programma van vijf jaar (1994-1998) dient te worden uitgestippeld en dat het voor de uitvoering van dit programma dienstig is steunmaatregelen te treffen, die met begrotingsmiddelen van de Gemeenschap moeten worden gefinancierd, in de vorm van giften;
Overwegende dat de methoden en de voorschriften voor het beheer van de samenwerking met betrekking tot de met begrotingsmiddelen gefinancierde maatregelen dienen te worden vastgesteld,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De Gemeenschap gaat over tot financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden, teneinde in het kader van een vijfjarenprogramma (1994-1998) tot de economische en sociale ontwikkeling van deze gebieden bij te dragen.
Artikel 2
1. De krachtens het in artikel 1 bedoelde programma uit te voeren projecten en maatregelen hebben bij voorrang betrekking op de volgende terreinen: infrastructuurvoorzieningen, produktie, stads- en plattelandsontwikkeling, onderwijs, gezondheidszorg, milieubescherming, diensten, buitenlandse handel, oprichting en versterking van de instellingen nodig voor een goede werking van het overheidsapparaat en voor de bevordering van de democratie en de rechten van de mens.
2. De steunmaatregelen van de Gemeenschap kunnen ten goede komen aan investeringsprojecten, uitvoerbaarheidsstudies, technische bijstandsmaatregelen en opleidingsacties.
3. De door de Gemeenschap voor de in deze verordening bedoelde projecten en maatregelen toegekende financieringen nemen de vorm aan van giften.
4. Met het oog op samenhang tussen de ontwikkelingsmaatregelen en verbetering van de complementariteit wisselen de Lid-Staten, de Commissie en de Europese Investeringsbank, hierna "de Bank" te noemen, alle nuttige gegevens uit over de financiële steun die ze wensen toe te kennen.
In het kader van deze uitwisseling van informatie wordt gezocht naar mogelijkheden voor cofinanciering.
5. De Lid-Staten, de Commissie en de Bank delen elkaar voorts in het kader van het in artikel 6 bedoelde comité de gegevens mede waarover zij beschikken in verband met de overige bilaterale en multilaterale bijstand voor de bezette gebieden.
6. De Commissie en de Bank stellen de Lid-Staten ten minste eenmaal per jaar in kennis van de inlichtingen die zij van de in aanmerking komende landen ontvangen over reeds bekende sectoren en projecten waaraan uit hoofde van deze verordening steun kan worden verleend.
Artikel 3
De in de onderhavige verordening bedoelde steun kan worden verleend in combinatie met financieringen uit de eigen middelen van de Bank en bij wijze van cofinanciering met de Lid-Staten, derde landen in de betrokken regio, multilaterale instanties of de bezette gebieden zelf. Voor zover enigszins mogelijk, moet het communautaire karakter van deze steun bewaard blijven.
Artikel 4
1. De financieringsbesluiten met betrekking tot de in de onderhavige verordening bedoelde projecten en maatregelen worden volgens de in artikel 5 bedoelde procedure vastgesteld.
2. De financieringsbesluiten met betrekking tot algemene kredieten voor technische samenwerkings-, opleidings- en handelsbevorderingsmaatregelen worden volgens de in artikel 5 voorgeschreven procedure vastgesteld.
De Commissie stelt het in het genoemde artikel bedoelde comité regelmatig in kennis van het gebruik dat er van deze algemene kredieten werd gemaakt.
3. De besluiten tot wijziging van de volgens de procedure van artikel 5 genomen besluiten worden door de Commissie vastgesteld, wanneer zij noch aanzienlijke wijzigingen, noch een extra bedrag dat hoger is dan 20 % van het oorspronkelijk uitgetrokken bedrag inhouden.
Artikel 5
1. De Commissie wordt in haar taak bijgestaan door het bij artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen (2) ingestelde Comité MED.
2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van te treffen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit project binnen een termijn die de voorzitter, al naar gelang van de dringendheid van het betreffende vraagstuk, kan vaststellen. Dat advies wordt uitgebracht met de meerderheid zoals bepaald in artikel 148, lid 2, van het Verdrag voor de goedkeuring van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet nemen. Bij de stemmingen binnen het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen met de in bovenvermeld artikel bepaalde wegingsfactor. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast, wanneer deze in overeenstemming zijn met het advies van het comité.
b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien er geen advies is uitgebracht, legt de Commissie de Raad onverwijld een voorstel van de te treffen maatregelen voor. De Raad beslist dan met gekwalificeerde meerderheid.
Indien de Raad na de verstrijking van een termijn van drie maanden nadat het voorstel hem is voorgelegd nog geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.
Artikel 6
1. De Commissie gaat na wat de stand van zaken is in verband met de samenwerking krachtens de onderhavige verordening en stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan eenmaal per jaar in kennis.
2. De Commissie gaat tot een evaluatie van de voornaamste voltooide projecten over, ten einde vast te stellen of de bij de bestudering van deze projecten omschreven doelstellingen zijn bereikt en om daaruit af te leiden volgens welke richtsnoeren de toekomstige hulpactiviteiten efficiënter kunnen worden gemaakt. Deze evaluatieverslagen worden aan de Lid-Staten en aan het Europees Parlement toegezonden.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 11 juli 1994.
Voor de Raad
De Voorzitter
Th. WAIGEL
(1) Advies van het Europees Parlement van 11 februari 1994 (PB nr. C 61 van 28. 2. 1994). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 maart 1994 (PB nr. C 137 van 19. 5. 1994, blz. 85) en besluit van het Europees Parlement van 4 mei 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
(2) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 1.